direct naar inhoud van Regels
Plan: Oostelijke Eilandlodges Bosrandzone Stortemelk
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0096.20201621-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

Het wijzigingsplan Oostelijke Eilandlodges Bosrandzone Stortemelk met identificatienummer NL.IMRO.0096.20201621-VA01 van de gemeente Vlieland.

De begrippen, voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het Bestemmingsplan Recreatieve voorzieningen, vastgesteld op 30 juni 2014, zijn van overeenkomstige toepassing.

1.2 wijzigingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage(n);

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Natuur

2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de bos- en natuurgronden;
  • b. recreatiewoningen (eilandlodges), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoningen (eilandlodges)';
  • c. een gebouw ten dienste van nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. paden;
  • e. nutsvoorzieningen;


met de daarbijbehorende:

  • f. erven en terreinen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
2.2 Bouwregels
2.2.1 Recreatiewoningen (eilandlodges)

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen niet meer dan 4 recreatiewoningen worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een recreatiewoning mag niet meer dan 75 m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 6,50 meter bedragen.

2.2.2 Overige gebouwen

Voor het bouwen van het in lid 2.1 sub d genoemde gebouw gelden de volgende regels:

  • a. er mag maximaal één gebouw ten dienste van een nutsvoorziening worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 30 m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 4,00 meter bedragen.

2.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag ten hoogste 5,00 meter bedragen.
2.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van de bebouwing;
  • b. de afmeting van de bebouwing;

ten behoeve van:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de natuurlijke en de landschappelijke waarden;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • de sociale veiligheid.
2.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming waaronder in ieder geval wordt verstaan:

  • a. het gebruik van de recreatiewoningen voor permanente bewoning;
  • a. het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens deze bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden.
2.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
2.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen of afgraven van gronden;
  • b. het planten, rooien of kappen van bomen en struiken;
  • c. het dempen, graven, verdiepen en/of verbreden van sloten, watergangen en andere waterpartijen;
  • d. het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
  • e. het aanleggen of verharden van voet-, ruiter- of fietspaden;
  • f. het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • g. het ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur en de bodemopbouw ten behoeve van natuurontwikkeling.

2.5.2 Uitzondering op verbod

Het in lid 2.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. plaatsvinden ten behoeve van de bouw van de recreatiewoningen (eilandlodges).

2.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

Artikel 3 Overgangsrecht

3.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 3.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 3.1 onder a met maximaal 10%.
  • c. 3.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
3.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 3.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in 3.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. 3.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 4 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan  Oostelijke Eilandlodges Bosrandzone Stortemelk van de gemeente Vlieland .