direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Vlieland - Achteromweg 3 en 5
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0096.20181362-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Achteromweg 3 en 5 zijn momenteel twee verouderde schuren en een recreatiewoning gevestigd. De initiatiefnemer is verplicht om het asbesthoudend dak aan de Achteromweg 5 te saneren. Het voornemen is mede hierom, om deze schuren te slopen en ter plaatse permanente woonruimten en recreatieve verblijven te realiseren. Daarnaast is het voornemen om de recreatiewoning aan de Achteromweg 3 als permanente woningen te gaan gebruiken. Dit is evenwel in strijd met het geldende bestemmingsplan.

Om het voornemen juridisch-planologisch toch mogelijk te maken wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld, waarbij de voorgenomen indeling en functie toekenning in het gebied mogelijk wordt gemaakt. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft de percelen Achteromweg 3 en 5 te Oost-Vlieland. Het plangebied bevindt zich in het westen van de dorpskern. In figuur 1.1 is de globale ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181362-VA01_0001.png"

Figuur 1.1 Globale ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is momenteel geregeld in het geldende bestemmingsplan Vlieland kom, vastgesteld op 17 oktober 2011. Het plangebied ter plaatse van Achteromweg 5 is hierin bestemd als 'Bedrijf'. Ter plaatse van Achteromweg 3 geldt de bestemming 'Recreatie - Voorlopig'. Daarnaast gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' en 'Waarde - Beschermd Dorpsgezicht'. Een uitsnede van het bestemmingsplan is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181362-VA01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Vlieland kom.

Binnen de bestemming 'Bedrijf' zijn de gronden aangewezen voor gebouwen ten behoeve van bedrijven onder de categorieën 1 en 2, al dan niet in combinatie met woningen. Tevens geldt de functieaanduiding 'opslag' waardoor ook gebouwen ten behoeve van opslag ten behoeve van transportbedrijven en rederijen zijn toegestaan. geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven zijn daarbij uitgesloten. De bij de bestemming behorende tuinen, erven en terreinen, straten en paden en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn eveneens binnen de bestemming toegestaan. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, waarvoor een maximale goothoogte van 5 meter geldt.

Binnen de bestemming 'Recreatie - Voorlopig' zijn de aangewezen gronden tot uiterlijk het moment waarop het woonhuis wordt gebruikt voor permanente bewoning bestemd voor woonhuizen ten behoeve van recreatieve bewoning en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonhuizen. Als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd. Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Goot- en bouwhoogte en dakhelling mogen ten hoogste de bestaande afmetingen bedragen.

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Voor bouwwerken met een minimale grootte van 50 m² is een archeologisch onderzoek noodzakelijk.

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, naast de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de in bijlage 1 bij het geldende plan aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

De beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De nieuwe woningen en recreatiewoningen moeten op een goede manier worden ingepast. Een beschrijving van de huidige situatie van beide locaties is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen.

2.1 Huidige situatie

Aan de Achteromweg 3 en 5 staan in de huidige situatie twee schuren en een recreatiewoning. Aan de voorzijde van Achteromweg 5 staat een relatief lage schuur bestaande uit één bouwlaag met kap. Deze schuur staat op de hoek van de Achteromweg en de Middenweg. Deze schuur is voorzien van een asbesthoudend dak, die verplicht moet worden gesaneerd. De schuur achter op hetzelfde perceel betreft een hogere, houten schuur, die eveneens is voorzien van een kap. Ook deze schuur heeft een asbesthoudend dak. De oostzijde van het perceel is ingericht ten behoeve van parkeerplaatsen en opslag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181362-VA01_0003.png"

Figuur 2.1 Vooraanzicht van de Achteromweg 5

Midden op het perceel Achteromweg 3 staat in de huidige situatie een recreatiewoning. De woning staat met de nokrichting haaks op de weg en bestaat uit één bouwlaag met een kap.

Het perceel ligt in het westelijk deel van Oost-Vlieland, ten noorden van de Dorpsstraat. Aan de Dorpsstraat is een verscheidenheid aan functies gevestigd. Ter hoogte van het plangebied is onder meer sprake van woningen, een fietsverhuurbedrijf, herberg, restaurant en het gemeentehuis. Ten westen en oosten van het plangebied staan woningen. Ten noorden en noordwesten van het plangebied zijn de begraafplaats en de kerk aanwezig. In figuur 2.2 is een luchtfoto van het plangebied en de directe omgeving weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181362-VA01_0004.png"

Figuur 2.2 Luchtfoto van de huidige situatie in het plangebied

2.2 Voorgenomen situatie

Het voornemen is om de twee aanwezige schuren te slopen en op het perceel vier permanente woonruimtes en vier recreatieve woningen te realiseren. Dit woongebouw komt ter plaatse van de te slopen schuren staan. De voorzijde van de woningen zal richting het oosten worden gericht. Aan deze zijde worden ook een trottoir en parkeerplaatsen aangelegd. Aan de achterzijde worden tuinen ingericht en in het noordwesten van het plangebied zal een kleine fietsenstalling worden ingericht, ten behoeve van de recreatiewoningen. Binnen de geldende planologische regelingen waren deze aantallen realiseerbaar, zodat er in planologische zin geen toename van recreatieve woningen en permanente woonruime plaatsheeft. In figuur 2.3 is een situatie tekening van de voorgenomen inrichting van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181362-VA01_0005.png"

Figuur 2.3 Situatietekening van de voorgenomen situatie

Het woongebouw bestaat uit één bouwlaag met een kap. De recreatieve verblijfruimtes zullen gerealiseerd worden op de verdieping. De permanente woningen zullen op de begane grond gerealiseerd worden. Alleen de meest noordelijke woning zal op beide bouwlagen gerealiseerd worden. Het voornemen is om qua kleur en vormgeving zoveel mogelijk aan te sluiten bij de bestaande bebouwing rondom het plangebied. In figuur 2.4 is een impressie van het voorgenomen woongebouw weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181362-VA01_0006.png"

Figuur 2.4 Impressies van de voorgenomen ontwikkeling

Ruimtelijke inpassing

De verkaveling in de nieuwe situatie is gelijk aan de huidige situatie. In het plangebied wordt een woongebouw gerealiseerd dat qua vorm en grootte zoveel mogelijk is afgestemd op de huidige aanwezige bebouwing in het plangebied. Ook de uitstraling van het pand doet geen afbreuk aan de ruimtelijke kwaliteit. De bouwhoogte ter plaatse van de voorste schuur zal weliswaar vergroot worden, maar dit past bij de omringende bebouwing. Met de ontwikkeling worden vervallen schuren vervangen voor een modern woongebouw, waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbeterd wordt.

Verkeer en parkeren

In de voorgenomen situatie worden ter plaatse van Achteromweg 5, 5 permanente woningen en 4 recreatiewoningen gerealiseerd. Tevens wordt ter plaatse van de Achteromweg 3 de recreatieve woning gewijzigd naar een permanente woning. Het aantal wooneenheden neemt daarmee toe met 5 permanente woningen en 4 recreatiewoningen. Het autobezit onder de bewoners van dergelijke woningen, met name op Vlieland, zeer laag. Per saldo zal hierdoor vrijwel geen sprake zijn van een toename aan verkeersbewegingen. Het plangebied wordt ontsloten via de Middenweg en de Willem de Vlaminghweg.

Ten aanzien van de woningen wordt ten oosten van de nieuwe bebouwing parkeerplaatsen aangelegd. Gezien de doelgroep van de woningen, waaronder 4 recreatiewoningen voor toeristen, en het feit dat Vlieland een verkeersluw eiland is, waar weinig auto's komen, zijn deze parkeerplaatsen voldoende om te voorzien in de parkeerbehoefte. Ten aanzien van de vijf permanente woningen wordt ruim één parkeerplaats per woning gerealiseerd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In deze structuurvisie schetst het Rijk haar ambities tot 2040 en haar doelen, belangen en opgaven tot 2028. Tegelijkertijd vragen grote opgaven op het gebied van concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid om rijksbetrokkenheid.

Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving opgedragen zijn aan andere overheden door hen goed worden behartigd. De vereisten van de Rijksoverheid met betrekking tot ruimtelijke plannen liggen vast in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het is gericht op doorwerking van de nationale belangen in onder meer gemeentelijke bestemmingsplannen.

Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.

In dit geval betreft de voorgenomen ontwikkeling geen ontwikkeling die betrekking heeft op de 14 nationale belangen zoals genoemd in de SVIR en waarvoor regels zijn gesteld in het Barro. Daarmee is het plan niet in strijd met het beleid zoals uiteen gezet in deze stukken.

Duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied mogelijk is, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking

Het voornemen is om twee bestaande, deels vervallen, schuren te slopen en te vervangen voor een woongebouw met daarin vier permanente woonruimtes en vier recreatieve woonruimtes. Deze ontwikkeling vindt plaats binnen het bestaand stedelijk gebied van Oost-Vlieland. Het betreft een inbreidingsproject waarmee vervallen bebouwing vervangen wordt. In de nieuwe situatie komen vier zelfstandige wooneenheden en worden er ook nog eens 4 recreatieve woningen gerealiseerd.

In planologische zin is er geen sprake van toename van woningen. Binnen de voorheen geldende bestemming 'Bedrijf' zijn gebouwen ten behoeve van bedrijven toegelaten in combinatie met woningen. Het aantal woningen is daarbij niet gelimiteerd. Ook is geen maximale oppervlakte voor de woningen vastgelegd. Binnen de bouwregels en de bestemmingsomschrijving hadden op het bedrijfsperceel derhalve al meerdere woningen gevestigd kunnen worden.

De bestemming 'Recreatie - Voorlopig' ging ook uit van de uiteindelijke realisatie van een woonhuis voor permanente bewoning. De bestemming beoogt een zogeheten uitsterfconstructie voor het recreatief gebruik. Het nu alsnog permanent bewonen geeft invulling aan hetgeen het bestemmingsplan heeft beoogd. Ook hier moet uitgegaan worden van een bestaande planologische regeling voor een woonhuis.

Kortom er is geen sprake van toename van de woningvoorraad in planologische zin. De woningen hadden er ook zonder bestemmingswijziging gerealiseerd kunnen worden. In feitelijke zin is wel sprake van een toename. Die toename is zoals gezegd zeer gewenst, gezien de inhoud van de woonvisie.

In de woonvisie van de gemeente Vlieland is uiteengezet dat op het eiland een grote vraag naar woningen is die, mede gezien de beperkte ruime op het eiland, op dit moment niet vervuld kan worden. Omdat er een grote vraag naar woningen is van zowel personen die maatschappelijk en/of economisch aan het eiland verbonden zijn, als van mensen van 'buitenaf' is er behoefte aan de voorgenomen permanente woningen. Bovendien is er sprake van een grote recreatieve sector op Vlieland, waar eveneens behoefte is aan recreatieve woningen. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

In het Streekplan Fryslân 2007 is uiteen gezet welke accenten de provincie in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Fryslân wil leggen. De provincie wil veel ontwikkelmogelijkheden bieden voor wonen en werk, die tegelijkertijd bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van Fryslân.

Op de Waddeneilanden is met betrekking tot de woningmarkt sprake van een specifieke situatie. Door de belangstelling om op de eilanden te wonen, in combinatie met de schaarse bouwmogelijkheden, is er sprake van prijsopdrijving. Mensen die sociaal-economisch aan de eilanden gebonden zijn kunnen daardoor moeilijk aan een geschikte en betaalbare woning komen. Deze problematiek wordt nog groter doordat woningen die bedoeld zijn voor permanente bewoning, soms recreatief of als tweede woning worden gebruikt.

Voor wonen op de Waddeneilanden vindt de provincie het van belang dat er ruimte is voor de opvang van de woningbehoefte van mensen die sociaal of economisch aan de Waddeneilanden gebonden zijn. Hierbij is maatwerk per eiland mogelijk. De provincie kijkt in eerste instantie naar mogelijkheden in bestaand bebouwd gebied. Op Vlieland betreft dit het dorp Oost-Vlieland. Wonen en werken zijn geconcentreerd in deze kern.

Met dit plan wordt de wordt de ontwikkeling van een woongebouw met vier permanente woningen en vier recreatieve woningen gerealiseerd. Deze locatie valt binnen bestaand bebouwd gebied. Door de ontwikkeling van deze woningen kan deels worden voorzien in de vraag naar woningen op het eiland.

Verordening Romte Fryslân 2014

De Verordening Romte Fryslân 2014 (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt regels aan ruimtelijke plannen en projecten. Volgens de begrenzing tussen het buitengebied en het bestaand bebouwd gebied ligt het plangebied binnen het bestaand bebouwd gebied (zie figuur 3.1). Hier wordt ruimte geboden voor het ontwikkelen van stedelijke functies voor zover deze naar aard en omvang passen bij de kern.

In artikel 3 van de verordening is specifiek aangegeven dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Gedeputeerde Staten heeft schriftelijk ingestemd met dit woonplan.

In paragraaf 3.3 is uiteengezet dat het plan in overeenstemming is met de Woonvisie Vlieland, waarmee eveneens wordt voldaan aan de provinciale verordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Vlieland 2020

Met de structuurvisie kan de gemeente Vlieland een actieve rol spelen bij ontwikkelingen en projecten op het eiland. De structuurvisie geeft het perspectief van de gemeente weer waarmee landelijke en provinciale wetgeving en procedures worden beoordeeld. De Structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkelingen en de hoofdzaken van het uit te voeren ruimtelijk beleid.

Oost-Vlieland is het enige dorp op het eiland. Het wonen op het eiland vindt geconcentreerd plaats in het dorp. Buiten het dorp zijn slechts op enkele locaties woningen aanwezig. Op Vlieland is sprake van druk op de woningmarkt. Dit komt met name door de behoefte aan woningen voor Vlielanders, met name voor starters en ouderen, huisvesting voor personeel van het vaste land, de afname van de gemiddelde woonbezetting en de toenemende vraag van niet-eilanders naar een woning.

De Vlielander woningvoorraad is getalsmatig klein en deels verouderd, terwijl de druk op de woningvoorraad groot is. Met efficiënt en zuinig ruimtegebruik in de woningbouwsector wordt een duurzame ontwikkeling voorgestaan. Hierbij wordt efficiënt omgegaan met ruimte door de bestaande voorraad zoveel mogelijk te bestemmen voor Vlielanders. Het stimuleren van verbeteringen binnen de bestaande voorraad, bij renovatie en groot onderhoud.

Naast de ruim 1.100 permanente bewoners op Vlieland wordt het eiland jaarlijks door zo'n 250.000 toeristen bezocht. Recreatie en toerisme zijn daarom veruit de belangrijkste 'banenmotoren' van Vlieland. Daarom zet de gemeente Vlieland in op differentiatie van het recreatieve verblijfsaanbod.

Het realiseren van vier permanente woningen en vier recreatiewoningen sluit aan bij de gemeentelijke structuurvisie.

Woonvisie Vlieland

Als gevolg van de 'Woningmarktanalyse Friese Waddeneilanden' zijn er drie concrete aanleidingen die ertoe leiden een woonvisie voor Vlieland op te zetten. Ten eerste is de woningmarkt van Vlieland niet goed in beeld. Ten tweede wil de gemeente prestatieafspraken maken met woningcorporatie Friesland en ter derde is voor de ontwikkellocaties 'voormalige basisschool De Zeester' en 'woonzorgcentrum Uiterton' richting nodig.

De gemeente Vlieland zet zich in voor meer woningen voor lagere en middeninkomens. Op dit moment is er een tekort aan aanbod in deze woningen en zijn er wachtrijen van mensen die sociaal en/of economisch aan het eiland verbonden zijn. De voorgenomen permanente woningen voorzien in woningaanbod voor deze inkomensgroepen op Vlieland.

Herziene welstandsnota Vlieland

In 2006 is door de gemeente Vlieland een welstandsnota opgesteld, welke in 2012 herzien is. Het doel van het welstandsbeleid is een effectief, controleerbaar en klantvriendelijk welstandstoezicht in te richten, waarbij particulieren, opdrachtgevers en architecten zich in een vroeg stadium op de hoogte kunnen stellen over de van toepassing zijnde welstandscriteria. De welstandsnota levert een bijdrage aan het behouden en daar waar nodig het versterken van de visuele kwaliteit en aantrekkelijkheid van de bebouwing op Vlieland.

Het plangebied valt conform de welstandsnota in Gebied 1: Beschermd Dorpsgezicht. De bebouwing bestaat hier voornamelijk uit één bouwlaag met een kap. Er is sprake van wisselende kapvormen. Kenmerkend voor het ruimtelijke beeld van het beschermde dorpsgezicht is ook de toepassing van gebakken materialen en historische kleuren uit de kleurenwaaier voor het schilderswerk van houten onderdelen.

Het voornemen is op 10 april 2019 getoetst aan de welstandseisen door de welstandscommissie. Hierop heeft de welstandscommissie een positief advies afgegeven. Daaruit kan worden geconcludeerd dat het initiatief in overeenstemming is met de geldende welstandscriteria.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Voor het plan is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de milieuaspecten en op andere sectorale regelgeving.

4.1 Geluid

Toetsingskader

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidzones van toepassing. Als geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

Toetsing

In de directe omgeving van het plangebied is uitsluitend sprake van 30 km/uur-wegen. Bovendien is Vlieland een zeer autoluw eiland. Er vinden weinig gemotoriseerde verkeersbewegingen plaats. Daarom is geen akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai noodzakelijk en kan er vanuit worden gegaan dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Toetsing

In de voorgenomen situatie worden in het plangebied woningen ontwikkeld. Dit betreffen bedrijfshindergevoelige functies, waarvoor in beginsel aan de richtafstanden van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' moet worden voldaan.

In de omgeving van het plangebied is sprake van een veelzijdigheid aan functies. Door deze hoge mate van functiemenging kan in dit geval de omgeving worden bestempeld als 'gemengd gebied', waardoor er voor de aan te houden richtafstanden één stap terug kan worden gedaan.

Ten noorden en noordwesten van het plangebied ligt een begraafplaats en staat een kerk. Voor de begraafplaats (milieucategorie 1) geldt in gemengd gebied een richtafstand van 0 meter, waar logischerwijs aan voldaan wordt. De kerk (milieucategorie 2) kent een richtafstand van 10 meter. Omdat de kerk op circa 50 meter afstand tot het plangebied staat wordt hier ruimschoots aan voldaan.

Ten zuiden van het plangebied, aan de Dorpsstraat, is sprake van meerdere detailhandels- en horecabestemmingen. Hier zijn verschillende winkels, restaurants en hotels gevestigd. Deze inrichtingen betreffen allen milieucategorie 1, waarvoor een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied geldt.

Ten zuidwesten van het plangebied, eveneens aan de Dorpsstraat, is het Waddencentrum gevestigd. Ook hiervoor geldt milieucategorie 1, met een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied. Ook hier wordt logischerwijs aan voldaan.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Toetsing

Het plangebied is in de huidige situatie bestemd als 'Bedrijf'. In het plangebied zijn twee schuren aanwezig die gebruikt worden als opslagplaatsen. Er is echter geen sprake van een verdachte locatie. Er heeft hier nooit bedrijvigheid gezeten die risico op verontreiniging van de bodem met zich mee heeft kunnen brengen. Tot de jaren '60 van de vorige eeuw is sprake geweest van een boerenstal met enkele koeien en paarden. Daarna is het altijd voor winteropslag van kampeermiddelen gebruikt. Daarom kan gesproken worden van een onverdachte locatie.

In de voorgenomen situatie worden permanente en recreatiewoningen in het plangebied gerealiseerd. Dit betreft een bodemgevoeliger gebruik dan in de huidige situatie. De aanname dat sprake is van een onverdachte locatie zal met een historisch onderzoek moeten worden bevestigd. Dit wordt uitgevoerd in het kader van de vergunningverlening.

4.4 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat op Vlieland en in de omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een woonwijk van 1.500 woningen valt binnen de norm van betekenende mate.

In dit plan worden vier permanente woningen en vier recreatiewoningen gerealiseerd. Dit aantal valt ruim binnen de norm van niet in betekenende mate. Bovendien is Vlieland een autoluw eiland en zullen als gevolg van deze ontwikkeling er weinig verkeersbewegingen plaatsvinden. Door de autoluwe status van het eiland en beperkte toename aan verkeer die als gevolg van dit plan wordt verwacht, kan worden gesteld dat dit plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

4.5 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). De bescherming van gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming.

4.5.1 Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

Het plangebied maakt geen deel uit van Natura 20000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Duinen Vlieland en ligt op circa 85 meter afstand tot het plangebied. Binnen het plangebied zijn op dit moment twee schuren ten behoeve van bedrijfsvoering aanwezig, die worden vervangen voor een woongebouw met daarin vier permanente woningen en vier recreatiewoningen. Gezien de aard en omvang van deze herontwikkeling kan gesteld worden dat directe effecten, zoals verstoring, verontreiniging, versnippering etc. uit te sluiten zijn. Indirecte hinder als gevolg van verkeersbewegingen is ook niet aan de orde omdat autoverkeer de natuurgebieden niet hoeft te kruisen om de planlocatie te bereiken.

Er is nu sprake van een bedrijfsbestemming en feitelijk bedrijfsmatig gebruik waarbij dagelijks meerdere vervoersbewegingen plaatsvinden. De bedrijvigheid vindt plaats in zeer gedateerde bebouwing, die geen enkele bescherming biedt tegen de emissie. Het bedrijfsmatig gebruik wordt beëindigd en de bebouwing wordt gesloopt. Dit alles wordt vervangen door een woonbestemming en een gebouw dat energieneutraal en gasloos wordt gebouwd. In kwalitatieve zin kan daarom worden geconcludeerd dat er in de gebruiksfase sprake is van een sterke verbetering. Op planniveau is het daarom zonder meer aantoonbaar dat geen negatieve effecten op de kwaliteit van het maatgevend Natura 2000 gebied of op de daarvoor vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen plaatsvinden (er vindt een significante verbetering plaats).

De bouwfase gaat op in de dagelijkse verkeersbewegingen van bedrijvigheid op het eiland en leidt niet tot een tijdelijke toename van emissie. Bovendien is op Vlieland zeer beperkt sprake van autoverkeer en is de bouwfase pas relevant op het moment dat er ook daadwerkelijk gebouwd gaat worden. Of er dan een kortstondige toename is, hangt af van de wijze waarop de bouw plaatsvindt. Initiatiefnemer wordt gevraagd dit voorafgaand aan de bouw inzichtelijk te maken en tevens de bouw op een zoveel mogelijk emissie neutrale wijze plaats te laten vinden. Nader onderzoek is daarom voor het bestemmingsplan niet noodzakelijk.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Een plan mag geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk maken, die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van de NNN. Het plangebied maakt geen deel uit van het NNN. Omdat geen ingrepen in de NNN worden voorgesteld, is van aantasting geen sprake en zijn er vanuit de NNN geen belemmeringen voor de plannen aan de orde.

4.5.2 Soortenbescherming

In het plangebied worden twee bestaande schuren gesloopt. Het is mogelijk dat zich beschermde soorten in deze schuren ophouden. Daarom is door Staatsbosbeheer een ecologische check naar beschermde soorten uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat geen sprake is van beschermde soorten in het plangebied en er dus ook geen belemmeringen gelden voor het voorgenomen initiatief. De memo van Staatsbosbeheer is opgenomen als bijlage 1.

4.6 Archeologie

Toetsingskader

Met betrekking tot dit aspect is per 1 juli 2016 de Erfgoedwet van toepassing. De Omgevingswet (nog niet van kracht) vervangt de Monumentenwet voor het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Tot het van kracht worden van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet. Hier blijven ze ongewijzigd van toepassing, zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Toetsing

Om uit te wijzen of archeologisch onderzoek noodzakelijk is, is het FAMKE geraadpleegd. Het FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, voor de steentijd-bronstijd en de ijzertijd-middeleeuwen. Op basis van de steentijd-bronstijd kaart geldt dat er geen onderzoek noodzakelijk is. Op basis van de ijzertijd-middeleeuwen kaart geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij ingrepen met een oppervlakte van minimaal 50 m². Ook in het geldende bestemmingsplan is ter plaatse van het plangebied een archeologische dubbelbestemming opgenomen.

Op beide percelen staan als sinds jaar en dag gebouwen. Daar komt bij dat zeer recent op meerdere plekken aan de noordzijde van de Dorpsstraat archeologisch onderzoek is gedaan en in geen van de gevallen zijn archeologische resten gevonden. Desalniettemin schrijft het geldende bestemmingsplan een archeologisch onderzoek voor, dus zal er onderzoek worden gedaan.

Nu op de percelen de gebouwen nog aanwezig zijn, is archeologisch onderzoek niet adequaat uit te voeren. Daarom zal het onderzoek worden uitgevoerd na sloop van de bebouwing, voorafgaand aan de bouw van de nieuwe gebouwen. Dit zal als voorwaarde bij de vergunningverlening worden vastgelegd. Dat betekent dat een archeologisch onderzoek bij vaststelling van het bestemmingsplan nog niet wordt uitgevoerd en ook nog niet zinvol wordt geacht. De uitvoerbaarheid van het pan komt hiermee in alle redelijkheid niet in het geding. Gezien de geschiedenis van de percelen en de recente resultaten van meerdere archeologische onderzoeken mag in alle redelijkheid worden verwacht dat geen archeologische waarden aanwezig zijn. Door toch het onderzoek als voorwaarde bij de vergunningverlening af te dwingen, wordt geen risico op aantasting van eventuele waarden gelopen.

4.7 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan beschreven moet worden hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Volgens de gemeentelijke erfgoedvisie en -nota wordt uitgegaan van de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden. Daarnaast is gebruik gemaakt van de thematische structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' waarin de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap in Fryslân beschreven zijn.

Toetsing

Conform de CHK van de provincie Fryslân maakt het projectgebied deel uit van het beschermd dorpsgezicht. Het beleid in het beschermd dorpsgezicht is gericht op het handhaven en (waar mogelijk) versterken van cultuurhistorische en ruimtelijk waardevolle bebouwingspatronen, het behoud van karakteristieke bebouwing en panden en de karakteristieke inrichting van waardevolle openbare ruimten, zoals de Dorpsstraat, het Kerkplein en een aantal cultuurhistorische waardevolle straatjes en gloppen.

Binnen het beschermd dorpsgezicht bestaat voor de meeste panden het recht om deze te slopen en opnieuw op te bouwen. Enkel voor karakteristieke panden wordt een vergunning vereist voor de sloop daarvan. Er is hier geen sprake van een karakteristiek gebouw. De nieuwbouw moet in eerste instantie stedenbouwkundig en ruimtelijk aanvaardbaar zijn. Daar is naar gekeken en de nieuwbouw wordt passend geacht binnen de structuur van de bebouwde omgeving ter plaatse. in de directe nabijheid zijn recent meer nieuwe gebouwen opgericht.

Ter bescherming van de waarden van het beschermd dorpsgezicht kent het bestemmingsplan een dubbelbestemming waarin nadere kwaliteitsregels zijn opgenomen. De welstandsnota kent vervolgens een specifiek regime voor het beschermd dorpsgezicht. Op bestemmingsplanniveau wordt van mensen niet gevraagd al met gedetailleerde tekeningen te komen. Voor het bestemmingsplan is dat detailniveau niet relevant. Pas op het moment dat het bestemmingsplan, met de beschermende regels voor het beschermd dorpsgezicht, is vastgsteld, kan de omgevingsvergunning worden aangevraagd, waarbij de beschermende regels zowel als de welstandseisen zorg moeten dragen voor een materiaalkeuze, een kleurstelling en een detaillering die passend zijn in het beschermd dorpsgezicht.

4.8 Water

Toetsingskader

Deze 'waterparagraaf' bevat de wettelijk verankerde watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Toetsing

In het kader van dit bestemmingsplan is de digitale watertoets doorlopen (dossiercode: 20190501-2-20477). Op deze wijze is het Wetterskip Fryslân geïnformeerd. Uit de watertoets is naar voren is gekomen dat de korte procedure van toepassing is op dit plan (bijlage 2). Aangezien de verharding binnen het plangebied vrijwel gelijk blijft is het niet noodzakelijk om watercompensatie toe te passen. Gezien de beperkte invloed van het plan op de waterhuishouding kan worden volstaan met de standaard maatregelen uit de leidraad watertoets. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

4.9 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Toetsing

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes aanwezig zijn die van invloed zijn op de beoogde (zorg)woningen in het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt daarom geen belemmering voor dit plan.

4.10 Kabels en leidingen

Toetsingskader

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Toetsing

In en direct rondom het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen die een planologische bescherming genieten en waar rekening mee gehouden moet worden in dit bestemmingsplan. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Het juridisch systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Het plangebied in dit bestemmingsplan is voorzien van twee enkelbestemmingen.

Wonen - 1

Ter plaatse van de recreatiewoning die als reguliere burgerwoning in gebruik wordt genomen wordt in het voorgenomen plan de bestemming 'Wonen - 1' toegepast. Hiermee wordt aangesloten bij de geldende regeling voor dergelijke woningen die als reguliere burgerwoningen in gebruik zijn. Op deze manier blijft sprake van een uniforme regeling die aansluit bij de omringende gronden. De bouwhoogte van 9 meter en de goothoogte van 3,50 meter sluiten aan bij de bestaande woning.

Wonen - Recreatie

Ter plaatse van het nieuw te realiseren woongebouw wordt de bestemming 'Wonen - Recreatie' toegepast. Deze bestemming is specifiek opgezet om zowel reguliere wooneenheden als recreatieve wooneenheden toe te staan. Het gebouw mag maximaal 9 meter hoog zijn met een goothoogte van 6,5 meter, waarmee de voorgenomen twee bouwlagen met kap hier binnen past.

Waarde - Archeologie

Het plangebied maakt deel uit van de dorpskern van Vlieland. Hier geldt in het geldende bestemmingsplan een archeologische dubbelbestemming, omdat er mogelijk archeologische waarden in de grond zitten van vroegere bewoning. Om deze waarden een beschermende regeling te bieden is ook in dit bestemmingsplan de archeologische dubbelbestemming toegepast. Hiervoor geldt dat bij ruimtelijke ingrepen met een minimale oppervlakte van 50 m2 een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Waarde - Beschermd dorpsgezicht

In de dorpskern van Vlieland geldt een beschermd dorpsgezicht, waarvoor in het geldende plan een dubbelbestemming is opgenomen. Om de waarden uit het beschermd dorpsgezicht ook in dit plan te waarborgen is deze dubbelbestemming eveneens opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een project. Wat dat betreft wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Het ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. In deze periode is het eenieder mogelijk een inspraakreactie kenbaar te maken. Ook is het plan naar de betrokken overlegpartners gestuurd.

Tijdens deze periode zijn geen inspraakreacties ingediend. Wel zijn twee vooroverlegreacties ingediend. Naar aanleiding daarvan is een antwoordnota inspraak en overleg opgesteld. Daarin zijn de ingediende reacties samengevat en voorzien van een gemeentelijke beantwoording. De antwoordnota is opgenomen als bijlage 3.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan is vervolgens voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. In deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). De uitkomsten hiervan kunnen nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven.

Zienswijze provincie Fryslân

Tegen het ontwerpbestemmingsplan is één zienswijze ingediend. De zienswijze is afkomstig van de provincie Fryslân. De zienswijze is tijdig bij het juiste bestuursorgaan ingediend en derhalve ontvankelijk. De provincie geeft aan dat zij in haar overlegreactie heeft gevraagd om een stikstofberekening aan het plan toe te voegen. De gemeente heeft dit niet gedaan met als motivering dat er geen stikstofdepositie plaats zal vinden omdat er energieneutraal gebouwd gaat worden. De provincie vindt dat er alsnog een berekening plaats moet vinden om aan te tonen dat het plan uitvoerbaar is.

Gemeentelijk verweer

In paragraaf 4.5.1. is veel uitgebreider dan de provincie in haar zienswijze schetst een motivering opgenomen op basis waarvan is geconcludeerd dat er in de gebruiksfase geen sprake zal zijn van een toename van stikstofdepositie. In vergelijking met de huidige situatie zal er in de nieuwe situatie sprake zijn van een afname van emissie en daarmee van afname van depositie op de natuurgebieden. In de Antwoordnota in bijlage 3 is uitgebreid geantwoord op de overlegreactie van de provincie. De provincie gaat niet op die motiveringen in, stelt dat de gemeente enkel de energieneutraliteit van de bouw aanvoert als reden om af te zien van een berekening, en wil alsnog enkel een berekening toegevoegd zien zonder dat af te zetten tegen de motiveringen van de gemeente. De provincie doet daarmee ernstig tekort aan de onderbouwing die van gemeentewege in deze kwestie aan het plan ten grondslag is gelegd.

De gemeente juicht initiatieven, die tot sterke verbetering van de ruimtelijke en milieutechnische situatie leiden, sterk toe. De gemeente wil particulieren daarin ondersteunen waar dat kan, mede ook in het licht van de doelen die de komende Omgevingswet stelt en waarin we op een andere manier met initiatieven en regelgeving om willen gaan. De financiële haalbaarheid van deze plannen hangt voor particulieren vrijwel altijd aan een zijden draadje, zeker nu in deze tijden van het Coronavirus. Het niet doorgaan van de plannen betekent een stap terug en betekent ook dat een sterk gedateerde plek in het dorp niet wordt aangepakt. Dat zou een betreurenswaardige gemiste kans zijn. Daar waar het voor iedereen duidelijk is dat de situatie sterk verbetert en er geen sprake zal zijn van toename van stikstofdepositie, acht de gemeente het niet opportuun om van particulieren ook nog te vragen dat met een kostbare stikstofberekening te ondersteunen. De uitvoerbaarheid van het plan in relatie tot stikstofdepositie in de gebruiksfase staat voor de gemeente niet ter discussie. Jurisprudentie wijst inmiddels uit dat de aanbouwfase in de planfase nog niet aan de orde kan komen en dus nog niet berekend hoeft te worden. Op basis van de motiveringen die in het plan zijn opgenomen met betrekking tot de gebruiks- en aanbouwfase en gezien de beperking van de vergunningplicht met de Spoedwet aanpak stikstof tot uitsluitend significante effecten en de lijn die aan het ontstaan is bij de Afdeling over de effecten van tijdelijke deposities, is het niet aannemelijk dat de Wet natuurbescherming aan uitvoering van dit plan in de weg zal staan. De gemeente wil de aanbouwfase dan ook pas betrekken bij het moment van vergunningverlening.

Standpunt

De gemeente acht de zienswijze ongegrond en laat het ontwerpbestemmingsplan ongewijzigd.

Vaststelling

Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het initiatief betreft de realisatie van een nieuw woongebouw waarin vier reguliere woningen en vier recreatiewoningen worden gerealiseerd. Bovendien wordt een bestaande recreatiewoning in gebruik genomen als reguliere woning. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat het initiatief financieel haalbaar is.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Tussen initiatiefnemer en gemeente is een anterieure overeenkomst afgesloten waarmee de kosten voldoende zijn verzekerd.