direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Vlieland kom
Status: Vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0096.087103-VG01

Artikel 1 Begrippen

 

 

In deze regels wordt verstaan onder:

1.    plan:

het bestemmingsplan Vlieland Kom van de gemeente Vlieland;

2.    bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0096.087103-VG01 met de bijbehorende regels;

3.    aan- of uitbouw:

een aan een (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;

4.    aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

5.    aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

6.    aan-huis-verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, Vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbijbehorende gebouwen met behoud van de woning kan worden uitgeoefend;

7.    amusementshal:

een bedrijf gericht op de exploitatie van speel- en gokapparatuur, zoals een flipperkasten- en fruitautomatenhal, een snookergelegenheid of een casino;

8.    appartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijke gemeubileerde woongelegenheid in een groter gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

9.    bar-/dancing:

een bar, waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen, en naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, zoals discotheken en nachtclubs;

10.  bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

11.  bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

12.  bestaand:

a.    ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwe zige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

-       bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het be stemmingsplan als Vastgesteld;

b.    ten aanzien van het overige gebruik:

-       bestaand ten tijde van het van kracht worden van het be treffende gebruiksverbod;

13.  bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

14.  bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

15.  bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

16.  bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

17.  bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

18.  bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

19.  bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

20.  bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;


21.  bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

22.  bijgebouw:

een gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

23.  café:

een horecabedrijf, waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie overdag en gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich zowel binnen als buiten (terras) de lokaliteit volstrekt;

24.  cafetaria:

een horecabedrijf waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van eenvoudige etenswaren en dranken, en naar de aard en invloed daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, zoals snackbars en lunchrooms;

25.  cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;

26.  dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

27.  detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

28.  dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en een internetcafé;

29.  erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vin den van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;


30.  gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

31.  gevellijn:

de als zodanig op de kaart aangegeven bouwgrens;

32.  glop:

een nauwe doorgang tussen een aaneengesloten bebouwingspatroon;

33.  hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

34.  horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etens waren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

35.  hotel/hotel-restaurant:

een horecabedrijf waar tegen vergoeding logies, al dan niet in combinatie met maaltijden en dranken, kunnen worden verstrekt;

36.  huishouden:

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

37.  kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

38.  kamphuis:

een gebouw dat blijvend bedoeld is voor recreatief verblijf, waarbij wordt overnacht in gemeenschappelijke ruimtes en een dagverblijf beschikbaar is;

39.  kap:

een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;


40.  maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, levensbe schouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van opvang van mensen en dieren en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

 

41.  natuurlijke waarden:

de abiotische en biotische waarden van een gebied. Bij de af weging van het begrip natuurlijke waarden zal de Natuurbe schermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn;

42.  normaal onderhoud:

het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig nood zakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

43.  peil:

1.    voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

-       de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

2.    voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

-       de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

44.  pension:

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies;

45.  permanente bewoning:

het gebruik van een woonruimte tenminste 2/3 van de tijd als woonruimte in een aaneengesloten periode van 180 dagen en minimaal 50 overnachtingen in de maanden december, januari en februari. Als permanente bewoning wordt tevens gezien het hebben van een pand voor bewoning door personeel, volgens een (langdurige) huurovereenkomst voor minimaal 4 dagen per week. De duur van deze overeenkomst moet voor minimaal 1 jaar worden aangegaan.

46.  prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

47.  recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;


48.  restaurant:

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden en dranken;

 

49.  seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van ero tisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrich ting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seks automatenhal, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaron der tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

50.  tearoom:

een aan de detailhandelsfunctie ondergeschikte vorm van lichte horeca, waarbij in hoofdzaak de in de betreffende winkel verkochte waren ter plaatse kunnen worden genuttigd en waarbij de sluitingstijden gelijk zijn aan die van de winkel;

51.  tweede woninggebruik

het beschikbaar hebben, geven of houden van woonruimte ten behoeve van zichzelf of een ander, zonder dat men of die ander de desbetreffende woonruimte gebruikt voor bewoning;

52.  winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

53.  woning:

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden dan wel van een groep van personen dat naar de aard en de inrichting uitsluitend is bedoeld voor bewoning;

54.  woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.