direct naar inhoud van Regels
Plan: West-Terschelling - 't Land 7, 9 en 11
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0093.BP2022tLand-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan West-Terschelling - 't Land 7, 9 en 11 met identificatienummer NL.IMRO.0093.BP2022tLand-VG01 van de gemeente Terschelling;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en de daarbij behorende bijlagen);

1.3 aan-/uitbouw en aangebouwd bijgebouw

een gebouw dat constructief verbonden is met een (hoofd)gebouw en dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bed and breakfast

het bieden van de ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.9 bewoning

de huisvesting van een huishouden;

1.10 bijgebouw

een gebouw, dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;

1.14 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.15 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.16 huishouden

een economische eenheid die zowel de organisatie van de bijbehorende werkzaamheden om in de voeding, kleding en het onderdak van dat huishouden te voorzien. De leden van een huishouden wonen in één woning. Een huishouden kan bestaan uit één of meerdere personen;

1.17 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen , dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.18 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.19 peil
  • 1. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de bouwhoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
  • 2. in andere gevallen: de gemiddelde bouwhoogte van het afgewerkte maaiveld;
1.20 tijdelijke huisvesting van personeel

de huisvesting van een persoon (en diens/haar gezin of een daarmee gelijk te stellen groep personen) voor de duur van maximaal 9 maanden per jaar ten behoeve van een (tijdelijk) dienstverband;

1.21 recreatieverblijf

een vrijstaand gebouw al dan niet behorende bij een binnen hetzelfde bestemmingsvlak gelegen (hoofd)gebouw en qua afmetingen ondergeschikt aan dat (hoofd)gebouw, dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.22 recreatiewoning

een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.23 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.24 vaste woonplaats

het gebruiken van woonruimte als hoofdverblijf zoals bedoeld in de wet basisregistratie personen. Als criterium voor de vaststelling of iemand een woonruimte als hoofdverblijf in gebruik heeft, geldt dat hij of zij op het betreffende adres staat ingeschreven in de basisadministratie personen, terwijl tevens uit het geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat het betreffende adres als zijn of haar hoofdverblijf fungeert;

1.25 vrijstaand bijgebouw

een bijgebouw dat in zijn geheel meer dan 1 m verwijderd is van een hoofdgebouw;

1.26 weekend- en/of verblijfsrecreatie

het doorbrengen van één of meer nachten buiten de vaste woonplaats, uitgezonderd sociale bezoeken aan familie, vrienden, kennissen en zakenbezoeken;

1.27 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor niet-recreatieve bewoning of een uitsluitend voor niet -recreatieve bewoning bedoeld gedeelte van een gebouw;

1.28 woonhuis

een gebouw dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de dakhelling

lang het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil of het maaiveld tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen en aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, eventueel in combinatie met:
    • 1. een vrij beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit als genoemd in bijlage 1 bij deze regels;
    • 2. tijdelijke huisvesting van personeel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tijdelijke huisvesting van personeel';

met daarbij behorende;

  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. paden;
  • e. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
3.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijking van de gebruiksregels aan de woonfunctie zijn toegevoegd.

3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. het aantal hoofdgebouwen zal 3 bedragen;
  • c. een hoofdgebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • f. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.
3.2.2 Aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen uitsluitend worden gebouwd binnen het bestemmingsvlak van het daarbij behorende hoofdgebouw;
  • b. aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal per hoofdgebouw ten hoogste 40 m2 bedragen, tenzij:
    • 1. de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
    • 2. de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tijdelijke huisvesting van personeel', in welk geval de gezamenlijke oppervlakte van aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 75 m2 mag bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
  • e. de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw zal ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen;
  • f. de goothoogte van een aan-/uitbouw, bijgebouw en/of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • g. de dakhelling van een aan-/uitbouw, bijgebouw en/of overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de hoofdgebouwen ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden ken met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.2 sub c en d in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 100 m2, mits de aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in ruimtelijke en stedenbouwkundige zin in goede verhouding staan tot het hoofdgebouw;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.3 onder b in die zin dat de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m.
3.4 Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan genoemd in bijlage 1;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  • d. het gebruik van gedeelten van de gebouwen voor de uitoefening van een vrij beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of het bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis en/of waarbij meer dan één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam is;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van het woonhuis;
    • 3. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen, minder bedraagt dan 75 m2;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. horeca en detailhandel plaatsvinden;
  • e. het gebruik van gebouwen voor recreatieve bewoning;
  • f. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  • g. het gebruik van een woonhuis voor personeelshuisvesting;
  • h. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • i. het gebruik van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen voor de (tijdelijke) huisvesting van personeel, met uitzondering van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tijdelijke huisvesting van personeel'.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:

  • a. het bepaalde in lid 3.4 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebuikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in het hoofdgebouw, mits:
    • 1. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 75 m2;
    • 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 3. met de recreatieappartementen het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 3.4 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
    • 1. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het hoofdgebouw niet minder bedraagt dan 75 m2;
    • 2. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het bestaande hoofdgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
    • 3. er maximaal 4 bedden in maximaal 2 kamers gerealiseerd worden;
    • 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
    • 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 6. met de logiesruimte het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden;
    • 7. er voldoende parkeergelegenheid is op het betreffende perceel;
    • 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de gebiedsbestemmingen en de overige bestemmingen, uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen en andere onderkomens;
  • b. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • e. het storten van puin en afvalstoffen;
  • f. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:

- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het bestemmingsplan 'West-Terschelling - 't Land 7, 9 en 11' van de gemeente Terschelling.