direct naar inhoud van Regels
Plan: Willem Barentszkade 21 te West-Terschelling
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0093.BP2016WBkade21-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Willem Barentszkade 21 te West-Terschelling met identificatienummer NL.IMRO.0093.BP2016WBkade21-VG01 van de gemeente Terschelling;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 archeologisch waardevol terrein

een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bestaand
  • 1. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
    • a. bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
  • 2. ten aanzien van het overige gebruik:
    • a. bestaand ten tijde van het van kracht worden van het be­treffende gebruiksverbod;
1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.11 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.13 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.14 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.16 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw, al dan niet zijnde een hoofdgebouw, en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.17 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvin­den van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.18 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 hoofdgebouw

een of meer gebouwen, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.20 kap

een dak met een zekere helling;

1.21 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.22 peil
  • 1. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de bouwhoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
  • 2. in andere gevallen: de gemiddelde bouwhoogte van het afgewerkte maaiveld;
1.23 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.24 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seks­automatenhal, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.25 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor niet-recreatieve bewoning of een uitsluitend voor niet-recreatieve bewoning bedoeld gedeelte van een gebouw:

  • 1. bewoning: de huisvesting van een persoon (en diens/haar gezin of een daarmee gelijk te stellen groep personen);
  • 2. permanente bewoning: het gebruiken van woonruimten als vaste woonplaats;
  • 3. recreatieve bewoning: de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
  • 4. weekend- en/of verblijfsrecreatie: het doorbrengen van één of meer nachten buiten de vaste woonplaats, uitgezonderd sociale bezoeken aan familie, vrienden, kennissen en zakenbezoeken;
  • 5. vaste woonplaats:het gebruiken van woonruimte als hoofdverblijf zoals bedoeld in de Wet gemeentelijke basisadministratie. Als criterium voor de vaststelling of iemand een woonruimte als hoofdverblijf in gebruik heeft, geldt dat hij of zij op het betreffende adres staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, terwijl tevens uit het geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat het betreffende adres als zijn of haar hoofdverblijf fungeert;
1.26 woonhuis:

een gebouw dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil of het maaiveld* tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de goothoogte van een lessenaarsdak

de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald door de hoogte van de goot aan de hoge zijde van het dak;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane vloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil of het maaiveld* tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

*)

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.BP2016WBkade21-VG01_0001.png"

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein of het maaiveld* ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 de afstand tot de (bouw)perceelsgrens

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de perceelgrens;

2.8 de oppervlakte van personeelsruimten

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Kantoor

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Kantoor’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een kantoor;
  • b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een kantoor in combinatie met bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

alsmede in beperkte mate voor:

  • c. straten en paden;
  • d. nuts- en communicatievoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijking van de gebruiksregels aan de kantoorfunctie zijn toegevoegd.

3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder a en b genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde kantoor worden gebouwd;
  • b. gebouwen en overkappingen zullen binnen een "bouwvlak" worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte, dan wel de feitelijke goot- en bouwhoogte bedragen;
  • d. in afwijking van sub c zal de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" ten hoogste de aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • e. de dakhelling van gebouwen en overkappingen zal niet minder respectievelijk niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding "minimum dakhelling (graden), maximum dakhelling (graden)" aangegeven dakhelling, tenzij:
    • 1. de bestaande dakhelling respectievelijk minder dan wel meer bedraagt, in welk geval de minimale dan wel maximale dakhelling ten minste dan wel ten hoogste de bestaande dakhelling zal bedragen;
    • 2. de aanduiding "plat dak" is opgenomen, in welk geval de gebouwen ter plaatse van de aanduiding "plat dak" plat moeten worden afgedekt.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (de) dichtst bij de weg gesitueerde gebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.1 onder c in die zin dat de goot- en bouwhoogte van gebouwen wordt vergroot tot respectievelijk 7,00 m en 11,00 m, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Bij de afwijking wordt een locatiespecifiek welstandsadvies gevraagd;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.2 onder b in die zin dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de tijdelijke huisvesting van personeel;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het plan kan worden gewijzigd in die zin dat:

  • a. een aangegeven bouwvlak wordt verschoven, mits:
    • 1. de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. de bestemming ‘Kantoor’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - 1’ en/of ‘Wonen - 2’, met inbegrip van te wijzigen en aan te brengen bouwvlakken, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels opgenomen in bijlage 1 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 3. niet meer dan één woonhuis per bestemmingsvlak wordt gebouwd;
    • 4. niet meer dan één woonhuis per bouwvlak wordt gebouwd;
    • 5. de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid past binnen het Woonplan Terschelling 2008-2016;
    • 6. het woonhuis wordt gebruikt door dan wel gebouwd voor personen die maatschappelijk en/of economisch aan het eiland Terschelling gebonden zijn;
    • 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere ter plaatse voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor:

  • het behoud en de bescherming van de archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij het bestaande oppervlak met niet meer dan 50 m² wordt vergroot;
  • b. bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek;
  • c. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m² ten behoeve van de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2 onder a en c in die zin dat bestaande bouwwerken worden vervangen, waarbij de oppervlakte met meer dan 50 m² wordt vergroot, en bouwwerken worden opgericht met een oppervlakte groter dan 50 m², mits:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
    • 3. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
      • a. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
      • b. een verplichting tot het doen van opgravingen, of;
      • c. een verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien men voornemens is om aan de afwijkingsregels voorwaarden te verbinden als bedoeld onder 3, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt aan de afwijking niet meegewerkt.

4.4 Omgevingsvergunning voor uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
  • a. Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
    • 1. het ontgronden, afgraven en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur over een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 30 cm;
    • 2. het graven, baggeren en dempen van sloten, vaarten, en andere watergangen;
    • 3. het aanbrengen van drainage;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, dieper dan 30 cm;
    • 5. het uitvoeren van grondbewerkingen behalve indien deze in het kader van onderzoek naar mogelijke historische vindplaatsen worden uitgevoerd, dieper dan 30 cm.

  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, die:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen, tot een diepte in de grond van ten hoogste 30 cm;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    • 4. op archeologisch onderzoek gericht zijn.

  • c. de omgevingsvergunning kan slechts verleend worden indien:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
    • 3. de volgende voorwaarden in acht worden genomen wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
      • een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
      • een verplichting tot het doen van opgravingen, of;
      • een verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien men voornemens is om aan de afwijking voorwaarden te verbinden als bedoeld onder 3, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de aan de afwijking niet meegewerkt.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het plan kan worden gewijzigd in die zin dat de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ wordt verwijderd, mits:

  • a. na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de provinciaal archeoloog.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de bestemmingen uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen­(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Algemene gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen en andere onderkomens;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. het storten van puin en afvalstoffen;
  • e. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor culturele voorstellingen en/of evenementen.

7.2 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.1 onder f in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor culturele voorstellingen en/of evenementen, mits:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor culturele voorstellingen en/of evenementen niet langer duurt dan ten hoogste 6 weken per jaar;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:

  • de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

Het plan kan worden gewijzigd in die zin dat:

    • 1. door aanvullend historisch en/of archeologisch onderzoek archeologische waarden van terreinen naar voren komen;
  • b. enige bestemming wordt gewijzigd ten behoeve van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten, mits:
    • 1. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand bouwwerk;
    • 2. de mast radiografisch noodzakelijk is;
    • 3. de bouwhoogte van de mast ten hoogste 15,00 m mag bedragen;
    • 4. het aantal masten binnen de gemeente niet meer mag bedragen dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Nadere eisen

Er kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen gesteld worden aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

10.2 Saneringsregel

Na afwijking, ten aanzien van bouwwerken die vallen onder de werking van de overgangsregels van Artikel 11 lid 11.1 kan worden toegestaan dat een krachtens de Woningwet aanwezig gebouw of meerdere gebouwen en overkappingen, binnen een bestemmingsvlak, eenmalig geheel mag of mogen worden vernieuwd, mits de gezamenlijke bebouwde oppervlakte binnen het bestemmingsvlak niet meer dan 70% van de gezamenlijke bebouwde oppervlakte van de in Artikel 11 lid 11.1 toegelaten bouwwerken zal bedragen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;
  • d. Sub a is voorts niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Willem Barentszkade 21 te West-Terschelling van de gemeente Terschelling.