direct naar inhoud van REGELS
Plan: Formerum Noord, uitbreiding camping Grientebos
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0093.WP2018GRIENTEBOS-VG01

REGELS

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het wijzigingsplan Formerum Noord, uitbreiding camping Grientebos als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0093.WP2018GRIENTEBOS-VG01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen van de gemeente Terschelling;

1.2 bestemmingsplan:

het bestemmingsplan Formerum Noord, zoals aangepast bij de Parapluherziening wijzigingsbevoegdheid Uitbreiding kampeerterreinen;

1.3 aan-/uitbouw en aangebouwd bijgebouw:

een gebouw dat constructief verbonden is met een (hoofd)gebouw en dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 appartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, in een groter gebouw;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bed and breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.9 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.10 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, vereniging of stichting voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de logiesverblijven daadwerkelijke recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden;

1.11 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten;

1.12 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.13 bestaand:

ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp; ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijgebouw:

een gebouw, dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;

1.17 bosbouw:

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, als mede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, niet zijnde gronden in gebruik ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw, al dan niet zijnde een hoofdgebouw, en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 gebouwen ten behoeve van beheer en dienstverlening:

gebouwen ten behoeve van beheer en dienstverlening op een kampeerterrein, zoals een kantoor, een ziekenboeg en een kantine, welke in hoofdzaak ten dienste staan van het kampeerterrein;

1.29 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg;

1.30 groepsaccommodatie:

een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere verblijfsrecreatieve doeleinden;

1.31 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.32 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.33 jaarstandplaats:

het terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel dat gedurende het gehele jaar aldaar aanwezig mag zijn;

1.34 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een camper of een caravan dan wel enig ander voertuig of onderkomen;

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.35 kampeerterrein:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.36 kampwinkel:

een winkel op een kampeerterrein, waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op detailhandel in hoofdzaak ten dienste van dat kampeerterrein;

1.37 kantine:

een ruimte in of bij een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken, niet in de vorm van bruiloften, partijen en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van horeca, in hoofdzaak ten dienste van de gelet op de bestemming van het gebouw aanwezige hoofdfunctie;

1.38 landschappelijke waarden:

de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;

1.39 natuurlijke waarden:

de abiotische en biotische waarden van een gebied. Bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zal de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn;

1.40 normaal onderhoud:

het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.41 oorspronkelijk aantal stacaravans:

het oorspronkelijk aantal stacaravans wordt bepaald door:

  • a. de aangegeven maximum oppervlakte in m2, op gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²) in de bestemming 'Recreatie - 1 (kampeerterreinen)';
  • b. voorts dient de maximum oppervlakte in m2 te worden gedeeld door 30 m2;
  • c. de uitkomst van het bepaalde onder b. betreft het oorspronkelijk aantal stacaravans;
1.42 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.43 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld;
1.44 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.45 recreatieappartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid ten behoeve van verblijfsrecreatie in een groter gebouw;

1.46 recreatieverblijf:

een vrijstaand gebouw, al dan niet behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en qua afmetingen ondergeschikt aan dat (hoofd)gebouw, dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.47 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.48 relatie:

een figuur dat twee afzonderlijk weergegeven delen van een bestemmingsvlak met elkaar verbindt, zodanig dat voor de toepassing van de regels sprake is van een bestemmingsvlak;

1.49 risicogevoelig bouwwerk c.q. object:

een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;

1.50 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.51 seizoenstandplaats:

het terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel voor ten hoogste de periode van 1 maart tot 1 november;

1.52 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.53 souterrain:

de geheel of gedeeltelijk onder de grond gelegen ruimten van een gebouw;

1.54 stacaravan:

een caravan, die, ook al is hij niet bouwvergunningplichtig, toch als een gebouw valt aan te merken;

1.55 toeristische standplaats:

het terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, niet zijnde een bouwwerk, dat slechts gedurende een beperkte periode van ten hoogste enige weken (maximaal drie maanden) op het kampeerterrein aanwezig is;

1.56 voorkeurgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.57 vrij beroep:

het beroep van:

  • a. huisarts, medisch-specialist, tandarts, tandarts-specialist, apotheker, fysiotherapeut, oefentherapeut (Cesar/Mensendieck), logopedist, verloskundige, dierenarts, bouwkundig architect, interieur-architect, stedenbouwkundige, raadgevend ingenieur, notaris, advocaat, gerechtsdeurwaarder, registeraccountant, belastingconsulent, accountant, administratieconsulent, makelaar in onroerend goed, assurantiebemiddelaar, organisatie-adviseur, tuin- en landschapsarchitect,
  • b. dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen beroep, dat, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend in een hoofdgebouw en/of bijgebouw(en) dat is (die zijn) bestemd voor het permanent wonen;
1.58 vrijstaand bijgebouw:

een vrijstaand gebouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;

1.59 woning:

een gebouw, uitsluitend bedoeld voor niet-recreatieve bewoning of een uitsluitend voor niet-recreatieve bewoning bedoeld gedeelte van een gebouw:

1.60 bewoning:

de huisvesting van een persoon (en diens/haar gezin of een daarmee gelijk te stellen groep personen):

  • a. recreatieve bewoning:
    • 1. de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
  • b. permanente bewoning:
    • 1. het gebruiken van woonruimte als vaste woonplaats;
1.61 weekend- en/of verblijfsrecreatie:

het doorbrengen van één of meer nachten buiten de vaste woonplaats, uitgezonderd sociale bezoeken aan familie, vrienden, kennissen en zakenbezoeken;

1.62 vaste woonplaats:

het gebruiken van woonruimte als hoofdverblijf zoals bedoeld in de Wet gemeenschappelijke basisadministratie. Als criterium voor de vaststelling of iemand een woonruimte als hoofdverblijf in gebruik heeft, geldt dat hij of zij op het betreffende adres staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, terwijl tevens uit het geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat het betreffende adres als zijn of haar hoofdverblijf fungeert;

1.63 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bouwonderdelen zoals goten, dakoverstekken en in dakoverstekken geïntegreerde goten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen met een minimale oversteek van 75 cm worden in de oppervlakte meeberekend;

2.6 de oppervlakte van een permanent woongedeelte:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;

2.7 de vloeroppervlakte van een beroeps- en/of bedrijfsactiviteit:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;

2.8 de oppervlakte van personeelsruimten:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;

2.9 de breedte van randbeplanting/afschermende elzensingel

de breedte gemeten tussen de horizontale projectie van de buitenste stammen van de randbeplanting/elzensingels.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - 1 (kampeerterreinen)

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 1 (kampeerterreinen)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. standplaatsen voor kampeermiddelen, waaronder stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens;
  • b. gebouwen en overkappingen, ten behoeve van beheer en dienstverlening, sanitaire voorzieningen en onderhoud, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen”;
  • c. een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimten ten behoeve van beheer en dienstverlening;
  • d. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;
  • e. bergingen bij stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens;

met de daarbijbehorende:

  • f. tuinen en terreinen;
  • g. sport- en speelterreinen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen en randbeplanting;
  • j. wegen en paden;
  • k. water;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels

3.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

3.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 3.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

3.2.3 Bouwwerken genoemd in lid 3.1 onder b

Onverminderd het bepaalde in lid 3.2.1 gelden voor het bouwen van de in lid 3 onder b genoemde bouwwerken de volgende regels:

  • a. er zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen”;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen, zal ten hoogste 3% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen, waarbij de ruimten voor beheer en dienstverlening in bedrijfswoningen worden meegerekend;
  • c. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 200 m² bedragen;
  • d. de goothoogte van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • f. de dakhelling van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 60º bedragen.

3.2.4 Bouwwerken genoemd in lid 3.1 onder c en d

Onverminderd het bepaalde in lid 3.2.1 gelden voor het bouwen van de in lid 3 onder c en d genoemde bouwwerken de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen";
  • b. een bedrijfswoning zal uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning zullen tenminste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • d. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte in m²   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfswoning   150   -   3,50   30   60   10,00  
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   -   40   3,00   -   60   -  

3.2.5 Stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens

Voor het plaatsen van stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens zal niet meer bedragen dan de maximum oppervlakte, zoals per bestemmingsvlak is weergegeven op de verbeelding;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van gronden mag worden gebruikt voor de plaatsing van stacaravans, met dien verstande dat:
    • 1. het oorspronkelijk aantal stacaravans zoals bedoeld in lid 1.41 niet mag worden vergroot;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van stacaravans niet meer mag bedragen dan 15% van de oppervlakte van het bestaande kampeerterrein en de uitbreiding van het kampeerterrein;
  • c. de oppervlakte van een stacaravan of een naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomen zal ten hoogste 45 m² bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een stacaravan of een naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomen zal ten hoogste 3,30 m bedragen.

3.2.6 Bergingen bij stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens

Onverminderd het bepaalde in lid 3.2.1 gelden voor het bouwen van bergingen bij stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens de volgende regels:

  • a. per stacaravan of een naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomen zal ten hoogste één berging worden gebouwd;
  • b. de afstand van de berging tot de naastgelegen stacaravan zal ten minste 3,00 m bedragen;
  • c. een berging zal niet worden gebouwd in de randbeplanting;
  • d. de oppervlakte van een berging zal ten hoogste 6,00 m² bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een berging zal ten hoogste 2,50 m bedragen;
  • f. de dakhelling van een berging zal ten hoogste 30º bedragen.

3.2.7 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Onverminderd het bepaalde in lid 3.2.1 gelden voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en/of de in lid 3 onder b genoemde gebouwen ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.7 onder b in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor meer dan 907 m² aan jaarstandplaatsen met inbegrip van de oppervlakte van de stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens van het westelijk gelegen bestemmingsvlak Recreatie - 1 (Kampeerterrein) zoals geregeld in het bestemmingsplan;
  • b. het gebruik van bouwwerken en kampeermiddelen voor permanente bewoning;
  • c. het gebruik van gronden ten behoeve van de plaatsing van kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens, in periode van 1 november tot 1 maart van ieder jaar;
  • d. het gebruik van bouwwerken voor horecadoeleinden;
  • e. het verwijderen van randbeplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandelsdoeleinden en/of fietsenverhuur;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken zonder dat een randbeplanting is aangebracht met een breedte van ten minste 7,00 m, tenzij er sprake is van toeristische standplaatsen in welk geval de breedte ten minste 3,00 m zal bedragen.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder e in die zin dat randbeplanting wordt verwijderd, mits:

  • a. de verwijdering uitsluitend noodzakelijk is ten behoeve van de realisatie van een goede ontsluiting van het recreatieterrein;
  • b. de verwijdering incidenteel plaatsheeft en geen onevenredige afbreuk doet aan de afschermende werking van de randbeplanting van het recreatieterrein ten opzichte van het omringende landschap;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
3.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. niet dieper gaan dan 0,30 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 500 m² beslaan.

3.6.3 Voorwaarden

De in lid 3.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

3.6.4 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

3.6.5 Beoordelingscriteria

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

Voorwaarden omgevingsvergunning.

3.6.6 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 3.6.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

  • a. de oppervlaktes voor jaarstandplaatsen op de verbeelding worden aangepast, mits:
    • 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast, indien sprake is van uitruil van jaarstandplaatsen tussen kampeerterreinen onderling, waarbij de gezamenlijke aantallen m² aan jaarstandplaatsen, zoals weergegeven in de kampeervergunning dan wel op de verbeelding, niet worden vergroot;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. de bestemming "Recreatie - 1 (kampeerterreinen)” wordt gewijzigd in de bestemming "Recreatie - 2 (recreatiewoningenterreinen)”, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 6 van het bestemmingsplan 'Formerum Noord', dat is vastgesteld op 23 juli 2013, als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0093.10640709-VG02 van de gemeente Terschelling en dat is herzien door middel van het bestemmingsplan 'Parapluherziening wijzigingsbevoegdheid Uitbreiding kampeerterreinen', dat is vastgesteld op 25 oktober 2016, als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0093.PH2016UITBRKAMP-VG01 van de gemeente Terschelling van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend van toepassing is op kampeerterreinen waar jaarstandplaatsen zijn toegestaan;
    • 3. de bouw van de recreatiewoningen past binnen het beleid zoals vastgesteld in de Beleidsregels kamperen gemeente Terschelling 2010 ;
    • 4. er ten minste één parkeerplaats per recreatiewoning wordt aangelegd;
    • 5. er maximaal 15% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak met recreatiewoningen wordt bebouwd;
    • 6. de maatvoering van een recreatiewoning voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte in m²   Maximale goothoogte in m   Maximale dakhelling in °   Maximale hoogte in m  
Recreatiewoning   90   2,80   60   7,00  

    • 1. de ten behoeve van het voormalige kamperen aanwezige, bestaande beheers- en toiletgebouwen, worden gesaneerd tot een maximaal toelaatbare oppervlakte van 40 m²;
    • 2. de gronden en bouwwerken uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een bedrijfsmatige exploitatie;
    • 3. met de bouw van de recreatiewoningen het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • c. de bestemming “Recreatie - 1 (kampeerterreinen)” wordt gewijzigd in de bestemming “Agrarisch", mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van het bestemmingsplan 'Formerum Noord', dat is vastgesteld op 23 juli 2013, als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0093.10640709-VG02 van de gemeente Terschelling en dat is herzien door middel van het bestemmingsplan 'Parapluherziening wijzigingsbevoegdheid Uitbreiding kampeerterreinen', dat is vastgesteld op 25 oktober 2016, als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0093.PH2016UITBRKAMP-VG01 van de gemeente Terschelling van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. deze wijziging wordt toegepast, indien de verblijfsrecreatie van het kampeerterrein geheel of gedeeltelijk wordt beëindigd, en alle voorzieningen daartoe worden verwijderd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de bestemmingen, uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Algemene gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen en andere onderkomens
  • b. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbijbehorende bouwwerken;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • e. het storten van puin en afvalstoffen;
  • f. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor culturele voorstellingen en/of evenementen.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits:
    • 1. de afwijking om bouwtechnische redenen en/of redenen van doelmatigheid noodzakelijk en aantoonbaar is.

Artikel 8 Overige regels

8.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegde gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 9.1 sub a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 9.1 sub a met maximaal 10%.
  • c. Lid 9.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid 9.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan  Formerum Noord, uitbreiding camping Grientebos

van de gemeente Terschelling .

Behorend bij het besluit van 24 februari 2020.