direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Jan Ruijglaan 4 en 6, West Terschelling
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0093.BP2017JanRuijgl2-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Ten noordoosten van de kern West-Terschelling is de woonwijk West Aletalaan fase 4 in ontwikkeling. Zo wordt gewerkt aan de realisatie van de uitbreidingslocatie West-Aletalaan fase 4. De ontwikkelingen in dit gebied naderen de afrondingsfase. In dit gebied was het oorspronkelijke programma om 11 vrijstaande koopwoningen, 8 twee-onder-één kap koopwoningen, 8 sociale huur- en 8 sociale koopwoningen te bouwen. De planopzet is gedurende de periode gewijzigd in elf vrijstaande koopwoningen, acht 2-onder-1 kap woningen, zestien sociale huurwoningen en ook een specifieke kavel voor Staatsbosbeheer. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op laatstgenoemde kavel.

Het voorgenoemde programma en het daarbij behorende stedenbouwkundig ontwerp is vastgelegd in het geldende bestemmingsplan 'West-Terschelling West Aletalaan fase 4'. Bij de gemeente is nu het verzoek ingediend om op een locatie, waar op basis van het bestemmingsplan één vrijstaande woning is toegestaan, een twee-onder-een kap woning mogelijk te maken. In figuur 1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

Het beoogde woningtype en het toevoegen van één extra woning past niet binnen het bestemmingsplan. Daarom is een herziening nodig. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet in een passend juridisch-planologisch kader.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.BP2017JanRuijgl2-VG01_0001.png"

Figuur 1 Locatie van het plangebied bij West-Terschelling (bron: Arc Gis)

1.2 Geldende planologische regeling

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan West-Terschelling West Aletalaan fase 4. Deze is vastgesteld op 17 december 2013. Op het plangebied is de bestemming 'Wonen - 2' met de daarbij behorende specifieke bouwaanduidingen 'oppervlakte' en 'vrijstaand 2' van toepassing.

Binnen de bestemming is de woonfunctie reeds toegestaan. Middels de aanduidingen 'oppervlakte' en 'vrijstaand 2' is bepaald dat hier maximaal 1 vrijstaande woning mag worden gerealiseerd, daarbij mogen maximaal 2 onzelfstandige woonruimten gerealiseerd worden. De oppervlakte bedraagt ten hoogste 200 m2 en dient binnen het aangeven bouwvlak gebouwd te worden. In figuur 2 is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergeven.

De aanvrager heeft een twee-onder-een kap woning voor ogen. De ontwikkeling is daarom in strijd met het geldende bestemmingsplan. Een nieuw bestemmingsplan is nodig om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.BP2017JanRuijgl2-VG01_0002.png"

Figuur 2 Uitsnede geldend bestemmingsplan (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)

1.3 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de milieu- en omgevingsaspecten volgt. Wanneer deze van toepassing zijn, worden daarbij de uitgangspunten voor het bestemmingsplan genoemd. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Het laatste hoofdstuk (6) gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

In dit hoofdstuk wordt de huidige en de gewenste inrichting beschreven.

2.1 Ruimtelijk-functionele structuur

Het plangebied ligt op de gronden van het bos ten noordoosten van het dorp West - Terschelling en maakt deel uit van de nieuwbouwwijk West Aletalaan fase 4. De woningen in de directe omgeving maken deel uit van de uitwerking van West Aletalaan fase 4. Deze is in de afgelopen jaren vrijwel volledig gerealiseerd.

De typologie en uitstraling van de bebouwing in de omgeving bestaat uit vrijstaande woningen, twee-onder-een kap woningen en blokken met vier aaneengebouwde woningen. Er is dus sprake van een diversiteit van woonhuizen. Qua stedenbouwkundige opzet is sprake van een gevarieerde opzet waarbij de positionering per kavel verschilt. Er is dan ook geen sprake van een vaste rooilijn. In figuur 3 is een overzicht van de huidige situatie op een luchtfoto weergeven.

Bij de totstandkoming van het geldende bestemmingsplan is een beeldkwaliteitplan opgesteld. Hierbij is rekening houden met de kernkwaliteiten van het duinlandschap waarin het plangebied ligt. Op basis van deze aspecten is een stedenbouwkundige opzet ontwikkeld. Het beeldkwaliteitplan geeft aan hoe de woningen in het plangebied worden gesitueerd en welke woningtypen gepland zijn (zie figuur 4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.BP2017JanRuijgl2-VG01_0003.png"

Figuur 3 Overzicht bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.BP2017JanRuijgl2-VG01_0004.png"

Figuur 4 Oorspronkelijke inrichtingsschets

2.2 Voorgestelde ontwikkeling

Op Terschelling zijn beschikbare en betaalbare woningen schaars. Staatsbosbeheer is eigenaar van de gronden in het plangebied. Om aan werving en selectie te kunnen doen, is woonruimte een belangrijke voorwaarde om dit goed in te kunnen vullen en nieuwe collega's (en hun gezin) te kunnen huisvesten.

Er is door Staatsbosbeheer vastgesteld dat er grote behoefte bestaat aan woonruimte voor met name nieuwe boswachters die niet van het eiland afkomstig zijn. Dit heeft ook z'n oorsprong is de steeds uitgebreidere werkzaamheden van Staatsbosbeheer zoals bijvoorbeeld publieksvoorlichting en BOA-taken.

Staatsbosbeheer spant zich in om vacatures ook op het eiland zelf in te vullen. Dit lukt uiteraard niet in alle gevallen. Onder andere door een eerste ronde van interne vacatures en een aantal gespecialiseerde functies met opleidingseisen.

De komende jaren zal door pensioneringen een aantal functies opengesteld worden, waarmee deze behoefte aan betaalbare dienstwoningen zal blijven bestaan, of groter worden. Met deze 2e dienstwoning vult Staatsbosbeheer de woonbehoefte voor de huidige bezetting in.

Het voornemen bestaat uit de bouw van één twee-onder-een kap woningen. Beide woningen worden in gebruik genomen als zijnde 'woningen' ten behoeve van boswachters van Terschelling. Dit zijn werknemers van Staatsbosbeheer die niet afkomstig zijn van het eiland.

De woningen zijn niet bedoeld om te verkopen maar voor gebruik als dienstwoning. Het gebruik van een dienstwoning door een werknemer van Staatsbosbeheer wordt niet volgens 'verhuur' geregeld, maar via het arbeidscontract als dienstwoning in gebruik gegeven. Bewoning is dus geregeld in het arbeidscontract van de betreffende boswachter. Wanneer het arbeidscontract ophoudt, betekent dit het einde van de bewoning, zodat deze ter beschikking komt van een volgende werknemer.

Via het salaris wordt de vergoeding ingehouden. Dit is maximaal 12% van het inkomen van de werknemer. Indien de economische huurwaarde hoger is dan 12% van het inkomen, wordt over het verschil tussen maximaal 18% - 12% belasting ingehouden. Indien de economische huurwaarde > 18% - hetgeen op de eilanden veelal het geval is – vindt hierover geen inhouding of afdracht plaats.

Ten opzichte van de geldende planologische mogelijkheden in het plangebied is sprake van een wijziging van het woningtype en wordt één extra woning mogelijk gemaakt. De bestaande tweekappers in de wijk dienen qua gebouwtype, oppervlakten en uitstraling als referentie voor de nieuwe ontwikkeling. De overige gebruiks- en bouwmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan blijven in dit bestemmingsplan uitgangspunt. Dit betekent:

  • dat het hoofdgebouw een oppervlakte van maximaal 200 m2 krijgt ofwel elke afzonderlijke twee-onder-een kap woningen mag een oppervlakte van 100 m2 hebben;
  • de goot- en bouwhoogte respectievelijk maximaal 7- en 11 meter bedragen en;
  • de dakhelling tussen de 30- en 60 graden ligt.

Qua positionering wordt aangesloten bij de mogelijkheden die het geldende bestemmingsplan biedt; ofwel het hoofdgebouw (lees twee-onder-een kap woning) dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden. Hiermee blijft het uitgangspunt 'levendig en gevarieerd' in het kader van de stedenbouwkundige inpassing gewaarborgd.

De wijziging leidt er niet toe dat de toegangsweg naar het perceel gewijzigd hoeft te worden. De woningen zijn daarmee goed bereikbaar. De toevoeging van één extra woning zal niet leiden tot problemen in het kader van de verkeersafwikkeling. De ontsluitingswegen hebben voldoende voor de verkeersbewegingen van en naar het plangebied. De verkeerseffecten (toename verkeersbewegingen) vanwege dit plan zijn daarmee verwaarloosbaar, aangezien het een relatief kleinschalige ontwikkeling betreft ten opzichte van de bestaande intensiteiten.

Qua parkeren hanteert de gemeente een parkeernorm van 1 parkeerplaats per woning. Op de kavels van de woningen is genoeg ruimte voor 1 parkeerplaats per woning.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. De in het Barro opgenomen belangen worden niet geschaad door dit bestemmingsplan. Het Barro vormt zodoende geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd. Deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden. Voor dit bestemmingsplan wordt getoetst aan deze nieuwe regeling, die inhoudt dat de toelichting bij ruimtelijke plannen dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er ook gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het plan stelt de bouw van één extra woningen ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden voor. Op basis van jurisprudentie (uitspraak van 23 december 2015 20140 8383/1) wordt met dit bestemmingsplan geen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorgesteld.

3.2 Provinciaal beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen.

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Indien dit niet mogelijk is, kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. Volgens de verordening valt de locatie binnen het bestaand stedelijk gebied. Hier kunnen stedelijke functies, zoals wonen, toegevoegd worden.

In artikel 3 is bepaald dat een ruimtelijk plan voor woningbouw in overeenstemming moet zijn met een woonplan, dat de schriftelijk instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Hiervan mag afgeweken worden indien het woningbouwproject niet meer dan 11 woningen bevat en gelegen is binnen bestaand stedelijk gebied. In onderhavige situatie is sprake van 2 woningen. In de volgende paragraaf wordt beschreven dat het plan binnen het woonplan van de gemeente past. Tevens is sprake van een concrete behoefte naar de tweede bedrijfswoning.

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Verordening Romte Fryslân 2014.

Ecologische hoofdstructuur (EHS), nu: NatuurNetwerk Nederland (NNN)

Een ruimtelijk plan voor gronden binnen de EHS mag geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk maken, die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van de EHS. Het plangebied ligt niet in het gebied dat in de verordening is aangewezen als 'EHS overige natuur'.

3.3 Gemeentelijk beleid

Woonvisie Terschelling 2017-2021

De woonvisie 'Naar meer balans op de woningmarkt' is op 17 oktober 2017 door de raad vastgesteld. De looptijd van deze woonvisie is 2017 tot en met 2021, met een doorkijk naar 2025. De prioriteit van de Woonvisie ligt de eerste jaren bij het realiseren van starterswoningen, doorstroomwoningen (<€ 250.000) en tijdelijke huisvesting voor seizoenspersoneel. Op het gebied van vraag en aanbod liggen hier de grootste knelpunten. Het aantal inwoners van Terschelling stijgt nog steeds. Woningbouw vindt bij voorkeur plaats binnen de dorpskernen of de linten.

Woningbouwprogramma

Wat betreft de bouw van woningen voor de betreffende doelgroepen gaat de visie uit van de volgende aantallen:

  • doelgroep jongeren en starters

Komende 5 jaar 90 tot 120 kleine starterswoningen toevoegen voor de groep jongeren en starter. Waarvan 55 in de (sociale) huur (vooral onder de € 414,02, 30 koop (onder de € 200.000 v.o.n.(2017) en 25 in de koop tot € 250.000.

  • doorstroomwoningen

Toevoegen van 45 tot 70 doorstroomwoningen, waarvan in de betaalbare huur (30) en koop (40 tot € 250.000).

Toetsingskader

Met de Woonvisie wil de gemeente Terschelling bijdragen aan de oplossing van het woningmarktprobleem. Alle bouwplannen worden getoetst op hun bijdrage aan de oplossing van deze problematiek en ruimtelijke en esthetische kwaliteit. Daarvoor is onderstaand toetsingskader ontwikkeld.

  • 1. Sluit het bouwplan qua aantal woningen en doelgroep aan bij de Woonvisie en gewenst woningbouwprogramma.
  • 2. Past de huur- of verkoopprijs bij de doelgroep voor de locatie.
  • 3. Levert een bouwplan voor markthuur/ koop tot € 250.000 een bijdrage aan de doorstroming op de woningmarkt.
  • 4. Is blijvende betaalbaarheid van de woningen geborgd.
  • 5. Voldoet het plan aan de duurzaamheidsambities uit de Woonvisie.

Met onderhavig bestemmingsplan wordt ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheid één extra woning toegevoegd. Het aantal past binnen de aangeven aantallen uit de woonvisie.

De noodzaak is reeds verwoord in paragraaf 2.2 en sluit qua aantallen en doelgroep aan bij de woonvisie. Zoals ook in deze paragraaf beschreven is er geen sprake van een vaste prijs voor de woningen. Dit is afhankelijk van het inkomen van de toekomstige gebruiker. Hiermee wordt aangesloten bij de wens om betaalbare woningen te creëren. Via het salaris wordt de vergoeding ingehouden. Dit is maximaal 12% van het inkomen van de werknemer. Indien de economische huurwaarde hoger is dan 12% van het inkomen, wordt over het verschil tussen maximaal 18% - 12% belasting ingehouden. Indien de economische huurwaarde > 18% - hetgeen op de eilanden veelal het geval is – vindt hierover geen inhouding of afdracht plaats. Hierdoor wordt blijvende betaalbaarheid gecreëerd.

De woningen worden ten slotte conform de duurzaamheidsambities uit de Woonvisie uitgevoerd. De woningen worden flexibel, levensloopbestendig en middels energetische maatregelen gebouwd. De woningen worden minimaal uitgevoerd conform de wettelijke normen voor de energieprestatie van nieuwe woningen. Streven is energie neutrale nieuwbouw, tenzij de bovenwettelijke investeringen in energiebesparende maatregelen aantoonbaar leiden tot hogere woonlasten. Dit zal blijken uit de uiteindelijke bouwaanvraag van de woningen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Wettelijk is bepaald dat een ontwikkeling in een bestemmingsplan getoetst moet worden aan verschillende omgevingsaspecten. Uit deze toetsing worden mogelijk uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd. Dit hoofdstuk beschrijft de hoofdlijn van de regelgeving, toetst de gewenste ontwikkeling hieraan en geeft waar nodig de uitgangspunten voor het bestemmingsplan.

4.1 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

De ontwikkeling in het plangebied betreft een milieugevoelige functie. Van belang is dat deze bestaande bedrijvigheid niet belemmert. De dichtstbijzijnde bedrijfsactiviteiten bevinden zich op circa 165 meter ten noordwesten van het plangebied. Hier zijn bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 toegestaan. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter. De beoogde ontwikkeling ligt op ruime afstand van de deze bedrijven. De voorgestelde ontwikkeling levert daardoor geen beperkingen voor bestaande bedrijfsactiviteiten op.

Daarnaast is er ter plaatse van het plangebied een goed leef- en woonklimaat te garanderen, omdat milieuhinder van de omliggende bedrijven, door de ligging op ruime afstand, uit te sluiten is. Vanuit de milieuzonering bestaan er dan ook geen belemmeringen voor de ontwikkeling.

4.2 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing.

Omdat het plangebied reeds geschikt is bevonden voor de functie wonen, is de bodemkwaliteit als onverdacht te beschouwen. Bij een omgevingsvergunning voor bouwen dient een actueel verkennend bodemonderzoek overlegd te worden. Geconcludeerd wordt dat het aspect bodem de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.3 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag hogere grenswaarden vaststellen. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat ook sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau wanneer de ontwikkeling is gesitueerd nabij niet gezoneerde wegen (30 km/u wegen).

Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan West-Terschelling West Aletalaan fase 4 is door Oranjewoud B.V. (zie bijlage 3) een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat de richtwaarde van 48 dB niet wordt overschreden voor de locatie waar de woningen worden gerealiseerd. Het aspect geluid geeft dan ook geen belemmeringen en uitgangspunten voor het plan.

4.4 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving (gebiedsbescherming) en met beschermde plant- en diersoorten (soortenbescherming). De bescherming van gebieden en soorten is opgenomen in de Wet Natuurbescherming. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor het NatuurNetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS) beschermd.

4.4.1 Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

Het plangebied maakt zelf geen deel uit van een Natura 2000-gebied. Wel ligt het in de nabijheid van de Natura 2000-gebieden Duinen Terschelling, Noordzeekustzone en Waddenzee. De ontwikkeling in het plangebied betreft een toename van één woning ten opzichte van het huidige planologisch toegestane. Gezien de aard en de omvang van de voorgestelde ontwikkelingen kan worden gesteld dat dit bestemmingsplan geen (significante) effecten op de natuurwaarden in de omgeving heeft. Dit blijkt tevens uit de effectbeoordeling die destijds is uitgevoerd bij de totstandkoming van het geldende bestemmingsplan. In de vorm van een voortoets is vastgesteld dat de ingreep geen (significant) effect heeft op de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000-gebieden. Geconcludeerd is dat bouw en ingebruikname van de locaties niet zal leiden tot een (significant) effect op de instandhoudingsdoelen van beide gebieden. Deze conclusie komt overeen met de rapportage van Altenburg & Wymenga (2012) dat als bijlage 2 is opgenomen. Voor de ontwikkeling is destijds een ontheffing van de provincie Fryslân afgegeven. Voor het bestemmingsplan hoeft derhalve geen verdere procedure te worden doorlopen met betrekking tot de Wet natuurbeschermingswet.

Nederlands NatuurNetwerk (NNN)

Het NNN is beschermd in de Verordening Romte van de provincie Fryslân. Het gebied rondom het plangebied is aangewezen NNN. Een plan mag geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk maken, die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van de NNN. Bij de totstandkoming van het geldende bestemmingsplan is een compensatieplan opgesteld waarvoor destijds een ontheffing voor is verleend.

De Natura 2000- en NNN-gebieden geven geen belemmeringen en uitgangspunten voor dit plan.

4.4.2 Soortenbescherming

Het is belangrijk dat bij ontwikkelingen geen beschermde flora- en faunasoorten geschaad worden in het leefgebied. Dit betreft niet alleen verblijfplaatsen, maar ook foerageerplaatsen en vliegroutes.

Uit de natuurtoets blijkt dat in het plangebied in beperkte mate beschermde flora en fauna aanwezig is. Het plangebied is geschikt leefgebied voor algemeen beschermde zoogdiersoorten; daarnaast vormt het een landbiotoop voor algemeen beschermde amfibieënsoorten en is het een leef- en broedgebied voor een aantal (bos)vogels. Vleermuizen kunnen de randen van het plangebied gebruiken als foerageergebied. Dat er verblijfplaatsen van strikt beschermde vleermuizen op het plangebied voorkomen is uit te sluiten. Op het plangebied zijn evenmin vogelnesten aanwezig die jaarrond zijn beschermd (categorie 1-4).Voor de start van de werkzaamheden dient (al dan niet per deelgebied) voor een tweetal beschermde planten ontheffing aangevraagd te worden ex art. 75 van de toenmalige Flora en faunawet. Voor de ontwikkeling is een ontheffing van de provincie Fryslân afgegeven. Deze blijft 5 jaar geldig en heeft een houdbaarheidsdatum tot augustus 2018.

4.5 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor Terschelling wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Hieruit blijkt dat voor de gewenste ontwikkeling in het plangebied geen onderzoek noodzakelijk is. Het beleid geeft dit aan voor beide perioden (ijzertijd-middeleeuwen en steentijd-bronstijd). Archeologie geeft dan ook geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

4.6 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Het aspect cultuurhistorie heeft betrekking op aanwezige cultuurhistorische waarden. Meer specifiek heeft dit hoofdzakelijk betrekking op aanwezige monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten en cultuurhistorische structuren. Gezien de huidige situatie in het plangebied, zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.

4.7 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Op 14 december 2017 is de digitale watertoets doorlopen voor de ruimtelijke onderbouwing van de Jan Ruijglaan 4 en 6 te West-Terschelling. Uit de watertoets (zie bijlage 1) bleek dat de normale procedure doorlopen moest worden. Op basis van de aanvraag heeft het Wetterskip beoordeelt dat kan worden volstaan met de korte procedure omdat het alleen een wijziging van woningtype betreft en er geen toename van verharding is ten opzichte van het geldende bestemmingsplan uit 2012. In de mail van 19 december heeft het Wetterskip een bijbehorende standaard wateradvies gegeven. Deze wordt hierna toegelicht.

In het advies staan de maatregelen die Wetterskip Fryslân adviseert om wateroverlast te voorkomen en het water in de sloten schoon te houden. Bij de uitvoering van de plannen wordt hier rekening mee gehouden.

Probeer regenwater langzaam weg te laten lopen

Regenwater dat op een verhard oppervlak valt, gaat sneller naar het riool of een sloot dan regenwater dat op onverhard oppervlak valt (zoals gras of een groenstrook). Wanneer opeens veel water in de riolen en sloten komt kan dit wateroverlast geven. Het is daarom belangrijk dat het regenwater langzaam wegloopt. Dit kan op verschillende manieren. Vang het regenwater eerst in een regenton op, gebruik grasstenen ('open bestrating') voor de bestrating en bestraat niet uw hele perceel maar laat wat stukken open met gras of andere beplanting.

Regenwater niet op het riool lozen

Wetterskip adviseert om regenwater (in)direct op een sloot te lozen en niet op het vuilwaterriool. De rioolwaterzuivering wordt dan niet onnodig belast met schoon regenwater. Dit is alleen mogelijk als er een sloot dicht bij het perceel ligt.

Gebruik schone bouwmaterialen, gebruik geen chemische onkruidbestrijding

Regenwater dat op het perceel valt, komt uiteindelijk altijd in het grondwater of in het oppervlaktewater. Watervervuiling kan worden voorkomen door geen uitlogende bouwmaterialen zoals zink, koper en lood te gebruiken. Deze materialen zijn een belangrijke bron voor de vervuiling van ons water. Bij de uitvoering van de planning wordt hier rekening mee gehouden. Ook wordt geadviseerd om geen chemische middelen voor onkruidbestrijding te gebruiken.

Waterwet

Voor de ingreep in de waterhuishouding wordt een vergunning aangevraagd in het kader van de

Waterwet.

Klimaatadaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Kansen moeten benut worden om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.

 

Bij de inrichting van het plangebied kan hierop geanticipeerd worden door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Door nú maatregelen te nemen, worden steden en dorpen mooier en wordt grote schade in de toekomst voorkomen. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen. Met voornoemd advies wordt bij de uitvoering van de plannen rekening gehouden.

 

Afvalwater en regenwatersysteem

Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval wordt rioolwater via een nieuw rioleringsstelsel aangesloten op het gemeentelijk riool. Uitgangspunt is dat dit voldoende capaciteit heeft voor de woningen. Schoon hemelwater wordt afgekoppeld op het hemelwaterriool.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, LPG en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen.

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van de provincie Fryslân bekeken. Hieruit blijkt dat in en in de directe omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Deze worden in het plangebied ook niet mogelijk gemaakt. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan daarom geen belemmeringen en uitgangspunten voor het plan.

4.9 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (2016) zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het projectgebied een gemiddelde fijnstof concentratie (PM10) van 14 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 7 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). De huidige luchtkwaliteit ter plaatse is dus zeer goed.

Plannen die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. De realisatie van één extra woningen ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden heeft een zeer beperkte invloed op de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk. Vanuit luchtkwaliteit bestaan geen belemmeringen en uitgangspunten voor het plan.

4.10 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang.

In of nabij het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

Dit hoofdstuk gaat in op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. Daarbij wordt in eerste instantie ingegaan op de algemene afspraken die hiervoor (landelijk) zijn gemaakt. Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van dit specifieke bestemmingsplan, door de gehanteerde bestemming toe te lichten.

5.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de regeling

Er is voor gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de vorm van een herziening van het bestemmingsplan West-Terschelling West Aletalaan fase 4. Alleen de regels en verbeelding worden op een aantal punten herzien, maar blijven voor het overige van kracht. Het gaat om ondergeschikte aanpassingen, die geen gevolgen hebben voor de opbouw en inhoud van het bestemmingsplan.

Wonen - 2

De bestemming 'Wonen - 2' uit het bestemmingsplan West-Terschelling West Aletalaan fase 4 blijft onverkort van toepassing op dit bestemmingsplan. Hierdoor wordt aangesloten op de bestemming die voor de woningen in de huidige situatie gelden.

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor wonen, met de daar bijbehorende tuinen, erven en terreinen. Overeenkomstig de gewenste ontwikkeling is binnen een bouwvlak een twee-onder-een kapwoning toegestaan. Elke woning mag hierbij maximaal 100 m2 bedragen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan doorloopt de wettelijk vastgelegde procedure. Daarbij heeft in eerste instantie overleg (artikel 3.1.1. Bro) plaatsgevonden met diensten van Rijk en Provincie en met betrokken maatschappelijke organisaties. Daarnaast heeft het bestemmingsplan ter inzage gelegen voor inspraak, zodat een ieder de mogelijkheid heeft een reactie op het plan te geven. Enkel van de provincie Fryslân (zie bijlage 4) is een reactie binnen gekomen. De provincie heeft aangegeven dat de provinciale belangen op een juiste wijze verwerkt zijn.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vervolgens gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Vervolgens is het bestemmingsplan op 29 januari 2019 vastgesteld. Uiteindelijk is op het besluit van de raad beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor de uitvoering van het plan worden gedragen door de aanvrager. Deze beschikt over voldoende financiële middelen om het voornemen te bekostigen. Hiermee is aan de financiële haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond.

Grondexploitatie

Doel van de grondexploitatieregeling is het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal door de gemeente. De gemeente heeft hierdoor meer sturingsmogelijkheden. Daarnaast kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

In dit bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen is de grondexploitatieregeling van toepassing, tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd zijn. Hiervoor is tussen de gemeente en de initiatiefnemers een overeenkomst gesloten. Hierin is onder andere het verhaal van eventuele planschade geregeld. De kosten met betrekking tot het opstellen van het bestemmingsplan en daaraan verwante kosten worden verhaald via de leges van de gemeente. Tot slot zijn de kosten van de grondexploitatie tevens verrekend in de grondaankoop. De overige kosten worden via een anterieure overeenkomst verhaald. Hiermee is het voor het plan relevante kostenverhaal anderszins verzekerd. De gemeenteraad wordt voorgesteld om geen exploitatieplan vast te stellen.