direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Boornbergum Middelgeast fase 4 en 5
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BV2015DPW007-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Smallingerland is bezig haar bestemmingsplannen te actualiseren. Volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) mogen bestemmingsplannen niet ouder zijn dan tien jaar.

Om aan de actualiseringsplicht te voldoen bestaat - als alternatief voor een nieuw bestemmingsplan - de mogelijkheid een beheersverordening op te stellen. Dit instrument leent zich voor situaties waarbij redelijkerwijs geen ruimtelijke ontwikkelingen voorzien worden of waarbij onduidelijk is op welke termijn ruimtelijke ontwikkelingen verwacht worden. In het geval van het bestemmingsplan 'Middelgeast Boornbergum' loopt de herzieningstermijn af in februari 2016. Het grootste deel van het plangebied van dit bestemmingsplan is al herzien met de vaststelling van het bestemmingsplan 'Kleine Kernen West' en bestemmingsplan 'Middelgeast - Boornbergum' (voor fase 2 en 3 en het sportcomplex).

Deze beheersverordening richt zich op het deel van het plangebied dat niet is meegenomen in dit bestemmingsplan, namelijk fase 4 en 5 van Middelgeast.

1.2 Waarom een beheersverordening

Een beheersverordening kan worden ingezet wanneer in het betrokken gebied geen (planologische) ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien. De ontwikkeling van het gebied Middelgeast fase 4 en 5 (voor woningbouw) is tot na 2020 uitgesteld. Op dit moment vindt een herijking plaats van de woningbouwprogrammering. Hieruit zal moeten blijken of en wanneer het plangebied in ontwikkeling wordt gebracht. Aangezien op dit moment geen woningbouwontwikkeling is voorzien, is het opstellen van een beheersverordening een alternatief. Hiermee wordt het bestaand planologisch kader vastgelegd en kan te zijner tijd worden bepaald of en hoe het gebied verder wordt ontwikkeld. Wel ligt er op deze manier een actueel planologisch kader en wordt voldaan aan de eis uit de Wro. Het gaat in de beheersverordening dus puur om de bestaande situatie. Daarbij betreft het niet alleen de 'waarneembaar' bestaande situatie (dat wil zeggen dat wat feitelijk aanwezig is of nog kan worden gebouwd op basis van een vergunning), maar ook de planologisch bestaande situatie. Onder de planologisch bestaande situatie vallen de ontwikkelingen die in het voorheen geldende bestemmingsplan al mogelijk waren, maar die nog niet gerealiseerd zijn (in hoofdstuk 2 en 4 wordt hier nader op ingegaan).

Er worden in deze beheersverordening geen nieuwe (planologische) ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

1.3 Waaruit bestaat een beheersverordening

Kort gezegd bestaat een beheersverordening uit een verbeelding van het verordeningsgebied en regels. Meer concreet gaat het om:

  • een zogenaamd object dat bestaat uit het gebied waarop de verordening betrekking heeft (het verordeningsgebied);
  • één of meer objecten binnen het gebied (besluit(sub)vlakken);
  • regels die gekoppeld zijn aan het besluitgebied en/of de objecten binnen het besluitgebied en die gericht zijn op het beheer van het gebied;
  • regels die gaan over gebruiken, bouwen, aanleggen en slopen, afwijken met een omgevingsvergunning en overgangsrecht.

De beheersverordening gaat vergezeld van een toelichting. Deze motiveert in ieder geval de keuze voor het instrument (zie hierboven), waarom er momenteel geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien, welke aspecten zijn uitgezocht, enzovoort. De toelichting bevat ook een uitleg van de regeling.

1.4 Wat regelt deze beheersverordening

Het belangrijkste uitgangspunt voor deze beheersverordening is dat deze de bestaande, planologische situatie (inclusief overige, voorheen toegelaten functies) vastlegt. De beheersverordening legt de situatie van bebouwing en gebruik vast door middel van een algemene regeling voor het hele verordeningsgebied, waardoor een eenvoudige regeling mogelijk is.

1.5 Hoe werkt de beheersverordening

De beheersverordening moet digitaal worden gemaakt volgens de Praktijkrichtlijn Gebiedsgerichte Besluiten. De verordening wordt door de gebruiker daarom via een digitaal platform (meestal de website RO-online, www.ruimtelijkeplannen.nl) benaderd. Digitaal gezien zijn er bij een beheersverordening verschillende vlakken mogelijk, namelijk het besluitgebied, de besluitvlakken en de besluitsubvlakken. Deze beheersverordening bestaat uit een besluitgebied en een besluitvlak. Hierna volgt een korte omschrijving van wat deze vlakken regelen:

  • Besluitgebied. Het besluitgebied is het gebied waarvoor de beheersverordening van toepassing is. De regelingen die niet specifiek gekoppeld zijn aan een besluitvlak zijn van toepassing op het hele besluitgebied. De regels zijn gericht op het behouden van de bestaande situatie. Het besluitgebied betreft in deze verordening het verordeningsgebied ('plangebied').
  • Besluitvlak. Op het hele besluitgebied, of een bepaald deel daarvan, kan een besluitvlak zijn gelegd. In dit geval vormt het gehele plangebied het algemene besluitvlak.

1.6 Ligging verordeningsgebied en voorheen geldend bestemmingsplan

Het besluitgebied van deze beheersverordening beslaat uit fase 4 en 5 van de wijk Middelgeast in Boornbergum. De begrenzing van het besluitgebied (verordeningsgebied) is weergegeven in de volgende afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BV2015DPW007-0401_0001.jpg"

Figuur 1 Ligging verordeningsgebied

Het verordeningsgebied sluit aan op de omliggende bestemmingsplannen en ligt in het oosten van Boornbergum op een paar honderd meter van Drachten. Het gebied is gelegen ten oosten van de De Trisken, ten noorden van de Oprijlaan en ten zuidwesten van De Heide / de Skeanewei.

Met de beheersverordening wordt het bestemmingsplan 'Middelgeast Boornbergum', zoals vastgesteld op 7 februari 2006 en goedgekeurd op 22 mei 2005 vervangen. De beheersverordening geldt voor het deel van het plangebied dat niet is vervangen door de vaststelling van de bestemmingsplannen 'Kleine kernen west' en het nieuwe bestemmingsplan 'Middelgeast - Boornbergum'.

1.7 Leeswijzer

Deze toelichting is als volgt opgebouwd. In het volgende hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie in het verordeningsgebied aan de hand van de voorkomende functies en voorzieningen en de mogelijkheden uit het voorheen geldende bestemmingsplan. Daarna worden in hoofdstuk 3 het beleidskader en de milieu- en omgevingsaspecten uiteengezet. Hoofdstuk 4 geeft de uitgangspunten voor de beheersverordening weer met een juridische toelichting op de regeling. Tenslotte gaat het laatste hoofdstuk in op de uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Ruimtelijke en functionele structuur

De bestaande ruimtelijke structuur van het verordeningsgebied is af te leiden uit de volgende luchtfoto.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BV2015DPW007-0401_0002.jpg"

Figuur 2 Ligging verordeningsgebied op luchtfoto (bron: Bing Maps)

Het verordeningsgebied is momenteel voor het overgrote deel in agrarisch gebruik (weiland). De voorheen geldende planologisch situatie is op het volgende figuur weergegeven. Het verordeningsgebied van deze beheersverordening is hierin met de rode lijn geaccentueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BV2015DPW007-0401_0003.jpg"

Figuur 3 Plankaart voorheen geldende bestemmingsplan

In figuur 3 is de beoogde inrichting van het plangebied duidelijk op te maken. Het noordelijke, oostelijke en een klein deel van het zuiden van het plangebied wordt hierbij ingericht als 'Woudengebied' waarin het huidige, agrarische gebruik wordt gecontinueerd. In figuur 3 is dit met 'Wg' aangegeven. Centraal in het verordeningsgebied is een woongebied beoogd met bijbehorende infrastructuur en mogelijkheden voor groen en water. Het woongebied is met 'WG' aangegeven, de beoogde woonstraten zijn met de geblokte arcering indicatierf aangegeven. Deze uitbreiding vormt fase 4 en 5 van de uitbreidingslocatie Middelgeast. De woonstraten ontsluiten op De Trisken / de Nijewei. Een deel van deze ontsluitingsweg is in het verordeningsgebied opgenomen. In het verordeningsgebied zijn de beoogde voet- en fietspaden ook indicatief aangegeven met de gestippelde arcering. Enkele randen van het woongebied zijn beoogd voor de aanleg van bos. Dit is met 'BO' aangegeven in figuur 3. Tenslotte waren in het voorheen geldende bestemmingsplan voor een tweetal locaties ten zuiden van het woongebied wijzigingsbevoegdheden van toepassing die het mogelijk maakte de bestemming te wijzigingen naar sportterrein. Omdat wijzigingsbevoegdheden in een beheersverordening niet mogelijk zijn, is hier alleen de bestaande, feitelijke situatie toegestaan. Ook de andere wijzigingsbevoegdheden uit het voorheen geldende bestemmingsplan (zie hiervoor bijlage 1 van de regels) zijn om deze reden niet meer mogelijk. Wel is het mogelijk om de in bijlage 1 bij de regels opgenomen vrijstellingen te gebruiken.

In bijlage 1 bij de toelichting is de beoogde invulling van het verordeningsgebied nader omschreven. De woningen en eventuele aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen binnen de aangegeven bouwvlakken gebouwd te worden. Voor de meeste woningen geldt dat ze maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 en 8,5 meter mogen hebben met een dakhelling van minimaal 40 graden. Alleen voor de woningen in het noordoostelijke deel van het woongebied geldt een afwijkende maatvoering. Hier is geen dakhelling en goothoogte voorgeschreven. Er zijn plat gedekte woningen met een maximale bouwhoogte van 8,5 of 4 meter toegestaan. Bij de nieuwe woningen zijn ook aan huis verbonden beroepen toegestaan.

Hoofdstuk 3 Beleid en omgevingsaspecten

3.1 Beleid

3.1.1 Rijksbeleid

Op rijksniveau zijn dit onder andere de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Hieruit volgen geen specifieke aandachtspunten voor het verordeningsgebied.

3.1.2 Provinciaal beleid

Voor de formulering van het provinciale ruimtelijke beleid is de provinciale structuurvisie in de plaats gekomen van het streekplan. Op basis van het overgangsrecht van de Wro, heeft het geldende Streekplan Fryslân 2007 (hierna: Streekplan) de status van provinciale structuurvisie. Bij de totstandkoming van het Streekplan is hiermee rekening gehouden. De juridisch bindende elementen ter uitvoering van beleid staan voor de gemeenten in bestemmingsplannen (en beheersverordeningen) en voor rijk en provincies in algemene regels in AMvB's en verordeningen.

Op provinciaal niveau gaat het om het Streekplan Fryslân (Om de kwaliteit fan de romte, 2007), waarin Provinciale Staten het ruimtelijk beleid hebben uiteengezet. Het streekplan werd op 13 december 2006 vastgesteld. In de verordening Romte (laatstelijk gewijzigd op 25 juni 2014) worden de hoofdlijnen van het streekplan juridisch vastgelegd. Dit is met name voor de aspecten cultuurhistorie, archeologie en wonen van belang.

In het streekplan streven Provinciale Staten in algemene zin naar behoud en waar mogelijk de verdere ontwikkeling van de belangrijke cultuurhistorische kwaliteiten. Drachten is één van de stedelijke kernen met een eigen bundelingsgebied. Het streekplan biedt voor de bundelingsgebieden ontwikkelingsruimte om de opgaven voor wonen, werken en voorzieningen te kunnen realiseren. Concentratie van woningbouw is hierbij het uitgangspunt. Boornbergum valt binnen het bundelingsgebied van Drachten.

De thematische structuurvisie Grutsk op 'e Romte, zoals vastgesteld op 26 maart 2014, vormt de uitwerking oor het thema cultuurhistorie en geeft de provinciale belangen een ontwikkelingsrichting ten aanzien van de kernkwaliteiten. Hiermee wordt in de beheersverordening rekening gehouden door de specifieke elementen te beschermen zoals dat ook in het voorheen geldende bestemmingsplan is gedaan (zie hiervoor bijlage 1 van de toelichting).

In februari 2010 hebben Provinciale Staten de Nota Erfgoed 2010-2013 vastgesteld. In deze nota is het provinciale archeologiebeleid vastgelegd. De FAMKE (Friese Archeologische Monumentenkaart Extra) is hierin opgenomen als belangrijk instrument om ervoor te zorgen dat archeologie een volwaardige plaats krijgt in ruimtelijke plannen. De FAMKE bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - vroege Bronstijd, en één voor de periode midden Bronstijd - Middeleeuwen. Paragraaf 3.2.7 gaat hier nader op deze provinciale belangen.

Het deel van het verordeningsgebied dat ingevuld kan worden met woningbouw, is gelegen binnen het 'bestaand bebouwd' gebied zoals aangegeven in de verordening Romte. Hiervoor geldt dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. De volgende paragraaf gaat hier nader op in.

3.1.3 Gemeentelijk beleid

Woonbeleid
Vanuit het gemeentelijke beleid is voor de beheersverordening het woonbeleid relevant. De gemeente Smallingerland heeft haar woningbouwambities geformuleerd in het Woonplan Nieuwe Stijl (2006). Bij het woonplan hoort een woningbouwprogramma met alle nieuwbouwplannen en plannen voor wijkvernieuwing. Het programma wordt periodiek tegen het licht gehouden om te zien of het aanbod van plannen zowel kwantitatief als kwalitatief nog aansluit bij de vraag. De laatst vastgestelde actualisatie van het woningbouwprogramma is van 2013. Centraal in het gemeentelijk woonbeleid staat het vergroten van de kwaliteit van wonen. Kernbegrippen hierbij zijn ruimtelijke kwaliteit en diversiteit. De gemeente blijft streven naar een gevarieerd woningbouwprogramma afgestemd op de vraag.

In het geactualiseerde woningbouwprogramma is besloten Boornbergum Middelgeast fase 4 en 5 niet op te nemen voor de periode 2013-2019. Het plan is eerder benoemd als sturingsplan, dat ingezet wordt als flexibele ruimte, indien het woonprogramma daar ruimte voor biedt. Om deze reden kiest de gemeente ervoor om de bestaande planologische mogelijkheden door middel van deze beheersverordening te continueren.

Welstand
Wat betreft de beeldkwaliteit, is in het kader van de ontwikkeling van Middelgeast als aanvulling op de gemeentelijke welstandsnota het beeldkwaliteitsplan ‘De Middelgeast, Boornbergum’ (2005) vastgesteld. Hierin wordt ingegaan op de welstandsrichtlijnen voor de bebouwing in het gebied. Daarnaast wordt er een beeld geschetst van de wijze waarop de openbare ruimte in het uitbreidingsplan zal worden ingericht. De richtlijnen die in dit document staan, zijn nog steeds van toepassing bij de toetsing van omgevingsvergunningaanvragen voor bouwen.

Duurzaam bouwen
Duurzaam bouwen is een ander belangrijk aspect in de gemeente Smallingerland. Speerpunten in dit duurzaam bouwenbeleid zijn het integraal waterbeheer en het toepassen van alternatieve energiebronnen. Naast deze fysieke tak van het duurzaam bouwenbeleid, kent de gemeente ook een sociale tak in de vorm van de kwaliteit van de leefomgeving. Aan deze sociale duurzaamheid wordt bijgedragen door onder andere het toepassen van een bepaalde variatie in de bebouwing, een differentiatie in functies, inbreiden in plaats van uitbreiden en een kwalitatief hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte. Voor de nog in te vullen kavels geldt dat de uitgangspunten van het duurzaam bouwen bij de uitwerking van de betreffende plannen dienen te worden betrokken.

3.2 Milieu- en omgevingsaspecten

3.2.1 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (zoals woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Het verordeningsgebied grenst ten oosten aan een paardensportcentrum, waarvoor een nieuw bestemmingsplan in procedure is. Dit betreft een functie uit milieucategorie 3.1 met een richtafstand van 50 meter. Het woongebied bevindt zich op circa 70 meter van deze functie. Er wordt hierbij dus ruimschoots voldaan aan de richtafstand volgens de VNG-brochure van 50 meter.

Ten zuidoosten van het verordeningsgebied is een sportcomplex aanwezig. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter. Op een afstand van circa 45 meter kunnen nieuwe woningen worden gerealiseerd. Dit is echter een bestaande planologische situatie waar deze beheersverordening geen verslechtering in aanbrengt. Bovendien wordt het sportterrein omgeven door een groenzone waar het sportactiviteiten plaatsvinden en grenzen de achtertuinen van de nieuwe woningen niet aan de zijde van het sportcomplex. Ook betreft dit geen grootschalig complex, maar een grootte die past bij het dorpse karakter. Om deze redenen mag verwacht worden dat er voor het sportcomplex ten aanzien van de nieuwe woningen geen hinder op zal treden die het woon- en leefklimaat onevenredig schaadt.

Vanuit milieuzonering zijn er geen belemmeringen.

3.2.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. In en rondom het verordeningsgebied zijn geen spoorwegen of geluidzones voor industrielawaai aanwezig.

In de Wgh is bepaald dat met uitzondering van 30 km/uur-wegen elke weg een geluidzone heeft, waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. In het gehele dorp geldt een maximumsnelheid van 50 km/uur. Dit is ook het uitgangspunt voor de nieuwe wegen in het verordeningsgebied. Omdat de beheersverordening de mogelijkheden uit het voorheen geldende bestemmingsplan continueert, is er vanuit de Wgh geen verslechtering mogelijk en zijn er voor de beheersverordening geen belemmeringen.

3.2.3 Externe veiligheid

Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de daarop gebaseerde Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) gelden bepaalde normeringsafstanden tussen risicovolle en risicogevoelige functies. Daarbij wordt er onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In het Bevi wordt aangegeven hoe met het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico moet worden omgegaan. De risicovolle inrichtingen zijn op de risicokaart van de provincie Fryslân weergegeven. In en nabij het verordeningsgebied zijn geen risicovolle inrichtingen, transportroutes en/of buisleidingen voor gevaarlijke stoffen aanwezig. Externe veiligheid is dus geen belemmering voor het verordeningsgebied.

3.2.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit is een onderdeel van de Wet milieubeheer. In de wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen onder andere geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of als een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt. In het verordeningsgebied zijn geen nieuwe (planologische) ontwikkelingen mogelijk die nader luchtkwaliteitsonderzoek vereisen. Luchtkwaliteit is daarmee geen belemmering voor het verordeningsgebied.

3.2.5 Bodem

Binnen het verordeningsgebied zijn eerder diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. In algemene zin kan gesteld worden dat de bodemkwaliteit binnen het verordeningsgebied geschikt is voor de voorziene functies binnen het gebied. Bij de bouw van verblijfsruimten vindt naar aanleiding van de omgevingsvergunning altijd een bodemtoets plaats. Daaruit blijkt of er eventueel verontreiniging verwacht moet worden, waarnaar vervolgens onderzoek moet worden verricht. Vanuit het omgevingsaspect bodem bestaan er op voorhand geen belemmeringen voor het verordeningsgebied.

3.2.6 Water

Het verordeningsgebied valt onder het beheer van het Wetterskip Fryslân, dat zorg draagt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en dat de grotere boezemwateren en sloten beheert, alsmede de waterkeringen, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het verordeningsgebied.

Voor de watergangen en waterpartijen in het verordeningsgebied geldt dat de bestaande (planologische) situatie wordt gecontinueerd. In het kader van het geldende bestemmingsplan zijn met het waterschap afspraken gemaakt. Deze zijn bij de vaststelling van deze beheersverordening onverminderd van toepassing. De kwaliteit- en kwantiteitsfunctie van het water in het verordeningsgebied is hiermee gewaarborgd. Water is dan ook geen belemmering voor het verordeningsgebied.

3.2.7 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Voor het verordeningsgebied is op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg onderzocht of er archeologische waarden aanwezig zijn. Hiervoor is de Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) van de provincie Fryslân gebruikt. Op deze kaart is op basis van zowel de aanwezige archeologische monumenten als de te verwachten archeologische waarden een advies aangegeven. De FAMKE bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - Bronstijd, en één voor de periode IJzertijd - Middeleeuwen. Deze kaart is ook gekoppeld aan de provinciale ruimtelijke verordening.

Volgens de kaart voor de IJzertijd - Middeleeuwen dient in het verordeningsgebied vanaf 5.000 m2 aan bodemingrepen een karterend onderzoek 3 (middeleeuwen) uitgevoerd te worden. In het verleden heeft er onderzoek naar archeologie plaatsgevonden, zoals ook te lezen is in bijlage 1 van de toelichting. Hieruit blijkt dat er geen aanwijzingen zijn voor archeologische waarden en dat er geen nader archeologisch onderzoek hoeft plaats te vinden.

Cultuurhistorie

In het voorheen geldende bestemmingsplan (zie bijlage 1 van de toelichting) is een omschrijving opgenomen van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan zijn er geen ontwikkelingen mogelijk die cultuurhistorische waarden zouden kunnen schaden. Op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Fryslân worden geen specifieke waarden aangegeven voor het verordeningsgebied. Daarnaast komen in het verordeningsgebied geen monumenten of beschermde dorpsgezichten voor. Ook maakt het verordeningsgebied geen deel uit van een nationaal landschap. Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie zijn er voor de beheersverordening geen belemmeringen.

3.2.8 Ecologie

Het verordeningsgebied is getoetst aan de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Wat betreft de gebiedsbescherming, maakt het verordeningsgebied geen deel uit van een Natura 2000-gebied of een gebied dat onder het regime van de Ecologische HoofdStructuur (EHS) valt. Deze gebieden zijn in de directe omgeving ook niet aanwezig. De dichtsbijzijnde EHS-gebieden zijn gelegen op een afstand van circa 2 kilometer vanaf het verordeningingsgebied. Wat betreft de gebiedsbescherming, zijn er daarom geen belemmeringen te verwachten.

Bij de verdere invulling van het gebied moet uiteraard rekening worden gehouden met de bescherming van dier- en plantensoorten in het verordeningsgebied zelf, met name op die gronden die feitelijk nog in gebruik zijn als weiland en ingevuld worden met een woongebied. Dit staat echter los van de beheersverordening als zodanig die de bestaande planologische mogelijkheden continueert. Dit wordt beoordeeld bij de specifieke vergunningaanvraag. Gezien het huidige, agrarische gebruik van de gronden zijn er wat betreft de soortenbescherming geen belemmeringen te verwachten.

Hoofdstuk 4 Uitgangspunten beheersverordening

4.1 Uitgangspunten

De beheersverordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • beheer van de feitelijke situatie (gebruik en bouwen), voor zover niet in strijd met het voorgaande bestemmingsplan en daarnaast de vergunde situatie;
  • aanvullend het behoud van de planologische ruimte zoals deze in het voorheen geldende bestemmingsplan is opgenomen (inclusief de daarin opgenomen afwijkingsmogelijkheden);
  • zowel het vastleggen van de bestaande legale situatie als het behoud van de planologische ruimte vormen daarmee de onderlegger voor de beheersverordening. Daartoe is de regeling uit het voorheen geldende bestemmingsplan in deze verordening overgenomen door deze als bijlage toe te voegen.


In een beheersverordening kan een aantal bepalingen uit het bestemmingsplan niet worden overgenomen. Dit omdat deze ontwikkelingsmogelijkheden bevatten (zoals wijzigingsbevoegdheden) of door veranderde wetgeving niet meer van toepassing zijn. Deze worden door middel van een uitzonderingsbepaling niet van toepassing verklaard in de overnameregeling.


Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is een aantal die gebruikt werden in de voorheen geldende bestemmingsplannen niet meer actueel. In plaats van een aanlegvergunning, wordt nu gesproken over een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' en in plaats van een vrijstelling, is er nu sprake van een 'afwijking'. De inhoud en de bedoeling van de regels wijzigen echter niet, er is sprake van een nieuwe naam van de vergunningen. In deze verordening is aangegeven hoe deze vergunningen nu moeten worden benoemd.

4.2 Juridische regeling

Inleidende bepalingen

De beheersverordening kent allereerst een aantal inleidende bepalingen: een definitie van de gehanteerde begrippen. Deze is vrij kort omdat ook in de overgenomen regeling van het bestemmingsplan de nodig begrippen zijn opgenomen. In de bijlage met het bestemmingsplan staat ook de wijze van meten.

Bouwregels

De bouwregels van deze beheersverordening geven in eerste instantie aan dat bestaande bouwwerken zijn toegestaan, waarbij het begrip 'bestaand' aangeeft dat dit zowel feitelijk aanwezige als vergunde bouwwerken betreft. Daarnaast zijn bouwwerken toegestaan die op basis van het bestemmingsplan toegestaan zouden zijn, maar die nog niet zijn gebouwd. Hierbij zijn de uitgangspunten van de vorige paragraaf uitgewerkt.

Gebruiksregels

De binnen het verordeningsgebied gelegen gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaand (legaal) gebruik. Daarnaast is een aanvulling hierop opgenomen, waarbij op gelijke wijze als bij de bouwregels is aangegeven dat het gebruik dat overeenkomstig het bestemmingsplan toegestaan was, nu ook is toegestaan. Ook hier zijn de uitgangspunten van de vorige paragraaf uitgewerkt. Ook is een algemene parkeerbepaling opgenomen. Voorheen werd in het bestemmingsplan verwezen naar de bouwverordening op dit punt, maar die regeling vervalt op grond van landelijke wetgeving. Daarom wordt in de beheersverordening een parkeerbepaling opgenomen.

Overgangs- en slotregels

De beheersverordening sluit af met een aantal algemene bepalingen: overgangsregels, inwerkingtredingsbepaling en citeertitel.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) kent geen voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening. De gemeente kiest ervoor om inspraak te bieden in het traject. Na de inspraakperiode is de beheersverordening door de gemeenteraad op 19 april 2016 ongewijzigd vastgesteld. De beheersverordening voorziet ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan niet in ingrijpende veranderingen waarbij particuliere belangen geschaad zouden kunnen worden. De situatie uit de geldende bestemmingsplannen wordt grotendeels voortgezet. De maatschappelijke uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.

5.2 Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke regeling wordt bepaald door de financiële haalbaarheid van daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen en de grondexploitatie.

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. De vaststelling van een exploitatieplan is bij een beheersverordening niet mogelijk. De beheersverordening regelt immers het bestaande planologische gebruik en maakt geen nieuwe bouwplannen (Besluit ruimtelijke ordening) die nog niet eerder mogelijk waren. Hierdoor is geen sprake van gemeentelijke kosten voor bijvoorbeeld het opstellen van een plan of planschade. Het aantonen van de financiële haalbaarheid hierom is ook niet nodig. Die is ten tijde van het voorheen geldende bestemmingsplan aangetoond.