direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oostelijke Eilandlodges Bosrandzone Stortemelk
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0096.20201621-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het noordoosten van Vlieland ligt camping Stortemelk. Al enige tijd bestaan er plannen om de camping uit te breiden in de bosrandzone tussen de camping en de Kampweg. Hier worden zogenaamde 'eilandlodges' (recreatiewoningen) voorgesteld in een bosrijke setting. De plannen voor de eilandlodges zijn inmiddels uitgewerkt in een beeldkwaliteitsplan dat is opgenomen in bijlage 1. De uitbreiding wordt gefaseerd ontwikkeld. De eerste en tweede fase omvatten de bouw 18 lodges in het westelijk deel van de bosrandzone en zijn inmiddels gerealiseerd. De derde fase is nu aangebroken en behelst de bouw van 4 eilandlodges in het oostelijk deel van de bosrandzone.

De gemeente Vlieland wil medewerking verlenen aan het voornemen door gebruik te maken van een wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in het bestemmingsplan 'Recreatieve voorzieningen' (zie hiervoor paragraaf 1.3). Om hier toepassing aan te geven, is dit wijzigingsplan opgesteld.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van dit wijzigingsplan omvat het oostelijke deel van de bosrandzone, aansluitend op camping Stortemelk. Het is ingesloten tussen de camping, de Kampweg en een entree van het kampeerterrein. In figuur 1.1 is het plangebied voor dit wijzigingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20201621-VA01_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Beschrijving initiatief

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan 'Recreatieve voorzieningen', dat op 30 juni 2014 is vastgesteld. Onderdeel van dit plan is een grenscorrectie van camping Stortemelk, waarmee 4,8 ha bosgebied aan het kampeerterrein kan worden toegevoegd. Deze bosrandzone heeft vooralsnog de bestemming 'Bos'.

Voor een uitbreiding van de camping met maximaal 50 eilandlodges is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheid is aangeduid als 'wetgevingszone - wijzigingsgebied'. In de algemene wijzigingsregels van het bestemmingsplan (artikel 13) is ten aanzien van deze wetgevingszone opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om het plan te wijzigen voor de uitbreiding van het bestaande kampeerterrein voor de bouw van maximaal 50 recreatiewoningen (eilandlodges). Met de bouw van de eilandlodges wordt een kwalitatieve uitbreiding op het bestaande aanbod beoogd. De bouw dient plaats te vinden in het aangrenzende bosgebied aan het kampeerterrein, met dien verstande dat:

  • a. er maximaal 50 eilandlodges gebouwd mogen worden;
  • b. de bedden voor de eilandlodges (maximaal 200) moeten gecompenseerd worden door bedden van het kampeerterrein in te leveren. Het gezamenlijke maximum aan bedden van het kampeerterrein en eilandlodges mag niet meer dan 3500 stuks bedragen;
  • c. de maximale oppervlakte van een eilandlodge niet meer mag bedragen dan 65 m²;
  • d. de hoogte van een eilandlodge mag maximaal 4 meter bedragen;
  • e. de landschappelijke inpassing wordt geregeld in de welstandsnota;
  • f. bij afwijking maximaal 20 eilandlodges een maximale oppervlakte van 75 m² mogen hebben, mits deze woningen worden gebruikt voor een specifieke doelgroep (groepen, als verenigingen, grootfamilies e.d.);
  • g. bij afwijking maximaal 20 eilandlodges een maximale hoogte van 6,5 meter mogen hebben;
  • h. ondergronds bouwen met uitzondering van een grijswaterkelder niet is toegestaan;
  • i. er maximaal één gebouw voor de nutsvoorzieningen gebouwd mag worden, waarbij de maximale oppervlakte 30 m² mag bedragen.
  • j. er maximaal één grijswaterkelder gebouwd mag worden, waarbij de kelder volledig ondergronds gebouwd moet worden met een maximale oppervlakte van 100 m².

1.4 Toetsing aan de wijzigingscriteria

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie, de voorgestelde ontwikkelingen en de uitgangspunten voor het plan. In hoofdstuk 3 wordt het, voor het plan relevante, beleid op de verschillende niveaus beschreven. In hoofdstuk 4 worden de ontwikkelingen getoetst aan de omgevingsaspecten. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 het juridische systeem toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van het plan behandeld.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

 

2.1 Algemeen

Dit hoofdstuk gaat kort in op de huidige situatie en het initiatief. Een uitgebreide beschrijving van de situatie, de ontwikkeling en de ruimtelijke inpassing is opgenomen in het beeldkwaliteitsplan. Dit beeldkwaliteitsplan vormt het kwaliteitskader voor de ontwikkeling. Het is opgenomen in bijlage 1.

2.2 Huidige situatie

De ontwikkeling vindt plaats in een bosgebied dat tussen het kampeerterrein en de Kampweg ligt. Dit gebied grenst aan de noordzijde aan het open duinlandschap, behorende bij het kampeerterrein en maakt deel uit van het oostelijk duingebied dat ligt aan de noordzijde van het dorp Oost-Vlieland. Ten noorden van het bosgebied zijn kampeerplaatsen ingericht. Ten oosten zijn de centrale voorzieningen van camping Stortemelk aanwezig. Het bosgebied ligt aangrenzend aan het Natura 2000-gebied 'Duinen Vlieland' en maakt deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het plangebied is ingericht als bos, waardoor het volledig beplant is met bomen. In figuur 2.1 is de huidige situatie in het plangebied op een luchtfoto weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20201621-VA01_0002.jpeg"

Figuur 2.1 Huidige situatie in het plangebied

2.3 Beschrijving initiatief

In opdracht van Staatsbosbeheer is nagedacht over mogelijkheden om nieuwe recreatieve ontwikkelingen binnen bos en natuurterreinen niet langer als een negatieve inbreuk te beschouwen op de ecologische waarden, maar deze recreatieve ontwikkelingen zo inhoud en vorm te geven dat ze juist leiden tot natuurwinst in combinatie met winst voor de financiële exploitatie en de belevingskwaliteit. Het beeldkwaliteitsplan voor de Boszone Stortemelk is vanuit deze filosofie benaderd. De belangrijkste ruimtelijke opgave is het behoud van de ruimtelijke en ecologische kwaliteit van de bosrand, de wens tot het bouwen van winterharde recreatieverblijven, en het behouden van de ruimtelijke kwaliteit van Stortemelk.

In de eerste en tweede fase zijn 18 eilandlodges gerealiseerd in het westelijke deel van de bosrandzone. Deze lodges zijn eveneens met een wijzigingsplan juridisch-planologisch mogelijk gemaakt in 2015. In de tussentijd zijn de lodges gerealiseerd en in gebruik genomen door camping Stortemelk. Er zijn in het westelijke deel zowel vlonderlodges van één bouwlaag als van twee bouwlagen gerealiseerd.

Het initiatief dat mogelijk wordt gemaakt met dit wijzigingsplan omvat de bouw van nog eens 4 eilandlodges, ditmaal in het oostelijke deel van de bosrandzone. Dit kan worden gezien als de derde fase in de ontwikkeling van de bosrandzone. De te realiseren lodges voldoen aan drie hoofdvoorwaarden:

  • 1. De lodges leveren een bijdrage aan een ecologische verbetering van Vlieland in het algemeen, en de bosrandzone van Stortemelk in het bijzonder.
  • 2. De lodges zijn een beleving.
  • 3. De lodges dragen bij aan de ruimtelijke kwaliteit van het bos en camping Stortemelk.

Binnen het plangebied worden 4 eilandlodges met vlonder en twee bouwlagen gebouwd. Deze bestaan uit:

  • een vlonder van maximaal 100 m2;
  • maximaal grondvlak van de lodge: 75 m2;
  • de lodge heeft een maximale hoogte van 6,5 meter, gemeten vanaf de bovenkant van de vlonder;
  • plaatsing: minimaal 15 meter van de openbare weg;
  • onderlinge plaatsing: minimaal 15 meter tussen de lodges;
  • er is eenheid in het materiaalgebruik en kleurgebruik van de verschillende lodges;
  • elke lodge wordt specifiek voor de plek gemaakt, en dat moet ook worden aangetoond;
  • de levensduur is minimaal 10 jaar en maximaal 30 jaar, tenzij een monumentenstatus wordt verworven;
  • elke lodge wordt separaat ontworpen op de plek en heeft zijn eigen unieke verschijningsvorm.

In onderstaand figuur is de voorgenomen indeling van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20201621-VA01_0003.jpg"

Figuur 2.2 Situatietekening van het plangebied in de voorgenomen situatie

Voor de eilandlodges is een specifiek beeldkwaliteitsplan opgesteld, die is opgenomen in bijlage 1. De lodges worden in zogeheten boskamertjes ontwikkeld, waarin in het bos een opening is gemaakt per lodge. Ze worden dan ook geheel omringd met bomen. De 4 boskamers kunnen conform de uitgangspunten uit het beeldkwaliteitsplan bebouwd worden met 4 unieke huisjes. In overleg met de architecten is een selectie gemaakt van de 4 meest kansrijke ontwerpen. Deze selectie is enerzijds gebaseerd op de reliëfverschillen binnen de 4 boskamers (er zijn twee ontwerpen geselecteerd die inpasbaar zijn in een reliëfrijk maaiveld en twee voor een vlak maaiveld). Daarnaast is gekeken naar ontwerpen die zowel als twee eenheden kunnen functioneren en ook goed schakelbaar zijn. Tot slot is ook gekeken naar belevingservaringen van het bos vanuit het huisje. Op basis hiervan zijn 4 huisjes geselecteerd.

Om te kunnen garanderen dat er voldoende bosverjonging kan plaatsvinden rond de boskamers, zodat ook op termijn de huisjes in het bos zullen staan, zijn minimum maten aangegeven van de omringende bosopstanden. Het gaat om een minimum breedte van 20 meter, waarbij langs de ontsluitingsweg eventueel teruggevallen kan worden naar 15 meter omdat daar een grondwal voor extra visuele afscherming zorgt. Bij het uitzetten van het bouwperceel binnen de 4 boskamers moet, afhankelijk van het grondvlak van huisje en terrassen, zoveel mogelijk de bestaande vitale eiken worden ontzien. De boskamer sluit strak aan op de buitencontour van huisje en terrassen.

2.4 Toetsing aan de wijzigingscriteria

Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 13 van het bestemmingsplan 'Recreatieve voorzieningen'. Hiermee kunnen binnen de bosrandzone 50 recreatiewoningen (eilandlodges) worden gebouwd. In deze paragraaf wordt het plan getoetst aan de wijzigingscriteria die hiervoor gelden.

  • a. Er mogen maximaal 50 eilandlodges gebouwd worden.

Binnen het plangebied worden 4 eilandlodges mogelijk gemaakt. Samen met de reeds gerealiseerde 18 eilandlodges komt hiermee het totaal aantal op 22 eilandlodges, hetgeen ruim binnen het maximale aantal van 50 eilandlodges valt.

  • b. De bedden voor eilandlodges moeten gecompenseerd worden door bedden van het kampeerterrein in te leveren. Het gezamenlijke maximum aan bedden van het kampeerterrein en eilandlodges mag niet meer dan 3.500 stuks bedragen.

Er is in dit geval, evenals bij de westelijke eilandlodges, wederom sprake van uitruil door bedden van het kampeerterrein in te leveren. Per saldo neemt het totaal aantal bedden hiermee niet toe.

  • c. De maximale oppervlakte van een eilandlodge mag niet meer bedragen dan 65 m².

Alle 4 de lodges krijgen een oppervlakte die groter is dan 65 m2. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een afwijking die benoemd is onder criterium f.

  • d. De hoogte van een eilandlodge mag maximaal 4 meter bedragen.

De eilandlodges worden hoger dan 4 meter gebouwd, met toepassing van een afwijking in het plan. De toetsing hiervoor valt onder criterium g.

  • e. De landschappelijke inpassing wordt geregeld in de welstandsnota.

In de welstandsnota is de landschappelijke inpassing geregeld die voorzien wordt voor de eilandlodges. In de uitvoering is hiermee rekening gehouden. Er zijn inmiddels 2.400 nieuwe bomen geplant in zowel het westelijke als het oostelijke deel van het bos.

  • f. Bij afwijking mogen maximaal 20 eilandlodges een maximale oppervlakte van 75 m2 hebben, mits deze woningen worden gebruikt voor een specifieke doelgroep.

In dit plan is sprake van lodges voor groepen personen. Deze specifieke doelgroep, waarmee wordt bedoeld dat het niet uitsluitend om gezinnen gaat maar echt om grotere groepen mensen, rechtvaardigt een grotere oppervlakte. Met een afwijking wordt daarom voor de lodges een maximale oppervlakte van 75 m2 mogelijk gemaakt. Er is reeds voor 8 lodges gebruik gemaakt van deze afwijking. Met de toevoeging van deze 4 lodges wordt het totaal aantal van 20 eilandlodges met een groter oppervlakte niet overschreden.

  • g. Bij afwijking mogen maximaal 20 eilandlodges een maximale bouwhoogte van 6,5 meter hebben.

Met dit plan worden 4 lodges mogelijk gemaakt die een grotere bouwhoogte hebben. In de wijzigingsbevoegdheid die in het moederplan is opgenomen, staat dat maximaal 20 lodges mogen worden voorzien van een grotere bouwhoogte. In het westelijke deel zijn reeds 12 lodges met een grotere bouwhoogte gerealiseerd. Door nu weer 4 lodges te realiseren met een grotere bouwhoogte, komt het totaal aantal op 16. Dit blijft binnen het maximum aantal van 20 lodges die mogen worden voorzien van een grotere bouwhoogte.

  • h. Ondergronds bouwen met uitzondering van een grijswaterkelder is niet toegestaan.

Er worden geen ondergrondse verdiepingen mogelijk gemaakt en gerealiseerd bij de voorgenomen eilandlodges.

  • i. Er mag maximaal één gebouw voor de nutsvoorzieningen gebouwd worden, waarbij de maximale oppervlakte 30 m2 mag bedragen.

Er wordt geen gebouw voor nutsvoorzieningen gerealiseerd in het plangebied.

  • j. Er mag maximaal één grijswaterkelder worden gebouwd, waarbij de kelder volledig ondergronds gebouwd moet worden met een maximale oppervlakte van 100 m2.

Er wordt geen grijswaterkelder gerealiseerd in het plangebied.

Hiermee wordt voldaan aan de wijzigingscriteria en aan de criteria van de afwijkingsmogelijkheid, waarmee toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is toegestaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het uitbreiden van een camping wordt niet gezien als verstedelijking in dit kader. De ladder is zodoende niet van toepassing.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit wijzigingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Streekplan wordt het provinciaal omgevingsbeleid verwoord. De provincie Fryslân zet in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Ruimtelijke kwaliteit dient zowel voor economische, sociale als culturele belangen en is daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel. De structuurvisie Grutsk op 'e Romte! vormt voor dit onderdeel een uitwerking.

Voor de Waddeneilanden geldt het beleid dat de bijzondere waarden voorop worden gesteld. Vrijwel heel Vlieland is aangewezen als onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur). Er is ruimte voor ontwikkeling van bestaande bedrijven, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waarden van de NNN.

De verhoging van de ruimtelijke kwaliteit en de beleving van de waarden van Vlieland zijn speerpunt. Maatwerk is daarom noodzakelijk, dit is in alle gevallen afgestemd op de eilander situatie.

Structuurvisie Grutsk op 'e Romte

De provincie zet in op het in stand houden en verder ontwikkelen van de belangrijke landschappelijke kwaliteiten en waarden in de provincie. Hiervoor heeft de provincie op 26 maart 2014 de structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' vastgesteld. Het plangebied maakt deel uit van het deelgebied 'Waddengebied'. Voor dit gebied is een aantal kernkwaliteiten (ofwel: provinciale belangen) aangewezen. Het gaat dan om landschappelijke kwaliteiten en kenmerken. In het beeldkwaliteitsplan is uitgebreid ingegaan op de inpassing van de recreatiewoningen bij de kwaliteiten van het gebied.

Verordening Romte Fryslân 2014

In de Verordening Romte Fryslân (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald. Voor dit plan zijn de volgende artikelen uit de verordening relevant:

Recreatie op de Waddeneilanden

Op grond van lid 5.7.2 moet in de toelichting op een ruimtelijk plan waarin een nieuwe of een uitbreiding van een bestaande recreatieve voorziening op of bij een Waddeneiland is opgenomen, worden onderbouwd op welke wijze is gezorgd voor stabilisatie van de totale recreatiedruk per eiland en rekening is gehouden met de landschappelijke en natuurlijke waarden.

De ontwikkeling heeft geen invloed op de totale recreatiedruk, aangezien het aantal bedden (en dus het aantal recreanten) gelijk blijft. Uit het beeldkwaliteitsplan blijkt hoe rekening is gehouden met de landschappelijke waarden. In paragraaf 4.7 blijkt dat de ontwikkeling geen afbreuk doet aan de natuurlijke waarden van Vlieland. De provincie heeft hier met het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid in het moederplan en het goedkeuren van de ontwikkeling van het westelijke deel van de bosrandzone eerder ook al mee ingestemd.

Natuurnetwerk Nederland (Ecologisch Hoofdstructuur)

Vrijwel het gehele buitengebied van Vlieland is onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland. Ook het bosgebied waarin de uitbreiding plaatsvindt, valt hier onder. Op grond van de verordening mag een ruimtelijk plan voor gronden binnen het NNN geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk maken, die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van het NNN. In dit geval is natuurcompensatie uitgevoerd in de vorm van het planten van 2.400 bomen. Deze compensatie geldt voor de ontwikkeling van de gehele bosrandzone (dus ook het eerder ontwikkelde westelijke deel). Voorts zijn de gronden voorzien van de bestemming 'Natuur'. Binnen die bestemming is het behoud van de natuurwaarden geborgd. Daarmee zijn voldoende maatregelen genomen.

Vanwege de aanwezigheid van het NNN en andere beschermde natuur is een natuurtoets uitgevoerd. In paragraaf 4.7 is onderbouwd dat de ontwikkeling niet leidt tot een significante aantasting van de kenmerken en waarden van het NNN.

Kustfundament Waddeneilanden

Het plangebied ligt in het kustfundament. In geval van nieuwe bebouwing in het kustfundament moet in de plantoelichting worden gemotiveerd dat hierdoor geen belemmering kan ontstaan voor de instandhouding of versterking van het zandige deel van het kustfundament. Hierover wordt advies gevraagd aan de waterkeringbeheerder. Dit is Rijkswaterstaat. Paragraaf 4.3 gaat hierop nader in.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met de regels uit de Verordening Romte Fryslân.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 2020

De gemeente Vlieland heeft een structuurvisie 'Ruimte voor Vlieland' opgesteld. Hierin staat op hoofdlijnen het ruimtelijk beleid van de gemeente tot 2020 weergegeven. De gemeente zal bij alle ruimtelijke ontwikkelingen sturen op:

  • 1. een duurzame ontwikkeling door efficiënt en zuinig ruimtegebruik;
  • 2. het versterken van de identiteit door een kwaliteitsverbetering van het recreatieve product Vlieland;
  • 3. zoeken naar ruimte door versterking van de kenmerkende ruimtelijke structuur.

Het toeristische-recreatieve aanbod is voornamelijk gericht op de zee, natuur en de landschapswaarden, en richt zich op de bezoekers van kampeerterreinen en hotels. De opgave is meer diversiteit in het marktsegment te realiseren. In het segment tussen kampeerterreinen en de hotels in, zijn beperkte mogelijkheden. Eilandlodges kunnen dit gat in de markt vullen. De eilandlodges, als onderdeel van kampeerterrein Stortemelk, spelen in op de verwachting van seizoensverlenging en zijn daarnaast minder weersafhankelijk dan het kampeerterrein. De plannen voor de eilandlodges waren al opgenomen in de vorige Structuurvisie, maar zijn nog niet volledig tot uitvoering gebracht. De eerste en tweede fase, in het westelijke deel van de bosrandzone, zijn inmiddels ontwikkeld. Deze lodges worden hoog gewaardeerd en kennen een zeer hoge bezettingsgraad. Bovendien wordt voldaan aan diversiteit in het aanbod.

Met de realisatie van de eilandlodges wordt het aanbod van het kampeerterrein verbreed, de seizoensafhankelijkheid verkleind en daarmee wordt de basis gelegd voor een steviger exploitatie. De plannen houden voor het eiland in, dat er een toevoeging plaatsvindt in een segment met een hoge vraag waarbij één en ander juridisch zodanig aan de vork wordt geprikt dat toeristisch verhuur is gewaarborgd, ook in de winter.

Welstandsnota

De gemeente Vlieland heeft haar gemeentelijke welstandsbeleid opgenomen in de Herziene Welstandsnota (2012). In deze nota zijn de welstandseisen omschreven die aan een bouwwerk worden gesteld. De welstandscriteria hebben betrekking op de architectonische vormgeving, zoals de hoofdvorm, het materiaalgebruik, de kleurkeuze en de detaillering van een concreet bouwwerk.

Voor het plangebied is maatwerk vereist. Daarom is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, dat het welstandskader voor de locatie is. Dit beeldkwaliteitsplan is opgenomen als bijlage 1.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Ter bescherming van de kwaliteit van de leefomgeving wordt naast specifieke (milieu)wetgeving op een goede ruimtelijke ordening ingezet. In de volgende paragrafen worden de relevante aspecten per thema onderzocht.

4.1 Milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Een recreatieterrein is aangewezen als inrichting van milieucategorie 3.1. Hierbij geldt een richtafstand van 50 meter. Binnen 50 meter van het plangebied zijn geen woningen van derden gelegen. In de toekomstige situatie is dus sprake van een verantwoorde milieuzonering. Dit aspect heeft geen gevolgen voor dit bestemmingsplan.

4.2 Geluid

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

Vlieland is autoluw en op de wegen in de kom geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Er zijn er geen spoorwegen of geluidzoneringsplichtige industrie aanwezig. Het plangebied ligt niet in een geluidszone. Er wordt dus voldaan aan de Wgh.

4.3 Water

Van groot belang in de ruimtelijke ordeningspraktijk is de vroegtijdige afstemming met het betreffende waterschap. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Doorgaans wordt hiervoor de wettelijk verplichte 'watertoets' doorlopen. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Toetsing

Het voornemen is kenbaar gemaakt middels de digitale watertoets (kenmerk: 20201119-2-24827). Hieruit blijkt dat voor het plan de korte procedure van toepassing is. Het plan heeft een beperkte invloed op de wateraspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke plannen. De uitslag van de watertoets is opgenomen als bijlage 2.

Waterkwantiteit

De verharding in het plangebied neemt toe met circa 400 m2. Omdat het plangebied in het buitengebied van de gemeente Vlieland ligt, blijft deze verhardingstoename ruimschoots onder de grenswaarde van 1.500 m2 voor watercompensatie. Dit is daarom niet noodzakelijk.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval wordt voor afvalwater een voorziening gerealiseerd. Schoon hemelwater kan infiltreren in de bodem.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden. De lodges worden gebouwd in duurzame houtskeletbouw bestaande uit duurzame houtsoorten. Tevens wordt mos sedum op de daken gebruikt.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden.

4.4 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Het plangebied ligt in een landelijke, natuurlijke omgeving. Er is geen sprake van een locatie die verdacht is voor bodemverontreiniging. Op voorhand is daarom de verwachting dat de bodem geschikt is voor het voorgenomen gebruik. In het kader van de vergunningverlening is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. Hiermee is gewaarborgd dat de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik.

4.5 Archeologie

Met betrekking tot dit aspect is per 1 juli 2016 de Erfgoedwet van toepassing. De Omgevingswet (nog niet van kracht) vervangt de Monumentenwet voor het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Tot het van kracht worden van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet. Hier blijven ze ongewijzigd van toepassing, zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord, moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

FAMKE

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).

Conform beide kaarten geldt voor het plangebied dat er geen onderzoek noodzakelijk is. Archeologie vormt daarom geen belemmering voor de uitvoering van dit plan. Als bij bodemingrepen toch archeologische resten worden aangetroffen dan moet dit gemeld worden bij het bevoegd gezag.

4.6 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan beschreven moet worden hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Het bepalen van de cultuurhistorische waarden gaat via de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden.

In het plangebied is volgens de CHK geen sprake van verschillende cultuurhistorische waarden waar rekening mee moet worden gehouden bij de uitvoering van dit plan.

4.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). De bescherming van gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Vlieland heeft een hoge natuurwaarde. Op Vlieland zelf ligt het Natura 2000-gebied 'Duinen Vlieland'. Aan de noordzijde ligt de Noordzeekustzone en aan de zuidkant de Waddenzee. Het plangebied ligt niet binnen, maar wel direct aangrenzend aan de 'Duinen Vlieland'. Het plangebied maakt wel deel uit van het NNN.

In het kader van dit wijzigingsplan is een ecologische beoordeling uitgevoerd. Deze beoordeling is opgenomen als bijlage 3. Uit het onderzoek blijkt dat er geen negatieve effecten zijn op het Natura 2000-gebied 'Duinen Vlieland'. Het plangebied ligt niet in het Natura 2000-gebied en de voorgenomen bouw van eilandlodges heeft geen effect op de instandhoudingsdoelstellingen.

Voorts is het gehele plangebied bestemd als 'Natuur'. De compensatie ziet in beginsel alleen toe op de gronden die door de boshuisjes worden ingenomen. Het overige deel van het plangebied blijft natuur.

Ten aanzien van stikstofdepositie is voor dit plan een stikstofberekening uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd als bijlage 4. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat geen sprake is van stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Er zijn daarom geen maatregelen noodzakelijk.

Soortenbescherming

In de ecologische beoordeling die is opgenomen als bijlage 3, is tevens ingegaan op beschermde soorten. Hieruit is naar voren gekomen dat binnen het plangebied geen beschermde soorten voorkomen waar rekening mee dient te worden gehouden.

Ten aanzien van (algemene) vogels worden geen verbodsbepalingen overtreden door het kappen van bomen ten behoeve van het bouwen van eilandlodges, mits de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd.

Het kan op voorhand worden uitgesloten dat zich overtredingen van de Wet natuurbescherming zullen voordoen. De aanvraag van een ontheffing van de Wet natuurbescherming is om deze reden niet nodig. Voor alle beschermde soorten geldt de bepaling van de zorgplicht. Deze houdt in dat bij de uitvoering van werkzaamheden rekening moet worden gehouden met kwetsbare perioden van dieren, zoals winterslaap en voortplantingstijd. Door een zorgvuldige planning van de werkzaamheden kan de zorgplicht goed worden ingepast in het werk.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Uit de risicokaart blijkt dat er in de wijde omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Ook worden er geen risicobronnen, zoals opslag van gevaarlijke stoffen, voorgesteld. Als gevolg van dit plan ontstaan dus geen externe risico's.

4.9 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijnstof concentratie (PM10) van 15 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 9 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Er is sprake van een erg goede luchtkwaliteit.

Voor veel initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De beperkte uitbreiding van een recreatieterrein hoort daar ook bij. Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het plan geen overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen tot gevolg heeft.

4.10 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

4.11 Vormvrije mer-beoordeling

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.

In bijlagen D van het Besluit m.e.r. (D9) is een landinrichtingsproject genoemd. Als drempelwaarden geldt bij een functiewijziging naar recreatie een oppervlakte van 125 hectare of meer. In dit geval gaat het om een oppervlakte van 2,7 hectare. Het is gezien de omvang en kenmerken van het plan niet noodzakelijk om een mer-beoordeling of planmer uit te voeren. De voorgaande paragrafen hebben aangetoond dat de ontwikkeling geen belangrijke effecten op het milieu hebben. Hierdoor is er geen aanleiding om een volledige mer-beoordeling uit te voeren.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Algemeen

Systematiek

Het wijzigingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Het wijzigingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Verbeelding

Het wijzigingsplan gaat vergezeld van een verbeelding. Op deze verbeelding is het plangebied met de toekomstige bestemming weergegeven. Voor dit gebied vervangt het wijzigingsplan de bestemming van de gronden in het bestemmingsplan 'Recreatieve Voorzieningen'.

Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Recreatieve voorzieningen', zoals vervat in de bestandenset met planidentificatie: NL.IMRO.0096.BP01217-VA01 met de bijbehorende regels (en bijlagen) zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.

5.2 Toelichting op de bestemming

Natuur

De bestemming is afgestemd op het bestemmingsplan 'Recreatieve voorzieningen' en de aanwezige natuurwaarden in het gebied. Gezien het plangebied binnen NNN-gebied valt, is ervoor gekozen de bestemming 'Natuur' toe te passen. Daarmee staat het behoud van de natuurwaarden voorop. Deze natuurwaarden zijn in de bestemming opgenomen en geborgd. Voor de bouw van de eilandlodges is de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoningen (eilandlodges)' opgenomen. Er zijn 4 lodges mogelijk waarvoor normaliter een maximale oppervlakte van 65 m2 en een maximale bouwhoogte van 4 meter geldt. Echter geldt voor alle 4 de lodges in het plangebied dat direct gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsmogelijkheden die in het moederplan gelden, waarmee de maximale oppervlakte verruimd kan worden tot 75 m2 en voor 8 lodges geldt dat de bouwhoogte verhoogd kan worden naar 6,5 meter. Dit wordt direct bij recht toegestaan. Naast de eilandlodges kunnen een nutsgebouw en een grijswaterkelder gebouwd worden conform de wijzigingscriteria.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een wijzigingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan is voorafgaand aan de wettelijke procedure ter vooroverleg naar de wettelijke overlegpartners gestuurd. Hierop is een reactie binnen gekomen van de provincie Fryslân en Staatsbosbeheer. De provincie heeft eerder al in een te laat ingediende zienswijze bij de westelijke fase aangegeven dat zij de gronden van een natuurbestemming willen voorzien. Destijds is dat niet overgenomen door de gemeente. De gronden van het plangebied maken deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De provincie wil daarom dat de gronden van dit plan worden voorzien van een natuurbestemming. Het ontwerpwijzigingsplan is hierop aangepast door de gronden te voorzien van de bestemming 'Natuur'. De planologische ruimte voor de boshuisjes wijzigt hierdoor niet. De natuurwaarden van de bosgronden zijn daarmee wel beter geborgd. Met terugwerkende kracht vraagt de provincie dit ook zo te doen bij het westelijke deel van de bosrandzone. De gemeente geeft echter aan de regels ter plaatse van de westelijke bosrandzone te zullen wijzigen ten behoeve van de natuurwaarden wanneer er in het kader van de naderende Omgevingswet, een nieuw Omgevingsplan wordt opgesteld. Omdat de gemeente daar in 2022 al een aanvang mee wil nemen, acht de gemeente het niet opportuun om nu nog de bestemming van het westelijk deel ambtshalve aan te passen. Verder wijst de provincie nog op de mogelijk noodzakelijke kap van houtgewassen. De provincie wijst erop dat hiervoor een meldingsplicht geldt in het kader van de Wet natuurbescherming. Kap van houtgewassen ten behoeve van de bouw heeft reeds plaatsgehad. De Stichting heeft beloofd om alsnog contact met de provincie op te nemen om te zorgen dat dit formeel juist wordt afgehandeld. Met de wijziging van de bestemming is tegemoet gekomen aan de vooroverlegreactie van de gemeente.

Naast de reactie van de provincie Fryslân heeft Staatsbosbeheer te kennen gegeven geen inhoudelijke opmerkingen te hebben ten aanzien van het plan.

Het wijzigingsplan doorloopt vervolgens de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen procedure.

Het ontwerpwijzigingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegd (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend. Enkel gaf het ambtelijk aanleiding tot een ambtshalve aanpassing in het ontwerpwijzigingsplan, namelijk het verwijderen van enkele zinnen in paragraaf 4.7. van de toelichting betreffende de natuurcompensatie.

Vervolgens heeft het college van burgemeester en wethouders het plan gewijzigd vastgesteld. Er is mogelijkheid tot het instellen van beroep tegen dit besluit.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor uitvoering van het plan worden gedragen door de ontwikkelaar. De ontwikkelaar heeft de ontwikkelingskosten inzichtelijk gemaakt. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.

6.3 Grondexploitatie

Het doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal, waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn.

In dit wijzigingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen dient een grondexploitatieplan opgesteld te worden tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is. In dit plan is het kostenverhaal geregeld in een exploitatieovereenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Verder worden de plankosten via leges op de initiatiefnemer verhaald. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en wordt van het vaststellen van een exploitatieplan afgezien.