direct naar inhoud van Regels
Plan: Recreatieve voorzieningen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0096.BP01217-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Recreatieve voorzieningen met identificatienummer NL.IMRO.0096.BP01217-VA01 van de gemeente Vlieland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan- of uitbouw:

een aan een (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;

1.7 afgraven en ophogen van de bodem:

het verrichten van handelingen, waardoor de hoogteligging van een terrein of de bodem van een water (al dan niet tijdelijk) wordt verlaagd. Hieronder wordt niet begrepen:

  • a. de werkzaamheden, die in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering worden verricht zoals (diep)ploegen en frezen;
  • b. het maken van ondiepe (circa 1 meter) en weder te dichten sleuven en gaten voor het leggen van buizen, drainagebuizen en kabels;
  • c. het reguliere onderhoud aan watergangen (baggerwerkzaamheden);
1.8 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingsgrens:

de op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan;

1.11 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.12 bedrijfswoning:

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk bedoeld voor een persoon (personen) van wie de huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.13 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.17 bijgebouw

een gebouw, dat zowel ruimtelijk,architectonisch als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

1.18 Bouwbesluit:

het Bouwbesluit, zoals dat luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten;

1.24 demontabele constructie:

een constructie die erop gericht is dat het bouwwerk in onderdelen binnen een korte periode kan worden afgebroken en (weer) worden opgebouwd;

1.25 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.26 extensieve dagrecreatie:

vormen van recreatief (mede)gebruik in een gebied, waarbij de recreatie geen specifiek beslag leg op de ruimte, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie;

1.27 grijs-water

een verzamelnaam voor licht verontreinigd afvalwater dat afkomstig is van huishoudelijke handelingen;

1.28 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.29 horecabedrijf en/of instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etens waren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.30 kampeerterrein:

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.31 kelder

een geheel ondergronds gelegen ruimte, die is gesitueerd onder een bovengronds hoofdgebouw, waarvan de bovenkant van de vloer zich onder peil bevindt;

1.32 Keur:

wettelijke regels, opgesteld door het waterschap, waarin regels zijn opgenomen voor het bouwen en het gebruik van de gronden die aan een waterloop of (binnen een) waterkering zijn gelegen;

1.33 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.34 landschappelijke waarde:

waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin;

1.35 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna;

1.36 natuurwetenschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.37 normaal onderhoud

het onderhoud dat, gelet op de aard van de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en/of gebruik van de gronden en/of gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.38 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.39 permanente bewoning:

het permanent wonen en zijn hoofdverblijf hebben, zoals bedoeld in de Wet Basisregistratie Personen, hetgeen blijkt uit zowel een inschrijving in het bevolkingsregister als het daadwerkelijke gebruik van de woning;

1.40 (dag)recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.41 recreatief nachtverblijf:

recreatie in ruimten welke zijn bestemd op opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, kampeerhuisje, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.42 recreatieverblijf:

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.43 restaurant:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.44 skatebaan

een locatie met een speciaal daarvoor ingerichte installatie waar men met skateboards, skates en BMXfietsen gebruik van kan maken;

1.45 strandrecreatie:

de beleving en het gebruik van het strand waaronder wordt begrepen de natuurbeleving, het baden, het zonnen, het bouwen van zandkastelen, het uitoefenen van diverse sporten en spelen, het wandelen, het vissen, het ontsteken van kampvuren, het beleven van zonsondergangen, het vinden van rust en weidsheid, en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten;

1.46 Staat van Horeca-activiteiten:

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt;

1.47 tent:

een in hoofdzaak van textiel of andere daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en/of nachtverblijf, dat gemakkelijk is op te bouwen of af te breken en in te pakken;

1.48 tenthuisje:

elk seizoenwoonverblijf van lichte constructie met minimaal 1 zijwand en een dak van tentdoek, dat geschikt is om periodiek gedemonteerd te worden en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.49 terras:

een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid en/of verstrekt;

1.50 Wro:

de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijden van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.51 zomerseizoen:

het zomerseizoen betreft de periode van 1 april tot 1 oktober;

1.52 zomerhuis:

een gebouw dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.2 de bouwhoogte / de nokhoogte van een bouwwerk:

het verschil tussen het hoogste punt / de nok van een bouwwerk tot een zich loodrecht daaronder bevindend punt in het maaiveld *);

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

het verschil tussen de goot cq. druiplijn, het boeiboord of vergelijkbare constructie van een bouwwerk tot een zich loodrecht daaronder bevindend punt in het maaiveld *);

2.6 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane vloerconstructie, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen (de buitenste verticale projectie van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren), bovengrondse onderdelen vanaf 1,00 meter boven peil meegerekend;

2.9 de diepte van een bouwwerk

vanaf het maaiveld *) tot aan het diepste punt van het bouwwerk, de funcering niet meegerekend;

2.10 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.BP01217-VA01_0011.png"

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bossen;

waarbij het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur-, cultuurhistorische en landschappelijke waarden wordt nagestreefd en in beperkte mate voor:

  • b. bosbouw / houtteelt;
  • c. het dagrecreatief en educatief medegebruik;
  • d. infrastructurele voorzieningen met inbegrip van voet-, fiets- en ruiterpaden;
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden;

met de daarbij behorende:

  • f. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen géén gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming waaronder in ieder geval wordt verstaan:

  • a. het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. het gebruik van de gronden voor exploratie-, exploitatieboringen en/of seismologisch onderzoek;
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van bebossing en beplanting;
  • b. het aanplanten van bomen ten behoeve van de bosbouw of houtteelt;
  • c. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
  • d. het aanleggen, verharden en/of verbreden van wegen en paden;
  • e. het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van het dagrecreatieve en educatieve medegebruik;
  • f. het aanleggen en/of verwijderen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie-, en telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • g. het ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur en de bodemopbouw ten behoeve van natuurontwikkeling.
3.4.2 Voorwaarde

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien:

  • a. er rekening wordt gehouden met de verkeers- en sociale veiligheid van de gronden;
  • b. er rekening wordt gehouden met de milieusituatie van omliggende gronden;
  • c. er rekening wordt gehouden met de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • d. er rekening wordt gehouden met de landschappelijke-, natuurlijke- en cultuurhistorische waarden van de gronden.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke en de landschappelijke waarden;
  • b. de bescherming van de instandhoudingsdoelstellingen van de gebieden, die zijn aangewezen op basis van :
    • 1. de Vogelrichtlijn inzake het behoud van de vogelstand;
    • 2. de Habitatrichtlijn, inzake de instandhouding van de natuurlijke habitat en de wilde flora en fauna;

en in beperkte mate voor:

  • c. dagrecreatief en educatief medegebruik;
  • d. infrastructurele voorzieningen met inbegrip van voet-, fiets- en ruiterpaden;
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden;

met (de) daarbijbehorend(e):

  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen géén gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 5 meter mag bedragen.

4.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van de bebouwing;
  • b. de afmeting van de bebouwing;

ten behoeve van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • de sociale veiligheid;
  • externe veiligheid.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming waaronder in ieder geval wordt verstaan:

  • a. het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan de tijdelijke plaatsing ten behoeve van schietoefeningen;
  • c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens deze bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. het gebruik van de gronden voor exploratie-, exploitatieboringen en/of seismologisch onderzoek;
  • e. het ontgronden, afgraven en/of egaliseren van duinen;
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het planten en/of verwijderen van bebossing en beplanting;
  • b. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
  • c. het dempen, graven, verdiepen en verbreden van sloten, watergangen en andere waterpartijen;
  • d. het verharden en/of verbreden van wegen en paden;
  • e. het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van het dagrecreatieve en/of educatieve medegebruik;
  • f. het aanleggen en/of verwijderen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie-, en telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • g. het ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur en de bodemopbouw ten behoeve van natuurontwikkeling.
4.5.2 Uitzondering

Het in lid 4.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
4.5.3 Voorwaarde

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien:

  • a. er rekening wordt gehouden met de verkeers- en socialeveiligheid van de gronden;
  • b. er rekening wordt gehouden met de milieusituatie van omliggende gronden;
  • c. er rekening wordt gehouden met de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • d. er rekening wordt gehouden met de landschappelijke-, natuurlijke- en cultuurhistorische waarden van het buitengebied.

Artikel 5 Recreatie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. standplaatsen voor tenten en tenthuizen, waarbij het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschappelijke waarden wordt nagestreefd;
  • b. gebouwen ten dienste van het kampeerterrein ten behoeve van:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van recreatie - kampwinkel´ ten behoeve van detailhandel in de vorm van een supermarkt;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van recreatie - multifunctioneel gebouw´ voor horecadoeleinden, dienstverlening, recreatie, en sociaal-culturele doeleinden (De Bolder);
    • 3. ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van recreatie - personeelsverblijven´ voor personeelsverblijven;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van recreatie - toiletgebouw´ voor gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van recreatie - onderhoud en beheer´ voor gebouwen ten behoeve van het onderhoud en beheer van het terrein;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;
  • c. bijbehorende bouwwerken;

met de daarbij behorende:

  • d. sport- en speelterreinen;
  • e. erven en terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. voet- en fietspaden;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Tenthuizen

Voor het bouwen van de in lid 5.1 sub a genoemde gebouwen (tenthuizen) gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van de tenthuizen mag niet meer dan 30 m² bedragen (exclusief de oppervlakte (max 10 m²) van een eventuele luifel);
  • b. de nokhoogte niet meer dan 2.60 meter mag bedragen gerekend vanaf de fundering van het tenthuisje;
  • c. de dakhelling moet minimaal 15o en mag maximaal 30o bedragen;
  • d. ondergronds bouwen is niet toegestaan;
5.2.2 Kampwinkel

Voor het bouwen van de in lid 5.1 sub b onder 1 genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van recreatie - kampwinkel';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en opslag mag niet meer dan 900m² bedragen;
  • c. de hoogte mag niet meer dan 5 meter bedragen;
5.2.3 Gebouwen ten behoeve van horecadoeleinden, dienstverlening, recreatie en sociaal-culturele doeleinden (De Bolder)

Voor het bouwen van de in lid 5.1 sub b onder 2 genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van recreatie - multifunctioneel gebouw´;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer dan 1800m² bedragen;
  • c. de hoogte mag niet meer dan 8.5 meter bedragen;
5.2.4 Personeelsverblijven

Voor het bouwen van de in lid 5.1 sub b onder 3 genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van recreatie - personeelsverblijven';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten behoeve van personeelshuisvesting mag niet meer dan 800 m² bedragen;
  • c. de hoogte van het gebouw mag niet meer dan 5 meter bedragen;
5.2.5 Gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen

Voor het bouwen van de in lid 5.1 sub b onder 4 genoemde gebouwen gelden de volgende regels;

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van recreatie - toiletgebouw';
  • b. het maximale aantal gebouwen mag niet meer dan 8 bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 1675 m² bedragen;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  • e. de dakhelling van een gebouw mag niet meer dan 45o bedragen.
5.2.6 Gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer

Voor het bouwen van de in lid 5.1 sub b onder 5 genoemde gebouwen gelden de volgende regels;

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van recreatie - onderhoud en beheer';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 700 m² bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  • d. de dakhelling van een gebouw mag niet meer dan 45o bedragen.
5.2.7 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de in lid 5.1 sub b onder 6 genoemde bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 125 m² bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 3,50 meter bedragen;
  • d. de dakhelling mag niet meer dan 45o bedragen;
  • e. de hoogte mag niet meer dan 8,50 meter bedragen.
5.2.8 Aan-, uit- en/of bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan-, uit- en/of bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het maximale aantal aan-, uit- en/of bijgebouwen mag ten hoogte 2 bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uit- en/of bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 30 m²;
  • c. de goothoogte van de aan-, uit- en/of bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de dakhelling van de aan-, uit- en/of bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 60o.
5.2.9 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de hoogte daarvan mag niet meer dan 5 meter bedragen.

5.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van de bebouwing;
  • b. de afmeting van de bebouwing;

ten behoeve van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • de sociale veiligheid;
  • externe veiligheid.
5.4 Afwijken van de bouwregels

  • a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.8 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning wordt vergroot tot maximaal 60 m² mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de:
    • 1. verkeersveiligheid;
    • 2. sociale veiligheid;
    • 3. milieusituatie;
    • 4. gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 5. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

  • b. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.8 en toestaan dat de dakhelling van een aan- en uitbouw of een bijgebouw wordt verhoogd tot 80o mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de:
    • 1. verkeersveiligheid;
    • 2. sociale veiligheid;
    • 3. milieusituatie;
    • 4. gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 5. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
5.5 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming waaronder in ieder geval wordt verstaan:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning;
  • b. het storten van puin en afvalstoffen;
  • c. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • d. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens deze bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van beplanting;
  • b. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde de terreinontsluiting, met een oppervlakte van meer dan 10m².
5.6.2 Opslag tenthuizen

De winteropslag van de tenthuizen dient plaats te vinden op de bestaande fundering. Hierbij mag de opslag maximaal 45 centimeter boven de fundering uitsteken en dient het geheel voorzien te worden van een groene afdekking door middel van folie, doek of daarmee vergelijkbaar materiaal.

5.6.3 Uitzondering op verbod

Het in lid 5.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
5.6.4 Voorwaarde

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien:

  • a. er rekening wordt gehouden met de verkeers- en sociale veiligheid van de gronden;
  • b. er rekening wordt gehouden met de milieusituatie van omliggende gronden;
  • c. er rekening wordt gehouden met de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • d. er rekening wordt gehouden met de landschappelijke-, natuurlijke- en cultuurhistorische waarden van het buitengebied.

 

Artikel 6 Sport

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport- en speelterreinen waarbij tevens de instandhouding van de aan de nabijgelegen gronden toegekende natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden wordt nagestreefd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'Sportveld' een sportveld dat eveneens gebruikt mag worden voor evenementen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'Tennisbaan' maximaal twee tennisbanen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'Zwembad' een overdekt zwembad en sporthal;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - skatebaan' een skatebaan;
  • f. aan de functie onder a. tot en met d. gebonden parkeervoorzieningen;
  • g. aan de hoofdfunctie ondergeschikte wegen en paden;
  • h. erven en terreinen;
  • i. groenvoorzieningen en water.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen hoofdgebouwen ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen bouwvlakken;
  • b. de bouwhoogte van het zwembad maximaal 9 meter mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van het clubgebouw van de tennisvereniging maximaal 4,5 meter mag bedragen;
  • d. de oppervlakte van het clubgebouw ten behoeve van de tennisvereniging maximaal 75 m² mag bedragen;
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van de tennisbanen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. het gezamenlijk grondoppervlak aan bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de tennisbanen maximaal 40 m2 mag bedragen met een maximale hoogte van 3 meter;
  • b. voor zover de bestaande maatvoering van bijbehorende bouwwerken afwijkt van het bepaalde in dit sublid, mag deze bebouwing worden gehandhaafd waarbij de bestaande maatvoering als maximale maatvoering geldt.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 10 meter.

6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van de bebouwing;
  • b. de afmeting van de bebouwing;

ten behoeve van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • de sociale veiligheid;
  • externe veiligheid.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Gebouwen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 6.2.1 onder a. teneinde toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen binnen en buiten het bouwvlak ten hoogste gelijk zal zijn aan de oppervlakte van het bouwvlak;
  • b. de hoogte van de gebouwen niet meer mag dan 9 meter bedraagt;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aan de nabijgelegen gronden toegekende natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden.
6.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 6.2.3 en toestaan dat ten behoeve van de bouw van lichtmasten de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt verhoogd tot 20 meter.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'Tennisbaan' het mogelijk wordt een derde tennisbaan aan te leggen mits er vooraf ontheffing wordt verkregen van de provinciale verordening ten aanzien van ontwikkelingen in de provinciale ecologische hoofdstructuur (artikel 8.1.3 Verordening Romte 2011 van de provincie Fryslan).

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verharde en onverharde wegen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. dagrecreatief medegebruik;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. infrastructurele voorzieningen

met de daarbij behorende;

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer mag bedragen dan 5 meter.

7.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van de bebouwing;
  • b. de afmeting van de bebouwing;

ten behoeve van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • de sociale veiligheid;
  • externe veiligheid.
7.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming waaronder in ieder geval wordt verstaan:

  • a. het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens deze bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken of werkzaamheden, niet zijnde bouwen, uit te voeren:

  • a. het verharden van onverharde wegen en paden;
  • b. het verbreden van een verhardingsgedeelte;
  • c. het aanbrengen van dagrecreatieve voorzieningen.
7.5.2 Uitzondering op verbod

Het in lid 7.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
7.5.3 Voorwaarde

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien:

  • a. er rekening wordt gehouden met de verkeers- en socialeveiligheid van de gronden;
  • b. er rekening wordt gehouden met de milieusituatie van omliggende gronden;
  • c. er rekening wordt gehouden met de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • d. er rekening wordt gehouden met de landschappelijke-, natuurlijke- en cultuurhistorische waarden van het buitengebied.

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken.

8.2 Bouwregels

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen:

  • a. uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 meter;
  • b. geen andere bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen worden gebouwd.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 onder b ten einde de bouw van bouwwerken ten dienste van andere daar voorkomende bestemmingen dan bedoeld in lid 8.1 toe te staan, mits:

  • a. waterstaatsbelangen dit toelaten;
  • b. schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het planten en/of verwijderen van bebossing en beplanting;
  • b. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
  • c. het dempen, graven, verdiepen en verbreden van sloten, watergangen en andere waterpartijen;
  • d. het aanleggen, verharden en/of verbreden van wegen en paden;
  • e. het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van het dagrecreatieve en/of educatieve medegebruik;
  • f. het aanleggen en/of verwijderen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie-, en telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • g. het ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur en de bodemopbouw ten behoeve van natuurontwikkeling.
8.4.2 Uitzondering op verbod

Het bepaalde in 8.4.1 is niet van toepassing op het uitvoeren van werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud of beheer van de waterkering betreffen;
  • b. van geringe omvang of gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de waterkering;
  • c. van niet ingrijpende betekenis.
8.4.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien door de werken en werkzaamheden geen schade kan ontstaan aan de waterkering.

8.4.4 Advies

Bij beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt door het bevoegd gezagschriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' van de verbeelding wordt verwijderd mits de zone voor zeedefensie wordt verlegd dan wel verdwijnt;
  • b. de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' op de verbeelding wordt aangebracht mits de zone voor zeedefensie wordt verlegd dan wel wordt uitgebreid.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Ondergronds bouwen

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

10.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

10.3 Bestaande maten en afstanden
10.3.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

10.3.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

10.3.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 10.3.1 en 10.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en hoogtematen;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen teneinde een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen toe te staan dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  • e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
  • f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 2 m2 bedraagt;
    • 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden;

van de aangrenzende gronden.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Wetgevingszone - wijzigingsgebied (eilandlodges)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemmingen van de als 'wetgevingszone-wijzigingsgebied' aangeduide gronden in dit bestemmingsplan te wijzigen voor de uitbreiding van het bestaande kampeerterrein voor de bouw van maximaal 50 recreatiewoningen (eilandlodges). De bouw dient plaats te vinden in het aangrenzende bosgebied voor het bereiken van een kwaliteitsimpuls en aanvulling van het bestaande aanbod van het kampeerterrein, met dien verstande dat:

  • a. er maximaal 50 eilandlodges gebouwd mogen worden;
  • b. de bedden voor de eilandlodges (max. 200) moeten gecompenseerd worden door bedden van het kampeerterrein in te leveren. Het gezamenlijke maximum aan bedden van het kampeerterrein en eilandlodges mag niet meer dan 3500 stuks bedragen;
  • c. de maximale oppervlakte van een eilandlodge niet meer mag bedragen dan 65 m²;
  • d. de hoogte van een eilandlodge mag maximaal 4 meter bedragen;
  • e. de landschappelijke inpassing wordt geregeld in de welstandsnota;
  • f. bij afwijking maximaal 20 eilandlodges een maximale oppervlakte van 75 m² mogen hebben, mits deze woningen worden gebruikt voor een specifieke doelgroep (groepen, als verenigingen, grootfamilies e.d.);
  • g. bij afwijking maximaal 20 eilandlodges een maximale hoogte van 6,5 meter mogen hebben;
  • h. ondergronds bouwen met uitzondering van een grijswaterkelder niet is toegestaan.
  • i. er maximaal één gebouw voor de nutsvoorzieningen gebouwd mag worden, waarbij de maximale oppervlakte 30 m² mag bedragen;
  • j. er maximaal één grijswaterkelder gebouwd mag worden, waarbij de kelder volledig ondergronds gebouwd moet worden met een maximale oppervlakte van 100 m².
13.2 Toetsingskader

Alvorens toepassing te geven aan het bepaalde in lid 13.1 dient voldaan te worden aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:

  • a. bodemkwaliteit;
  • b. watertoets;
  • c. ecologie, toetsing flora- en faunawet;

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 14.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1 met maximaal 10%.

14.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 14.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 14.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Recreatieve voorzieningen.