direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Vlieland - 't Badhuys
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0096.20150667-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het Noordzeestrand van Vlieland, ten noorden van hotel Seeduyn, staat het strandpaviljoen 't Badhuys. Dit paviljoen heeft al enige tijd te maken met een tekort aan capaciteit en kan niet voldoen aan de vraag naar ruimte voor besloten gezelschappen. WestCord hotels wil het strandpaviljoen 't Badhuys daarom uitbreiden. De ontwikkeling omvat een uitbreiding van het terras en het gebouw. De ontwikkeling past binnen de kaders die de gemeenteraad heeft benoemd in mei 2015 en is tot stand gekomen in overleg met Staatsbosbeheer en Rijkswaterstaat.

Het geldende bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden om de gewenste situatie te ontwikkelen. Hierop is in paragraaf 1.3 nader ingegaan. Om deze mogelijk te maken moet het bestemmingsplan worden herzien. Daarvoor is dit bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt op het Noordzeestrand, in het verlengde van de Badweg. De begrenzing is afgestemd op het voorgestelde inrichtingsplan. De ligging van het plangebied is op een luchtfoto weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20150667-VA01_0001.png" Figuur 1.1 De ligging van het plangebied (bron: Bing maps)

1.3 Geldende regeling

Het plangebied is grotendeels geregeld in het bestemmingsplan Hotels Badweg, dat is vastgesteld op 19 januari 2009. Het bestaande paviljoen is bestemd als 'Horeca - Standpaviljoen', waarin het bestaande gebouw in een bouwvlak is vastgelegd. Ook voor het terras bestaan geen uitbreidingsmogelijkheden. Er is hiervoor een maximale oppervlakte van 92 m2 (bestaande oppervlakte) vastgelegd. De uitbreiding vindt plaats in de bestemming 'Natuur', waarbinnen geen ontwikkelingsmogelijkheden voor het paviljoen worden geboden.

De uitbreiding vindt ook voor een klein deel plaats op gronden die zijn geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied Vlieland, dat op 27 mei 2013 is vastgesteld. Deze gronden hebben ook de bestemming 'Natuur'.

Over het plangebied ligt verder de bestemming 'Waterstaat – Waterkering', waarbinnen de waterkerende werking van de duinen wordt beschermd.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie, de voorgestelde ontwikkelingen en de uitgangspunten voor het plan. In hoofdstuk 3 wordt het, voor het plan relevante, beleid op de verschillende niveaus beschreven. In hoofdstuk 4 worden de ontwikkelingen getoetst aan de omgevingsaspecten. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 het juridische systeem toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van het plan behandeld.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en beschrijving initiatief

2.1 Huidige situatie

De ontwikkeling vindt plaats aan de noordelijke kust van Vlieland, ten noorden van hotel Seeduyn. Het maakt deel uit van een recreatieve voorziening op het einde van de Badweg. Deze voorziening bestaat uit twee hotels, een tennisbaan, een manege en het strandpaviljoen. In het gebied ten zuiden hiervan liggen verspreid een aantal recreatiewoningen in een duingebied.

Strandpaviljoen 't Badhuys staat op de rand van de duinen. Het gebouw heeft een totale oppervlakte van circa 350 m2, waarvan 250 m2 voorzien is van een kap. Hierin is het restaurant gevestigd. Het overig deel bestaat uit semi-openbare toiletten en voorzieningen ten behoeve van het restaurant. Rondom het restaurant ligt een, gedeeltelijk overdekt, terras. Een aanzicht op het standpaviljoen is weergegeven in figuur 2.1

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20150667-VA01_0002.png"

Figuur 2.1 Aanzicht op het 't Badhuys

2.2 Beschrijving initiatief

Het initiatief betreft het vervangen van 't Badhuys door een nieuw strandpaviljoen. Hiermee wordt de capaciteit van 't Badhuys vergroot. Zowel het gebouw als het terras wordt uitgebreid. De totale oppervlakte van het strandpaviljoen wordt 1031 m². Het nieuwe gebouw krijgt een oppervlakte van 537 m2. Het terras krijgt een oppervlakte van 428 m2. In het nieuwe gebouw worden, naast de horecavoorzieningen, kleedruimte en toiletvoorzieningen voor strandgasten gerealiseerd. De aan en afvoer van goederen wordt gerealiseerd via een brug.

Het initiatief is overlegd met Rijkswaterstaat en Staatsbosbeheer. Rijkswaterstaat heeft als voorwaarde gesteld dat het paviljoen minimaal 7 meter strandwaarts verplaatst dient te worden om de duinvoet vrij te houden van bebouwing. Het is gewenst dat zand onder het gebouw door kan stuiven. Staatsbosbeheer hecht ook waarde aan het vrijhouden van de duinvoet ten behoeve van natuurontwikkeling. Verharding ten behoeve van aan- en afvoer van goederen is in deze zone niet meer gewenst.

Het paviljoen wordt daarom ten opzichte van de bestaande situatie circa 10 meter uit de duin gesitueerd en zal worden verhoogd met 1,2 meter tot 6,0 meter plus NAP. De bestaande verharding door middel van stelconplaten verdwijnt in de nieuwe situatie.

Een uitzondering van plaatsing op het strand wordt gemaakt voor twee zeecontainers waar tijdens het zomerseizoen strandspullen in opgeslagen kunnen worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20150667-VA01_0003.jpg"

Figuur 2.2 Voorgestelde indeling plangebied (6 januari 2015)

Enkele aanzichten op het paviljoen zijn weergegeven in figuur 2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20150667-VA01_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20150667-VA01_0005.jpg"

Figuur 2.3 Aanzichten op het nieuwe paviljoen (voor- en achterzijde)

2.3 Ruimtelijke inpassing

De stranden van de Waddeneilanden zijn specifieke natuurgebieden met specifieke landschappelijke en gebiedskarakteristieke belevingswaarden. Deze kenmerken moeten zo min mogelijk c.q. niet worden aangetast, verstoord of gewijzigd. Iedere menselijke ingreep op het strand en tegen de duinen door het bouwen van gebouwen, bouwwerken en werken zet dat onder druk. Bij ontwikkelingen ligt de nadruk op behoud, herstel en ontwikkeling van de natuur- en landschappelijke waarden en er mag geen onevenredige afbreuk zijn van de zeewerende functie van de duinen.

Vanwege het recreatieve gebruik van het strand zijn specifieke voorzieningen, zoals een strandpaviljoen, wenselijk. Een paviljoen heeft meerwaarde voor het toerisme en de beleving van het strand, de zee en de duinen. 't Badhuys is het enige strandpaviljoen op Vlieland en ligt bovendien bij de enige bebouwingsconcentratie aan het Noordzeestrand. Het is een druk bezochte standovergang. Vanuit dat oogpunt is het functioneel en ruimtelijk aantrekkelijk om het strandpaviljoen op te waarderen.

Vanuit ruimtelijk oogpunt is de invloed van de ontwikkeling beperkt. Vergeleken met de totale bebouwing aan de Badweg wordt het paviljoen al bij een geringe afstand opgenomen in het totaalplaatje van recreatieve voorzieningen. Mede gelet hierop en het feit dat een paviljoen een aanvulling is op de beleving en gebruik van het strand en de zee, is de realisatie te rechtvaardigen en acceptabel.

De Intentieverklaring strandpaviljoens Friese Waddeneilanden (1 november 2001) met de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, waarin de maatschappelijke wens voor jaarrond exploitatie van strandpaviljoens wordt onderkend, is een belangrijke basis voor het strandpaviljoen. De uitgangspunten en voorwaarden zoals opgenomen in deze intentieverklaring worden in dit bestemmingsplan gerespecteerd.


De realisatie van het strandpaviljoen kan, gezien de bestaande ruimtelijke visies, de toekomstige ontwikkeling van het gebied en de ruimtelijke effecten van die activiteit op de omgeving, worden beschouwd als inpasbaar en aanvaardbaar. Aspecten als gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de omgeving blijven gewaarborgd. Er wordt verantwoord omgegaan met deze waarden. Voor het ontwerp zijn de volgende voorwaarden gehanteerd:

 

  • Het totale paviljoen is 1031m² groot. De toegang zal plaatsvinden via een brug vanaf de gemeentelijke verharding naar het paviljoen.
  • In het ontwerp is uitwerking gegeven aan het alzijdige karakter. Aan de duinzijde worden extra raampartijen gecreëerd: dit geeft uitvoer aan een meer open gevelbeeld. De opslag voor laden en lossen is inpandig.
  • Het strand blijft volledig vrij van opslag uitgezonderd de twee containers onder het paviljoen in het zomerseizoen.
  • Geen aan-en afvoer via stelconplaten, er wordt gewerkt met een brug naar de duin (naar de verharding van de gemeente). Hierdoor is er extra ruimte voor natuurontwikkeling in de duinvoetzone.

Afspraken open ruimte en seizoensgebonden opslag

Het strand zelf blijft volledig vrij van opslag van materialen die te relateren zijn aan het functioneren van het paviljoen. Er is een uitzondering voor de opslag van strand-gerelateerd materiaal dat tijdens het zomerseizoen aanwezig is (strandstoelen en windschermen). Deze materialen kunnen in maximaal 2 containers worden opgeslagen met een maximaal grondvlak van 9.00 x 2.50 meter per container. Uitgangspunt is om deze containers onder de vlonder te plaatsen, met de smalle zijde naar de zee gericht. Omdat optimale transparantie het uitgangspunt is, zodat het zand zich kan blijven verplaatsen, worden de containers geplaatst met een tussenruimte van minimaal 10 meter en zijn ze minimaal 5 meter ten opzichte van de vlonderrand naar binnen geschoven. De containers worden bij het begin van het winter(storm) seizoen van het strand verwijderd.

Landschappelijke inpassing

Door de verhoging van het paviljoen zal ruim 500m² extra natuurontwikkelingsgebied ontstaan. Er ontstaan kansen voor primaire duinvorming in de duinvoet, wat een bijzondere kwaliteit aan deze locatie toevoegt. De duinvoet wordt duurzaam beschermd, de aanwas van het duin gestimuleerd. De landschappelijke inpassing zorgt voor een alzijdig fraaier beeld. De badgast op de duinovergang ziet een van alle kanten aantrekkelijk paviljoen, geen facilitaire rommelwand.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het uitbreiden van een bestaand strandpaviljoen wordt niet gezien als verstedelijking in dit kader. De ladder is zodoende niet van toepassing.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Het provinciaal beleid is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit fan de romte'.

Voor de Waddeneilanden geldt het beleid dat de bijzondere waarden voorop worden gesteld. Vrijwel heel Vlieland is aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. Er is ruimte voor ontwikkeling van bestaande voorzieningen en bedrijven, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waarden van de EHS.

De verhoging van de ruimtelijke kwaliteit en de beleving van de waarden van Vlieland zijn speerpunt. Maatwerk is daarom noodzakelijk, dit is in alle gevallen afgestemd op de eilander situatie.

Grutsk op é Romte

De provincie zet in op het in stand houden en verder ontwikkelen van de belangrijke landschappelijke kwaliteiten en waarden in de provincie. Hiervoor heeft de provincie op 26 maart 2014 de structuurvisie 'Grutsk op é Romte' vastgesteld. Het plangebied maakt deel uit van het deelgebied 'Waddengebied'. Voor dit gebied zijn aan aantal kernkwaliteiten (ofwel: provinciale belangen) aangewezen. Het gaat dan om landschappelijke kwaliteiten en kenmerken op grote schaal, waaronder de onderlinge samenhang van de eilanden met de kust, het dijkensysteem, de jonge zeepolders met de dorpen op de hogere delen, gradiënten en dergelijke. De ontwikkeling die dit plan voorstelt doet hier geen afbreuk aan.

Verordening Romte Fryslân

In de Verordening Romte Fryslân (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald. Voor dit plan zijn de volgende artikelen uit de verordening relevant:

Bundeling

Het strandpaviljoen is geen stedelijke functie zoals bedoeld in artikel 1 en kan zich daarom ontwikkelen buiten het bestaand stedelijk gebied.

Recreatie op de Waddeneilanden

Op grond van lid 5.7.2 moet in de toelichting op een ruimtelijk plan waarin een nieuwe of een uitbreiding van een bestaande recreatieve voorziening op of bij een Waddeneiland is opgenomen, worden onderbouwd op welke wijze is gezorgd voor stabilisatie van de totale recreatiedruk per eiland en rekening is gehouden met de landschappelijke en natuurlijke waarden. Deze bepaling is vooral gericht op verblijfsrecreatie. De uitbreiding van het strandpaviljoen heeft geen invloed op de totale recreatiedruk. De effecten op de natuurlijke waarden zijn onderzocht en beschreven in paragraaf 4.7.

Ecologische hoofdstructuur

Vrijwel het gehele buitengebied van Vlieland is onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De recreatievoorziening waarbij het paviljoen hoort valt hier echter niet onder. De begrenzing is weergegeven in figuur 4.1. Hieruit blijkt dat er rondom het paviljoen nog enige ruimte is voor beperkte uitbreiding. De ontwikkeling vindt echter wel gedeeltelijk plaats binnen de EHS. Op grond van de verordening mag een ruimtelijk plan voor gronden binnen de EHS geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk maken, die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van de EHS.

Vanwege de aanwezigheid van de EHS en andere beschermde natuur is een natuurtoets uitgevoerd. In paragraaf 4.7 is onderbouwd dat de ontwikkeling niet leidt tot een significante aantasting van de kenmerken en waarden van de EHS.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20150667-VA01_0006.png"

Figuur 3.1 Begrenzing EHS

Kustfundament Waddeneilanden

Het plangebied ligt in het kustfundament. In geval van nieuwe bebouwing in het kustfundament moet in de plantoelichting worden gemotiveerd dat hierdoor geen belemmering kan ontstaan voor de instandhouding of versterking van het zandige deel van het kustfundament. Hierover is advies gevraagd aan de waterkeringbeheerder. Dit is Rijkswaterstaat. Paragraaf 4.3 gaat hierop nader in.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met de regels uit de Verordening Romte Fryslân.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 2020

De gemeente Vlieland heeft een structuurvisie 'Ruimte voor Vlieland' opgesteld. Hierin staat op hoofdlijnen het ruimtelijk beleid van de gemeente tot 2020 weergegeven. De gemeente zal bij alle ruimtelijke ontwikkelingen sturen op:

  • een duurzame ontwikkeling door efficiënt en zuinig ruimtegebruik;
  • het versterken van de identiteit door een kwaliteitsverbetering van het recreatieve product Vlieland;
  • zoeken naar ruimte door versterking van de kenmerkende ruimtelijke structuur.

Specifieke uitgangspunten ten aanzien van de uitbreiding van 't Badhuys worden niet gegeven. In algemeenheid wordt gesteld dat de herinrichting van 't Badhuys met zeer beperkte uitbreiding onder efficiënt en zuinig ruimtegebruik valt. Ook is sprake van een kwaliteitsverbetering van het recreatieve aanbod.

Welstandsnota

De gemeente Vlieland heeft haar gemeentelijke welstandsbeleid opgenomen in de Herziene Welstandsnota (2012). In deze nota zijn de welstandseisen omschreven die aan een bouwwerk worden gesteld. De welstandscriteria hebben betrekking op de architectonische vormgeving, zoals de hoofdvorm, het materiaalgebruik, de kleurkeuze en de detaillering van een concreet bouwwerk.

Het plangebied ligt in het welstandsgebied 7, 'Recreatieve voorzieningen'. Het beleid is in eerste instantie gericht op handhaving van de verschillende complexen. Bij eventuele nieuwe ontwikkelingen (voor zover het bestemmingsplan dat toelaat) zal de landschappelijke inpassing voorop staan. Het bestaande beeld is in algemene zin een neutraal gegeven.

Als uitgangspunt geldt om in het bestemmingsplan alleen die zaken te regelen die van ruimtelijk belang zijn (bijvoorbeeld functie, plaatsing en hoofdvorm). In aanvulling op het bestemmingsplan gelden de welstandscriteria die zich richten op de uiterlijke verschijningsvorm van een gebouw. De nieuwbouw wordt landschappelijke goed ingepast (zie ook paragraaf 2.3).

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Ter bescherming van de kwaliteit van de leefomgeving wordt naast specifieke (milieu)wetgeving op een goede ruimtelijke ordening ingezet. In de volgende paragrafen worden de relevante aspecten per thema onderzocht.

4.1 Milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Het paviljoen betreft een horecagelegenheid uit een lichte categorie (milieucategorie 2). Hierbij geldt een richtafstand van 30 meter tot milieugevoelige functies. Binnen deze afstand zijn geen woningen gelegen. Er wordt dus voldaan aan de richtafstanden. Bovendien is er sprake van een kwalitatieve ontwikkeling. Vanuit de milieuzonering bestaan er dan ook geen belemmeringen voor de ontwikkeling.

4.2 Geluid

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

Vlieland is autoluw en op de wegen in de kom geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Er zijn er geen spoorwegen of geluidszoneringsplichtige industrie aanwezig. Het plangebied ligt dus niet in een geluidszone. In het plangebied worden ook geen geluidsgevoelige functies voorgesteld. Er wordt dus voldaan aan de Wgh.

4.3 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap (kenmerk: 20150805-2-11391). Op het plan is de korte watertoetsprocedure van toepassing.

In de Leidraad Watertoets staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Veilig

Voor het aspect 'veilig' gaat het over overstromingsrisico's. Het plangebied ligt niet een waterkering van het waterschap en ook niet vrij voor de boezem. Voor Wetterskip Fryslân zijn op dit punt geen belangen aan de orde.

Het plan vindt wel plaats in een waterkering. Het ligt in het Kustfundament Waddeneilanden, dat door in de provinciale verordening wordt beschermd. De beheerder van deze primaire waterkering is Rijkswaterstaat. In het voortraject is overleg gevoerd met Rijkswaterstaat. De bijbehorende brief is opgenomen in Bijlage 1. In de brief zijn een aantal voorwaarden genoemd. Om hieraan te voldoen worden ook een aantal voorwaarden aan de toekomstige bebouwing gegeven. Deze zijn meegenomen bij het ontwerp van het bouwplan zoals dat mogelijk wordt gemaakt. Op deze manier wordt geen afbreuk gedaan aan het Kustfundament Waddeneilanden.

Voldoende

Peilbeheer

Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Dit is de afstand tussen het waterpeil en de aanleghoogte van bebouwing. Gelet op de ligging in de duinen wordt ruimschoots voldaan aan de normen voor drooglegging.

Compensatie

Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Het dempen van water watergangen moet volledig gecompenseerd worden. Deze compensatie is bedoeld om wateroverlast door het versneld afvoeren van hemelwater vanaf de verhardingen te voorkomen. Compensatie is nodig bij een toename aan verharding van meer dan 200 m2.

Het plan stelt geen feitelijk oppervlakteverharding voor, aangezien de bouwwerken op palen staan. Infiltratie wordt dus niet gehinderd. Compensatie is bovendien zinvol, aangezien hemelwater kan afstromen op de Noordzee en kan infiltreren in de zandige bodem zonder wateroverlast te veroorzaken.

Schoon

Afvalwater en regenwatersysteem

Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval wordt afvalwater op het bestaande rioleringssysteem afgevoerd. Zoals eerder aangehaald kan schoon hemelwater ongehinderd infiltreren.

Waterkwaliteit

De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

Vervolg

Waterwet

Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure

In het kader van het vooroverleg is het bestemmingsplan voorgelegd aan het waterschap voor een wateradvies. Dit wateradvies wordt gecommuniceerd met de aanvrager en als uitgangspunt gehanteerd bij de uitwerking van het plan.

4.4 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Het plangebied ligt in een landelijke, natuurlijke omgeving. Het is al lange tijd in gebruik als strandpaviljoen. Er is geen sprake van een verdachte locatie. In het kader van de vergunningverlening is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. Hiermee is gewaarborgd dat de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik.

4.5 Archeologie

In de Monumentenwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor Vlieland wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Uit deze kaart blijkt dat de kans op het aantreffen van archeologische resten in het plangebied zodanig laag is, dat archeologisch onderzoek niet nodig is. Als bij bodemingrepen toch archeologische resten worden aangetroffen dan moet dit gemeld worden bij het bevoegd gezag.

4.6 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aan te wijzen. Het is daarom niet nodig om regels op te nemen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

4.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Flora- en faunawet.

In het kader van de ontwikkeling van de manege en de uitbreiding van het strandpaviljoen is een ecologische beoordeling uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in bijlage 2.

Gebiedsbescherming

Vlieland heeft een hoge natuurwaarde. Op Vlieland zelf ligt het Natura 2000-gebied 'Duinen Vlieland'. Aan de noordzijde ligt de Noordzeekustzone en aan de zuidkant de Waddenzee. De begrenzing van de Natura 2000-gebieden is gelijk aan die van de Ecologische Hoofdstructuur. Zoals al blijkt uit figuur 3.1 in paragraaf 3.3 is deze begrenzing rondom het huidige strandpaviljoen gelegd. Het huidige paviljoen ligt dus niet binnen, maar wel direct aangrenzend aan beschermde gebieden. In de nieuwe situatie wordt het strandpaviljoen zeewaarts verplaatst, daardoor de nieuwe situatie deels in de EHS en in het Natura 2000-gebied valt.

In de ecologische beoordeling zijn de mogelijke effecten van de ontwikkeling van 't Badhuys op de natuurwaarden in de omgeving beoordeeld. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van een verslechtering of verstoring in de zin van de Natuurbeschermingswet 1998 en dat er geen significant negatieve effecten op de Habitattypen en soorten van de Habitatrichtlijn of de Vogelrichtlijn zullen optreden in het Natura2000-gebied in de omgeving van het plangebied als gevolg van het plan. De uitvoering van het plan is mogelijk, zonder verslechtering of verstoring en zonder significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van het Natura2000-gebied 'Duinen Vlieland'. Er geldt dus hier geen vergunningplicht met betrekking tot de Natuurbeschermingswet 1998. Dit geldt ook voor de Noordzeekustzone.

Als gevolg van de plaatsing van een gedeelte van het paviljoen in de EHS gaat een klein areaal EHS verloren. Dit areaal is zeer beperkt en per saldo is er geen sprake van een verlies, aangezien de overschrijding het gevolg is van een verplaatsing en niet van de uitbreiding. In overleg met provincie wordt beoordeeld of het het nodig is om hiervoor te komen tot compensatie in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur.

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling geen significante effecten op de natuurdoelen en de natuurlijke kenmerken van de beschermde natuurgebieden tot gevolg heeft.

Soortenbescherming

Uit het ecologisch onderzoek blijkt dat op voorhand worden uitgesloten dat zich overtredingen van de Flora- en faunawet zullen voordoen. De aanvraag van een ontheffing van de Flora- en faunawet is om deze reden niet nodig. Voor alle soorten is de zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (Bevi, Bevb, Basisnet). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.

Uit de risicokaart blijkt dat er in de wijde omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Ook worden er geen risicobronnen, zoals opslag van gevaarlijke stoffen, voorgesteld. Als gevolg van dit plan ontstaan dus geen externe risico's.

4.9 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van 15 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 9 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Er is sprake van een erg goede luchtkwaliteit.

Voor veel initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De uitbreiding van 't Badhuys hoort daar ook bij. Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het plan geen overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen tot gevolg heeft.

4.10 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Horeca - Strandpaviljoen

Het nieuwe strandpaviljoen valt onder de bestemming 'Horeca - Strandpaviljoen'. In het bestemmingsplan is geen uitbreidingsruimte ten aanzien van de locatie van het strandpaviljoen opgenomen. De maximale oppervlakte van het paviljoen is vastgelegd in de regels en het bouwvlak ligt strak om het gebouw. De terrassen vallen buiten het bouwvlak en mogen daarom niet worden overkapt. De bestemming is verder afgestemd op de huidige bestemming van 't Badhuys. Het peil waarop het Badhuys zal worden gebouwd is 6m plus NAP. Vanaf deze hoogte geldt de vastgelegde goot- en bouwhoogte.

Natuur

Een deel van het huidige strandpaviljoen valt in dit bestemmingsplan onder de bestemming 'Natuur'. Dit is ter plaatse van de huidige locatie van 't Badhuys en rondom het paviljoen. Op deze gronden bestaan geen ontwikkelingsmogelijkheden voor het strandpaviljoen. Met aanduidingen zijn in deze bestemming de trappen en de brug naar het paviljoen geregeld.

Verkeer- Verblijf

De toegang tot het Badhuijs is geregeld binnen de Verkeer-Verblijf bestemming.

Waterstaat - Waterkering

Het hele plangebied ligt in het Kustfundament Waddeneilanden. Daarom zijn regels opgenomen ter bescherming van de zeedefensie. Deze zijn opgenomen in de bestemmingsplan 'Waterstaat - Waterkering'.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidaspecten van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het voortraject is overleg gevoerd met Staatsbosbeheer (eigenaar van de gronden) en Rijkswaterstaat (beheerder rijkswaterstaatwerk Noordzee). De bijbehorende brieven zijn opgenomen in Bijlage 1. Beide partijen staan in principe positief tegenover de ontwikkeling. Rijkswaterstaat heeft wel een aantal voorwaarden aan de bebouwing gesteld. Deze worden bij de uitvoering meegenomen.

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro opgenomen bestemmingsplanprocedure. Hiermee wordt inzicht gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Overleg

Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan heeft overleg met de betrokken overlegpartners plaatsgevonden. De resultaten hiervan zijn in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt. De strandwaartse verplaatsing en verhoging van het paviljoen op verzoek van Rijkswaterstaat behoren tot uitgangspunten voor het ontwerp. Staatsbosbeheer heeft in een voorzet voor een beeldkwaliteitsplan haar kaders en randvoorwaarden te kennen gegeven zodat extra ruimte voor natuurontwikkeling in de duinvoetzone kan ontstaan.

Het ontwerp is op de volgende punten aangepast:

  • De toegang zal plaatsvinden via een brug vanaf de gemeentelijke verharding naar het paviljoen. Er wordt geen verharding aan de achterzijde van het paviljoen gerealiseerd.
  • In het ontwerp is uitwerking geven aan het alzijdige karakter. Aan de duinzijde worden extra raampartijen gecreëerd: dit geeft uitvoer aan een meer open gevelbeeld. WestCord ziet af van een extra balustrade aan de duinzijde. De waarde voor de beeldkwaliteit hiervoor wordt onderschreven, maar daarvoor zijn extra meters paviljoen gewenst. Omdat de gemeente een kader heeft gegeven van 1031 m² behoort deze extra franje niet tot de mogelijkheden.
  • Het strand blijft volledig vrij van opslag uitgezonderd de twee containers in het zomerseizoen.
  • Geen aan-en afvoer via stelconplaten, er wordt gewerkt met een brug naar de duin (naar de verharding van de gemeente). Hierdoor is er extra ruimte voor natuurontwikkeling in de duinvoetzone.

Ontwerpbestemmingsplan

Het gewijzigde bestemmingsplan is aan het bestuur van de gemeente Vlieland voorgelegd als principeverzoek. Het college van burgemeester en wethouders heeft in een advies van 19 januari 2016 aan de gemeenteraad voorgesteld om in te stemmen met het voeren van de planologische procedure van dit ontwerpbestemmingsplan. De gemeenteraad heeft op 25 januari 2016 besloten om mee te werken aan een planologische procedure van het plan zoals het nu voorligt.

Het ontwerpbestemmingsplan is, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, van 1 februari tot 14 maart 2016, gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is de mogelijkheid geboden voor het indienen van zienswijzen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Vaststelling

Op 25 april 2016 heeft de gemeenteraad besloten het bestemmingsplan ongewijzigd vast te stellen. De bij de vaststelling behorende stukken zijn als los onderdeel bij het digitale bestemmingsplan gevoegd. Tegen dit besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor uitvoering van het plan worden gedragen door de ontwikkelaar. De ontwikkelaar heeft de ontwikkelingskosten inzichtelijk gemaakt. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.

6.3 Grondexploitatie

Het doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal, waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn.

In dit bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen dient een grondexploitatieplan opgesteld te worden tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is. In dit plan is het kostenverhaal geregeld in een exploitatieovereenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Hierin is onder andere het planschadeverhaal geregeld. Verder worden de plankosten via leges op de initiatiefnemer verhaald. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en wordt van het vaststellen van een exploitatieplan afgezien.