direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Formerum Noord, Recreatiewoningen Dirkmansweg
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0093.WP2017FNRWDIRKM-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Formerum Noord is een recreatieve verblijfsconcentratie in de binnenduinrand ten noorden van het dorp Formerum. Dit gebied betreft een verzameling van complexen met recreatiewoningen en kampeerterreinen, voornamelijk met jaarstandplaatsen (chalets en stacaravans). Dit wijzigingsplan heeft betrekking op een kampeerterrein met acht stacaravans, gelegen op de hoek van de Dirkmansweg met de Molkenbosweg. In de recreatiesector is een trend zichtbaar waarbij de vraag naar luxe accommodaties verschuift. Dit is aanleiding van de eigenaar van het terrein om de acht stacaravans te vervangen door drie moderne, luxe recreatiewoningen.

Het geldende bestemmingsplan (zie paragraaf 1.3) biedt mogelijkheden om in te spelen om de ontwikkelingen in de recreatiesector door een wijzigingsbevoegdheid op te nemen waarmee een kampeerterrein kan worden getransformeerd ten behoeve van recreatiewoningen. Dit wijzigingsplan geeft hieraan toepassing.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft een perceel dat centraal in Formerum Noord ligt aan de westzijde van de Dirkmansweg en aan de zuidzijde van de Molkenbosweg. Dit zijn de doorgaande wegen in het gebied, die direct aansluiten op de Hoofdweg. De begrenzing is afgestemd op de kampeerterrein-bestemming in het geldende bestemmingsplan. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.WP2017FNRWDIRKM-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 De ligging van het plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplan

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Formerum Noord, dat is vastgesteld op 23 juli 2013. Het heeft hierin de bestemming 'Recreatie - 1 (kampeerterreinen)'. Binnen deze bestemming zijn standplaatsen voor kampeermiddelen toegestaan. Omdat de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' op het terrein ligt, mogen er geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Voor jaarstandplaatsen, in dit geval de stacaravans, is een maximum oppervlakte van 248 m2 opgenomen.

In artikel 5 is in lid 5.6 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Hiermee kan de bestemming worden gewijzigd in 'Recreatie 2 (recreatiewoningenterreinen)'. Deze wijziging kan alleen worden toegepast op kampeerterreinen waar jaarstandplaatsen zijn toegestaan. Dat is hier het geval. Verder geldt een aantal voorwaarden voor de bouw en het gebruik van de recreatiewoningen en voor de inrichting van het terrein. Aan deze criteria wordt in hoofdstuk 2 getoetst. Omdat voldaan wordt aan de daarvoor geldende criteria, kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.

1.4 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke en functionele inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de milieu- en omgevingsaspecten volgt. Wanneer deze van toepassing zijn, worden daarbij de uitgangspunten voor het wijzigingsplan genoemd. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het wijzigingsplan en de daarin opgenomen regeling. Het laatste hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Huidige situatie

Het plangebied van dit wijzigingsplan ligt in het verblijfsrecreatiegebied Formerum Noord. Dit gebied bestaat uit een verzameling van verschillende verblijfsrecreatie-ondernemingen. Het gaat om kampeerterreinen en recreatiewoningen die aan weerszijden van de Molkenbosweg liggen. Op de kampeerterreinen staan vooral permanente verblijfseenheden, zoals stacaravans en chalets. Alleen op de grote camping aan de duinrand zijn slechts seizoensplaatsen aanwezig.

De terreinen met stacaravans en recreatiewoningen zijn ingepast in elzensingels en bredere bosranden. Dit is kenmerkend voor de terreinen in de binnenduinrand. Ook het plangebied is op deze wijze ingepast. Langs de westzijde ligt een brede bosstrook en langs de andere zijden zijn elzensingels aanwezig. De ontsluiting van het terrein ligt aan de noordzijde, op de Molkenbosweg.

Op het terrein staan acht stacaravans, opgesteld in twee rijen. Er zijn geen gebouwen en voorzieningen aanwezig op het terrein. Een luchtfoto van het plangebied en de directe omgeving is weergegeven in figuur 1.1, in paragraaf 1.2. Een aanzicht op het plangebied is weergegeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.WP2017FNRWDIRKM-VG01_0002.png"

Figuur 2.1 Aanzicht op het plangebied

2.2 Voorgestelde ontwikkeling

Op de recreatiemarkt is een algemene trend zichtbaar waarbij de vraag verschuift naar meer luxe. Ook is bij de initiatiefnemer de vraag kenbaar gemaakt naar recreatiewoningen met mogelijkheden voor mindervaliden.

De initiatiefnemer wil hierop inspelen door de acht stacaravans te vervangen door drie luxe recreatiewoningen. Deze worden in een rij, georiënteerd op de Dirkmansweg, geplaatst. Hierdoor worden de tuinen op de westzijde, met de beste bezonning, gesitueerd. Aan de zijde van de Dirkmansweg wordt één inrit via een bruggetje over de watergang voorgesteld. Hier komt een centrale entreeruimte, met twee parkeerplaatsen per woning. De bosstroken en elzensingels blijven zoveel mogelijk onaangetast, waarmee het terrein op gebiedseigen wijze is ingepast. De randen van de afzonderlijke kavels worden voorzien van een groene erfafscheiding zoals een heester, met voorkeur zoeken naar streekeigen beplanting van Terschelling. De voorgestelde inrichting van het plangebied is gevisualiseerd in figuur 2.2 en 2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.WP2017FNRWDIRKM-VG01_0003.png"

Figuur 2.2. Voorgestelde inrichting plangebied (vogelvlucht)

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.WP2017FNRWDIRKM-VG01_0004.png"

Figuur 2.3. Voorgestelde inrichting plangebied (aanzicht)

De recreatiewoningen krijgen op basis van dit wijzigingsplan een oppervlakte van maximaal 90 m2 en een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 2,8 en 7 meter. De oppervlakte van 90 m2 wordt volledig benut, teneinde de recreatiewoningen toegankelijk te maken voor mindervaliden. Op de begane grond wordt een slaapkamer en een badkamer gerealiseerd. Het bebouwingspercentage van het terrein komt daarmee op ongeveer 13% van het bestemmingsvlak. Het uitgangspunt is om de recreatiewoningen energieneutraal te maken en gasloos te bouwen. De mogelijkheden hiervoor worden onderzocht.

Met het behoud van de randbeplanting is deze inrichting in overeenstemming met het gemeentelijk beleid ten aanzien van terreinen met recreatiewoningen. Wel wordt de coniferenhaag verwijderd en conform een nog op te stellen beplantingsplan vervangen door een gebiedseigen beplanting.

2.3 Ruimtelijke kwaliteit

Algemeen

Dit wijzigingsplan biedt bouwmogelijkheden voor een formeel nog onbebouwd terrein in een landelijke omgeving. De standplaatsen voor stacaravans worden niet als bebouwing beschouwd en complexen van recreatieterreinen vallen niet onder de noemer 'stedelijk gebied'. Voor dergelijke ontwikkelingen geldt dat, op basis van het provinciaal beleid, aangegeven moet worden op welke wijze rekening wordt gehouden met de draagkracht van het landschap voor de opvang en inpassing van de nieuwe functies en hoe het plan invulling geeft aan de blijvende herkenbaarheid van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten.

Waardering landschap

Globaal is de opbouw van Terschelling van wadzijde naar Noordzee als volgt: achter de hoge waddenzeedijk ligt de polder, open en met weinig beplanting en weinig bebouwing; in de zone noordelijker ervan ligt de binnenduinrandzone, waar zich kleinschalige bebouwing bevindt, bosjes en een net van elzensingels op de perceelsgrenzen. Het plangebied ligt in deze binnenduinrandzone. De binnenduinrand is zeer waardevol als overgang van uitgestrekt duingebied naar het open polderlandschap. Dit gebied kenmerkt zich door beslotenheid, kleine percelen afgebakend door singels en met zichtlijnen van de binnenduinrand naar de polder en andersom. De binnenduinrand staat als overgang van de duinen naar het open polderlandschap in soortgelijke gebieden in heel Nederland onder druk. De binnenduinrand is in het verleden op veel plaatsen bebouwd geraakt met onder andere recreatiewoningen.

De provincie hanteert in de structuurvisie 'Grutsk op é Romte' voor dit gebied enkele uitgangspunten:

  • het behouden van zichtlijnen vanaf de binnenduinrand richting de polder, waarbij de slenken als het ware natuurlijke tracés zijn voor deze zichtlijnen;
  • rekening houden met de maat en schaal van de onderdelen in deze zone: weilandjes, elzensingels en reeds bestaande verspreide bebouwing;
  • versterken en ontwikkelen van het binnenduinrandgebied door beslotenheid en gebiedseigen beplanting (onder andere elzensingels) te stimuleren, in combinatie met behoud van enkele open (onbebouwde) overgangen tussen duin en polder.

Naast de hiervoor genoemde kenmerken zijn ook de gradiënten van het eiland een belangrijke kwaliteit. Het reliëf in de polders is nog zichtbaar in de vorm van kleine glooiingen in de percelen of de grotere laagtes van voormalige slenken.

In het gemeentelijk Landschapsontwikkelingsplan wordt vastgehouden aan het uitgangspunt dat intensieve recreatiefuncties, waaronder een terrein van recreatiewoningen, verscholen liggen in het bos of tussen elzensingels. Het in stand te houden en versterken van (elzen)singels, bosjes en natuurgebieden is van wezenlijk belang. Dit geldt ook voor maatwerk ten aanzien van de afstemming tussen groen en verstening en intensieve recreatiepunten en gebieden voor rust, ruimte en beleving van het landschap.

Vertaling in het ontwerp

De inrichting van het terrein is tot stand gekomen op basis van de waardering van het landschap en de uitgangspunten van het Landschapsontwikkelingsplan. Het plangebied is al geheel ingepast in een randbeplanting die voor een belangrijk deel bestaat uit elzen. De coniferenhaag langs de Dirkmansweg is niet gebiedseigen en wordt daarom verwijderd door een meer open, maar wel passende randbeplanting. De beplanting aan de noordzijde wordt aangevuld.

Voor de recreatiewoningen wordt uitgegaan van een enkelvoudige opbouw en kapvorm met een eigentijds beeld. De materialen zijn traditioneel (hout, steen, glas en gebakken dakpannen) en in harmonie met de eilander bouwtrant. Bij de nieuwbouw is duurzaamheid een belangrijk uitgangspunt. De recreatiewoningen worden geheel energieneutraal gebouwd.

Een referentiebeeld van de voorgestelde recreatiewoningen is weergegeven in figuur 2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.WP2017FNRWDIRKM-VG01_0005.png"

Figuur 2.3. Referentiebeeld recreatiewoning

2.4 Verkeer en parkeren

De recreatiewoningen worden zo geplaatst dat de bezonning en privacy geoptimaliseerd is. Hiervoor is het noodzakelijk om de ontsluiting van het terrein te verplaatsen van de Molkenbosweg naar de Dirkmansweg.

Het terrein heeft via de Dirkmansweg een directe aansluiting op de hoofdweg over Terschelling. Om het perceel te bereiken wordt ook niet door of direct langs beschermde natuurgebieden gereden. Bovendien heeft het vervangen van acht stacaravans door drie recreatiewoningen geen negatieve invloed op de verkeersstromen, zeker niet in verhouding tot de bestaande recreatievoorzieningen die hier aanwezig zijn.

Gelet op het segment zal een relatief groot deel van de bezoekers van het terrein met auto komen. De locatie is overigens ook goed te bereiken met het openbaar vervoer. Bij de aansluiting van de Dirkmansweg op de Hoofdweg, op ongeveer 350 meter ten zuiden van het plangebied, is een bushalte aanwezig.

Bij elke recreatiewoning worden twee parkeerplaatsen aangelegd. Hiermee wordt ruimschoots voorzien aan de parkeerbehoefte voor recreatiewoningen.

2.5 Toetsing aan de wijzigingscriteria

Op basis van artikel 5, lid 5.6 onder c van het geldende bestemmingsplan kan huidige bestemming 'Recreatie - 1 (kampeerterrein)' worden gewijzigd in 'Recreatie - 2 (recreatiewoningenterreinen)'. Hiervoor geldt een aantal voorwaarden. In deze paragraaf wordt toegelicht op welke manier wordt voldaan aan deze criteria.

1. Artikel 6

Na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 6 van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat de bestemming 'Recreatie - 2 (recreatiewoningenterreinen)' zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan van toepassing wordt. Artikel 6 is, voor zover relevant 1), opgenomen in de regels van dit wijzigingsplan, waarmee wordt voldaan aan dit criterium.

1) De aanduidingen die in artikel 6 zijn opgenomen, maar niet in het plangebied voorkomen, zoals bedrijfswoningen, zijn weglaten.

2. Jaarstandplaatsen

De wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast op kampeerterreinen waar jaarstandplaatsen zijn toegestaan. Het doel van deze bepaling is het voorkomen van een grote extra recreatiedruk door seizoensverlening. Op het onderhavige kampeerterrein zijn jaarstandplaatsen toegestaan. Er kan dus gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.

3. Beleidsregels Kamperen

De bouw van de recreatiewoningen moet passen binnen het beleid zoals vastgesteld in de Beleidsregels Kamperen 2008. Deze toetsing vindt plaats in paragraaf 3.3, waarin is geconcludeerd dat er wordt voldaan aan de bedoelde beleidsregels.

4. Parkeerplaatsen

Per recreatiewoning moet ten minste één parkeerplaats worden aangelegd. In het plan wordt uitgegaan van twee parkeerplaatsen per woning, waarmee aan dit criterium wordt voldaan.

5, 6, 7. Bouwregels recreatiewoningen

Allereerst geldt dat maximaal 15% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak met recreatiewoningen mag worden bebouwd. De oppervlakte van het bestemmingsvlak 2.126 m2. 15% hiervan is 319 m2. Voor de recreatiewoningen geldt een maximale oppervlakte van 90 m2. Hiermee wordt ook het maximum aantal recreatiewoningen bepaald. Er kunnen namelijk niet meer dan drie recreatiewoningen van 90 m2 in een maximale oppervlakte van 319 m2. De maximale goot- en bouwhoogte van 2,8 en 7 meter en de dakhelling van maximaal 60 graden zijn in de regels bij dit wijzigingsplan opgenomen. Hiermee wordt voldaan aan dit criterium.

8. Sloop beheers- en toiletgebouwen

De bestaande beheers- en toiletgebouwen ten behoeve van het voormalige kamperen moeten gesloopt worden tot de maximaal toelaatbare oppervlakte van 40 m². Aangezien er nu geen gebouwen staan, wordt automatisch aan deze voorwaarde voldaan.

9. Bedrijfsmatige exploitatie

Het terrein met recreatiewoningen mag alleen worden gebruikt ten behoeve van een bedrijfsmatige exploitatie. Dit betekent dat de recreatiewoningen via een bedrijf, stichting of vereniging worden beheerd en verhuurd. Daarmee wordt gewaarborgd dat deze daadwerkelijk als recreatieve verblijven worden aangeboden.

De initiatiefnemer heeft een verhuurbedrijf dat al lange tijd recreatieverblijven, waaronder de 8 stacaravans en enkele recreatieappartementen, verhuurd. Binnen dit verhuurbedrijf worden de stacaravans vervangen door drie recreatiewoningen die op dezelfde wijze worden aangeboden als nu het geval is.

De voorwaarde van bedrijfsmatige exploitatie is als specifieke gebruiksregel in de regels van dit wijzigingsplan opgenomen, waarmee is gewaarborgd dat hieraan wordt voldaan.

10. Beddenboekhouding

Met de bouw van de recreatiewoningen mag het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden. Het vervangen van de acht stacaravans door drie recreatiewoningen is een verschuiving naar een meer extensieve invulling met minder bedden. Aan dit criterium wordt voldaan.

11. Ruimtelijke inpassing

Tot slot mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Paragraaf 2.3 gaat in op de inpassing in de landschappelijke en cultuurhistorische kenmerken van het gebied. De overige aspecten worden in hoofdstuk 4 behandeld.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Duurzame verstedelijking

Een algemeen belang in de SVIR is het proces van duurzame verstedelijking. Als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen dat in geval van nieuwe verstedelijking eerst gekeken moet worden beoordeeld of hier behoefte voor is en vervolgens of deze behoefte binnen stedelijk gebied opgevangen kan worden. De ontwikkeling van drie recreatiewoningen kan niet worden aangemerkt als verstedelijking in de zin van het Bro. Desondanks is het van belang om niet te bouwen voor leegstand en inzicht te geven in de behoefte aan een ontwikkeling.

De ontwikkeling speelt in op trend die zichtbaar is in de recreatiemarkt. In algemene zin (in heel Nederland) heeft de verblijfsrecreatie zich ontwikkeld richting een hogere kwaliteit, met beleving, duurzaamheid en een toename van comfort en luxe. Specifiek voor Terschelling geldt dat er veel recreatiewoningen aanwezig zijn (15% van de slaapplaatscapaciteit), maar dat dit 'veel van hetzelfde' is. Er zijn nauwelijks recreatiewoningen uit het hogere segment, terwijl hier (gelet op de algemene trends) veel vraag naar is. De transformatie van een terrein met acht stacaravans naar drie luxe recreatiewoningen met een hoog kwaliteitsniveau voorziet dus in een vraag waarin weinig aanbod is op Terschelling.

De behoefte aan recreatiewoningen kan niet in het bestaand stedelijk gebied worden opgevangen. Voor recreatiefuncties is ligging buiten bestaand stedelijk gebied namelijk een voor de hand liggende keuze, vanwege de landschappelijke kwaliteiten en de uitloopmogelijkheden in de omgeving. De vraag richt zich niet op stedelijke locaties, maar juist op landelijke locaties. Bovendien gaat het hier om transformatie van een bestaand recreatieterrein. Er is dus sprake van duurzame verstedelijking.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen, zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in wijzigingsplannen moeten worden opgenomen.

Het plangebied valt binnen het Waddengebied. Het Barro bepaalt dat een wijzigingsplan in dat gebied, dat nieuw gebruik of nieuwe bebouwing dan wel een wijziging van bestaand gebruik of bestaande bebouwing mogelijk maakt, geen significante negatieve gevolgen mag hebben voor de landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten. Hierop is in paragraaf 2.3 ingegaan.

Verder worden er geen rijksbelangen geraakt. Er zijn dan ook geen rijksbelangen in het geding.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Het provinciaal beleid is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit fan de romte'.

In algemeenheid heeft de provincie het beleid dat de bijzondere waarden van de Waddeneilanden voorop worden gesteld. De verhoging van de ruimtelijke kwaliteit en de beleving daarvan zijn speerpunt. Maatwerk is daarom noodzakelijk, dit is in alle gevallen afgestemd op de eilander situatie.

Ontwikkeling van recreatie en toerisme zijn voor de sociaal-economische positie van de Waddeneilanden van cruciaal belang. Binnen het algemene principe van stabilisatie van de totale recreatiedruk per waddeneiland is er op Terschelling zowel kwantitatieve als kwalitatieve ontwikkelingsruimte, waarbij in het algemeen de nadruk meer ligt op kwaliteit dan op kwantiteit.

De ontwikkeling die dit wijzigingsplan mogelijk maakt, sluit aan op de voorgenoemde beleidsuitgangspunten. Ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden is er sprake van een kwalitatieve verbetering van het aanbod aan verblijfsrecreatie. Voor het ontwerp van de inrichting van het terrein is op de omgeving afgestemd maatwerk verricht.

Grutsk op 'e Romte

De provincie zet in op het in stand houden en verder ontwikkelen van de belangrijke landschappelijke kwaliteiten en waarden in de provincie. Hiervoor heeft de provincie op 26 maart 2014 de structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' vastgesteld. Het plangebied maakt deel uit van het deelgebied 'Waddengebied'. Voor dit gebied zijn aan aantal kernkwaliteiten (ofwel: provinciale belangen) aangewezen. Het gaat dan om landschappelijke kwaliteiten en kenmerken.

De inrichting van het terrein is ontworpen met respect voor de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische kenmerken van de omgeving. Paragraaf 2.3 gaat nader in op de ruimtelijke kwaliteit en de inpassing van de ontwikkeling in het landschap.

Verordening Romte Fryslân

In de Verordening Romte Fryslân (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald. Voor dit plan zijn de volgende artikelen uit de verordening relevant:

Bundeling

Het plangebied ligt volgens de begrenzing van het landelijk gebied buiten het 'bestaand stedelijk gebied'. Er mogen daarom geen bouw- en gebruiksmogelijkheden voor stedelijke functies geboden. Een complex van recreatiewoningen is in de Verordening niet aangewezen als stedelijke functies en kan dus in het landelijk gebied worden toegestaan.

Ruimtelijke kwaliteit

Hoofdstuk 2 van de verordening houdt regels ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit. Hierin is opgenomen dat in een ruimtelijke plan voor het landelijk gebied, een ruimtelijke kwaliteitsparagraaf opgenomen moet worden waarin voor zover nodig wordt aangegeven op welke wijze:

  • het plan rekening houdt met de draagkracht van het landschap voor de opvang en inpassing van nieuwe functies, op grond van een analyse van de samenhang van de ondergrond, netwerken en nederzettingspatronen;
  • het plan invulling geeft aan de blijvende herkenbaarheid van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten, zijnde de structuren van provinciaal belang zoals die, met inbegrip van een richtinggevend advies, per deelgebied of gebiedsoverschrijdend zijn omschreven in de structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte'.


De ruimtelijke kwaliteitsparagraaf is verwoord in paragraaf 2.3. Het voldoet hiermee aan de voorwaarden uit hoofdstuk 2 van de verordening.

Recreatie op de Waddeneilanden

Op grond van lid 5.7.2 va de Verordening Romte moet in de toelichting op een ruimtelijk plan waarin een nieuwe of een uitbreiding van een bestaande recreatieve voorziening op of bij een Waddeneiland is opgenomen, worden onderbouwd op welke wijze is gezorgd voor stabilisatie van de totale recreatiedruk per eiland en rekening is gehouden met de landschappelijke en natuurlijke waarden. De bestemmingswijziging van acht stacaravans naar drie recreatiewoningen resulteert niet in een toename van de recreatiedruk.

NatuurNetwerk Nederland (NNN), voormalig Ecologische hoofdstructuur (EHS)

Een ruimtelijk plan voor gronden binnen het NNN mag geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk maken, die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van het NNN. Het plangebied ligt in een intensief recreatiegebied, dat op zijn beurt in een omgeving met hoge natuurwaarden ligt. Het duingebied ten noorden van het Formerum Noord is een Natura 2000-gebied, dat tevens onderdeel is van het NNN. De agrarische gronden in de polder tussen de Formerum en Formerum Noord maken ook deel uit van het NNN. De begrenzing hiervan ligt aangrenzend op het plangebied. Figuur 3.1 geeft de begrenzing van het NNN weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.WP2017FNRWDIRKM-VG01_0006.png"

Figuur 3.1. Begrenzing EHS

Het plan leidt niet tot areaalverlies van het NNN, gezien de gronden zelf geen NNN zijn. Vanwege de aanwezigheid van het NNN en andere beschermde natuur nabij het plangebied is een natuurtoets uitgevoerd. In paragraaf 4.4 is onderbouwd dat de ontwikkeling niet leidt tot een significante aantasting van de kenmerken en waarden van het NNN.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met de regels uit de Verordening Romte Fryslân.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan 'Terschelling voorbij 2000'

Het Structuurplan 'Terschelling voorbij 2000' stelt, in de vorm van thematische streefbeelden, kaders voor de ruimtelijke ordening op Terschelling voor de lange termijn. De bestaande ruimtelijke en functionele structuren zijn het uitgangspunt.

Om goed en zinvol sturing te kunnen geven aan de recreatieve ontwikkelingen op het eiland, hecht de gemeente grote waarde aan een continuering van de toeristisch-recreatieve ontwikkelingsmonitor. Hierbij is de beddenboekhouding van belang. Uitgangspunt blijft een maximaal stabilisatieniveau van 21.619 logiesplaatsen. Dit aantal is echter geen doel op zich. Het uitgangspunt is gekozen om te voorkomen dat er meer toeristen naar het eiland komen dan het eiland en de 'eilander' gemeenschap kan dragen. Dit wijzigingsplan stelt een wijziging naar een meer extensieve verblijfsrecreatieve voorziening voor. Dit heeft een positieve invloed op het stabiliteitsbeleid van de gemeente.

Toeristische Toekomstvisie Terschelling

In januari 2007 is de Toeristische Toekomstvisie Terschelling door de raad vastgesteld. In deze visie is de toeristisch-recreatieve koers tot 2016 weergeven in de vorm van beleidsdoelstellingen en actiepunten.

In de visie wordt gesteld dat de bezettingsgraad van de bedrijfsmatig geëxploiteerde zomerhuizen op Terschelling boven de landelijk gemiddelde bezettingsgraad ligt. Dit rechtvaardigt de conclusie dat de zomerhuizen de grootste bijdrage leveren aan de gewenste seizoensverbreding. De gemeente gaat uit van een concentratie in de zomerhuisgebieden. Buiten de aangewezen gebieden, waaronder Midsland-Noord en Formerum-Noord, worden geen mogelijkheden geboden voor de bouw van nieuwe recreatiewoningen. Wel wordt onderzocht of binnen deze gebieden meer invullocaties kunnen worden aangewezen. Het plangebied ligt in de recreatieve verblijfsconcentratie Formerum Noord. De omzetting van stacaravans naar recreatiewoningen in dit gebied is een gewenste ontwikkeling op basis van de toekomstvisie en wordt daarom ook gefaciliteerd in het wijzigingsplan.

In de visie wordt verder het belang van het landschap voor het toeristisch product onderschreven. Via het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) en de Welstandsnota wordt het landschap beschermd en waar mogelijk verbeterd.

Beleidsregels kamperen (2008)

In aanvulling op de toeristische toekomstvisie is het beleid ten aanzien van kamperen nader uitgewerkt in de notitie 'Beleidsregels kamperen' (2008). Deze beleidsregels vormen een deel van het toetsingskader voor de wijzigingsbevoegdheid. In 2010 zijn er nieuwe beleidsregels vastgesteld. Hierin is het gemeentelijke beleid geregeld ten aanzien van groeimogelijkheden, kampeervormen, de toelaatbaarheid van jaarplaatsen en jeugdkampeerterreinen, de afmetingen en de vorm van caravans, de bovengrens van beschikbare jaar- en seizoensstandplaatsen, de herverkaveling en opsplitsing van kampeerterreinen, permanente bewoning en randbeplanting rondom kampeerterreinen.

Voor de omzetting van een kampeerterrein naar een terrein met recreatiewoningen zijn de volgende beleidsregels van belang

  • Opsplitsing van de bestemming is niet toegestaan. Hiervan is geen sprake.
  • Er is een bovengrens aan de beschikbare ruimte voor kampeerplaatsen en de bouw van recreatiewoningen. Hierbij wordt uitgegaan van ongeveer 70 hectare kampeerareaal, uitgaande van kadastrale percelen. Hiervan is ongeveer de helft beschikbaar voor het innemen van standplaatsen en zomerhuizen. Aangezien hier geen sprake is van uitbreiding, heeft het plan hierop geen invloed.
  • Tot slot is het permanent bewonen van recreatiewoningen niet toegestaan. Dit is vastgelegd in de regels.

De beleidsregels van 2010 zijn voor dit onderdeel van gelijke strekking. Er wordt dus voldaan aan de Beleidsregels Kamperen.

Landschapsontwikkelingsplan 2004 (LOP)

In het LOP worden het behoud en de ontwikkeling van het eiland uiteengezet. Het LOP is een gemeentelijk beleidsplan en doet op een beleidsmatig niveau uitspraken over hoe om te gaan met het landschap. Het plan biedt een kader voor het toetsen van ruimtelijke ingrepen.

Het plangebied ligt volgens het LOP in een recreatieve verblijfsconcentratie. Houtsingels, voornamelijk bestaande uit elzen, vormden de perceelsscheidingen. Dit beeld is rondom het plangebied nog zichtbaar. Voor de recreatieterreinen die gelegen zijn in de binnenduinrand wordt voorgesteld vast te houden aan het uitgangspunt dat de huisjes verscholen liggen in het bos of tussen elzensingels. Het in stand te houden en versterken van (elzen)singels, bosjes en natuurgebieden is een uitgangspunt. Dit geldt ook voor maatwerk ten aanzien van de afstemming tussen groen en verstening en intensieve recreatiepunten en gebieden voor rust, ruimte en beleving van het landschap.

De inrichting van het plangebied sluit aan op de uitgangspunten van het LOP. De hakhoutbosjes en elzensingels rondom het plangebied worden behouden, waarmee de huisjes verscholen zullen liggen tussen de elzensingels.

Welstandsnota

De Welstandsnota is aanvullend op de bebouwingsmogelijkheden die door het wijzigingsplan worden gegeven. Maatvoeringen en criteria uit de nota zijn in die zin richtinggevend voor de wijze waarop met de in het plan geboden ruimte, dient te worden omgegaan. De gemeentelijke Welstandsnota (mei 2008) geeft aan alle gebieden binnen de gemeente - op basis van stedenbouwkundige, landschappelijke en architectonische samenhang - een bepaalde kwaliteit. Daaraan zijn gebiedsgerichte welstandscriteria gekoppeld.

Het plangebied ligt in welstandsgebied 11, 'Recreatieterreinen'. Dit wordt gekenmerkt door campings met stacaravans. De oorspronkelijke caravanterreinen vormen landschappelijk overwegend een gesloten, eentonig en storend element in de omgeving terwijl de terreinen intern te dicht “bebouwd” ogen. De omzetting naar recreatiewoningen is in het algemeen een verbetering. R.O.-beleid is ontwikkeld om op deze terreinen de mogelijkheid te bieden de caravans per bedrijf (weiland) te kunnen vervangen door recreatiewoningen. Op de terreinen wordt een meer open bebouwingsbeeld nagestreefd terwijl het geheel zich zo onopvallend mogelijk in de landschappelijke omgeving dient te voegen. Voor vervanging van caravans door recreatiewoningen geldt een aantal welstandscriteria, waaraan het uiteindelijk bouwplan wordt getoetst. Van belang is vooral het creëren van een open opzet en verwantschap tussen de woningen per cluster. Zoals blijkt uit paragraaf 2.3 wordt op deze beleidsintentie aangesloten.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor Terschelling wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Deze bestaat uit twee kaarten, namelijk voor de periode ijzertijd - middeleeuwen en steentijd - bronstijd. Voor deze laatste periode is geen sprake van een archeologische verwachting. Onderzoek naar resten uit de periode steentijd - bronstijd is daarom niet nodig. Uit de kaart voor de periode ijzertijd - middeleeuwen blijkt dat zich in het plangebied archeologische resten kunnen bevinden (karterend onderzoek 1). In figuur 4.1 is een fragment van de betreffende kaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.WP2017FNRWDIRKM-VG01_0007.png" Figuur 4.1 Famke periode ijzertijd - middeleeuwen

Bij ingrepen in bodem groter dan 500 m2 wordt geadviseerd om een archeologisch onderzoek uit te voeren. Dit wijzigingsplan maakt de bouw van drie recreatiewoningen mogelijk, met een gezamenlijke oppervlakte van 270 m2. Het plan maakt ten opzichte van wat het geldende bestemmingsplan al mogelijk maakt, geen grotere ingrepen dan 500 m2 mogelijk. Het is daarom niet noodzakelijk om een archeologisch onderzoek uit te voeren. Vanuit het aspect archeologie zijn er geen belemmeringen voor het wijzigingsplan.

4.2 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Het plangebied ligt in een dynamische omgeving dat in de vorige eeuw onderhevig is geweest aan veel veranderingen. Het plangebied zelf was tot het midden van de 20e eeuw in gebruik als agrarische grond. Daarna is het gebruik als kampeerterrein ontstaan. Het ligt niet in de rede dat als gevolg van het huidige en historische gebruik verontreinigen in de bodem zijn ontstaan. In het kader van de vergunningverlening is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk, waarmee wordt aangetoond dat er geen risico's voor de volksgezondheid bestaan. Hiermee is gewaarborgd dat er geen risico's voor de volksgezondheid ontstaan.

4.3 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Het plangebied heeft op zichzelf geen bijzondere cultuurhistorische waarde. Wel zijn de landschappelijke elementen en structuren, zoals de kleinschalige besloten verkaveling met hakhoutbosjes en elzensingels van cultuurhistorische betekenis. Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie ligt het plangebied in een aardkundig waardevol gebied: de Waddeneilanden. De eilanden bestaan uit zeer veel gave en karakteristieke duinvormen waarin sedimentatie en erosieprocessen nog steeds plaats vinden, grote strandvlakten en kwelders met de kenmerkende kreken.

Het plan doet geen afbreuk aan de bestaande structuren en wordt op een verantwoorde manier ingepast in de omgeving. Het is niet noodzakelijk om regels op te nemen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

4.4 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Wet natuurbescherming bevat regels voor bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten, natuurgebieden en houtopstanden.

Om de effecten van de ontwikkeling op de ecologische waarden in en rondom het plangebied in beeld te brengen is een ecologische beoordeling uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 1. De resultaten worden hierna behandeld.

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

Het plangebied maakt zelf geen deel uit van een Natura 2000-gebied. De Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone en Waddenzee liggen op zodanig grote afstand dat een toetsing met betrekking tot de instandhoudingsdoelen ervan niet nodig is. Het Natura 2000-gebied Duinen Terschelling ligt op 200 meter ten noorden van het plangebied. Daarom is in het kader van externe werking onderzocht of effecten kunnen optreden op beschermde natuur binnen het Natura 2000-gebied, tijdens de aanleg bouw van het park zelf of als gevolg van een toename van de betredingsdruk van het natuurgebied door recreanten na de bouw van de recreatiewoningen.

Samengevat wordt hier de conclusie getrokken dat er geen sprake is van significant negatieve effecten als gevolg van een toename van het aantal recreanten in de winterperiode na de uitvoering van het plan. Derhalve is er evenmin sprake van een toename van de betredingsdruk binnen het Natura 2000-gebied. De uitvoering van het plan is niet strijdig met de Wet Natuurbescherming. Het is niet nodig een Passende Beoordeling op te stellen, evenmin is het nodig een vergunning voor de Wnb aan te vragen.

Programmatische Aanpak Stikstof

Duinvegetaties zijn gevoelig voor stikstof. In het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof is voor de duinen van Terschelling een analyse gemaakt van de hoeveelheid stikstofdepositie en zijn mitigerende maatregelen opgesteld om de negatieve effecten ervan te kunnen beperken. De analyse maakt deel uit van het Beheerplan Natura 2000 en is derhalve een onderdeel van de Natura 2000-wetgeving. Het Beheerplan concludeert dat door middel van mitigerende maatregelen de negatieve effecten van stikstof zodanig kunnen worden gecompenseerd dat enige uitbreiding van de stikstofdepositie mogelijk is. Het gaat hierbij op 8 mol/ha/jaar.

Met het programma AERIUS Calculator is een berekening uitgevoerd om een eerste inzicht te geven in de gevolgen voor de werkzaamheden met betrekking tot de realisatiefase van de recreatiewoningen tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000 gebieden in de omgeving. Ook de gebruiksfase kan leiden tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden in de omgeving. Met het programma AERIUS Calculator is een berekening uitgevoerd om een eerste inzicht te geven in de gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wet natuurbescherming. De resultaten zijn opgenomen in Bijlage 2.

Geconcludeerd is dat er sprake is van een uitvoerbaar initiatief in het kader van de Wet natuurbescherming. Voor projecten die een bijdrage hebben van meer dan 0,05 en minder dan de grenswaarde van 1 mol N/ha/jr. geldt een meldingsplicht voor bepaalde categorieën (landbouw, industrie, aanleg/wijziging infrastructuur). Woningbouw valt niet onder een meldingsplichtige categorie, wel dient de berekening 5 jaar te worden bewaard.

NatuurNetwerk Nederland (NNN)

Het NatuurNetwerk is beschermd in de Verordening Romte 2014 van de provincie Fryslân. Het plangebied ligt buiten het NatuurNetwerk. Een plan mag geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk maken, die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van het NNN. De ontwikkeling leidt niet tot een areaalverlies van het NNN en ook niet tot significante aantasting van de kenmerken en waarden van het NNN. Het provinciale NNN-beleid staat de uitvoering van het wijzigingsplan niet in de weg.

Soortenbescherming

In de Ecologisch onderzoek is een inventarisatie gemaakt van de potentieel voorkomende beschermde soorten in en rondom het plangebied. Hieruit is gebleken dat er potentieel broedvogels en enkele beschermde soorten waarvoor vrijstelling geldt aanwezig zijn. Geconcludeerd is dat het plan zodanig is opgesteld dat aan de voorwaarden van zorgplicht en zorgvuldig handelen kan worden voldaan. Er is geen sprake van externe werking of van cumulatieve effecten. Er komen geen verblijfplaatsen van strikt beschermde soorten voor. De aanvraag van een ontheffing van de wet is niet nodig.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling die dit wijzigingsplan mogelijk maakt, uitvoerbaar is binnen de kaders van de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, LPG en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen.

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van de provincie Fryslân bekeken. Hieruit blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Deze worden ook niet mogelijk gemaakt. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan daarom geen belemmeringen voor het plan.

4.6 Geluid

Ten aanzien van geluidshinder is de Wet geluidhinder (Wgh) (2012) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidshinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang. In de wet is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidshinder moet worden besteed. De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds.

De recreatiewoningen zijn op grond van de Wgh geen geluidsgevoelige objecten. Het is daarom niet noodzakelijk om te toetsen aan de Wgh. De wegen die aangrenzend aan het plangebied liggen, zijn geen drukke doorgaande verkeersroute. Ter plaatse van de recreatiewoningen zal dan ook geen sprake zijn van onaanvaardbare geluidhinder door wegverkeerslawaai. Ook vanuit een 'goede ruimtelijke ordening ' is er sprake is van een goede situatie ten aanzien van het aspect geluid.

4.7 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

4.8 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (2016) zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het projectgebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van 14 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 7 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). De huidige luchtkwaliteit ter plaatse is dus zeer goed.

Plannen die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. De realisatie van drie recreatiewoningen heeft een zeer beperkte invloed op de luchtkwaliteit en een potentieel positieve invloed ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden. Aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk. Er zijn er geen belemmeringen voor het plan vanuit dit aspect.

4.9 Milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Het plangebied ligt in een omgeving waarin verschillende recreatieterreinen liggen. Het omzetten van stacaravans naar recreatiewoningen heeft geen effect op de milieusituatie. Bovendien zijn er rondom het plangebied geen woningen aanwezig. Er is op deze manier sprake van een verantwoorde milieuzonering.

4.10 Vormvrije mer-beoordeling

Bij het doorlopen van een bestemmingsplanprocedure dient rekening te worden gehouden met mogelijke verplichtingen op grond van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Daarin is vastgelegd wanneer een milieueffectrapport (MER) of een mer-beoordelingsnotitie moet worden opgesteld. In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.

In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D10) is onder andere de aanleg, wijziging of uitbreiding van vakantiedorpen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen opgenomen. Het gaat om grootschalige recreatieve voorzieningen, waarbij de drempelwaarde op 25 hectare of 10 hectare in gevoelig gebied ligt. Omdat het plan niet van deze omvang is, is een formele mer-beoordeling niet noodzakelijk. Wel moet dit worden gemotiveerd, hetgeen ook wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt genoemd. Dit betekent dat de kenmerken van het potentiële effect op basis van de kenmerken en de plaats van de activiteiten onderzocht moeten worden.

Uit de vormvrije mer-beoordeling blijkt dat gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Er is dan ook geen aanleiding voor het doorlopen van een mer-procedure. De vormvrije mer-beoordeling is voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders voor besluitvorming.

4.11 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het wijzigingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap (kenmerk: 20180315-2-17357). De ontwikkeling heeft geen relevante effecten op de waterhuishouding. Daarom is de korte watertoetsprocedure van toepassing. Volstaan wordt met het opnemen van een standaard waterparagraaf.

In de Leidraad Watertoets staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Veilig

Voor het aspect 'veilig' gaat het over overstromingsrisico's. Het plangebied ligt niet in een waterkering van het waterschap en ook niet vrij voor de boezem. Voor Wetterskip Fryslân zijn op dit punt geen belangen aan de orde.

Voldoende

Peilbeheer

Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Dit is de afstand tussen het waterpeil en de aanleghoogte van de bebouwing.

Compensatie

Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Het dempen van water en/of watergangen moet volledig gecompenseerd worden. Deze compensatie is bedoeld om wateroverlast door het versneld afvoeren van hemelwater vanaf de verhardingen te voorkomen. Compensatie is nodig bij een toename aan verharding van meer dan 1.500 m2 in het landelijk gebied.

De ontwikkeling leidt niet tot een grote verhardingstoename. In de nieuwe situatie is ruim 500 m2 verharding aanwezig. Nu is dat ongeveer 400 m2. Er is dus geen sprake van een verhardingstoename van meer dan 1.500 m2. Het relatief hooggelegen, zandige gebied biedt bovendien voldoende infiltratiemogelijkheden voor hemelwater.

Schoon

Afvalwater en regenwatersysteem

Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval wordt afvalwater op het bestaande rioleringssysteem afgevoerd. Schoon hemelwater wordt afgevoerd op de watergangen rondom het terrein en van daaruit geïnfiltreerd in de bodem.

Waterkwaliteit

De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

Vervolg

Waterwet

Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure

In het kader van het vooroverleg wordt het wijzigingsplan voorgelegd aan het waterschap voor een wateradvies. Dit wateradvies wordt gecommuniceerd met de aanvrager en als uitgangspunt gehanteerd bij de uitwerking van het plan.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat in op de juridische vormgeving van het wijzigingsplan. Daarbij wordt in eerste instantie ingegaan op de algemene afspraken die hiervoor (landelijk) zijn gemaakt. Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van dit specifieke wijzigingsplan, door de gehanteerde bestemming toe te lichten.

5.2 Algemeen

Systematiek

Het wijzigingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Het wijzigingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Verbeelding

Het wijzigingsplan gaat vergezeld van een verbeelding. Op deze verbeelding is het plangebied met de toekomstige bestemming weergegeven. Voor dit gebied vervangt het wijzigingsplan de bestemming van de gronden in het bestemmingsplan Formerum Noord.

Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Formerum Noord, zoals vervat in de bestandenset met planidentificatie: NL.IMRO.0093.10640709-VG02 met de bijbehorende regels (en bijlagen) zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.

5.3 Toelichting op de bestemming

De recreatiewoningen zijn geregeld in de bestemming 'Recreatie - 2 (recreatiewoningenterreinen)'. De recreatiewoningen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Op basis van het in paragraaf 2.2 beschreven inrichtingsplan zijn drie bouwvlakken opgenomen. In ieder bouwvlak kan een recreatiewoning van maximaal 90 m2 worden gebouwd. Voor de recreatiewoningen geldt verder een maximale goot- en bouwhoogte van 2,8 en 7 meter.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een wijzigingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Over het dit wijzigingsplan heeft overleg plaats gevonden met belanghebbende diensten van rijk, provincie en waterschap en met eventuele betrokken maatschappelijke organisaties. Alleen de provincie Fryslân heeft in dit kader gereageerd. De overlegreactie is als bijlage 4 bij de toelichting toegevoegd. De provincie heeft aangegeven dat de provinciale belangen op de juiste wijze zijn beschreven. Wel heeft de provincie aangegeven dat er in de regels een aantal foutieve verwijzingen zijn opgenomen. De regels zijn op basis hiervan aangepast.

Vervolgens is het ontwerpwijzigingsplan met ingang van 10 augustus 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode zijn belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om zienswijzen kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Op 15 januari 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten het wijzigingsplan ongewijzigd vast te stellen. Uiteindelijk is tegen het wijzigingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. Het perceel is eigendom van de aanvrager. De plan- en procedurekosten en de kosten voor de uitvoering van het plan worden verhaald uit de exploitatie van de recreatiewoningen. De financiële haalbaarheid van het plan is niet in het geding.

Grondexploitatie

Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

Dit wijzigingsplan maakt bouwplannen in de zin van het Bro mogelijk. In dergelijke gevallen dient een grondexploitatieplan opgesteld te worden tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is. In dit plan is het kostenverhaal geregeld in een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Hierin is onder andere het planschadeverhaal geregeld. Verder worden de plankosten via leges op de initiatiefnemer verhaald. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en wordt van het vaststellen van een exploitatieplan afgezien.