direct naar inhoud van Artikel 9 Verkeer - Onverhard
Plan: Zomerhuizenterrein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0096.137101-VA01

Artikel 9 Verkeer - Onverhard

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Onverhard' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. deels verharde en onverharde wegen en paden;

waarbij het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het landschappelijke waarden wordt nagestreefd;

  • b. bermen en beplanting;
  • c. dagrecreatief medegebruik;
  • d. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • e. andere bouwwerken.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

9.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de landschappelijke waarden;
  • d. de natuurlijke waarden;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van oppervlakte verhardingen;
  • b. het wijzigen van de samenstelling van het verhardingsmateriaal;
  • c. het aanbrengen van dagrecreatieve voorzieningen.
9.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan.
9.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden.