direct naar inhoud van Artikel 20 Verkeer - Verblijf
Plan: Vlieland kom
Status: Vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0096.087103-VG01

Artikel 20 Verkeer - Verblijf

 

20. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    (woon)straten;

b.    paden;

c.    parkeervoorzieningen;

d.    groenvoorzieningen;

waarbij, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “karakteristiek”, de instandhouding van de karakteristieke waarden van de straten en paden wordt nagestreefd;

en in beperkte mate voor:

e.    tuinen en erven;

met de daarbijbehorende:

f.     bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

20. 2.    Bouwregels

20. 2. 1. Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

20. 2. 2. Voor het bouwen van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

-       de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

20. 3.    Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.    de instandhouding van de karakteristieke waarden van de straten en paden;

b.    de verkeerssituatie;

c.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

20. 4.    Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

-       het anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van een ter plaatse aangegeven dwarsprofiel.

 

20. 5.    Afwijking van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

 

-       het bepaalde in lid 20.4. in die zin dat wordt afgeweken van het voorgeschreven dwarsprofiel, mits:

1.    hierdoor geen wezenlijke verandering in de geluidssituatie optreedt;

2.    de verkeersveiligheid hierdoor niet onevenredig wordt aan getast;

3.    tevens getoetst wordt aan de gevolgen voor de afwikkelin gen van het openbaar vervoer.

20. 6.    Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

20. 6. 1. Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werk zaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

-       het wijzigen van de verhardingssoort van de straten en/of paden, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”.

20. 6. 2. Het bepaalde in lid 20.6.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a.    het normale onderhoud betreffen;

b.    reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht wor den van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.

20. 6. 3. De omgevingsvergunning kan slechts wor den verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke waarden van de straten en paden.