direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Biskopswei 30 De Wilgen
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BW2018STH003-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In De Wilgen aan de Biskopswei 30 is een boerderij gevestigd. Het voornemen is om deze boerderij te slopen en twee vrijstaande woningen op het perceel te realiseren.

Deze ontwikkeling is niet bij recht toegestaan conform het geldende bestemmingsplan. Woonhuizen mogen alleen in het bouwvlak gebouwd worden. Op dit moment is slechts één bouwvlak voor één vrijstaande woning opgenomen. Om de gewenste situatie toch mogelijk te maken, kan gebruik worden gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid, die is opgenomen in het geldende bestemmingsplan. Via deze wijzigingsbevoegdheid is het toegestaan om het maximaal aantal woonhuizen te wijzigen. Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan deze bevoegdheid.

1.2 Plangebied

Het plangebied van dit wijzigingsplan betreft het perceel met het adres Biskopswei 30. Deze locatie ligt in het buitengebied van het dorp De Wilgen, ten westen van Drachten. De ligging van het plangebied is globaal weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2018STH003-0401_0001.png"

Figuur 1.1 De Ligging van het plangebied (bron: Google Maps)

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan 'Drachten De Trisken - Himsterhout'. In dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Wonen - 1'. Binnen de bestemming zijn vrijstaande woningen binnen een bouwvlak toegestaan, waarbij per bouwvlak één hoofdgebouw is toegestaan, tenzij anders aangegeven middels een aanduiding. De voorgenomen bouw van twee vrijstaande woningen, buiten het huidige bouwvlak is in strijd met deze regeling.

In het bestemmingsplan is in artikel 13 lid 13.5 lid b is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het onder meer mogelijk maakt het maximum aantal woonhuizen te wijzigen. Hiervoor gelden de volgende wijzigingscriteria:

  • 1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  • 2. de te bouwen woningen moeten qua aantallen, woningtype en doelgroep passen binnen het door Gedeputeerde Staten geaccordeerd gemeentelijk woonplan, zoals dat op het moment van wijziging geldt;
  • 3. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
  • 4. als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming Wonen - 2, Wonen - 3 of Wonen - Woongebouw zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 13, 14 of 16 van toepassing.

De gewenste situatie kan juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt via deze wijzigingsbevoegdheid. Hiervoor moet een wijzigingsplanprocedure te worden doorlopen. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de wijzigingscriteria.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit wijzigingsplan is als volgt opgezet: In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit wijzigingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de juridische regeling van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

 

2.1 Huidige situatie

Het perceel waarop dit wijzigingsplan betrekking heeft ligt aan de Biskopswei 30. Het gebied is gelegen aan de oostkant van het dorp De Wilgen en ten westen van Drachten. Op het perceel is momenteel de bebouwing van de vrijstaande boerderij aanwezig. Het overige deel van het perceel is onbebouwd en ingericht als grasland. Het perceel wordt aan de westzijde van de woning ontsloten aan de Biskopswei en is weergegeven op de luchtfoto in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2018STH003-0401_0002.png" Figuur 2.1 Overzicht van het perceel Biskopswei 30 (Bron: Google Maps)

2.2 Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie wordt de bestaande bebouwing van het perceel verwijderd. In plaats daarvan worden twee vrijstaande woningen terug gebouwd op het perceel. Hiermee wordt het perceel opgedeeld in 2 woonpercelen. Er komt een gedeelde oprit in het midden van beide percelen. De wijziging qua indeling van het perceel is weergegeven op figuur 2.2. Het oppervlakte zal bij de opsplitsing van percelen circa 300 m2 toenemen. Impressies in vogelvlucht van de toekomstige situatie zijn weergegeven in figuur 2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2018STH003-0401_0003.png"

Figuur 2.2 Toekomstige inrichting plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2018STH003-0401_0004.png"

Figuur 2.3 Impressies van de beoogde situatie.

2.3 Toetsing aan wijzigingscriteria

Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 12 lid 12.6.1 sub b van het geldende bestemmingsplan. Hiermee wordt het onder meer mogelijk gemaakt om het maximum aantal woonhuizen te wijzigen. Hierbij gelden een aantal voorwaarden waar aan moet worden voldaan. in deze paragraaf wordt het plan getoetst aan de wijzigingscriteria die hiervoor gelden.

  • 1. Er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld.

In de toekomstige situatie is sprake van twee woningen op het perceel Biskopswei 30. Hierdoor neemt de bebouwing op het perceel met één woning toe. Binnen het perceel blijft er voldoende open ruimte behouden, waardoor de zichtrelaties en contact met de omgeving overeind blijft. Het straatbeeld- en bebouwingsbeeld wordt hierdoor niet onevenredig afgebroken.

  • 2. De te bouwen woningen moeten qua aantallen, woningtype en doelgroep passen binnen het door Gedeputeerde Staten geaccordeerd gemeentelijk woonplan, zoals dat op het moment van wijziging geldt.

Het aantal woningen in het plangebied neemt met één toe. Deze toevoeging valt onder incidentele woningbouw, zoals opgenomen in het woningbouwprogramma. Hiermee is het plan passend binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma. Voor een nadere onderbouwing wordt verwezen naar paragraaf 3.2.

  • 3. De geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Voor dit plan is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. Op basis hiervan dient een hogere waarde te moeten worden aangevraagd bij de gemeente. Het onderzoek wordt toegelicht in paragraaf 4.7 en is bijgevoegd in Bijlage 5.

  • 4. Als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming Wonen - 2, Wonen - 3 of Wonen - Woongebouw zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 13, 14 of 16 van toepassing.

Met toepassing van dit wijzigingsplan wijzigt de bestemming niet naar één van de bestemmingen Wonen - 2, Wonen - 3 of Wonen - Woongebouw. De huidige bestemming 'Wonen - 1' blijft ook na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid van kracht.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit wijzigingsplan. Hierbij komt het provinciaal en het gemeentelijk beleid aan bod. Dit beleid is afgestemd op het Rijksbeleid ten aanzien van de ruimtelijke ordening. Gezien het abstractieniveau wordt het in dit kader dan ook niet noodzakelijk geacht apart aandacht te besteden aan het Rijksbeleid.

3.1 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan "Om de kwaliteit van de romte" (structuurvisie). De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in bestemmingsplannen rekening mee gehouden moet worden.

Streekplan Fryslân

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân, vastgesteld op 13 december 2006.

De provincie Fryslân zet meer dan voorheen in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Ruimtelijke kwaliteit dient zowel voor economische, sociale als culturele belangen en is daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel. Met ruimtelijke kwaliteit wordt bedoeld dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoering expliciet de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde in stand worden gehouden en verder worden ontwikkeld.

Het plangebied is gevestigd in landelijk gebied, buiten de dorpskern van De Wilgen. De provincie Fryslân zet in op het versterken van de vitaliteit van het platteland door 'kwaliteitsarrangementen'. Een kwaliteitsarrangement is een concreet project waarin nieuwe passende vormen van o.a. wonen, werken en/of de wijziging van bestaande functies gelijktijdig worden gecombineerd met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied.

In de huidige situatie is sprake van een oude, verpauperde woning. Door met dit plan deze woning te slopen en te vervangen voor twee vrijstaande woningen ontstaat een verbetering van ruimtelijke kwaliteit in het plangebied en de omgeving.

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen.

In artikel 3 is opgenomen dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Het aantal woningen in het plangebied neemt met 1 toe. Dit is in het woningbouwprogramma opgenomen als incidentele woningbouw. Hiermee is het plan passend binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma. Dit is nader onderbouwd in paragraaf 3.2.

3.2 Gemeentelijk beleid

Actualisatie gemeentelijk woonbeleid en woningbouwprogramma 2016 – 2025

In september 2016 heeft de gemeente Smallingerland haar woonbeleid en het woningbouwprogramma geactualiseerd. Bij een actualisatie wordt gekeken naar recente woningmarktontwikkelingen en huishoudensprognoses. Actualisatie is nodig omdat er meer woningbouwplannen zijn dan de verwachte woningbehoefte (meer aanbod dan vraag). Dit betekent dat het aantal plannen voor regulier wonen moet worden verminderd om overaanbod te voorkomen. De actualisatie beschrijft de ontwikkelingen van de afgelopen jaren, de verwachte woningbehoefte en het woonbeleid in de komende jaren. Verder is een actueel woningbouwprogramma opgesteld voor de periode 2016 - 2025. Nieuwbouwprojecten die de afgelopen jaren in gang zijn gezet, zijn beoordeeld op behoefte en haalbaarheid. De nieuwbouwproductie is een beperkt aandeel in de totale woningvoorraad. Nieuwbouw moet vooral een toevoeging moeten zijn aan de woningvoorraad qua woningtype/prijsklasse

In dit plan gaat het om de realisatie van twee woningen, waarvan één vervangende nieuwbouw en één woning een uitbreiding is op de bestaande voorraad. De woning die als uitbreiding wordt toegevoegd wordt door de gemeente beschouwd als 'incidentele woningbouw' zoals aangegeven in het gemeentelijk woningbouwprogramma. Voor incidentele woningbouw is voor het jaar 2018 en aantal van 159 woningen opgenomen in het woningbouwprogramma. Deze ene woning past binnen dit aangegeven aantal. Daarmee is het plan in overeenstemming met het woonbeleid en het woningbouwprogramma van de gemeente Smallingerland.

Bestemmingsplan Drachten De Trisken - Himsterhout

Het gemeentelijk beleid met betrekking tot het plangebied is uiteengezet in het bestemmingsplan 'Drachten De Trisken - Himsterhout'. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in artikel 13 lid 13.5 sub b, die het mogelijk maakt om het maximum aantal woningen te wijzigen. De wijzigingscriteria hiervoor zijn uiteengezet in paragraaf 1.3.

Dit plan voorziet in een toepassing van de wijzigingsbevoegdheid en voldoet aan de wijzigingscriteria. Hierop is al eerder ingegaan in paragraaf 2.3. Hiermee past het plan dan ook in het beleid van de gemeente.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

Naast het feit dat ontwikkelingen in het plangebied binnen het beleidskader van Rijk, provincie en gemeente tot stand moeten komen, moet rekening worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het plangebied. Uitgangspunt voor het wijzigingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat.

4.1 Ecologie

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Daarnaast is in elke provincie een verordening van kracht in het kader van de uitvoering van de Wet.

In de provincie Fryslân betreft dit de 'Verordening Wet natuurbescherming Fryslân 2017'. In het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in Bijlage I bij de verordening. Per soort worden de handelingen, middelen en methoden genoemd die mogen worden toegepast, slechts voor zover er geen andere bevredigende oplossing bestaat.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uit maken van het Europese Netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Toetsing

In en nabij het plangebied is geen sprake van beschermde natuurgebieden. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden betreffen 'Alde Feanen' en Van Oordt's Mersken liggen op circa 4,5 kilometer afstand. Gezien de relatief kleinschalige aard en omvang van het plan is redelijkerwijs te verwachten dat dit geen gevolgen voor beschermde natuurgebieden heeft.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Toetsing

Voor het plangebied is een verkennend ecologisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit is geconcludeerd dat negatieve effecten van de sloop op vleermuizen en huismussen niet kunnen worden uitgesloten. Ten aanzien van deze soorten is aanvullend onderzoek noodzakelijk. Op basis van de resultaten is duidelijk dat het plangebied de functie van vliegroute en verblijfplaats van 1 of 2 mannetjes van de Gewone dwergvleermuis heeft. Een verwante soort, de Ruige dwergvleermuis, komt in Nederland meer in het najaar en de winter voor dan in de zomer. Voor deze soorten is nader onderzoek noodzakelijk. Het verkennend onderzoek is bijgevoegd als bijlage 1.

Uit het aanvullend onderzoek is naar voren gekomen dat significant negatieve effecten van de sloop op de populaties van de Gewone en Ruige dwergvleermuis zijn uitgesloten, mits mitigerende maatregelen worden uitgevoerd. Ten tijde van de sloop van de boerderij wordt conform de Wet natuurbescherming een ontheffing bij de provincie Fryslân aangevraagd. Bij deze aanvraag wordt een daar bijbehorend activiteitenplan toegevoegd. Bij de aanvraag worden mitigerende maatregelen opgenomen die noodzakelijk zijn om negatieve effecten te voorkomen. Effecten worden gemitigeerd door tijdig ruim voldoende alternatieve verblijfplaatsen aan te brengen. In dit geval worden houten kasten en inbouwstenen, toegankelijk maken van spouwmuren en pannendaken, uitgevoerd volgens een ecologisch werkprotocol. Op basis van het activiteitenplan wordt de gunstige staat van instandhouding van de vleermuis door de sloop en de nieuwbouw in het plangebied niet aangetast.

Ten aanzien van broedvogels kan sloop plaatsvinden, mits de sloop buiten de broedperiode plaatsvindt. Vanuit de overige soorten en vanuit de gebiedsbescherming zijn er geen beperkingen. Het aanvullende onderzoek is opgenomen als bijlage 2.

4.2 Milieuzonering bedrijven

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

In de omgeving van het plangebied liggen in totaal drie bedrijfsinrichtingen waarmee rekening moet worden gehouden.

Aan de Biskopswei 25-27 is jachthaven De Drait gevestigd. Hier vindt jachtbouw en jachtonderhoud plaats. Door de jachtbouwactiviteiten, waarbij ook metalen schepen met een lengte van minder dan 25 meter worden gebouwd, valt het bedrijf in milieucategorie 4.1. Bij deze afstand hoort een richtafstand van 200 meter. Aan die afstand wordt niet voldaan. De afstand van het bouwvlak tot de eerste bouw- en reparatiehal is minder dan 100 meter. De afstand van de perceelsgrens van het bedrijf tot het bouwvlak is minder dan 50 meter.

Hoewel niet wordt voldaan aan de richtafstand, is afwijken in dit geval mogelijk. De realisatie van de twee vrijstaande woningen zorgt niet voor een beperking van de (uitbreidings)mogelijkheden van jachthaven De Drait. Dit komt door tussenliggende, maatgevende woningen. Deze woningen zijn bepalend voor de wijzigingsmogelijkheden van de haven richting het plangebied. Daarnaast komen de toekomstige woningen verder van het bedrijf te staan dan de huidige situatie. Derhalve is in de toekomstige situatie sprake van een verbetering van het woon -en leefklimaat.

Aan de Biskopswei 26 is een autogarage gevestigd. Dit bedrijf is een type B-inrichting en valt onder het Activiteitenbesluit milieubeheer. De afstand van het bedrijf tot aan de perceelsgrens is 50 meter. Daarmee leveren de woningen geen beperking op voor de werkzaamheden in de autogarage en is sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de beoogde woningen.

Op basis van het bestemmingsplan is aan de Biskopswei 26 een bedrijf van milieucategorie 1 en 2 toegestaan. Op basis hiervan geldt een richtafstand van 30 meter. Hieraan wordt voldaan.


In de nabijheid van het plangebied aan de Oude Drait ligt een gemaal. Dit gemaal zorgt voor de afwatering op de Oude Drait. Uit onderzoek van de gemeente Smallingerland blijkt dat door de ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt in dit wijzigingsplan de bedrijfsvoering van het gemaal niet beperkt. Het onderzoek is bijgevoegd in bijlage 4

4.3 Bodem

Het uitgangspunt wat betreft de bodemkwaliteit in het plangebied is dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn, dat er geen risico's voor de volksgezondheid ontstaan. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Op basis van de gegevens van het bodemloket is geen informatie bekend over eerder uitgevoerde onderzoeken ter plaatse van het grondgebied. Gezien het feit dat het perceel gebruikt werd als woonperceel en er geen bodemverontreinigende activiteiten hebben plaatsgevonden, kan redelijkerwijs gesteld worden dat geen belemmeringen worden verwacht. Bij de aanvraag omgevingsvergunning wordt een bodemonderzoek uitgevoerd.

4.4 Archeologie en Cultuurhistorie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.


De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. Deze bestaat uit een advieskaart voor de steentijd - bronstijd en uit een advieskaart voor de ijzertijd - middeleeuwen. Uit de advieskaart voor de steentijd – bronstijd blijkt dat alleen archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden bij grote ingrepen.

Uit de advieskaart voor de ijzertijd – middeleeuwen blijkt dat in het plangebied, zich archeologische resten kunnen bevinden. Archeologisch onderzoek is nodig bij ingrepen groter dan 5.000 m2 . Met dit wijzigingsplan worden geen ingrepen mogelijk gemaakt die groter dan 5.000 m2 zijn. Archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Het aspect archeologie staat het wijzigingsplan dan ook niet in de weg.

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een bestemmingsplan worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied. Ten aanzien van het onderzoek hierna is de Cultuurhistorische Kaart 2 (CHK2) van de Provinsje Fryslân gebruikt. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van specifieke cultuurhistorische waarden zoals een rijksmonument, een boerderijplaats, een stins of een buitenplaats.

Het gebied valt onder het landschapstype 'Woudontginning'. Kenmerkend voor dit landschap is de de besloten aard door het gebruik van elzensingels of houtwallen. De aanwezige afgeschermde begroeiing wordt behouden in het plangebied, waardoor het plangebied besloten blijft. Daarnaast worden de woningen opgezet in een moderne landelijke stijl die refereert aan de de huidige bebouwing. Tot slot is sprake van een perceelsgebonden ontwikkeling waarbij de voormalige agrarische verkaveling gerespecteerd wordt. Daarmee kan geconcludeerd worden dat het aspect cultuurhistorie heeft dan ook geen gevolgen voor het wijzigingsplan.

4.5 Water

Watertoets
Vanwege het belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. De watertoets is een verplicht onderdeel in de ruimtelijke procedure geworden. Het project is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij Wetterskip Fryslân. Het project heeft een door de verhardingstoename, invloed op de waterhuishouding. Daarom moet voor het plan de normale procedure worden gevolgd.

Hierop heeft het Wetterskip Fryslân een passend wateradvies afgegeven. Aan de zuidwest- en zuidoostkant van het plangebied ligt een hoofdwatergang, voor werkzaamheden binnen de kern- en beschermingszone gelden beperkingen. Er wordt niet binnen 5 meter vanaf de oever gebouwd. Hiermee wordt voldoende rekening gehouden met deze hoofdwatergang.

Het plangebied ligt binnen de beschermingszone van de regionale waterkering. Hier is rekening mee gehouden door in het deel van het plangebied, dat binnen deze beschermingszone ligt, geen bouwwerkzaamheden plaats te laten vinden. De beoogde woningen komen buiten deze zone te liggen. Daarmee heeft het plan ook geen gevolgen voor de werking van het gemaal.

Daarnaast wordt emissievrij gebouwd, met milieuvriendelijk en duurzaam materiaal. Zo wordt voorkomen dat milieubelastende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen.

Tevens is opgenomen dat watercompensatie niet noodzakelijk is gezien de geringe toename van verhard oppervlak. Daarnaast zal met de overige uitgangspunten van het advies rekening worden gehouden in de uitwerking van de plannen. Het wateradvies is opgenomen als bijlage 3.

4.6 Luchtkwaliteit

Voor het aspect luchtkwaliteit is de Wet Milieubeheer van toepassing. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken. Om te onderzoeken of de luchtkwaliteit in en rond het plangebied aan de grenswaarden voldoet, wordt gebruik gemaakt van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2020). Hierbij wordt gekeken naar de gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) en de gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2).

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2020) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van <18 µg/m3. De norm voor deze stof ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Daarnaast geldt een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van <15 µg/m3. De norm voor deze stof ligt eveneens op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Er is dus geen sprake van een dreigende overschrijding van de grenswaarden.

Dit wijzigingsplan voorziet in de mogelijkheid om twee woningen te realiseren. De NIBM-grens van woningbouwlocaties, gebaseerd op het 3% criterium bedraagt:

  • kleiner of gelijk aan 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg;
  • kleiner of gelijk aan 3.000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Door de relatief kleine omvang van het plan, draagt de gewenste ontwikkeling 'niet in betekende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is in dit geval niet noodzakelijk.

4.7 Geluid

Wegverkeerslawaai
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is rond inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/u en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij het plangebied is er alleen sprake van een zone in de zin van de Wgh rond wegen. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Het plangebied grenst direct aan de Biskopswei. Hier geldt een maximaal toegestane snelheid van 60 km/u. Voor deze weg geldt daarom een geluidzone, waar de woningen binnen komen te liggen. Akoestisch onderzoek is daarom noodzakelijk.

Hierop is door de Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing (FUMO) een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. Op basis van de berekening blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van het wegverkeer op de Biskopswei wordt overschreden. Omdat bronmaatregelen te weinig effect hebben en afschermende maatregelen vanwege verkeersveiligheid en stedenbouwkundige bezwaren niet gewenst zijn, zal de gemeente hogere waarden moeten vaststellen. Het ontwerp besluit hogere waarden zal tegelijk met het ontwerp wijzigingsplan ter inzage worden gelegd.

Daarnaast zal aan de voorwaarden van het Bouwbesluit moeten worden voldaan. Gezien de hoogte van de berekende gevelbelastingen kan de basiseis van 20 dB uit het Bouwbesluit een binnenniveau van 33 dB niet waarborgen. Er zullen mogelijk geluidwerende voorzieningen moeten worden aangebracht. welke voorzieningen dat zullen zijn, zal een aanvullend akoestisch onderzoek naar de geluidwering van de gevels moeten uitwijzen. Het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is opgenomen als bijlage 5.

Gemaal
Bij de bedrijfsvoering van het gemaal wordt geluid geproduceerd. Uit eerder onderzoek blijkt dat het gemaal voldoet aan de geluidsnorm die afgegeven is door de gemeente Smallingerland. Gesteld kan worden dat het aspect geluid vanuit het gemaal geen belemmering vormt voor de beoogde wijziging. Het onderzoek is bijgevoegd in bijlage 4.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat binnen of in de directe omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn waarvan de risicocontouren of de invloedgebieden over het plangebied lopen. Nader onderzoek naar dit aspect is niet noodzakelijk.

4.9 Kabels en leidingen

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

In en rond het plangebied zijn geen kabels of leidingen aanwezig waarmee met dit wijzigingsplan rekening gehouden moet worden. Voor het wijzigingsplan behoeven deze leidingen geen bescherming.

Hoofdstuk 5 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overleg

Het plan wordt in het kader van het vooroverleg (artikel 3.1.1 Bro) kenbaar gemaakt bij Provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân. De partijen hebben hierbij aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het plannen. Het wijzigingsplan kan direct als ontwerp ter inzage worden gelegd.

Zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan heeft zes weken ter inzage gelegen (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode werd aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden tot het indienen van zienswijzen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Vaststelling

De vaststelling van het wijzigingsplan wordt vervolgens door het College van Burgemeester en Wethouders bekend gemaakt en ter inzage gelegd. Tegen het besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor uitvoering van het plan worden gedragen door de ontwikkelaar. Deze kosten wordt verhaald uit de gronduitgifte. De ontwikkelaar heeft de ontwikkelingskosten en te verhalen kosten inzichtelijk gemaakt. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.

5.3 Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan middels een anterieure overeenkomsten. Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn op welke wijze de kosten zullen worden verhaald.

Tussen de initiatiefnemer en de gemeente wordt een anterieure overeenkomst afgesloten. Daarmee is het kostenverhaal voldoende gedekt.

Hoofdstuk 6 Juridische regeling

Verbeelding

Het Wijzigingsplan 'Biskopswei 30 De Wilgen' gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan 'Drachten De Trisken - Himsterhout' van de gemeente Smallingerland.

Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Drachten De Trisken - Himsterhout' zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.

De bestemmingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan (in dit geval de bestemming 'Wonen - 1') zijn onverkort van toepassing. In de regels is een koppeling gelegd met deze bestemming. Het gaat hierbij om artikel 13 van het bestemmingsplan 'Drachten De Trisken - Himsterhout'.