direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kommisjewei 24 te Opeinde
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BW2022BGB095-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De familie Leistra (hierna: 'initiatiefnemer') is voornemens de woning aan de Kommisjewei 24 te Opeinde te slopen en te vervangen door een nieuwe woning. Afbeelding 1.1 geeft de huidige woning weer. Het gaat om een pand op een smalle kavel, dat in een slechte staat van onderhoud verkeert en niet meer voldoet aan hedendaagse wooneisen. De nieuwe woning komt ten noordoosten van de huidige woning te staan. Daarmee wordt tevens een grotere afstand tot aan de Kommisjewei gecreëerd, hetgeen bijdraagt aan een lagere geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai (zie parargaaf 4.2). Op 18 januari 2022 heeft de gemeente Smallingerland besloten in principe medewerking te verlenen aan dit plan voor vervangende nieuwbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2022BGB095-0401_0001.jpg"
Afbeelding 1.1 Huidige woning (bron: Google Street View, juni 2022)

1.2 Locatie

Afbeelding 2.2 geeft globaal de begrenzing van het plangebied aan. Het plangebied ligt ten oosten van de dorpskern van Opeinde, in het bebouwingslint van de Kommisjewei. De westelijke plangrens wordt gevormd door de Leidyksreed. Aan de zuidkant ligt het fietspad langs de Kommisjewei. Aan de overige zijden grenst het plangebied aan grasland. Het perceel van de huidige woning is kadastraal bekend als 'gemeente Rottevalle, sectie B, nummer 5114'. Voor de nieuwbouw wordt gebruik gemaakt van een deel van het naastgelegen perceel. Deze is kadastraal bekend als 'gemeente Rottevalle, sectie B, nummer 3899'.


afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2022BGB095-0401_0002.jpg"
Afbeelding 1.2 Het plangebied (bron ondergrond: perceelloep.nl)

1.3 Planologisch-juridisch kader

Het plangebied is onderdeel van het 'Bestemmingsplan Buitengebied' (vastgesteld d.d. 11 juni 2013), de 'Partiële herziening Wonen-werken en Werk aan huis' (vastgesteld d.d. 17 maart 2015) en het 'Bestemmingsplan Buitengebied, 1ste herziening 2015' (vastgesteld d.d. 13 december 2016). Op grond van deze plannen geldt de bestemming 'Wonen' voor het perceel van de bestaande woning. Het naastgelegen perceel, waar de nieuwe woning deels is geprojecteerd, is bestemd als 'Agrarisch met waarden - Besloten gebied'. Afbeelding 1.3 bevat een screenshot van de bestemmingsplanverbeelding, waarop de twee geldende bestemmingen te zien zijn. In de bestemming 'Agrarisch met waarden' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee het college de bestemming kan wijzigen in 'Wonen' ten behoeve van de uitbreiding van een erf bij een bestaande woning of woonboerderij (artikel 3.8.1d). Hieraan zijn drie voorwaarden verbonden:

  • 1. Een erf mag maximaal worden vergroot met de eigen oppervlakte, waarbij de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak maximaal 2.500 m2 mag zijn;
  • 2. Er moet een inrichtingsplan worden opgesteld;
  • 3. De regels van artikel 24 Wonen of artikel 26 Wonen - Woonboerderij moeten van toepassing worden verklaard.


Uit dit wijzigingsplan blijkt dat aan deze voorwaarden voldaan wordt. Het oppervlak van het plangebied bedraagt maximaal 1.750 m2 (ad 1; zie Hoofdstuk 3). Er is een Inrichtingsplan opgesteld, dat in 3.2 wordt toegelicht (ad 2). Tenslotte zijn de regels van 'artikel 24 Wonen' op het gehele plangebied van toepassing verklaard (ad 3; zie 3.3).

Van de wijzigingsbevoegdheid uit artikel 3.8.1d kan alleen gebruik worden gemaakt als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan (artikel 3.8.2):

  • 1. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie (zie 3.1);
  • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden (zie 3.2);
  • 3. het uitzicht van woningen (zie 3.2);
  • 4. de milieusituatie (zie Hoofdstuk 4);
  • 5. het straat- en bebouwingsbeeld (zie 3.2);
  • 6. de verkeersveiligheid, waarbij in ieder geval sprake is van een goede ontsluiting (zie 3.2);
  • 7. de waterbergingscapaciteit- en de waterkwaliteit (zie 4.7);
  • 8. de (openlucht) recreatiemogelijkheden (zie 3.2);
  • 9. de cultuurhistorische en landschappelijke waarden, waarbij de landschappelijke waarden zijn gespecificeerd in Bijlage 2 Beschrijving landschapswaarden per deelgebied - besloten gebied (zie 3.2).

Deze voorwaarden komen in de navolgende hoofdstukken aan bod. Daaruit volgt dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan genoemde waarden.


afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2022BGB095-0401_0003.jpg"
Afbeelding 1.3 Bestemmingsplan Buitengebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)'


In paragraaf 2.3 wordt nader op de geldende bestemmingsplannen ingegaan. Daarin komen tevens het 'Parapluplan parkeernormen' (vastgesteld d.d. 10 januari 2017) en het 'Paraplubestemmingsplan Wonen in Smallingerland' (vastgesteld d.d. 6 juli 2021) aan bod.

1.4 Leeswijzer

Het volgende hoofdstuk gaat in op het beleidskader van Rijk, provincie en gemeente. Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige en toekomstige situatie binnen het plangebied. In Hoofdstuk 4 is het planvoornemen getoetst aan diverse wet- en regelgeving op het gebied van milieu, bodem, water, ecologie, archeologie en cultuurhistorie. De laatste twee hoofdstukken hebben betrekking op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld door het (voormalige) ministerie van Infrastructuur en Milieu. De SVIR heeft betrekking op de periode tot 2040 en heeft als motto: 'Nederland concurrerend, leefbaar en veilig'. Om dit motto te kunnen bereiken zijn de volgende drie doelen gesteld:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

De bovengenoemde doelen zijn uitgewerkt in dertien nationale belangen. Nationaal belang dertien luidt: 'zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten'. Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening, inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Bij nieuwe ontwikkelingen en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed. "Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen." Om beide doelen te bereiken is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Ladder voor duurzame verstedelijking
Het doel van de 'laddertoets' is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. Uit jurisprudentie blijkt dat de bouw van maximaal 11 woningen niet kan worden aangemerkt als een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' (artikel 1.1.1 Bro).1 Binnen het plangebied wordt één woning gebouwd. Deze komt in de plaats van een bestaande woning. Hoewel de laddertoets dus niet doorlopen hoeft te worden, is in deze toelichting wel ingegaan op de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed (zie Hoofdstuk 4). Tevens wordt aandacht geschonken aan de behoefte (2.3) en uitvoerbaarheid (Hoofdstuk 5).

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) voorziet in de juridische borging van het beleid uit de SVIR. In het Barro zijn regels opgenomen die de beleidsruimte van andere overheden inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Het gaat hier om de nationale belangen die in 2.1.1 genoemd zijn. Deze hebben geen inperkende werking voor dit wijzigingsplan.

2.1.3 Nationale Omgevingsvisie

In de 'Nationale Omgevingsvisie - Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' (NOVI, september 2020) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI gaat uit van 4 prioriteiten: ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie; een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel; sterke en gezonde steden en regio's; een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Naast deze prioriteiten zijn 21 nationale belangen geformuleerd, waaronder 'zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften'. De ambitie is om tussen 2020 en 2035 circa 1,1 miljoen woningen toe te voegen aan de woningvoorraad en een goede kwaliteit van de woningvoorraad in regio's met bevolkingsdaling te behouden. De gebouwde omgeving moet in 2050 zoveel mogelijk CO2-arm, klimaatbestendig en natuurinclusief zijn ingericht.
Voor het maken van afwegingen met betrekking tot de nationale belangen zijn 3 afwegingspricipes geformuleerd: combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies; kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal; afwentelen wordt voorkomen.
Dit wijzigingsplan beoogt een verouderde woning te vervangen door een kwalitatief hoogwaardige en CO2-arme woning. In dit opzicht wordt aangesloten bij de NOVI.

2.1.4 Conclusie

De vervangende nieuwbouw binnen het plangebied past binnen de regels voor duurzaam ruimtegebruik uit de SVIR, zoals vertaald in de ladder voor duurzame verstedelijking. Er is geen sprake van een nationaal belang of van een inperkende werking op grond van het Barro. Tevens wordt aangesloten bij de opgave uit de NOVI voor een kwalitatieve transformatie van de woningvoorraad. Het wijzigingsplan past daarmee binnen het ruimtelijk beleid van het Rijk.

2.2 Provincie

2.2.1 Grutsk op 'e Romte!

In 'Grutsk op 'e Romte - Structuurvisie 2014' (vastgesteld d.d. 1 april 2014) worden de landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is: "behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren." De provincie hanteert voor de doorwerking van Grutsk op 'e Romte een tweesporenbeleid: bestuurlijke borging gebeurt via de Samenwerkingsagenda en juridische borging via de Verordening Romte Fryslân 2014 (zie 2.2.3). Gemeenten moeten in ruimtelijke plannen motiveren hoe ze met de provinciale belangen uit Grutsk zijn omgegaan.
Het plangebied behoort tot deelgebied 'Noordelijke Wouden' en het landschapstype 'Woudontginning met elzensingels'. Dit landschapstype wordt gekenmerkt door een "opstrekkende verkaveling vanuit de beek op de zandruggen van de uitlopers van het Drents plateau". Van provinciaal belang is onder meer: "Kleinschaligheid van het gebied met hoge dichtheid aan opstrekkende percelen (richting aan het landschap gevend), grensbeplanting van houtwallen en elzensingels ('in' de slootrand) en een dicht netwerk van kleinschalige infrastructuur (zandpaden en sloten), veenontginningsdorpen met verspreide bebouwing of dun bebouwde linten met een grillig verloop. In en nabij de dorpskernen dichter bebouwde linten en buurten." In Hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de invulling van het plangebied. Daaruit blijkt dat de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van dit deelgebied gerespecteerd worden. Op dit punt wordt eveneens verwezen naar 4.9 waarin het planvoornemen getoetst is aan de Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CHK2) en de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra.

2.2.2 Omgevingsvisie De romte diele

In de 'Omgevingsvisie De romte diele' (vastgesteld d.d. 23 september 2020) wordt de inhoud van het beleid uit het 'Streekplan Fryslân 2007' en 'Grutsk op 'e Romte' in grote lijnen voortgezet. De Omgevingsvisie geeft richting aan het handelen van de provincie (en is voor andere overheden, burgers of bedrijven niet bindend). Als hoofdambitie is geformuleerd: "brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân". Er zijn negen principes geformuleerd die aangeven hoe de provincie te werk wil gaan en die richting geven bij het maken van keuzes. Dit zijn:

  • Zuinig ruimtegebruik;
  • Omgevingskwaliteit als ontwerpbasis;
  • Koppelen van ambities;
  • Gezond en veilig;
  • Rolbewust;
  • Decentraal wat kan;
  • Ja, mits;
  • Aansluiting zoeken;
  • Sturen op proces, ruimer op inhoud.

Met de Omgevingsvisie zet de provincie onder andere in op het bieden van "een compleet palet [...] van steden en dorpen met gevarieerde en aantrekkelijke woningen, bedrijvigheid en voorzieningen." Verder wordt benadrukt dat er ruimte is voor lokaal maatwerk en een gebiedsgerichte aanpak. De Omgevingsvisie bevat geen directe aanknopingspunten of belemmeringen voor het plangebied.

2.2.3 Verordening Romte Fryslân

De 'Verordening Romte Fryslân 2014' (gewijzigd vastgesteld d.d. 21 maart 2021) bevat instructies op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) over de inhoud van gemeentelijke ruimtelijke plannen en over de onderbouwing en motivering in de plantoelichting. Kortgezegd geeft de Verordening weer wat in een ruimtelijk plan wel (toestemming) of niet (verbod) is toegestaan. Bij een verbodsbepaling geeft de Verordening vaak ook afwijkingsbepalingen. Daaruit blijkt onder welke voorwaarden de ontwikkeling toch is toegestaan ('ja, mits'). De gemeente zal bij de toepassing van die afwijkingsbepaling afdoende moeten motiveren dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. Bij het vooroverleg over ruimtelijke plannen kunnen gemeenten met de provincie afspraken maken over de invulling van de voorwaarden.

Sturingsfilosofie
De Verordening is gebaseerd op een tweesporenbenadering, met als uitgangspunt het beginsel van de Wro; 'lokaal wat kan, centraal wat moet'. Deze twee sporen zijn:

  • 1. Heldere, transparante rechtsgelijke afbakening van provinciale en gemeentelijke belangen;
  • 2. Ontwikkelingsgerichte samenwerking gebaseerd op gezamenlijke belangen die bij voorkeur vorm worden gegeven in een planologische samenwerkingsagenda en daarop gebaseerde afspraken en die, voor zover nodig, juridisch worden geborgd door middel van de Verordening.

De Verordening regelt de provinciale belangen die op voorhand door moeten werken naar gemeentelijke ruimtelijke plannen (spoor 1). Het gaat dan om belangen die niet doelmatig of doeltreffend op gemeentelijk niveau kunnen worden afgewogen en behartigd, omdat de effecten het lokale niveau overstijgen. Uitgangspunt is dat niet meer geregeld wordt dan noodzakelijk is. Dubbele regelgeving wordt ook vermeden. Verder is rekening gehouden met de verantwoordelijkheid van gemeenten. Binnen kwantitatieve en kwalitatieve randvoorwaarden is ruimte voor lokaal maatwerk. In het ontwikkelingsgerichte spoor levert de provincie actief haar bijdrage met kennis en inzicht, investeringen, programma's en projecten, organisatie- en regiekracht (spoor 2). Voor de doorwerking van het ruimtelijk beleid wordt nadrukkelijk ingezet op vooroverleg met gemeenten en afstemming tussen gemeenten.

Wonen
Artikel 1.1 van de Verordening sluit nieuwe stedelijke functies binnen het landelijk gebied in beginsel uit. Verstedelijking dient conform het Streekplan primair gebundeld te worden binnen bestaand stedelijk gebied. Dit bevordert een doelmatig gebruik van de ruimte, draagt bij aan sterke steden en vitale dorpen, en voorkomt onnodige verrommeling en versnippering van het landelijk gebied, aldus de Verordening. Het plangebied ligt buiten de begrenzing van het bestaand stedelijk gebied.
In afwijking van artikel 1.1 kan op grond van artikel 1.5.1 een nieuwe woning in het landelijk gebied worden toegestaan, in geval van verplaatsing of vervanging van een aldaar bestaande woning, mits:

  • 1. "per saldo het aantal woningen in het landelijk gebied gelijk blijft of afneemt, en
  • 2. in geval van vervanging de bestaande woning wordt gesloopt, en in geval van verplaatsing de locatie van de woning aan de woonbestemming wordt onttrokken, en
  • 3. het oppervlak van de nieuwe woning inclusief de bijgebouwen niet meer bedraagt dan 300 m², of de maat die het bestemmingsplan buitengebied als algemene regel hanteert voor bestaande burgerwoningen, dan wel niet meer dan het oppervlak van de bestaande woning inclusief de bestaande bijgebouwen indien dit oppervlak meer bedraagt dan 300 m², en
  • 4. de nieuwe woning qua omvang en uitstraling wordt ingepast binnen de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten."

Voor dit wijzigingsplan wordt aan deze voorwaarden voldaan. Het gaat om vervangende nieuwbouw, waarbij de bestaande woning wordt gesloopt (ad 1 en 2). Er is sprake van een nieuwe woning met een maximum bebouwingsoppervlak van 250 m2 (ad 3). De nieuwe woning wordt op een landschappelijk en cultuurhistorisch verantwoorde wijze ingepast (ad 4, zie Hoofdstuk 3).

2.2.4 Conclusie

De structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte!', de 'Omgevingsvisie De Romte Diele' en de 'Verordening Romte Fryslân 2014' leggen geen specifieke belemmeringen aan het plangebied op. Zie ook Hoofdstuk 3 waaruit blijkt dat de toekomstige situatie binnen het plangebied geen afbreuk doet aan landschapswaarden die van provinciaal belang zijn. Het planvoornemen is aldus in overeenstemming met het provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeente

2.3.1 Vigerende bestemmingsplannen

Het plangebied is onderdeel van het 'Bestemmingsplan Buitengebied' (vastgesteld d.d. 11 juni 2013), de 'Partiële herziening Wonen-werken en Werk aan huis' (vastgesteld d.d. 17 maart 2015) en het Bestemmingsplan 'Buitengebied, 1ste herziening 2015' (vastgesteld d.d. 13 december 2016). In 1.3 is op deze plannen ingegaan. Geconstateerd is dat er voor de vervangende nieuwbouw gebruik kan worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid uit laatstgenoemd bestemmingsplan. De 'Partiële herziening Wonen-werken en Werk aan huis' bevat regels voor woon-werk locaties (hier niet aan de orde) en werken aan huis. Deze regels zijn opgenomen in dit wijzigingsplan.
Op het plangebied zijn tevens het 'Parapluplan parkeernormen' (vastgesteld d.d. 10 januari 2017) en het 'Paraplubestemmingsplan Wonen in Smallingerland' (vastgesteld d.d. 6 juli 2021) van toepassing. Het 'Parapluplan parkeernormen' bepaalt dat bij een wijziging van het gebruik van gronden en/of gebouwen, in voldoende parkeergelenheid moet worden voorzien. Wat 'voldoende' is kan worden afgeleid van de meest recente gemeentelijke Parkeernormennota (versie 2015). Voor een vrijstaande koopwoning in het buitengebied gaat de Parkeernormennota uit van 2,4 parkeerplaatsen. Uit het Inrichtingsplan dat in Hoofdstuk 3 is opgenomen, blijkt dat hiervoor voldoende ruimte beschikbaar is.
Het 'Paraplubestemmingsplan Wonen in Smallingerland' bevat regels die voorkomen dat woningen kunnen worden gesplitst of gebruikt voor kamerverhuur. Deze regels zijn opgenomen in dit wijzigingsplan.

2.3.2 Omgevingsvisie Smallingerland

De 'Omgevingsvisie Smallingerland' (vastgesteld d.d. 1 maart 2022) is een toekomstvisie op hoofdlijnen. Voor de periode tot 2040 richt de gemeente zich op vier doelen: gezond, veilig, aantrekkelijk en economisch vitaal. Er zijn drie leidende principes geformuleerd. Dit zijn: duurzaam, inclusief en identiteit. De doelen en leidende principes werken door in de volgende vier opgaven: 1. Drachten als regionaal verzorgingsgebied; 2. Drachten als stad voor innovatieve maakindustrie; 3. Levendige en aantrekkelijke dorpen en wijken; 4. Buitengebied met kwaliteit. Voor dit wijzigingsplan zijn de laatste twee opgaven van belang. De hoofdkeuze voor opgave 3 is: "In Smallingerland zetten we volop in op behoud en versterking van de leefbaarheid van dorpen en wijken. We willen dat dorpen en wijken levendig, gezond, veilig en aantrekkelijk zijn. Met een open gemeenschap vol gemeenschapszin." Aan deze opgave wordt gewerkt door te zorgen voor "voldoende en de juiste woningen". Woningen worden bij voorkeur in de nabijheid van voorzieningen gerealiseerd. De hoofdkeuze voor opgave 4 is: "In Smallingerland zetten we in op een gezond, aantrekkelijk, veilig en economisch vitaal buitengebied. Dat betekent een gezonde bodem, gezonde lucht, een gezonde waterkwaliteit, dierenwelzijn en aandacht voor biodiversiteit. En dat in een afwisselend en toegankelijk landschap." Binnen het buitengebied worden drie landschappelijke deelgebieden onderscheiden. Het plangebied ligt in 'de beslotenheid en rijkdom aan singelbeplanting in het noordoosten'. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten bijdragen aan behoud en versterking van landschappelijke waarden. Dan gaat het vooral om de singelbeplanting en de daarmee samenhangende beslotenheid. Verder zet de gemeente in dit deelgebied in op het realiseren van goede verbindingen en relaties met de dorpen en op de uitbreiding van het netwerk voor fietsers en voetgangers.
Het vervangen van de gedateerde woning binnen het plangebied draagt bij aan een aantrekkelijke woonomgeving. Daarbij wordt de landschappelijke inpassing van het erf verstrekt, wat de kwaliteit van het buitengebied ten goede komt. Wat dit betreft sluit het wijzigingsplan aan bij de Omgevingsvisie.

2.3.3 Omgevingsgerichte Woonvisie

De 'Omgevingsgerichte Woonvisie met woningbouwprogramma 2020-2025' (vastgesteld d.d. 6 oktober 2020) wil de volgende generaties binnen Smallingerland "prettig laten wonen, leven, werken en recreëren". De Woonvisie biedt flexibiliteit en ruimte om in te spelen op de woningbehoefte voortkomend uit maatschappelijke en demografische ontwikkelingen. Er zijn vijf ambities geformuleerd:

  • 1. Aantrekkelijke en gevarieerde nieuwbouw; Ruimte voor 1.000 woningen erbij in vijf jaar.
  • 2. Duurzame woningvoorraad. Op weg naar energieneutraal.
  • 3. Wijs met grijs; ruimte voor initiatieven gericht op senioren & woningaanpassing.
  • 4. We gaan voor ‘mienskipssin’ en vitale dorpen en wijken.
  • 5. Sociaal wonen; betere beschikbaarheid van woningen voor kwetsbare doelgroepen.


Dit wijzigingsplan sluit met name aan op ambitie 2 en 3. Er ontstaat een energieneutrale woning, die aansluit bij hedendaagse wooneisen en een impuls geeft voor de plaatselijke leefomgeving. Dit komt de vitaliteit van Opeinde ten goede.

2.3.4 Welstand- en Reclamenota Smallingerland 2014

In de 'Welstand- en Reclamenota Smallingerland 2014' (vastgesteld d.d. 9 juni 2015) is het plangebied ingedeeld bij 'G1. Buitengebied besloten (Coulisselandschap)'. In de bijbehorende gebiedsbeschrijving is aangegeven: "De strokenverkaveling is kenmerkend in dit gebied. Een ander kenmerk van het landschap zijn de elzensingels die voorkomen langs de kavels en de wegen. Het bebouwingsbeeld wordt overwegend bepaald door een traditioneel ambachtelijke architectuur uit de 19e en 20e eeuw. Gedurende de tweede helft van de vorige eeuw zijn daar diverse jongere invullingen bijgekomen." Voor het buitengebied is een bijzonder ambitieniveau van kracht. Ingezet wordt op het behouden en, zo mogelijk, versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit. "De klemtoon ligt daarbij op handhaven en respecteren", aldus de Welstand- en Reclamenota. Er zijn gebiedsgerichte criteria geformuleerd voor de plaatsing, hoofdvorm, aanzichten en opmaak van nieuwe bebouwing. Het woningontwerp voor het plangebied zal hierop worden afgestemd.

2.3.5 Conclusie

Het planvoornemen voldoet aan de 'wijzigingsregels' die zijn opgenomen in het 'Bestemmingsplan Buitengebied' (vastgesteld d.d. 11 juni 2013) en het 'Bestemmingsplan 'Buitengebied, 1ste herziening 2015'. Ook met de overige bestemmingsplannen die voor het plangebied gelden zijn geen strijdigheden geconstateerd. Verder wordt aangesloten bij het woonbeleid uit de 'Omgevingsvisie Smallingerland' en de 'Omgevingsgerichte Woonvisie met woningbouwprogramma 2020-2025'. Tenslotte wordt voor het ontwerp van de nieuwe woning aansluiting gezocht bij de gebiedsgerichte criteria uit de Welstand- en Reclamenota Smallingerland 2014'. Het wijzigingsplan past daarmee binnen het ruimtelijk beleid van de gemeente.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Huidige situatie

Afbeelding 3.1 geeft een goede indruk van de huidige situatie binnen het plangebied. De woning is omstreeks 1910 gebouwd en heeft een oppervlakte van circa 66 m2. Het pand verkeert in een slechte staat van onderhoud en voldoet niet meer voldoet aan hedendaagse wooneisen.
Het erf rond de woning bestaat grotendeels uit grasland. Aan de oostzijde is een es aanwezig. De kavel van de woning is smal en langgerekt (circa 12 m breed en circa 70 m lang). Aan de westzijde ligt de Leidyksreed, een halfverharde weg die deels binnen het kadastraal perceel van de woning valt (Rottevalle/B/5114). De woning op het adres Kommisjewei 26 te Opeinde, aan de overzijde van de reed, ligt op korte afstand van de woning binnen het plangebied (circa 6-8 m).
Vanwege de huidige staat van de woning, de smalle kavel en de nabijheid van nr. 26, ligt vervangende nieuwbouw richting het noordoosten voor de hand (zie verder 3.2). Dit gebeurt binnen de weide die aan de oostkant ligt. Deze weide is in eigendom van de initiatiefnemer. De boerderij ten noorden van de weide (Kommisjewei 20 te Opeinde; zie afbeelding 1.1 rechtsachter) is in eigendom van familie van de initiatiefnemer. Er wordt een strook van circa 12 m aan het plangebied toegevoegd (de overige grond behoudt haar agrarische functie). Het plangebied verdubbelt daarmee in oostelijke richting en krijgt een totale omvang van circa 1750 m2.
Aan de noordzijde van het plangebied is een transformatorstation van Liander aanwezig. Vanaf dit station loopt een middenspanningskabel door het plangebied in de richting van de Kommisjewei. De initiatiefnemer heeft met Liander afgesproken dat deze kabel verplaatst wordt, zodat de beoogde nieuwbouw mogelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2022BGB095-0401_0004.jpg"
Afbeelding 3.1 Huidige woning (bron: Google Street View, juni 2022)

3.2 Toekomstige situatie

Het plangebied is, zoals gezegd in Hoofdstuk 2, onderdeel van het besloten landschap. Het gaat om een woudontginning met singels op de perceelgrenzen. Afgezien van de es ten oosten van de bestaande woning, is binnen het plangebied geen opgaande beplanting aanwezig. De huidige woning staat vrij 'kaal' op het perceel. De vervangende nieuwbouw biedt een kans om de landschappelijke inpassing te verbeteren. Een ander kenmerk van woudontginningen is de opstrekkende verkaveling. Het landschap is ontgonnen vanuit beken, in lange en smalle kavels, die haaks op de ontginningsbasis staan. Binnen het plangebied is deze opstrekkende verkaveling nog altijd herkenbaar. Zie hiervoor afbeelding 3.2. Het plangebied is onderdeel van een langgerekte kavel, die aan beide zijden van de Kommisjewei loopt. Zowel het huidige woonperceel als de naastliggende weide zijn onderdeel van deze kavel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2022BGB095-0401_0005.jpg"
Afbeelding 3.2 Topografische kaart 1950 (bron: topotijdreis.nl)

Op de Landschapskaart die als bijlage bij het 'Bestemmingplan Buitengebied' is opgenomen, is het plangebied ingedeeld bij het 'singellandschap'. Binnen of direct grenzend aan het plangebied zijn geen beeldbepalende singels op de Landschapskaart aangeduid. De singelbeplanting langs de noordgrens en ten oosten van de open weide, zijn als 'overige singels' getypeerd.

Er is een Inrichtingsplan voor het plangebied opgesteld. Daarbij is gebruik gemaakt van de 'Handleiding erfinrichting buitengebied' en de 'Richtlijnen voor de inrichting van houtsingels', die als bijlage bij het 'Bestemmingplan Buitengebied' zijn opgenomen. Het Inrichtingsplan is opgenomen als afbeelding 3.3 (zie voor schaal 1: 500). Voor de vervangende nieuwbouw wordt het perceel, zoals gezegd in 3.1, verbreed met 12 m tot een totale breedte van 24 m. De lengte van het perceel is 70 m. De lengte-breedte-verhouding komt daarmee uit op 3:1, waarmee de kenmerkende opstrekkende verkavelingsopzet behouden blijft. Aan de westzijde van de nieuwe woonkavel wordt een elzensingel op de perceelscheiding aangebracht. Deze komt min of meer in het verlengde te liggen van de houtwal die verder noordelijk langs de Leidyksreed en ten zuiden van de Kommisjewei aanwezig is. Ook aan de oostkant van de woonkavel wordt een elzensingel aangeplant (beide van de 1ste orde). Deze singel markeert de overgang naar de open weide en benadrukt het opstrekkende karakter van de woonkavel. Rondom de woning komt een beukenhaag, die de voortuin groen inpast. Verder wordt in de voortuin een rode beuk en twee zwarte moerbeibomen aangeplant. Deze bomen breken het aanzicht van de woning vanaf de Kommisjewei. De es die op dit moment aanwezig is, wordt gekapt. Deze boom staat te dicht op de nieuwe woning en is zowel esthetisch als ecologisch gezien van weinig waarde (zie ook 4.8). De sloot in de weide naast de woning, wordt doorgetrokken in het plangebied.

Het bebouwingslint van de Kommisjewei heeft een divers karakter. Er is variatie in bouwstijl, omvang en situering. De huidige woning binnen het plangebied ligt op circa 9 m uit de rand van de Kommisjewei. In de nieuwe opzet bedraagt deze afstand circa 20 m. Een dergelijke 'terugligging' komt vaker voor in het bebouwingslint. De woning ten oosten van het plangebied (nr. 14) ligt op een afstand van circa 22 m uit de rand van de weg. Aan de overzijde van de Kommisjewei liggen drie (bedrijfs)woningen (nrs. 7, 17 en 25) op een afstand van circa 17-24 m van de weg. Door de 'terugligging' ontstaat meer ruimte en privacy voor de woning op Kommisjewei 26 te Opeinde. In de nieuwe situatie is de afstand tussen beide woningen ongeveer 20 m (dit was circa 6-8 m). Voor de maatvoering van de nieuwe woning is aangesloten bij de standaardmaat voor woningen in het buitengebied. Dat wil zeggen dat het oppervlak van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, maximaal 250 m2 zal bedragen. Er is nog geen definitief woningontwerp opgesteld. Uitgangspunt hiervoor zijn de gebiedsgerichte criteria uit de 'Welstand- en Reclamenota Smallingerland 2014' (zie 2.3.4). De woning wordt gasloos gebouwd.

Op basis van de CROW-publicatie nr. 381 'Toekomstbestendig parkeren, van parkeerkencijfers naar parkeernormen' (versie 2018) bedraagt de verkeersgeneratie van een vrijstaande koopwoning binnen het buitengebied (niet stedelijk) 7,8-8,6 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De nieuwe woning wordt via de Leidyksreed ontsloten op Kommisjewei. Vanaf het ontsluitingspunt is naar beide kanten toe goed zicht op de weg en het tussenliggende fietspad (en vice versa). Er worden - mede gelet op de beperkte verkeersgeneratie - geen knelpunten met het oog op de verkeersveiligheid en -doorstroming verwacht.
De CROW-publicatie geeft voor een vrijstaande koopwoning binnen het buitengebied (niet stedelijk) aan dat rekening moet worden gehouden met een parkeerbehoefte van 2-2,8 parkeerplaatsen. De gemeente gaat in haar Parkeernormennota uit van 2,4 parkeerplaatsen (zie 2.3.1). Uit afbeelding 3.3 blijkt dat binnen het plangebied voldoende ruimte is om aan deze parkeerbehoefte tegemoet te komen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2022BGB095-0401_0006.jpg"
Afbeelding 3.3 Inrichtingsplan (bron: Studio JK) 

3.3 Juridische vormgeving

Dit wijzigingsplan wordt mogelijk gemaakt met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 3.8.1d van het 'Bestemmingsplan Buitengebied, 1ste herziening 2015' (vastgesteld d.d. 13 december 2016). Een wijzigingsbevoegdheid stelt burgemeester en wethouders in staat te besluiten om de bestemming van een locatie te wijzigen, onder de in het bestemmingsplan opgenomen voorwaarden (zie 1.3). De procedure die wordt doorlopen is vastgelegd in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is tevens van toepassing.
Een wijzigingsplan dient vergezeld te gaan van een Toelichting. In de toelichting wordt uiteengezet of er vanwege de voorgenomen wijziging sprake is van een 'goede ruimtelijke ordening’. Het wijzigingsplan zelf bestaat uit een verbeelding en Regels. In de regels zijn de bestemming 'Wonen' (artikel 24) uit het 'moederplan' overgenomen (voor zover van toepassing). Aan deze bestemming is een specifieke gebruiksregel toegevoegd. Op grond daarvan moet de landschappelijke inpassing (zie 3.2) binnen 24 maanden nadat het wijzigingsplan is vastgesteld, gerealiseerd zijn en daarna in stand gehouden worden. Daarnaast is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Deze heeft betrekking op de sloop van de bestaande woning. Deze sloop kan pas uitgevoerd worden als het nader ecologisch onderzoek is afgerond dan wel nadat een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is verkregen (zie 4.8). Tenslotte zijn in de bestemming 'Wonen' alle overige van toepassing zijnde regels uit de geldende (paraplu)bestemmingsplannen overgenomen (zie 2.3.1).
Het wijzigingsplan is zodanig vormgegeven dat het voldoet aan de vereisten van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Voor de vormgeving en de bijbehorende verbeelding is aangesloten bij de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het wijzigingsplan voldoet aan de digitale verplichting zoals deze per 1 januari 2010 van kracht is.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 m.e.r.-plicht

Op grond van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) moet getoetst worden of een plan of besluit voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Het planvoornemen valt niet onder onderdeel C of D van het Besluit m.e.r.. In bijlage D wordt gesproken over "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject". In aansluiting bij de Ladder voor duurzame verstedelijking (zie 2.1.1) geldt onderhavig planvoornemen niet als stedelijke ontwikkeling. Dat betekent dat er geen sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plicht. Er geldt wel een vergewisplicht, waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden doorlopen. Het geheel van (de onderzoeken in) dit hoofdstuk wordt beschouwd als vormvrije m.e.r.-beoordeling. Daaruit blijkt dat sprake is van beperkte effecten en een aanvaardbaar project.

4.2 Wet geluidhinder

In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen geluidzones, met uitzondering van wegen die tot een woonerf behoren en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. De breedte van een geluidzone wordt bepaald door het aantal rijstroken en de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied. Als een ruimtelijk plan voorziet in nieuwe geluidgevoelige bebouwing binnen de zone van een weg, kan akoestisch onderzoek nodig zijn.

Plangebied
Binnen het plangebied wordt nieuwe geluidgevoelige bebouwing toegevoegd. Adviesbureau WMA heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen als Bijlage 1. In dit rapport is het volgende geconcludeerd:
"Uit het onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting van de Kommisjewei maximaal 54 dB is in Lden inclusief aftrek. De geluidsbelasting ligt boven de voorkeurswaarde maar blijft binnen de maximale waarde van 58 dB. Dit betreft de maximale waarde voor vervangende nieuwbouw aan een bestaande weg buiten de bebouwde kom.
De geluidsbelasting van de Waldwei N31 op de achtergevel is 47 dB inclusief aftrek. De geluidsbelasting voldoet aan de voorkeurswaarde.
Om het plan mogelijk te maken dient een hogere grenswaarde geluid te worden vastgesteld door de gemeente voor de Kommisjewei. Het ligt namelijk niet in de rede om bron- en afschermende maatregelen te treffen.
Bij het bouwkundig ontwerp van enkele gevels dient rekening te worden gehouden met voldoende geluidsisolatie om een aanvaardbaar binnenklimaat te waarborgen (maximaal 33 dB binnen). Uitgangspunt daarvoor is de cumulatieve geluidsbelasting zonder aftrek.
Bij de behandeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning moet een berekening worden toegevoegd in verband met de nodige geluidsisolatie. "
Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan wordt door het college van burgemeester en wethouders een hogere waarde voor de woning vastgesteld.

Indirecte hinder
Dit wijzigingsplan heeft betrekking op vervangende nieuwbouw. Er worden geen wooneenheden toegevoegd. De verkeersgeneratie neemt dus niet toe ten opzichte van de huidige situatie. Het plan heeft daarmee geen effect op de gevelbelasting van omliggende woningen en leidt dus niet tot 'indirecte hinder'.

4.3 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand is de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De omgeving van het plangebied is het best te typeren als 'gemengd gebied'. Binnen een straal van 100 m zijn twee woningen, vier bedrijven en een maatschappelijke voorziening gelegen. Dit betekent dat de richtafstanden uit de VNG-brochure met een afstandsstap verkleind kunnen worden. In tabel 4.1 is aangegeven welke richtafstanden voor de omliggende bedrijvigheid geldt (inclusief verkleining met een afstandsstap) en wat de minimale afstand tot de nieuwe woning binnen het plangebied is. Uitgegaan is van de afstand tussen de bestemmingsgrens of bouwblok van de betreffende inrichting en de dichtstbijzijnde gevel van de nieuwe woning. Daaruit blijkt dat de woning buiten alle richtafstanden valt. Onderzoek is daarmee niet noodzakelijk.

 

Bedrijf/voorziening   Locatie   Geur   Stof   Geluid   Gevaar   Afstand tot woning  
Hondenfokker/-school   Kommisjewei 7, Opeinde   10 m   0 m   30 m   0 m   80 m  
Tuincentrum   Kommisjewei 17, Opeinde   0 m   0 m   10 m   0 m   30 m  
Agrarisch bedrijf (schapen, geiten)   Kommisjewei 20, Opeinde   30 m   10 m   10 m   0 m   65 m  
Kerk   Kommisjewei 25, Opeinde   0 m   0 m   10 m   0 m   80 m  
Bouwbedrijf (b.v.o. < 2.000 m2)*   Kommisjewei 28, Opeinde   0 m   10 m   30 m   0 m   32 m  

Tabel 4.1 Richtafstanden i.r.t. woningen binnen plangebied (*is inmiddels beëindigd)

4.4 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels met betrekking tot luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). Het wijzigingsplan leidt, zoals gezegd in 4.2, niet tot een toename in verkeersbewegingen. Op grond van de Wm draagt het project daarmee 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Onderzoek naar luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over de risico's voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die luchthavens geven vallen hieronder. Inwoners van een bepaald gebied kunnen te maken krijgen met plaatsgebonden risico (PR). Dit is de kans per jaar dat één persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof. In theorie zou die persoon zich onafgebroken en onbeschermd op één bepaalde plaats moeten bevinden. Deze kans mag niet groter zijn dan één op de miljoen. Het groepsrisico (GR) legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het is een maatstaf voor de verwachte omvang van een ramp. Bij de berekening van het GR spelen twee factoren mee:

  • de aard en de hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen;
  • het aantal potentiële slachtoffers. In een omgeving met veel inwoners is dit aantal bijvoorbeeld groter dan in een dunbevolkt gebied.


Het plangebied ligt buiten de invloedzones van bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen (circa 220 m), overige gevaarlijke inrichtingen, van transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (circa 350 m) en van aardgastransportleidingen (circa 650 m). Zie hiervoor afbeelding 4.1. Ten westen van het plangebied is een LPG-vulpunt aanwezig (Kommisjewei 46 te Opeinde). Deze is niet op de veilgheidskaart van afbeelding 4.2 aangegeven. Het plangebied ligt ruim buiten de GR-contour van dit vulpunt (circa 65 m). Zie ook afbeelding 1.3. Onderzoek naar 'externe veiligheid' is niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2022BGB095-0401_0007.jpg"
Afbeelding 4.1 Uitsnede risicokaart (bron: atlasleefomgeving.nl)

4.6 Bodem

De Wet bodembescherming (Wbb) beoogt een effectieve bescherming te bieden voor de kwaliteit van de bodem en het grondwater. Aan de ene kant bevat de wet bepalingen ter regulering van handelingen die een bedreiging vormen voor bodem en grondwater. In de tweede plaats is de wet gericht op de aanpak en sanering (of beheer) van bestaande verontreinigingen. Door bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' te toetsen aan de Wbb, kan voorkomen worden dat de woning gebouwd wordt op verontreinigde grond. De Wbb is de wettelijke grondslag voor enkele besluiten en regelingen. Eén daarvan is het Besluit Bodemkwaliteit.
Het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) streeft naar duurzaam bodembeheer waarbij een balans gezocht wordt tussen bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu enerzijds en het gebruiken van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen anderzijds. Het Besluit bevat regels voor kwaliteitsborging (Kwalibo), bouwstoffen, grond en baggerspecie. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet de vraag worden beantwoord of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Dit is het zogeheten stand still-beginsel.
Het huidige woonperceel is logischerwijs bestemd als 'Wonen' (zie afbeelding 1.3). Er mag vanuit worden gegaan dat de bodemkwaliteit zodanig is, dat deze geschikt is voor de woonfunctie. Op de kaart van het Bodemloket (ministerie van Infrastructuur en Waterstaat) zijn in ieder geval geen verontreinigingen of verdachte activiteiten binnen dit perceel gemeld. Zie hiervoor afbeelding 4.2. Voor de nieuwe woning wordt deels gebruik gemaakt van het naastliggende agrarische perceel. Aangezien daarmee de functie van dit perceel wijzigt, moet onderzocht worden of de bodemkwaliteit voor de woonfunctie geschikt is. Sigma Bouw & Milieu heeft daarom bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport 'Verkennend milieukundig bodemonderzoek volgens NEN 5740+A1 Kommisjewei 24 te Opeinde'. Sigma komt tot de volgende conclusie: "Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de locatie niet geheel vrij is van bodemverontreiniging. De grond en het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie bevat enkele stoffen verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde resp. de streefwaarde. Deze verhoogd gemeten gehalten overschrijden de tussenwaarde/bodemindex-waarde niet en geven daardoor, naar onze mening, geen directe aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek." Voor de details van het onderzoek wordt verwezen naar het rapport dat is opgenomen als Bijlage 2. Nader bodemonderzoek is niet noodzakelijk.


afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2022BGB095-0401_0008.jpg"
Afbeelding 4.2 Uitsnede Kaart Bodemloket (bron: bodemloket.nl)

4.7 Water

Beleid
Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Deze paragraaf laat zien hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het plangebied ligt in het beheergebied van Wetterskip Fryslân. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het 'Waterbeheerprogramma 2022-2027'.

Plangebied
De huidige en toekomstige inrichting van het plangebied zijn toegelicht in Hoofdstuk 3. Daaruit blijkt dat dit wijzigingsplan betrekking heeft op vervangende nieuwbouw van een woning. Het bebouwd oppervlak neemt daardoor toe met maximaal 184 m2. Inclusief terreinverharding bedraagt de totale toename in verhard oppervlak maximaal 250 m2. De drempel voor compensatie van oppervlakteverharding binnen het landelijk gebied (1.500 m2) wordt daarmee niet gehaald.
Er wordt waterberging gecreëerd. De bestaande sloot langs de Kommisjewei wordt doorgetrokken tot in het plangebied. Het afstromende hemelwater kan hier geborgen en afgevoerd worden. De door te trekken sloot heeft geen status op de Leggerkaart van Wetterskip Fryslân.
Voor de bouw van de woning wordt uitsluitend gebruik gemaakt van duurzame en niet-uitlogende bouwmaterialen. Dat betekent dat er geen uitspoeling van verontreinigende stoffen naar het grond- of oppervlaktewater plaatsvindt.
Geconcludeerd kan worden dat het wijzigingsplan geen (negatief) effect heeft op de waterhuishouding.

Watertoets
Op 8 september 2022 is de digitale watertoetsprocedure doorlopen. Daaruit volgt dat de normale procedure doorlopen moet worden. Het watertoetsdocument is opgenomen als Bijlage 3. Er is geen watervergunning nodig omdat de toename in verhard oppervlak minder dan 1.500 m2 bedraagt en er geen oppervlaktewater gedempt wordt. Het advies van Wetterskip Fryslân wordt te zijner tijd in deze paragraaf verwerkt.

4.8 Ecologie

Quickscan
In het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) is het noodzakelijk om bij ruimtelijke ontwikkelingen te beoordelen in hoeverre er natuurwaarden in het geding zijn. Daarbij gaat het zowel om soortbescherming als gebiedsbescherming.

Bureau FaunaX B.V. heeft een inventariserend onderzoek binnen het plangebied uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport 'Quickscan Wet natuurbescherming Ontwikkeling Kommisjewei 24 te Opeinde'. FaunaX concludeert ten aanzien van het aspect gebiedsbescherming dat negatieve effecten uitgesloten kunnen worden (zie verderop voor de stikstofberekening). Ten aanzien van het aspect soortbescherming wordt het volgende geconcludeerd:

  • "Binnen en vlak buiten het plangebied kunnen enkele vogelsoorten tot broeden komen. We adviseren om de voorgenomen werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren.
  • De aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten in de te slopen woning kan niet op voorhand worden uitgesloten. We adviseren om nader onderzoek uit te voeren om de aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten van huismussen vast te stellen, dan wel uit te sluiten.
  • De aanwezigheid van en negatieve effecten op kraam-, zomer-, paar- en winterverblijfplaatsen van baardvleermuis, gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, laatvlieger, meervleermuis en ruige dwergvleermuis in de te slopen woning binnen het plangebied kan niet op voorhand worden uitgesloten. We adviseren de aanwezigheid hiervan vast te stellen, dan wel uit te sluiten door middel van nader onderzoek.
  • Er kunnen soorten voorkomen in het plangebied waarvoor een vrijstelling geldt voor ruimtelijke ingrepen. De zorgplicht van de Wnb (art. 1.11) schrijft echter voor dat men verplicht is om alles wat redelijkerwijze mogelijk is te doen of juist te laten om schade aan wilde planten en dieren zo veel mogelijk te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld tot uiting worden gebracht door altijd zo te werken, dat dieren kunnen ontsnappen en/of deze te verplaatsen naar een geschikt biotoop in de directe omgeving. Deze algemene zorgplicht geldt voor elke soort en elk individu in Nederland. Mits eventueel aangetroffen dieren de kans krijgen om te vluchten of eventueel aangetroffen dieren worden verplaatst naar een plek in de omgeving die niet onder invloed staat van werkzaamheden, wordt naar ons inzien voldaan aan de zorgplicht."

Op grond van deze conclusies is er geen belemmering voor de bouw van de nieuwe woning. Als de bijbehorende werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden en de zorgplicht in acht wordt genomen, dan wordt voldaan aan het wettelijk kader van de Wnb.

Nader onderzoek
Voor de bestaande woning geldt dat de sloop pas ter hand genomen mag worden na afronding van het nader onderzoek. In het geval er vleermuizen en/of huismussen aanwezig zijn, worden in de nieuwbouw vervangende voorzieningen gerealiseerd. Eventueel kunnen (ook) tijdelijke voorzieningen in de es worden aangebracht. De sloop van de woning vangt pas aan als duidelijk is dat er geen huismussen en/of vleermuizen aanwezig zijn óf nadat de mitigatie/compensatie op basis van een ecologisch werkprotocol is uitgevoerd. Door deze werkwijze is er geen reden om aan te nemen dat een eventueel benodigde ontheffing voor vleermuizen en/of huismussen niet verkregen kan worden. Het wijzigingsplan is op dit punt dus uitvoerbaar.

Stikstof
Op 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering in werking getreden. Onderdeel van deze wet is de vrijstelling voor bouw-, sloop- en eenmalige aanlegactiviteiten, de zogeheten 'bouwvrijstelling'. De Raad van State heeft onlangs geoordeeld dat deze bouwvrijstelling niet voldoet aan het Europees natuurbeschermingsrecht (ABRvS, 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3159). Dit betekent dat zowel voor de realisatie- als gebruiksfase de stikstofbelasting berekend moet worden.


Realisatiefase
Binnen het plangebied wordt een woning gesloopt en erfverharding verwijderd. Daarnaast wordt een sloot verlengd. Voor deze sloop- en inrichtingswerkzaamheden worden een kraan, een verreiker en een graafmachine ingezet. Daarnaast is transport nodig voor het aan- en afvoeren van materialen en mobiele werktuigen.
Tijdens de bouwfase worden een mobiele kraan, verreiker en betonpomp ingezet. Tenslotte moet rekening gehouden worden met bouwverkeer voor de aanvoer van materialen, mobiele werktuigen en personeel.

Gebruiksfase
Aangezien de nieuwe woning geen gasaansluiting krijgt, hoeft er alleen rekening te worden gehouden met de stikstofuitstoot vanwege de verkeersbewegingen. Zoals aangegeven in 3.2 gaat het om 9 motorvoertuigbewegingen per etmaal.


Berekening
Er is een Aeriusberekening opgesteld. Deze is toegevoegd als Bijlage 5. Hieruit blijkt dat er in de realisatie- en gebruiksfase geen sprake is van een stikstofdepositie van > 0,00 mol/ha/jaar binnen Natura 2000-gebieden. Dit betekent dat het aspect 'stikstof' geen rol speelt bij de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie
Archeologische waarden dienen op grond van de Erfgoedwet te worden meegewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) is voor de perioden 'steentijd-bronstijd' en 'ijzertijd-middeleeuwen' aangegeven dat bij bodemingrepen van meer dan 1,5 hectare respectievelijk 5.000 m2, een historisch en karterend onderzoek verricht moet worden. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 1.750 m2. De drempel voor archeologisch onderzoek wordt daarmee niet gehaald.

Cultuurhistorie
Als gevolg van het beleid Modernisering Monumentenzorg is per 1 januari 2012 in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.6.1) bepaald dat overheden verplicht zijn cultuurhistorie integraal mee te wegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Dit is gebeurd door raadpleging van diverse beleidsnota's (zie Hoofdstuk 2) en door het uitvoeren van een cultuurhistorische analyse (zie 3.2). Daarnaast is de Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CHK2) geraadpleegd. Daaruit blijkt dat een deel van het plangebied tot een 'boerderijplaats' behoort. Zie het bruine vlak in afbeelding 4.3. Verder geeft de CHK2 aan dat er vroeger een onverhard fiets-voetpad door het plangebied liep (gele lijn). Uit Hoofdstuk 3 blijkt dat de aanwezige cultuurhistorische waarden aan de basis liggen van het Inrichtingsplan. Dit Inrichtingsplan is opgenomen als bij de regels en gekoppeld aan een voorwaardelijke verplichting. Het cultuurhistorisch belang is daarmee juridisch geborgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2022BGB095-0401_0009.jpg"
Afbeelding 4.3 Uitsnede CHK2 (bron: Cultuurhistorische Kaart Fryslân)

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

De kosten voor realisatie van dit wijzigingsplan komen voor rekening van de initiatiefnemer. Dat geldt ook voor eventuele planschadekosten, die daarmee ‘anderszins verzekerd’ zijn. Omdat het kostenverhaal anderszins verzekerd is, zal het college bij de vaststelling van het wijzigingsplan tevens besluiten dat er geen exploitatieplan zal worden vastgesteld. Dit is conform artikel 6.12 onder 2 van de Wet ruimtelijke ordening.
Met de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst afgesloten waarin (onder meer) vastgelegd wordt dat eventueel uit te betalen vergoedingen voor planschade, verhaald worden op de initiatiefnemer.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het voorontwerp-wijzigingsplan is in het kader van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan diverse 'overlegpartners'. De Gasunie en Tennet hebben aangegeven dat het wijzigingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. De provincie Fryslân heeft verzocht om het plan op enkele punten aan te passen (zie Bijlage 6). Zo is een voorwaardelijke verplichting tot sloop van de bestaande woning opgenomen. De eerder opgenomen voorwaardelijke verplichting met betrekking tot de Wet natuurbescherming is juist uit de regels verwijderd, omdat deze wet een rechtstreekse werking heeft. Twee opmerkingen van de provincie zijn niet verwerkt in het wijzigingsplan. In de eerste plaats is de wens om een archeologische dubbelbestemming op te nemen niet gehonoreerd. De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de randvoorwaarden van de FAMKE (zie 4.9). Juridisch gezien heeft het opnemen van een dubbelbestemming voor het plangebied geen betekenis. In de tweede plaats is de opmerking over natuurinclusief bouwen voor kennisgeving aangenomen. Natuurinclusief bouwen is een aspect dat niet in bestemmingsplan geregeld kan worden. Het gaat om uitvoeringszaken, zoals speciale stenen toe te passen met invliegmogelijkheden voor vleermuizen of een tuininrichting die biodiversiteit stimuleert. De Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging heeft een checklist opgesteld met 40 punten waarmee bij stedelijke ontwikkelingen rekening kan worden gehouden. Deze checklist is bij de initiatiefnemer en adviseurs onder de aandacht gebracht als inspiratiekader.

Het ontwerp-wijzigingsplan wordt voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. Als deze terinzagelegging leidt tot zienswijzen en aanleiding geeft tot planaanpassingen, dan zal dat te zijner tijd in dit hoofdstuk worden vermeld.