direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Formerum Noord, uitbreiding camping Grientebos
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0093.WP2018GRIENTEBOS-VG01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Camping 'Grientebos' is bezig met een opwaardering van het bestaande recreatieterrein. Daarnaast zijn er plannen om op gronden aan de oostkant te gaan uitbreiden ten behoeve van de bouw van zeven lodges. Hiermee wordt een kwaliteitsimpuls aan de camping gegeven. Het totale project bestaat uit de bouw van 17 lodges. In de recreatiesector is een trend zichtbaar waarbij de vraag naar luxe accommodaties verschuift. Dit is aanleiding van de eigenaar van het terrein om de stacaravans te vervangen door moderne, luxe recreatielodges.

De opwaardering van het bestaande recreatieterrein is op basis van het geldende bestemmingsplan al toegestaan. De uitbreiding ten behoeve van lodges niet. De gronden, met een agrarische bestemming, zijn op basis van het bestemmingsplan wel aangewezen als 'uitbreidingslocatie'. Middels een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om de bestaande camping uit te breiden.

Het college van Burgemeester en wethouders kan medewerking verlenen aan de wijziging van de bestemming, omdat het beoogde project voldoet aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid. Het voorliggende wijzigingsplan voorziet in de uitvoering van de wijzigingsprocedure.

1.2 Plangebied

Het plangebied van dit wijzigingsplan betreft het perceel Duinweg Formerum 5/A en de aangrenzende gronden ten oosten hiervan. De begrenzing is afgestemd op basis van het perceel kadastraal bekend als gemeente Terschelling, sectie I, nummers 2926, 2932, 2960, 2961, 2962, 2963, 2964, 2965, 2966, 2967, 2924, 2927 en 2736. De globale ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1. De exacte begrenzing van het gebied in figuur 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.WP2018GRIENTEBOS-VG01_0001.png"

Figuur 1 (Directe) omgeving plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.WP2018GRIENTEBOS-VG01_0002.png"

Figuur 2 De begrenzing van het plangebied

1.3 Toepassing wijzigingsbevoegdheid

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Formerum Noord en de Parapluherziening wijzigingsbevoegdheid Uitbreiding kampeerterreinen.

Formerum Noord

In het bestemmingsplan Formerum Noord hebben de gronden van de bestaande camping de bestemming 'Recreatie - 1 (kampeerterreinen)'. Binnen de bestemming zijn standplaatsen voor kampeermiddelen, waaronder stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens toegestaan. De maximale oppervlakte van deze plaatsen bedraagt 45 m2. Op de verbeelding is een maximale maatvoering van 605 m2 opgenomen. Dit betreft maximale gezamenlijke oppervlakte van de stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens (jaarstandplaatsen). Tot slot is op de verbeelding de bouwaanduiding specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen opgenomen. Gebouwen en overkappingen, ten behoeve van beheer en dienstverlening, sanitaire voorzieningen en onderhoud zijn binnen het plangebied daarom niet toegestaan.

De gronden van de uitbreiding hebben de bestemming 'Agrarisch'. Het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf is op basis van deze bestemming niet toegestaan. Daarnaast is de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 6 (Recreatie - 1)' op het gebied van toepassing. In de bestemming 'Agrarisch' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 6 (Recreatie - 1)' de bestemming “Agrarisch” te wijzigen in de bestemming “Recreatie - 1 (kampeerterreinen)”, ten behoeve van kwaliteitsverbetering/herinrichting van een kampeerterrein. Hiervoor gelden een aantal wijzigingscriteria. De toetsing aan de wijzigingscriteria vindt in paragraaf 2.6 plaats.

Parapluherziening wijzigingsbevoegdheid Uitbreiding kampeerterreinen

In 2016 is het bestemmingsplan Parapluherziening wijzigingsbevoegdheid Uitbreiding kampeerterreinen vastgesteld. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de gronden waar op basis van het huidige bestemmingsplan wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen die het mogelijk maken om de bestaande kampeerterreinen uit te breiden. In het parapluplan zijn een aantal wijzigingscriteria op onderdelen gewijzigd dan wel aangevuld.

De wijziging heeft betrekking op een toetsing aan het beleid 'Beleidsregels kamperen gemeente Terschelling 2010' in plaats van het beleid 'Beleidsregels kamperen 2008'. De aanvulling heeft betrekking op het aantal toegestane stacaravans en de gezamenlijke oppervlakte daarvan.

Op basis hiervan is een geconsolideerde regeling opgenomen waaraan de wijzigingsbevoegdheid moet voldoen. Deze zijn opgenomen in de toetsing in paragraaf 2.6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.WP2018GRIENTEBOS-VG01_0003.png"

Figuur 3 Fragment plangebied geldend bestemmingsplan

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit wijzigingsplan is als volgt opgezet:

  • in hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van het plan inclusief de toetsing aan de wijzigingscriteria;
  • hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders;
  • in hoofdstuk 4 vindt een toetsing plaats aan de voor dit wijzigingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten;
  • in hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld;
  • hoofdstuk 6 gaat in op de juridische regeling van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

De camping is gevestigd in Formerum-Noord. Dit is het verblijfsrecreatiegebied ten noorden van het dorp Formerum. Zoals op figuur 1 is te zien, kenmerkt de (directe) omgeving zich door een afwisseling van met name stacaravans, kampeerterreinen en (kleinschalige) recreatiewoningen. De verschillende typen recreatiegebieden zijn door middel van (hoog) opgaande beplantingen van elkaar gescheiden.

De terreinen met stacaravans en recreatiewoningen zijn ingepast in elzensingels en bredere bosranden. Dit is kenmerkend voor de terreinen in de binnenduinrand. Ook het plangebied is op deze wijze ingepast.

Het plangebied grenst aan de noordzijde aan een kampeerterrein. Tussen beide terreinen bevindt zich een openbare weg. Aan de oost en zuidkant wordt het plangebied omgeven door agrarisch gebied. Verder naar het zuidoosten ligt het dorp Formerum. Tot slot grenst het gebied ten westen aan agrarische gronden en een bungalowpark (Brilduiker).

De bestaande camping, omringt door (dicht) opgaande begroeiing, wordt ontsloten door de Duinweg Formerum. Het zicht op het perceel vanaf de aangrenzende percelen is door de dichte begroeiing zeer beperkt. Dit is in figuur 4 goed te zien. In het verleden was het (planologisch) mogelijk om op de huidige gronden van de camping 20 stacaravans te realiseren. In de praktijk hebben hier 13 stacaravans van 30 m2 per stacaravan gestaan. De camping kon hiermee voorzien in 52 bedden per nacht gedurende 6 maanden per jaar ofwel 4 bedden per stacaravan.

De camping ondergaat om dit moment een kwaliteitsverbetering. Hiervoor worden de bestaande, verouderde stacaravans vervangen door lodges van 45 m2. De (her) ontwikkeling die op de bestaande camping mogelijk wordt gemaakt, is op basis van het geldende bestemmingsplan reeds toegestaan. De verschillende recreatie kavels worden door middel van opgaande begroeiing van elkaar afgescheiden.

De gronden ten behoeve van de uitbreiding liggen direct ten oosten van de camping. Op dit moment zijn de gronden nog in gebruik als weidegrond. Dit perceel heeft een oppervlakte van circa 0.6 hectare.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.WP2018GRIENTEBOS-VG01_0004.png"

Figuur 4 Vooraanzicht vanaf de Duinweg Formerum

2.2 Behoefte kwaliteitsimpuls camping

Aanleiding voor de ontwikkeling is de toenemende behoefte aan kwaliteit (luxe) en beleving. De toerist is veeleisender en kritischer geworden in de afgelopen decennia. De hoeveelheid vrije tijd is afgenomen maar het aantal toeristische activiteiten is toegenomen. Een combinatie van deze factoren leidt tot een noodzaak voor de toeristische sector in Friesland om te investeren in haar product om de concurrentie met andere regio's aan te kunnen.

Voor campings leidt dit tot een behoefte aan extra ruimte en capaciteit. Niet alleen het aantal plaatsen groeit, maar ook de ruimte per standplaats. De initiatiefnemer wil hierop inspelen door de stacaravans te vervangen door luxe lodges op ruimere percelen. Voor deze slag in kwaliteitsverbetering is extra ruimte nodig.

De verbeteringen hebben met name een kwalitatief karakter van het recreatieve aanbod en daaraan gekoppeld een verdere seizoensverbreding van de camping. De eigenaar van de camping is hier al mee bezig door het bestaande terrein op te waarderen. De verschillende percelen krijgen in de gewenste situatie een ruimere opzet ten opzichte van de huidige situatie. Tevens worden de lodges luxe uitgevoerd qua oppervlakte en voorzieningen die aansluiten bij de hedendaagse behoefte van de recreant. Tevens worden de lodges gasloos gebouwd. Hiermee is sprake van een kwalitatief hoogwaardig project wat tevens bijdraagt aan de ambitie van de gemeente om zelfvoorzienend te worden.

2.3 Gewenste situatie uitbreiding camping

De camping is voornemens het terrein aan de oostkant uit te breiden. Voor de uitbreiding is, gezien de ligging én de wijzigingsbevoegdheid, een uitbreiding aan de oostzijde het meest reëel. In totaal beslaat de geplande uitbreiding inclusief beplantingstrook een oppervlakte van circa 0,6 hectare. De uitbreiding van de camping betreft het realiseren van 7 lodges.

Rondom het terrein wordt hoogopgaande beplanting (7 meter breed) in lijn met de bestaande landschappelijke inpassing aangelegd. De bestaande beplanting aan de oostkant van het bestaande terrein blijft behouden. Hierdoor blijft het aanzicht op het terrein afgeschermd. De huidige ruimtelijke kwaliteit wordt gecontinueerd.

De lodges krijgen een oppervlakte van 45 m2, met een goothoogte van maximaal 3,3 meter inclusief bijgebouwen van maximaal 6 m2 en een hoogte 2,5 meter.

De uitvoering krijgt een uitstraling die passend is in de omgeving. De lodges worden uitgevoerd in gemodificeerd grenen. Dit hout vergrijsd gelijk aan red ceder en gaat na enkele jaren op in zijn omgeving. Hierdoor zullen de lodges nauwelijks opvallen in de omgeving.

2.4 Totale ontwikkeling

In totaal worden op het terrein 17 recreatieve objecten onderverdeeld in 15 lodges en 2 stacaravans voor op de korte termijn. Op lange termijn worden de 2 stacaravans ook vervangen voor 2 lodges. In de nieuwe gewenste situatie kunnen op het terrein 68 personen per nacht, gedurende het hele jaar, verblijven. In vergelijking met de huidige planologische mogelijkheden van 20 recreatieve objecten betreft dit een afname van 3 recreatieve objecten. In de praktijk betreft het echter een toename van 4 recreatieve objecten ten opzichte van de 13 bestaande recreatieve objecten.

De lodges worden door natuurlijke erfafscheidingen van elkaar gescheiden. De situering van de nieuwe lodges sluiten aan op de bestaande stedenbouwkundige situatie van de camping en volgt de bestaande verkavelingstructuur. In figuur 5 wordt de toekomstige inrichting weergeven. Op de tekening in figuur 5 zijn aan de zuidwestkant twee percelen niet ingevuld met de footprint van een lodge. Deze percelen betreffen de 2 stacaravans die op termijn ook worden vervangen door lodges.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.WP2018GRIENTEBOS-VG01_0005.png"

Figuur 5 Toekomstige inrichting

2.5 Verkeer en parkeren

De objecten worden zo geplaatst dat de bezonning en privacy geoptimaliseerd is. De objecten worden in een rij, haaks op de openbare weg, gebouwd. Voor de bereikbaarheid van de objecten worden een ontsluitingsweg gerealiseerd. Deze weg sluit aan op de bestaande ontsluiting van het terrein.

Verkeer

Het terrein heeft via de Duinweg Formerum een directe aansluiting op de Molenweg. De Molenweg leidt in zuidelijke richting naar de belangrijkste ontsluitingsweg van Terschelling genaamd de Hoofdweg. De genoemde wegen hebben voldoende capaciteit om de beperkte toename aan verkeersbewegingen op te vangen. De verkeersgeneratie is bepaald op basis van CROW kencijfers (publicatie 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie", 2012). De camping is gelegen in het buitengebied van Terschelling. Voor de verkeersgeneratie is daarom uitgegaan van het gemiddelde kencijfer voor de verkeersgeneratie: 2,7 mvt/etmaal per lodge. Uitgaande van een uitbreiding van 4 recreatieobjecten komt de verkeersgeneratie uit op 4 * 2,7 = 10,8 = 11 mvt/etmaal. De toename van het verkeer als gevolg van de uitbreiding is dermate gering dat het opgaat in de dagelijkse fluctuatie van het verkeer. De afwikkeling van het verkeer zal daardoor niet voor problemen zorgen.

Parkeren

Het uitbreiden van de camping zorgt voor een toename van de parkeervraag. De parkeervraag wordt berekend conform de nota parkeernormen Terschelling. Volgens de parkeernormen dient per 4 personen één parkeerplek gerealiseerd te worden. Dit betekent een totale parkeerbehoefte van 17 parkeerplaatsen. Zoals op de situatietekening te zien, worden aan de voorzijde van het terrein 18 parkeerplaatsen gerealiseerd. Hiermee wordt ruimschoots voorzien aan de parkeerbehoefte voor recreatiewoningen.

2.6 Toetsing aan wijzigingscriteria

Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van een combinatie van wijzigingsbevoegdheden in lid 3.7 sub b van het geldende bestemmingsplan Formerum Noord en lid 2.2 van het bestemmingsplan Parapluherziening wijzigingsbevoegdheid Uitbreiding kampeerterreinen én van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 5.6 lid b. Hiermee wordt de bestemming 'Agrarisch' gewijzigd in de bestemming 'Recreatie - 1 (kampeerterreinen)' ten behoeve van kwaliteitsverbetering/herinrichting van een bestaand kampeerterrein. De bestemming “Agrarisch” kan worden gewijzigd in de bestemming “Recreatie - 1 (kampeerterreinen)”, ten behoeve van kwaliteitsverbetering/herinrichting van een kampeerterrein, mits:

  • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 5 van overeenkomstige toepassing zijn;

met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid krijgt het gehele plangebied de bestemming 'Recreatie - 1 (kampeerterreinen)'.

  • 2. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de uitbreiding van bestaande kampeerterreinen op gronden met de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 6 (Recreatie - 1)":

Deze wijzigingsbevoegdheid voorziet in de uitbreiding van een bestaande kampeerterrein op gronden met de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 6 (Recreatie - 1)".

  • 3. De toepassing van de wijzigingsbevoegdheid moet passen binnen de uitgangspunten van de Beleidsregels kamperen gemeente Terschelling 2010:

In de notitie Beleidsregels kamperen 2010 is het gemeentelijk beleid ten aanzien van het ontwikkelen van kampeerterreinen beschreven. In paragraaf 3.3 wordt hieraan getoetst. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling binnen het beleid past. Zodoende wordt aan de voorwaarde voldaan.

  • 4. bij uitbreiding de bij het kampeerterrein behorende aanduiding "specifieke vorm van verkeer - parkeer- en/of speelterrein" wordt verwijderd;

De aanduiding is in het plangebied niet van toepassing.

  • 5. De uitbreiding mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bestaande kampeerterrein.

De oppervlakte van het bestaande kampeerterrein bedraagt 4.030 m2. De uitbreiding heeft een oppervlakte 2.015 m2 en bedraagt daarmee niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bestaande kampeerterrein.

  • 6. het bestaande aantal m² van de jaarstandplaatsen op het bestaande kampeerterrein, zoals weergegeven op de verbeelding, niet wordt vergroot;

Het bestaande aantal m² van de jaarstandplaatsen op het bestaande kampeerterrein wordt met dit wijzigingsplan niet vergroot. Op dit gedeelte van het terrein worden (10 * 45) = 450 m2 aan recreatieobjecten voorgesteld. Deze oppervlakte is minder dan de oppervlakte zoals aangegeven op de verbeelding (605 m2).

  • 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beginselen van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur;

In paragraaf 4.4 'Ecologie' wordt beschreven dat met de ontwikkeling geen afbreuk wordt gedaan aan de beginselen van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur. In de huidige situatie betreft dit het Natuur Netwerk Nederland (NNN).

  • 8. het nieuwe kampeerterrein wordt voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen en overkappingen";

Op de verbeelding van dit wijzigingsplan wordt de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen en overkappingen' toegevoegd. Hierdoor worden gebouwen, waaronder bijgebouwen, en overkappingen uitgesloten.

  • 9. Het nieuwe kampeerterrein moeten worden omgeven door randbeplanting met een breedte van ten minste 7,00 m, tenzij er sprake is van toeristische standplaatsen in welk geval de breedte ten minste 3,00 m zal bedragen.

Rondom het plangebied wordt een boomsingel van 7 meter aangeplant. De bestaande boomsingels blijven daarnaast in de toekomstige situatie gehandhaafd. Bij dit wijzigingsplan is daarom sprake van een ontwikkeling binnen de contouren van het bestaande landschappelijke raamwerk. Doordat de ontwikkeling binnen de bestaande contouren blijft is de ontwikkeling landschappelijk goed in te passen. Aan deze voorwaarde, wordt met de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid dan ook voldaan.

De randbeplanting maakt overigens geen deel uit van het plangebied. Dit conform de beleidsregels kamperen gemeente Terschelling 2010. Hierin staat dat de ondernemer vrij is indien dit fysiek en planologisch tot de mogelijkheden behoort de beplantingsstrook van 7 meter buiten de bestemming Recreatie - 1 te realiseren. In dit geval is dit mogelijk. De beplantingsstrook hoeft dus niet perse binnen de bestemming 'Recreatie -1' mogelijk gemaakt te worden en wordt daarom buiten dit wijzigingsplan gehouden. Voor de aanleg van de strook wordt een omgevingsvergunning aangevraagd. Conform de Beleidsregels kamperen gemeente Terschelling 2010 zal de randbeplanting door een vaste toetsingscommissie worden getoetst. Hiermee wordt gewaarborgd dat de ontwikkeling middels de juiste wijze landschappelijk wordt ingepast.

  • 10. De gezamenlijke oppervlakte van de gronden bestemd als 'Recreatie - 1 (kampeerterreinen)' (bestaande kampeerterrein en de uitbreiding daarvan) mogen worden gebruikt voor de plaatsing van stacaravans, met dien verstande dat:
    • 1. het oorspronkelijk aantal stacaravans zoals bedoeld in artikel 1 onder d (Parapluherziening wijzigingsbevoegdheid Uitbreiding kampeerterreinen) niet mag worden vergroot;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van stacaravans niet meer mag bedragen dan 15% van de oppervlakte van het bestaande kampeerterrein en de uitbreiding van het kampeerterrein.

Het oorspronkelijk aantal stacaravans zoals bedoeld in artikel 1 onder 1.52 wordt als volgt bepaald:

  • a. de aangegeven maximum oppervlakte in m2, op gronden ter plaatse van de aanduiding "maximum oppervlakte m2" in de bestemming 'Recreatie - 1 (kampeerterreinen)';
  • b. voorts dient de maximum oppervlakte in m2 te worden gedeeld door 30 m2;
  • c. de uitkomst van het bepaalde onder b betreft het oorspronkelijk aantal stacaravans.

Op de verbeelding is ter plaatse van het bestaande recreatieterrein een maximale maatvoering van 605 m2 opgenomen. 605 / 30 is 20,17. Op basis van deze berekening zijn in het plangebied van dit bestemmingsplan derhalve totaal 20 stacaravans toegestaan. Het initiatief omvat de realisatie van 15 lodges en 2 stacaravans. Aan de voorwaarde 'oorspronkelijk aantal stacaravans' wordt daarmee voldaan.

De gezamenlijke oppervlakte van de stacaravans mag niet meer bedragen dan 15% van de oppervlakte van het bestaande kampeerterrein en de uitbreiding van het kampeerterrein. In dit geval bedraagt de maximale oppervlakte van de camping 6.045 m2. De gezamenlijke oppervlakte mag derhalve niet meer dan 907 m2 zijn.

In de gewenste situatie worden er op de camping 15 lodges van elk 45 m2 en 2 stacaravans voorgesteld. De totale oppervlakte bedraagt daarmee 765 m2 en is daarmee minder dan 15% van de oppervlakte van het bestaande kampeerterrein en de uitbreiding daarvan.

  • 11. de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de kampeerterreinen en recreatiewoningenterreinen, zoals die bestond op 1 januari 2011, met niet meer dan 11 hectare wordt vergroot;

Dit wijzigingsplan voorziet in een uitbreiding van circa 0,2 hectare en is daarmee aanzienlijk kleiner dan 11 hectare.

Ten aanzien van de 11-hectare regeling kan gesteld worden dat de door de gemeenteraad bestemde ruimte van 11 hectare nog niet volledig benut is en dit plan past binnen het beleid en de criteria zoals door de raad vastgesteld.

Geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden.

In totaal worden op het terrein 17 recreatieve objecten onderverdeeld in 15 lodges en 2 stacaravans voor de korte termijn. Op lange termijn worden de 2 stacaravans ook vervangen voor 2 lodges. In de nieuwe gewenste situatie kunnen op het terrein 68 personen per nacht, gedurende het hele jaar, verblijven. In vergelijking met de huidige planologische mogelijkheden, van 20 objecten, betreft dit een afname van 3 recreatieve objecten. In de praktijk betreft het echter een toename van 4 recreatieve objecten.

De recreatieve druk op de omgeving ten gevolge van de ontwikkeling sluit aan bij het bestaande recreatieve gebruik van de omgeving en leidt, gezien de beperkte toename, daarom niet tot een verslechtering of significante verstoring van de in de omgeving aanwezige natuurwaarden.

Daarnaast wordt rondom het plangebied een boomsingel van 7 meter aangeplant. De bestaande boomsingels blijven daarnaast in de toekomstige situatie gehandhaafd. Er is hierdoor sprake van een inpassing conform de landschappelijke waarden in de omgeving.

Tot slot is in paragraaf 4.4 geconcludeerd dat de ontwikkeling geen significant negatieve effecten op natuurgebieden en (beschermde) flora -en fauna heeft.

  • 12. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Paragraaf 4.9 gaat hier nader op in. Geconcludeerd wordt dat er met de uitbreiding sprake is van een goede milieusituatie en een goed woon- en leefklimaat voor woningen en recreatieve objecten in het plangebied en de nabije omgeving.

  • 13. Geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Met de ontwikkeling wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De aangrenzende gronden kunnen ook in de toekomst ten behoeve van de bestemming 'Agrarisch' gebruikt worden. Bedrijfsmatige functies bevinden zich op een zodanige afstand dat deze geen hinder ondervinden. Paragraaf 4.9 gaat hier dieper op in.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit wijzigingsplan. Hierbij komt het rijks-, provinciaal en het gemeentelijk beleid aan bod.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De SVIR is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland.

Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen en stelt tevens regels die in ruimtelijke moeten worden opgenomen. Met dit wijzigingsplan worden geen rijksbelangen geraakt. Het rijksbeleid staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren is in het Besluit ruimtelijke ordening de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6 lid 2). Voor een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied moet worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd en moet worden aangetoond of er behoefte is.

De ontwikkeling betreft een herontwikkeling en uitbreiding van een bestaand recreatieterrein. De uitbreiding met daar bovenop 7 recreatieve objecten kan niet worden aangemerkt als verstedelijking in de zin van het Bro. Desondanks is het van belang om niet te bouwen voor leegstand en inzicht te geven in de behoefte aan een ontwikkeling.

Behoefte

De ontwikkeling speelt in op trend die zichtbaar is in de recreatiemarkt. In algemene zin (in heel Nederland) heeft de verblijfsrecreatie zich ontwikkeld richting een hogere kwaliteit, met beleving, duurzaamheid en een toename van comfort en luxe. De transformatie van een terrein met stacaravans naar luxe lodges met een hoog kwaliteitsniveau voorziet in een vraag op Terschelling. De ontwikkeling vindt plaats in een aantrekkelijk recreatiegebied.

Binnen bestaand stedelijk gebied

Kampeerterreinen bevinden zich over het algemeen buiten het bestaande stedelijk gebied. De voorgenomen ontwikkeling betreft een uitbreiding van een bestaande camping in het buitengebied. Hierdoor is er geen sprake van de optie om de uitbreiding te realiseren binnen bestaand stedelijk gebied doordat er dan geen aansluiting is op het huidige recreatieterrein. Daar komt bij dat een realisatie van een recreatiebedrijf zich niet leent in het stedelijk gebied en de ontwikkeling plaats vindt midden in een concentratiegebied met daarin allerlei recreatieve voorzieningen. Feitelijk gezien is derhalve geen sprake van een buitengebied. De behoefte aan recreatiewoningen kan niet in het bestaand stedelijk gebied worden opgevangen. Voor recreatiefuncties is ligging buiten bestaand stedelijk gebied namelijk een voor de hand liggende keuze, vanwege de landschappelijke kwaliteiten en de uitloopmogelijkheden in de omgeving. De vraag richt zich niet op stedelijke locaties, maar juist op landelijke locaties.

Conclusie

Het voornemen is passend binnen het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan "Om de kwaliteit van de romte" (structuurvisie). De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in ruimtelijke plannen rekening mee gehouden moet worden.

Streekplan Fryslân

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (ruimtelijke) beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit van de Romte', vastgesteld op 13 december 2006.

De provincie biedt zowel ruimte voor kwaliteitsverbetering met inbegrip van de daarvoor benodigde uitbreiding van bestaande recreatieve voorzieningen, als voor het ontwikkelen van nieuwe initiatieven. Voorwaarde hiervoor is wel dat deze op een verantwoorde wijze in de landschappelijke en natuurlijke omgeving kunnen worden ingepast. Ook zetten zij cultuurhistorische waarden actiever in om de recreatie een impuls te geven. Voor de verblijfsrecreatie wordt ingezet op verbetering van de kwaliteit van het bestaande aanbod.

 

Ontwikkeling van recreatie en toerisme zijn voor de sociaal-economische positie van de Waddeneilanden van cruciaal belang. Ook voor de sector zelf is het daarbij belangrijk dat recreatieve ontwikkelingen zijn afgestemd op de hoge landschappelijke en natuurlijke waarden van de Waddeneilanden. Binnen het algemene principe van stabilisatie van de totale recreatiedruk per waddeneiland is er op Terschelling zowel kwantitatieve als kwalitatieve ontwikkelingsruimte, waarbij in het algemeen de nadruk meer ligt op kwaliteit dan op kwantiteit. De provincie wil recreatieve ontwikkelingen aan laten sluiten bij de recreatieve zonering van een drukker westelijk deel en midden deel naar een steeds rustiger oostelijk deel van het eiland.

Het initiatief betreft een kleinschalige ontwikkeling die plaatsvindt in een uitsluitend recreatieve omgeving in het middendeel van het eiland. De uitbreiding heeft een geringe invloed op de totale recreatiedruk van het eiland. Het aantal bedden neemt namelijk niet toe. Zoals in hoofdstuk 2 beschreven zijn er namelijk op basis van de huidige planologische regeling 20 stacaravans toegestaan. In de toekomstige situatie worden 17 kleinschalige recreatieve objecten gerealiseerd. Daarnaast is de ontwikkeling dermate kleinschalig van omvang en aard, waardoor geen sprake is van negatieve effecten op beschermde natuurwaarden in de omgeving. Paragraaf 4.4 gaat hier nader op in.

Op deze wijze sluit het plan aan op de provinciale beleidsuitgangspunten en is daarmee sprake van een kwalitatieve toevoeging.

Structuurvisie Grutsk op 'e Romte

In het Streekplan worden de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap beschreven. Onder kernkwaliteiten wordt verstaan: "die ruimtelijke eigenschappen die zo typisch zijn voor het Friese landschap, dat zij tezamen de ruimtelijke identiteit van Fryslân vormen". Het Streekplan bevat een beschrijving van welke kernkwaliteiten er zijn en kondigt een nadere uitwerking en waardering aan van deze kernkwaliteiten. De thematische structuurvisie Grutsk op 'e Romte, zoals vastgesteld op 26 maart 2014, vormt deze uitwerking en geeft de provinciale belangen en ontwikkelingsrichting ten aanzien van de kernkwaliteiten.

Volgens de kaart bij de structuurvisie ligt het plangebied in het Waddengebied. Hiervoor geldt een aantal provinciale belangen waaronder het afwisselend duingebied met cultuuringrepen zoals bossen, stuifdijken, (wei)landjes, bunkers en recreatiewoningen. De inrichting van het terrein is ontworpen met respect voor de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische kenmerken van de omgeving. Paragraaf 2.2 en de alinea's hieronder gaan nader in op de ruimtelijke kwaliteit en de inpassing van de ontwikkeling in het landschap.

Algemeen

Dit wijzigingsplan biedt bouwmogelijkheden voor een nog onbebouwd terrein in een landelijke omgeving. De standplaatsen voor stacaravans worden niet als bebouwing beschouwd en complexen van recreatieterreinen vallen niet onder de noemer 'stedelijk gebied'. Voor dergelijke ontwikkelingen geldt dat, op basis van het provinciaal beleid, aangegeven moet worden op welke wijze rekening wordt gehouden met de draagkracht van het landschap voor de opvang en inpassing van de nieuwe functies en hoe het plan invulling geeft aan de blijvende herkenbaarheid van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten.

Waardering landschap

Globaal is de opbouw van Terschelling van wadzijde naar Noordzee als volgt: achter de hoge waddenzeedijk ligt de polder, open en met weinig beplanting en weinig bebouwing; in de zone noordelijker ervan ligt de binnenduinrandzone, waar zich kleinschalige bebouwing bevindt, bosjes en een net van elzensingels op de perceelsgrenzen. Het plangebied ligt in deze binnenduinrandzone. De binnenduinrand is zeer waardevol als overgang van uitgestrekt duingebied naar het open polderlandschap. Dit gebied kenmerkt zich door beslotenheid, kleine percelen afgebakend door singels en met zichtlijnen van de binnenduinrand naar de polder en andersom. De binnenduinrand staat als overgang van de duinen naar het open polderlandschap in soortgelijke gebieden in heel Nederland onder druk. De binnenduinrand is in het verleden op veel plaatsen bebouwd geraakt met onder andere recreatiewoningen.

De provincie hanteert in de structuurvisie 'Grutsk op é Romte' voor dit gebied enkele uitgangspunten:

  • het behouden van zichtlijnen vanaf de binnenduinrand richting de polder, waarbij de slenken als het ware natuurlijke tracés zijn voor deze zichtlijnen;
  • rekening houden met de maat en schaal van de onderdelen in deze zone: weilandjes, elzensingels en reeds bestaande verspreide bebouwing;
  • versterken en ontwikkelen van het binnenduinrandgebied door beslotenheid en gebiedseigen beplanting (onder andere elzensingels) te stimuleren, in combinatie met behoud van enkele open (onbebouwde) overgangen tussen duin en polder.

Naast de hiervoor genoemde kenmerken zijn ook de gradiënten van het eiland een belangrijke kwaliteit. Het reliëf in de polders is nog zichtbaar in de vorm van kleine glooiingen in de percelen of de grotere laagtes van voormalige slenken.

In het gemeentelijk Landschapsontwikkelingsplan wordt vastgehouden aan het uitgangspunt dat intensieve recreatiefuncties, waaronder een terrein van recreatiewoningen, verscholen liggen in het bos of tussen elzensingels. Het in stand te houden en versterken van (elzen)singels, bosjes en natuurgebieden is van wezenlijk belang. Dit geldt ook voor maatwerk ten aanzien van de afstemming tussen groen en verstening en intensieve recreatiepunten en gebieden voor rust, ruimte en beleving van het landschap.

Vertaling in het ontwerp

De inrichting van het terrein is tot stand gekomen op basis van de waardering van het landschap en de uitgangspunten van het Landschapsontwikkelingsplan. Rondom het terrein wordt hoogopgaande beplanting (7 meter breed) in lijn met de bestaande landschappelijke inpassing aangelegd. De bestaande beplanting aan de oostkant van het bestaande terrein blijft behouden. Hierdoor blijft het aanzicht op het terrein afgeschermd. De huidige ruimtelijke kwaliteit wordt hiermee gecontinueerd.

De uitvoering van de lodges krijgt een uitstraling die passend is in de omgeving. De lodges worden uitgevoerd in gemodificeerd grenen. Dit hout vergrijsd gelijk aan red ceder en gaat na enkele jaren op in zijn omgeving. Hierdoor zullen de lodges nauwelijks opvallen in de omgeving.

De lodges worden door natuurlijke erfafscheidingen van elkaar gescheiden. De situering van de nieuwe lodges sluiten aan op de bestaande stedenbouwkundige situatie van de camping en volgt de bestaande verkavelingstructuur.

De ontwikkeling doet dan ook geen afbreuk aan de kernkwaliteiten van het Waddengebied. Algemeen wordt gesteld dat de ontwikkeling de bestaande structuren en kenmerken van de omgeving respecteert.

Verordening Romte Fryslân 2014

In de Verordening Romte Fryslân stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald. Voor dit wijzigingsplan is het volgende relevant:

Recreatie op de Waddeneilanden

Op grond van lid 5.7.2 moet in de toelichting op een ruimtelijk plan waarin een nieuwe of een uitbreiding van een bestaande recreatieve voorziening op of bij een Waddeneiland is opgenomen, worden onderbouwd op welke wijze is gezorgd voor stabilisatie van de totale recreatiedruk per eiland en rekening is gehouden met de landschappelijke en natuurlijke waarden.

De ontwikkeling heeft geen invloed op de totale recreatiedruk, aangezien de toevoeging van het aantal bedden (en dus het aantal recreanten) zeer gering is. Zoals in hoofdstuk 2 beschreven is er planologisch zelf sprake van een afname van het aantal bedden. Daarnaast is in de beddenboekhouding nog extra ruimte voor extra bedden. Uit paragraaf 2.3 blijkt hoe rekening is gehouden met de landschappelijke waarden. Uit paragraaf 4.4 blijkt dat de ontwikkeling geen afbreuk doet aan de natuurlijke waarden van Terschelling. Het plan is in overeenstemming met de regels uit de Verordening Romte Fryslân.

Verder is in de verordening de NNN (voormalig EHS) aangeduid. Het plangebied maakt deel uit van het Natuur Netwerk Nederland als Beheersgebied. Binnen terreinen die tot het netwerk behoren is het niet zonder meer toegestaan blijvende planologische ingrepen te plegen. Een plan dat betrekking heeft op deze gronden mogen geen activiteiten of ontwikkelingen mogelijk maken die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gronden, of tot significante aantasting van de samenhang tussen gebieden die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur. Paragraaf 4.4 gaat hier specifiek op in. Hieruit blijkt dat de ontwikkelingen geen negatieve effecten hebben op de NNN. De ontwikkeling is dan ook passend binnen de regels uit de Verordening Romte Fryslân.

Conclusie

Het voornemen is passend binnen het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie Terschelling

In de toekomstvisie wordt een blik naar Terschelling in 2025 gegeven. Aangegeven wordt welke richting de gemeente op wil gaan. Hierin wordt per thema een aantal prioriteiten gegeven. Voor recreatie en toerisme zijn dit:

  • Vernieuwing, innovatie en professionalisering van de sector om in te spelen op de behoeftes van de gasten.
  • Ondernemers krijgen meer ruimte om te ondernemen.
  • De gemeente wil toe naar seizoensverbreding en -verlenging. Initiatieven hiertoe worden ondersteund.
  • De promotie van Terschelling geeft de gemeente een gemeenschappelijk impuls.

Met dit wijzigingsplan wordt aangesloten bij de veranderde marktvraag. Het betreft een initiatief vanuit een ondernemer, waarbij de lodges jaarrond gebruikt mogen worden. Het initiatief sluit daarmee bij de prioriteiten van de toekomstvisie aan.

Welstandsnota

De Welstandsnota is aanvullend op de bebouwingsmogelijkheden die door het bestemmingsplan worden gegeven. Maatvoeringen en criteria uit de nota zijn in die zin richtinggevend voor de wijze waarop met de in het bestemmingsplan geboden ruimte dient te worden omgegaan. De gemeentelijke Welstandsnota (mei 2008) geeft aan alle gebieden binnen de gemeente, op basis van stedenbouwkundige, landschappelijke en architectonische samenhang, een bepaalde kwaliteit. Daaraan zijn gebiedsgerichte welstandscriteria gekoppeld.

Het plangebied ligt in welstandsgebied 11 'Recreatieterreinen'. Het welstandsbeleid is om op de terreinen een meer open bebouwingsbeeld na te streven terwijl het geheel zich zo onopvallend mogelijk in de landschappelijke omgeving dient te voegen. De opstelling van de lodges heeft een zo open mogelijke structuur, waarvan de richting een relatie vertoont met het omliggende landschap. De recreatiewoningen hebben per cluster een sterke onderlinge verwantschap. Er is sprake van een relatief kleine bouwmassa met overwegend een flauw hellend zadeldak. Ook andere dakvormen komen voor. Het uiterlijk, voortkomend uit het gebruik, wordt gekenmerkt door een half open verschijningsvorm met een zorgvuldige evenwichtige samenstelling van open en gesloten onderdelen.

Bij de uitwerking van het ontwerp van de lodges zal worden aangesloten bij de beleidsintentie van de Welstandsnota. Zoals blijkt uit paragraaf 2.3 wordt bij deze beleidsintentie aangesloten.

Landschapsontwikkelingsplan 2004 (LOP)

In het LOP worden het behoud en de ontwikkeling van het eiland uiteengezet. Het LOP is een gemeentelijk beleidsplan en doet op een beleidsmatig niveau uitspraken over hoe om te gaan met het landschap. Het plan biedt een kader voor het toetsen van ruimtelijke ingrepen.

Het plangebied ligt volgens het LOP in een recreatieve verblijfsconcentratie. Houtsingels, voornamelijk bestaande uit elzen, vormden de perceelsscheidingen. Dit beeld is rondom het plangebied nog zichtbaar. Voor de recreatieterreinen die gelegen zijn in de binnenduinrand wordt voorgesteld vast te houden aan het uitgangspunt dat de huisjes verscholen liggen in het bos of tussen elzensingels. Het in stand te houden en versterken van (elzen)singels, bosjes en natuurgebieden is een uitgangspunt. Dit geldt ook voor maatwerk ten aanzien van de afstemming tussen groen en verstening en intensieve recreatiepunten en gebieden voor rust, ruimte en beleving van het landschap.

De inrichting van het plangebied sluit aan op de uitgangspunten van het LOP. De hakhoutbosjes en elzensingels rondom het plangebied worden behouden en rondom de uitbreiding wordt een nieuwe strook elzensingels van 7 meter breed aangebracht, waarmee de huisjes verscholen zullen liggen tussen de elzensingels.

Beleidsregels kamperen gemeente Terschelling 2010

Op 15 juni 2010 is de beleidsnotitie Beleidsregels kamperen gemeente Terschelling 2010 vastgesteld. Deze notitie betreft een aangepaste versie van de beleidsnotitie Beleidsregels kamperen gemeente Terschelling 2008. In dit document worden beleidsregels gegeven die voor kamperen gelden. De basis voor deze beleidsregels is de Kampeerverordening gemeente Terschelling. Hierin wordt het gemeentelijke beleid verwoord ten aanzien van groeimogelijkheden, kampeervormen, de toelaatbaarheid van jaarplaatsen en jeugdkampeerterreinen, de afmetingen en de vorm van caravans, de bovengrens van beschikbare jaar- en seizoensstandplaatsen, de herverkaveling en opsplitsing van kampeerterreinen, permanente bewoning en randbeplanting rondom kampeerterreinen.  Voor dit wijzigingsplan zijn de volgende beleidsregels van specifiek belang:

  • 1. Na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zijn de bepalingen van “Recreatie – 1 (kampeerterreinen)” van toepassing. De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast ten behoeve van de uitbreiding van bestaande kampeerterreinen, op gronden (met een agrarische bestemming) die aansluiten op bestaande verblijfsrecreatieterreinen met de bestemming “recreatie – 1 (kampeerterreinen)”.

Met toepassing van dit wijzigingsplan wordt bestemming 'Recreatie – 1 (kampeerterreinen)' voor het gehele gebied van toepassing. De gronden hebben in de huidige situatie een agrarische bestemming direct grenzend aan een bestaand kampeerterrein.

  • 2. De wijzigingsbevoegdheid mag niet worden toegepast op gronden die op de kaart zijn voorzien van de aanduidingen "hoge en zeer hoge landschappelijke, aardkundige, cultuurhistorische en natuurlijke waarden" en "middelhoge landschappelijke, aardkundige, cultuurhistorische en natuurlijke waarden".

Daar is in onderhavig plangebied geen sprake van.

  • 3. In geval de uitbreiding (mede) betrekking heeft op gronden die op de kaart zijn aangeduid voor "parkeer- en/of speelterrein", moet deze aanduiding geheel dan wel deels van de kaart worden verwijderd.

Daar is in onderhavig plangebied geen sprake van.

  • 4. Het bestaande aantal m² van de standplaatsen op het betreffende kampeerterrein wordt niet vergroot.

In het bestemmingsplan Parapluherziening wijzigingsbevoegdheid Uitbreiding Kampeerterreinen is aangegeven dat maximaal 15% van de oppervlakte van het gedeelte dat in de kampeervergunning voor de plaatsing van jaarstandplaatsen is aangewezen, met stacaravans mag worden ingevuld en dat deze regeling ook van toepassing is op van toepassing te verklaren op de uitbreidingsgronden. Derhalve is in de wijzigingscriteria opgenomen dat de 15%-regeling ook geldt voor de uitbreiding van het bestaande kampeerterrein is de wijzigingsbevoegdheid aangevuld.

Een toetsing aan voorwaarde nummer 4 is dan ook niet van toepassing. De toetsing aan de 15% regeling is in paragraaf 2.6 reeds gedaan.

  • 5. Er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de beginselen van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.

In paragraaf 4.4 'Ecologie' wordt beschreven dat met de ontwikkeling geen afbreuk wordt gedaan aan de beginselen van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.

  • 6. Rond de percelen waar jaarstandplaatsen worden verplaatst moet, daar waar dit perceel niet aan de reeds aanwezige camping grenst, een afschermende bebossingsstrook van 7 meter breed worden aangelegd. De ondernemer is vrij indien dit fysiek en planologisch tot de mogelijkheden behoort deze beplantingsstrook van 7 meter buiten de bestemming Recreatie - 1 te realiseren.

Zoals in paragraaf 2.3 besproken wordt rond het perceel een afschermende bebossingsstrook van 7 meter breed aangelegd.

  • 7. De bestaande gezamenlijke oppervlakte van de kampeerterreinen en recreatiewoningenterreinen, zoals die bestond op 1 januari 2011, mag niet met meer dan 11 hectare worden vergroot.

Dit wijzigingsplan voorziet in een uitbreiding van circa 0,2 hectare en is daarmee aanzienlijk kleiner dan 11 hectare.

  • 8. Er wordt geen afbreuk gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

De recreatieve druk op de omgeving ten gevolge van de ontwikkeling sluit aan bij het bestaande recreatieve gebruik van de omgeving en leidt daarom niet tot een verslechtering of significante verstoring van de in de omgeving aanwezige natuurwaarden.

Daarnaast wordt rondom het plangebied een boomsingel van 7 meter aangeplant. De bestaande boomsingels blijven daarnaast in de toekomstige situatie gehandhaafd. Er is hierdoor sprake van een inpassing conform de landschappelijke waarden in de omgeving.

Conclusie

Er wordt voldaan aan de beleidsregels voor kamperen en de andere relevante beleidsstukken van de gemeente.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

Naast het feit dat ontwikkelingen in het plangebied binnen het beleidskader van Rijk, provincie en gemeente tot stand moeten komen, moet rekening worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het plangebied. Uitgangspunt voor het wijzigingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat.

4.1 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.


De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Uit raadpleging van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) van de provincie blijkt dat zich in het gebied archeologische resten uit de ijzertijd tot de middeleeuwen kunnen bevinden. Voor het gebied geldt het advies: karterend onderzoek 1 (middeleeuwen). Een uitsnede van de kaart is weergeven in figuur 6.

Bij bodemingrepen groter dan 500 m2 wordt het uitvoeren van archeologisch onderzoek aanbevolen. Dergelijke ingrepen zijn met de uitbreiding van de camping niet aan de orde. Er worden namelijk zeven lodges inclusief bergingen gerealiseerd. Hiermee gaat een oppervlakte van circa 360 m2 gepaard. Daarnaast worden de lodges vrijwel direct op de grond gerealiseerd. Enkel voor de riolering en dergelijke is een ingreep van 35 tot 40 centimeter noodzakelijk. Er is derhalve sprake van een zeer geringe ingreep. Voor de Steentijd-Bronstijd worden geen archeologische resten verwacht. Op grond hiervan is geen onderzoek noodzakelijk. Vanuit dit aspect bestaan dan ook geen belemmeringen voor de ontwikkeling. Zekerheidshalve is in dit wijzigingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.WP2018GRIENTEBOS-VG01_0006.png"

Figuur 6 Famke periode ijzertijd - middeleeuwen

4.2 Bodem

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn, dat er geen risico's voor de volksgezondheid ontstaan. In het kader van de ruimtelijke procedure moeten verdachte locaties worden gesignaleerd.

Gezien het huidige agrarisch functiegebruik ter hoogte van de uitbreiding in het plangebied is het niet aannemelijk dat er verontreinigingen in de bodem zijn ontstaan. Een bodemonderzoek kan in het kader van de wijzigingsplanprocedure achterwege blijven. In het kader van de vergunningverlening is het uitvoeren van een bodemonderzoek echter wel verplicht en zal worden uitgevoerd. Gezien het huidige gebruik van de gronden worden er geen belemmeringen verwacht.

4.3 Cultuurhistorie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een wijzigingsplan worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied.

Het plangebied heeft op zichzelf geen bijzondere cultuurhistorische waarde. Wel zijn de landschappelijke elementen en structuren, zoals de kleinschalige besloten verkaveling met hakhoutbosjes en elzensingels van cultuurhistorische betekenis. Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie ligt het plangebied in een aardkundig waardevol gebied: de Waddeneilanden. De eilanden bestaan uit zeer veel gave en karakteristieke duinvormen waarin sedimentatie en erosieprocessen nog steeds plaats vinden, grote strandvlakten en kwelders met de kenmerkende kreken.

Het plan doet geen afbreuk aan de bestaande structuren en wordt op een verantwoorde manier ingepast in de omgeving. Het is niet noodzakelijk om regels op te nemen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

4.4 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming (Wnb). Hierbij dient te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nu Natuurnetwerk Nederland (NNN), beschermd.

Om te toetsen of de ontwikkeling voldoet aan de natuurbeschermingswetgeving is een natuurtoets uitgevoerd. Hierbij is tevens het soortenbeschermingsaspect getoetst. De natuurtoets is als bijlage 1 toegevoegd. Hierna worden de belangrijkste conclusies gegeven.

Met betrekking tot de Wet Natuurbescherming en de instandhoudingsdoelen van Natura2000-gebied Duinen – Terschelling , Natura2000-gebied Waddenzee en Natura2000-gebied Noordzeekustzone kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • Het plangebied valt niet binnen een Natura2000-gebied, en ligt op grote afstand van de grens van de Natura2000-gebieden.
  • Er is geen sprake van externe werking van de uitvoering van het plan met significant negatieve effecten voor de instandhoudingsdoelen binnen Natura2000-gebied.
  • Significant negatieve effecten voor de instandhoudingsdoelen van Natura2000-gebied Duinen Terschelling zijn uitgesloten.
  • Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura2000-gebied Waddenzee zijn uitgesloten.
  • Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura2000-gebied Noordzeekustzone zijn uitgesloten.
  • De uitvoering van het plan is mogelijk zonder strijdigheid met Natura2000 en de Wet natuurbescherming. De aanvraag van een vergunning en het opstellen van een passende beoordeling is niet nodig.
  • Er is geen sprake van cumulatieve effecten als gevolg van de uitvoering van het plan in relatie tot andere plannen in de omgeving.
  • De uitvoering van het plan leidt niet tot een toename van de stikstofuitstoot. De stikstofuitstoot ten opzichte van de bestaande situatie zal afnemen. Daarmee zijn significant negatieve effecten op de kwetsbare habitattypen van Natura2000-gebied Duinen Terschelling uitgesloten.

Het plangebied maakt deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur, thans Natuur Netwerk Nederland. Er

gaat echter geen oppervlak natuur verloren, evenmin is sprake van oppervlak- of kwaliteitsverlies binnen de EHS in de directe omgeving. Compensatie of het nemen van extra mitigerende maatregelen is niet nodig. De ontwikkeling heeft, mede gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten op beschermde natuurwaarden in de omgeving.

Soortenbescherming

Op grond van de Wnb geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

In de Natuurtoets is een inventarisatie gemaakt van de potentieel voorkomende beschermde soorten in en rondom het plangebied. Met betrekking tot het soortenbeschermingsaspect wordt het volgende geconcludeerd:

  • Er komen binnen het plangebied en in de omgeving ervan geen strikt beschermde soorten voor.
  • Er zijn geen negatieve effecten voor broedvogels of voor overige beschermde soorten. Er is geen sprake van strijdigheid met de wet. Er wordt voldaan aan de zorgplicht.
  • In het kader van zorgvuldig handelen wordt extra voorwaarden gesteld.
  • Er is geen sprake van externe werking of van een cumulatief effect.
  • Er zijn geen negatieve effecten voor populaties van strikt beschermde soorten. Bij uitvoering van het plan kan worden voldaan aan de voorwaarden van zorgplicht en zorgvuldig handelen. Het plan wordt gerealiseerd zodanig dat het zich voordoen van overtredingen van de wet op voorhand is uitgesloten.

Voor alle soorten is de zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van de provincie Fryslân geraadpleegd. Hieruit blijkt dat binnen of buiten het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn waarvan de risicocontouren of de invloedsgebieden over het plangebied lopen. De wet- en regelgeving betreffende externe veiligheid heeft dan ook geen gevolgen voor dit wijzigingsplan.

4.6 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Dit geldt niet voor wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur of minder. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige gebouwen enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Het uitgangspunt is dat op de gevels van geluidsgevoelige functies voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Binnen het plangebied worden geen geluidsgevoelige functies voorgesteld. Daarnaast is de Duinweg Formerum een 30 km/uur weg en valt daarmee niet binnen een geluidszone. Een toets aan de Wgh is daarom niet noodzakelijk. Wel dient er vanuit een 'goede ruimtelijke ordening' gemotiveerd te worden dat er bij de lodges vanuit wegverkeersgeluid een goed recreatieklimaat ontstaat.

De lodges worden geplaatst langs een smalle weg die geen belangrijke, doorgaande functie heeft en met name bedoeld is voor bestemmingsverkeer naar de recreatieterreinen in het gebied. Op het recreatieterrein wordt een goed recreatieklimaat geboden, omdat de verkeersintensiteiten hier zeer laag zijn. De relatief kleine toevoeging van lodges heeft hierop nauwelijks tot geen invloed. Het omgevingsaspect geluid levert daarom geen belemmeringen op voor de beoogde ontwikkeling.

4.7 Kabels en leidingen

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

In en rond het plangebied zijn geen kabels of leidingen aanwezig waarmee in dit wijzigingsplan rekening gehouden dient te worden. Wel kunnen er enkele kleinere huisaansluitingen voor bijvoorbeeld gas, water en riool zijn. Met de uitvoering van de plannen wordt met deze leidingen rekening gehouden. Voor het wijzigingsplan behoeven deze leidingen geen bescherming.

4.8 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (2016) zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Plannen die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het projectgebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van 14 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 7 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). De huidige luchtkwaliteit ter plaatse is dus zeer goed.

Een uitbreiding van de camping zorgt voor een toename van het verkeer. De verkeersgeneratie is bepaald op basis van CROW kencijfers (publicatie 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie", 2012). Voor de verkeersgeneratie is uitgegaan van het gemiddelde kencijfer voor de verkeersgeneratie: 2,7 mvt/etmaal per lodge. Uitgaande van 17 lodges komt de totale verkeersgeneratie uit op 17 * 2,7 = 45,9 = 46 mvt/etmaal. Uit de nimb-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van minder dan 0,05 µg/m³ en van fijn stof van minder dan 0.01 µg/m³. Beide toenames blijven beneden de 1,2 µg/m³. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijnstof in de lucht. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

4.9 Milieuzonering bedrijven

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

Een recreatieterrein is aangewezen als inrichting uit milieucategorie 3.1. Hierbij geldt een richtafstand van 50 meter tot aan gevoelige bestemmingen, zoals woningen. De bepalende factor voor deze afstand betreft geluidhinder. De dichtstbijzijnde woning bevindt zich op een afstand van circa 80 meter. Daarmee is er sprake is van een verantwoorde milieuzonering.

Daarnaast geldt ook voor recreatieve verblijven dat een goed leefklimaat gerealiseerd moet worden. In dit geval is sprake van een kleinschalige uitbreiding van het recreatieterrein, waarbij in de directe omgeving de recreatieve functie reeds aanwezig is. Er is daarom sprake dat bij de lodges een goed leefklimaat wordt gecreëerd, zoals in de omgeving nu ook al het geval is. Het omgevingsaspect milieuzonering levert daarom geen belemmeringen op voor de beoogde ontwikkeling.

4.10 Vormvrije mer-beoordeling

Bij het doorlopen van een bestemmingsplanprocedure dient rekening te worden gehouden met mogelijke verplichtingen op grond van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Daarin is vastgelegd wanneer een milieueffectrapport (MER) of een mer-beoordelingsnotitie moet worden opgesteld. In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.

In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D10) is onder andere de aanleg, wijziging of uitbreiding van vakantiedorpen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen opgenomen. Het gaat om grootschalige recreatieve voorzieningen, waarbij de drempelwaarde op 25 hectare of 10 hectare in gevoelig gebied ligt. Omdat het plan niet van deze omvang is, is een formele mer-beoordeling niet noodzakelijk. Wel moet dit worden gemotiveerd, hetgeen ook wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt genoemd. Dit betekent dat de kenmerken van het potentiële effect op basis van de kenmerken en de plaats van de activiteiten onderzocht moeten worden.

Uit de vormvrije mer-beoordeling blijkt dat gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Er is dan ook geen aanleiding voor het doorlopen van een mer-procedure. De vormvrije mer-beoordeling is voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders voor besluitvorming.

4.11 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het wijzigingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets (zie bijlage 3) kenbaar gemaakt bij het waterschap (kenmerk: 20180808-2-18492). De ontwikkeling heeft geen relevante effecten op de waterhuishouding. Daarom is de korte watertoetsprocedure van toepassing. Volstaan wordt met het opnemen van een standaard waterparagraaf.

In de Leidraad Watertoets staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Veilig

Voor het aspect 'veilig' gaat het over overstromingsrisico's. Het plangebied ligt niet in een waterkering van het waterschap en ook niet vrij voor de boezem. Voor Wetterskip Fryslân zijn op dit punt geen belangen aan de orde.

Voldoende

Peilbeheer

Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Dit is de afstand tussen het waterpeil en de aanleghoogte van de bebouwing.

Compensatie

Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Het dempen van water en/of watergangen moet volledig gecompenseerd worden. Deze compensatie is bedoeld om wateroverlast door het versneld afvoeren van hemelwater vanaf de verhardingen te voorkomen. Compensatie is nodig bij een toename aan verharding van meer dan 1.500 m2 in het landelijk gebied.

De ontwikkeling leidt niet tot een grote verhardingstoename. In de nieuwe situatie is ruim 900 m2 verharding aanwezig. Er is dus geen sprake van een verhardingstoename van meer dan 1.500 m2. Het relatief hooggelegen, zandige gebied biedt bovendien voldoende infiltratiemogelijkheden voor hemelwater.

Schoon

Afvalwater en regenwatersysteem

Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval wordt afvalwater op het bestaande rioleringssysteem afgevoerd. Schoon hemelwater wordt afgevoerd op de watergangen rondom het terrein en van daaruit geïnfiltreerd in de bodem.

Waterkwaliteit

De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

Vervolg

Waterwet

Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure

In het kader van het vooroverleg wordt het wijzigingsplan voorgelegd aan het waterschap. Deze paragraaf wordt gecommuniceerd met de aanvrager en als uitgangspunt gehanteerd bij de uitwerking van het plan.

Hoofdstuk 5 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen procedure. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daarbij horende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, worden belanghebbenden betrokken bij het plan.

In dat kader wordt het concept- ontwerpwijzigingsplan voorgelegd aan de overlegpartners in het kader van het vooroverleg.


Het ontwerpwijzigingsplan wordt vervolgens voor zes weken ter inzage gelegd (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden tot het indienen van zienswijzen.


De vaststelling van het wijzigingsplan wordt vervolgens door het College van Burgemeester en Wethouders bekend gemaakt en ter inzage gelegd. Tegen het besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Het gaat hier om een particulier initiatief. De beheerder van de camping zorgt ervoor dat de camping woon- en bouwrijp wordt gemaakt. De beheerder beschikt over voldoende middelen om dit te realiseren. De gronden van de uitbreiding worden vervolgens als losse kavels aan particulieren verkocht. De ontwikkeling is daarmee kostendekkend.

5.3 Grondexploitatie

Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

Dit wijzigingsplan maakt geen bouwplannen in de zin van het Bro mogelijk. In dit plan is het kostenverhaal geregeld in een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Hierin is onder andere het planschadeverhaal geregeld. Verder worden de plankosten via leges op de initiatiefnemer verhaald. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en wordt van het vaststellen van een exploitatieplan afgezien.

Hoofdstuk 6 Juridische regeling

Verbeelding

Het wijzigingsplan Uitbreiding camping Grientebos gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Formerum Noord.

Regels

De regels die deel uitmaken van het Formerum Noord zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan. De bestemmings- en aanduidingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan (in dit geval de bestemming 'Recreatie - 1 (kampeerterreinen)' zijn onverkort van toepassing. Daarnaast is ter bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Onderzoek is nodig bij ingrepen groter dan 500 m2.