direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Drachten, Zwembad de Welle
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2021SSI002-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het huidige Zwembad de Welle dat is gevestigd aan de Reidingweg 6 in Drachten is verouderd en aan vervanging toe. De gemeente Smallingerland is daarom voornemens om een nieuw zwembad te realiseren. Voor een nieuw zwembad zijn een drietal locaties onderzocht. Hierbij is tevens gekeken naar de mogelijkheden voor een topsportfunctie, een grote recreatieve waarde met bijbehorende horeca en kantoorfuncties, zodat de investering kan leiden tot het maximale ruimtelijke en economisch effect voor Smallingerland en daarmee een impuls voor de werkgelegenheid en het woon- en leefmilieu.

Uiteindelijk is gekozen voor de locatie van de huidige sportfuncties van Drachten: Sportpark Sportlaan. Het zwembad en bijbehorende voorzieningen kan hier ruimtelijk goed worden ingepast en er zijn beperkte investeringen nodig om een veilige ontsluiting van de locatie mogelijk te maken. De vestiging van het zwembad bevestigt de identiteit die het plangebied al heeft, namelijk een locatie voor sport.

In het geldende bestemmingsplan 'De Singels' heeft het plangebied reeds een sportbestemming met een bouwvlak. De bouw- en gebruiksregels zijn echter ontoereikend voor het beoogde zwemcomplex, waardoor een bestemmingsplanherziening noodzakelijk is. Voorliggend bestemmingplan voorziet in een passend planologische regime voor de beoogde ontwikkeling. Hierin zal worden aangetoond dat de ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied ligt aan de Sportlaan binnen het bestaande sportcomplex van Drachten in het zuiden van de stad nabij de A7. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied ten opzichte van de directe omgeving en in de kern Drachten weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021SSI002-0301_0001.png"  
Afbeelding 1.1: Ligging van het plangebied ten opzichte van de (directe) omgeving (Bron: PDOK)  

1.3 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan ''Drachten, Zwembad de Welle” bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (tek.nr NL.IMRO.0090.BP2021SSI002-0301) en een renvooi;
  • regels (met bijbehorende bijlagen).

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

1.4 Huidig planologisch regime

1.4.1 Algemeen

Het plangebied ligt binnen de grenzen van het bestemmingsplan "De Singels" (vastgesteld op 18 september 2018). Daarnaast geldt voor het plangebied het Voorbereidingsbesluit Wonen (genomen op 1 december 2020).

Hierna is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan "De Singels" opgenomen. Het plangebied is met de rode omlijning aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021SSI002-0301_0002.png"  
Afbeelding 1.2: Uitsnede van het bestemmingsplan "De Singels" (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)  
1.4.2 Bestemmingen

De gronden in het plangebied zijn het bestemmingsplan bestemd als 'Sport' en 'Groen'.

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor sportieve recreatie en sportmedische voorzieningen met de daarbij behorende restauratieve voorzieningen, groenvoorzieningen en water, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, wegen, straten en paden, openbare nutsvoorzieningen, kunstobjecten tuinen en erven.

Het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mag voor maximaal 20% worden bebouwd met een maximum bouw- en goothoogte van 5 respectievelijk 3 meter.

De gronden met de bestemming 'Groen' zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting, speelvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen en voet- en fietspaden.

Direct ten westen van het plangebied ligt een dubbelbestemming 'Leiding-Gas'. Deze dubbelbestemming ligt net buiten het plangebied van voorliggend bestemmingsplan.

1.4.3 Strijdigheid

De gewenste ontwikkeling is op basis van het bestemmingsplan niet mogelijk, omdat de gronden een Sportbestemming hebben waarvan de bouwregels ontoereikend zijn. Daarnaast laat de bestemming geen horeca en kantoorfuncties toe. Om het plan te kunnen realiseren, is dan ook een bestemmingsplanherziening noodzakelijk.

1.4.4 Leeswijzer

Na deze inleiding worden in hoofdstuk 2 de landschappelijke aspecten en een weergave van de huidige situatie gegeven. Hoofdstuk 3 gaat in op de gewenste situatie. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, provincie Fryslân en de gemeente Smallingerland beschreven. In hoofdstuk 5 passeren alle relevante milieuthema's de revue. Hoofdstuk 6 gaat in op de wateraspecten. In de hoofdstukken 7 en 8 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording en de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 9 gaat in op het vooroverleg en de inspraak.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

Het plangebied ligt in het zuiden van de stad Drachten binnen het reeds aanwezige sportcomplex Sportpark Sportlaan. Het plangebied betreft een nog onbebouwd deel van het sportcomplex en bestaat uit sportveld en de gebouwen en velden van de Smallingerlandse Vereniging voor Pétanque. Rondom de locatie liggen diverse sportfuncties zoals Hockeyclub 'De Graspiepers' en het bewegingscentrum Drachten aan de noordzijde. Aan de zuidzijde oostzijde bevinden zich de atletiekbaan, politieacademie en de honk- en softbalvereniging. Ten zuiden bevind zich de Korfbalvereniging. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door een bossingel met daarachter de Zuiderhogeweg.

In afbeelding 2.1 is een luchtfoto van het plangebied opgenomen. Afbeelding 2.2 bevat is een straatbeeld van de huidige situatie gezien van de Sportlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021SSI002-0301_0003.png"  
Afbeelding 2.1: Luchtfoto huidige situatie (bron: PDOK)  

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021SSI002-0301_0004.png"  
Afbeelding 2.2 Straatbeeld huidige situatie (bron: Google Streetview)  

Hoofdstuk 3 Gewenste situatie

3.1 De ontwikkeling

Zoals in de inleiding reeds aangeven is het huidige Zwembad de Welle gevestigd aan de Reidingweg 6 in Drachten verouderd en aan vervanging toe. Voor een nieuw zwembad heeft de gemeente Drachten een drietal locaties onderzocht. Hierbij is tevens gekeken naar de mogelijkheden voor een topsportfunctie en een grote recreatieve waarde, zodat de investering kan leiden tot het maximale ruimtelijke en economisch effect voor Smallingerland en daarmee een impuls voor de werkgelegenheid en het woon- en leefmilieu.

Uiteindelijk is gekozen voor de locatie van de huidige sportfuncties van Drachten aan Sportlaan. Het zwembad en bijbehorende voorzieningen kan hier ruimtelijk goed worden ingepast en er zijn beperkte investeringen nodig om een veilige ontsluiting van de locatie mogelijk te maken. De vestiging van het zwembad bevestigt de identiteit die het plangebied al heeft, namelijk een locatie voor sport.

Hierna wordt nader ingegaan op het stedenbouwkundig plan en de terreininrichting, de architectuur en duurzaamheid en verkeer en parkeren.

3.2 Stedenbouw en terreininrichting

Het nieuwe zwemcomplex ‘De Welle’ zal het sportieve karakter van de Sportlaan versterken. De doelstelling daarbij is om een uitermate duurzaam project te realiseren met een ambitie om CO2- en energieneutraal te zijn. Het terrein zal integraal ontworpen worden met het gebouw. Daarbij is het streven om het geheel stedenbouwkundig goed in te passen in de sportieve omgeving van de Sportlaan. Omdat het zwemcomplex niet alleen voor bezoek vanuit Drachten zal zijn, maar een bovenregionale functie zal aannemen is het essentieel dat het terrein functioneel goed werkt en de logistiek en veiligheid op orde zijn en aansluiten op de omgeving. De manier waarop dit wordt vormgegeven zal samenhangen met het ontwerp van het zwemcentrum waarbij ook het duurzame karakter van het project wordt opgepakt. Het is een kans om niet meer natuur weg te nemen maar juist toe te voegen. In afbeelding 3.1 is het ontwerp weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021SSI002-0301_0005.png"  
Afbeelding 3.1 Stedenbouwkundig plan (bron: Hooper Architects)  

Integratie van een beeldbepalend object

Sportpark Sportlaan heeft een sterk orthogonaal karakter met een duidelijke structuur. De Sportlaan functioneert in het gebied als ruggengraat waar de parkeerplaatsen en toegangen naar de verschillende sportfuncties van aftakken. Deze structuur geeft helderheid aan het veelomvattende terrein en veiligheid door de gebruik van verschillende typen bestrating. Omdat het zwemcomplex een aanzienlijke schaal heeft in het sportpark, wordt de centrale as van de Sportlaan verlengd naar het westen. Daarmee wordt het complex als beeldbepalend object geïntegreerd in het sportpark. Met dynamiek tussen de verschillende geveltypen waarbij de zwemfuncties goed zichtbaar zijn, verenigd onder een strakke daklijn. In afbeelding 3.2 is de positionering en oriëntatie van het gebouw in de omgeving weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021SSI002-0301_0006.png"  
Afbeelding 3.2 Oriëntatie gebouw en parkeervoorziening/verlengen Sportlaan en fietsverbinding (bron: Hooper Architects)  

Positie gebouw

Het wisselveld is door de verlenging van de Sportlaan op een logische manier in twee delen gesplitst. Functioneel wordt het als een kwaliteit gezien om het parkeren te scheiden van het zwemcentrum. Er ontstaan zo twee blokken, aan de ene kant het zwemcomplex en aan de ander kant de parkeervoorziening. De langgerekte hoekige massa sluit zo aan bij de plot waarbij de kopgevels het sportieve karakter van het gebouw etaleren. De schaal en groene uitstraling van het zwemcomplex sluiten aan bij de bestaande bomenstroken aan het terrein en werken samen om een groot natuurlijk volume te vormen.

Het noordelijke deel leent zicht het meest voor de positie van het Zwemcomplex. Enerzijds omdat het gebouw met de expressie goed zichtbaar is vanaf de Zuiderhogeweg, maar ook omdat vanuit de Sportlaan nu eerst de sportfunctie zichtbaar is in plaats van de parkeerfunctie. Daarmee wordt ook de zuidgevel een bijzondere gevel met zicht op de zwemfuncties en een uitnodigende entree. In dat opzicht wordt afgeweken van de structuur van het sportpark waarbij parkeren vaak voor of naast de sportfunctie is gepositioneerd. Hierdoor wordt het complex op een heldere manier opgenomen in de omgeving waarbij het sportkarakter wordt versterkt en het parkeren minder dominant aanwezig is. Daarbij speelt de huidige begroeiing ook een rol om het parkeren te scheiden van het sportcentrum. De verlenging van de sportweg is logischerwijs ook de logistieke centrale as. Vanaf de weg zal het terrein iets oplopen naar de entree waarbij het begane grond niveau op 1,55m +NAP ligt. De helling is hierdoor maximaal 1:40 zodat het voor rolstoelgebruikers goed toegankelijk is.

Het gebouw is zo georiënteerd dat de functies zowel in het zwemcomplex als het terrein werken en vanaf het terrein ook de zichtrelatie passend is. Vanaf de Zuiderhogeweg zal het recreatiegedeelte van het zwemcomplex goed zichtbaar zijn. Door de afstand en omliggende groenstroken blijft de ligweide wel beschut.

De gunstige zuidwest oriëntatie is essentieel voor de ligweide. Daarbij geeft deze positie de mogelijkheid om vanuit de ligweide de waterpartij te activeren voor activiteiten zoals kanoën & stand up paddle. Verder is deze positie erg gunstig om beschutting te hebben van het parkeerterrein. Het spraypark bevindt zich aan het terras, zodat er altijd zicht op is zelfs vanuit de horeca. Het wedstrijdbad is goed zichtbaar bij aankomst op het sportpark waarna, ook na de bocht naar het westen, de entree in het oog springt en er een groot plein ontstaat.

Functionaliteit en veiligheid

Gelet op de bovenregionale functie die het nieuwe zwemcentrum zal aannemen is het essentieel dat wat betreft logistiek alles logisch wordt opgelost conform het Programma van Eisen dat is vastgesteld. Veiligheid en overzicht hebben hierbij de hoogste prioriteit. Om dit te waarborgen is er een hiërarchie opgenomen waarbij langzaam verkeer bovenaan staat. De bestrating speelt hier op in door knooppunten in rode bestrating op te nemen en fietspaden door te laten lopen over de wegen voor gemotoriseerd verkeer. Daarbij zijn de fietspaden zoveel mogelijk losgekoppeld van het straatprofiel met een nieuwe verbinding naar de Zuiderhogeweg en een parallelweg die over de gehele lengte van de Sportlaan kan worden verlengd. Bij het knooppunt van deze fietspaden bevindt zicht de fietsenstalling dicht bij de entree.

De 13 mindervalide plaatsen zijn zo dicht mogelijk bij de entree geplaatst. In dezelfde strook zijn ook 4 kiss&ride plekken, 2 busopstelplaatsen en plekken voor hulpdiensten opgenomen.

Om het keren van bussen te voorkomen is een eenrichtingsverkeer rondgang om de parkeerstroken gemaakt die ook toegang verleent tot de korfbalvereniging. De parkeerstroken zijn uitgevoerd in grind en de 216 parkeervakken, waarvan 8 plaatsen voor elektrische auto’s, in groenrooster (TTE). Naast het duurzaamheidsaspect creëert dit type verharding veiligheid doordat er minder hard gereden wordt. De parkeerstroken hebben zicht op de entree die duidelijk herkenbaar is door de centrale ligging en hoge transparantie met een uitnodigende uitstraling. Verder zijn zitelementen zowel in het voorterrein als in de centrale hal opgenomen die als meeting point fungeren. Aan het eind van de verlenging van de Sportlaan bevindt zich het private deel van het sportbedrijf met 10 parkeerplaatsen. Tevens zijn hier de buitenbergingen gepositioneerd en de fietsenstalling voor het personeel. Deze zijn als groen blok opgenomen in de afscheiding. Door de positie vormt het een natuurlijke begrenzing van de ligweide en geeft het spraypark daarmee ook beschutting.

Het spraypark is opgedeeld in drie zones dicht bij het terras dat toegang geeft tot het recreatiebad. Het noordelijk deel van de ligweide is bedoeld voor sport en spel waarbij de huidige survivalbaan bijvoorbeeld kan worden hergebruikt. In het gedeelte onder de glijbanen is een berging van Sport en Bewegen gerealiseerd. De horecabevoorrading en afvoer van containers vindt plaats op het uiteinde van het entreeplein. Zodat hier weinig hinder van is maar er wel toezicht op is.

Tot slot is er de logistieke stroom van de techniek en toegang voor de duikvereniging. Deze is aan de noordzijde geplaatst, hierdoor takt deze logistieke route eerder af om zo niet het overige verkeer te hinderen bij het entreeplein. Rondom het gebouw is deze strook van verharding doorgetrokken om ook onderhoud aan de gevels te kunnen uitvoeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021SSI002-0301_0007.png"  
Afbeelding 3.3 Sfeerimpressie nieuwe situatie (bron: Hooper Architects)  

3.3 Architectuur en beeldkwaliteit

Het nieuwe zwemcomlex is ontworpen als een beeldbepalend object in het sportpark rondom de Sportlaan. De gemeente Smallingerland heeft haar ambitie ten aanzien van de architectonische kwaliteit van het gebouw omschreven als een verrijking van de beeldkwaliteit van de omgeving. Het gebouw zal bovendien een bovenregionaal karakter ten aanzien van de wedstrijdzwemsport en duurzaamheid uitstralen. De zwemfunctie is herkenbaar in de architectuur en is op een gepaste wijze zichtbaar door de gevelopeningen. Het dak is als de vijfde gevel te beschouwen waarin duurzaamheid geïntegreerd is.

Het dak als verbindend element

Het nieuwe zwembadcomplex bestaat uit verschillende ruimten, met allemaal hun eigen afmetingen, eisen en karakter. Uitgangspunt voor het ontwerp is om een eenduidige hoofdvorm te kiezen om zo tot een herkenbaar geheel te komen. Om dit te bereiken is ervoor gekozen om het dak, en de bijbehorende constructie, als een verbindend element te gebruiken, wat als het ware als een tafel over de verschillende functies heen geplaatst is.

Een open gebouw rondom een kern van voorzieningen

In het midden van het gebouw is een centrale voorzieningen-kern geplaatst. Om deze kern heen zijn de verschillende zwembaden en de centrale hal gepositioneerd. De kern bestaat uit de kleedkamers, douches en toiletten, bergingen en andere nevenfuncties die voortlvloeien uit het gevraagde programma inclusief de tribune en personeelsaccommodaties op de verdieping. Vanuit de kern worden de drie zwembadruimtes bereikt die met elkaar verbonden kunnen worden of van elkaar worden afgescheiden. De kern wordt bereikt vanaf de centrale hal die de vierde ruimte is rondom de kern en de zichtschakel tussen de grootste zwembadruimtes, het wedstrijdbad en het recreatiebad..

Doordat de wat meer gesloten en afschermde functies in de kern geplaatst zijn, kunnen de functies die meer transparantie bieden om de kern heen geplaatst worden. Dit geeft het gebouw een open karakter naar de publieke ruimte. Door het open karakter van het gebouw ontstaat er sociale controle naar bijvoorbeeld de parkeerplaats en de rest van het sportpark aan de Sportlaan.

Plaatsing op het kavel

Het gebouw is aan de noordkant van het kavel gepositioneerd. De kopse gevels, gelegen aan de Sportlaan en de Zuiderhogeweg, zijn het eerste aanzicht van de bezoekers. Deze gevels worden gekenmerkt door grote glazen puien welke inkijk geven in het achterliggende recreatiebad en het 50-meterbad.

Door deze positionering is er genoeg ruimte aan de zuidzijde van het gebouw om de logistiek en het parkeren te organiseren. Als gevolg hiervan is de zuidgevel ook een belangrijke gevel. Aan deze lange gevel is de centrale hal en de entree gesitueerd.

Mede als gevolg van de positionering van het gebouw ontstaat een alzijdig gebouw, waarbij elke gevel even belangrijk is. Wat bijdraagt aan een alzijdige expressie van het gebouw is de keuze om de kern van voorzieningen centraal te leggen, met daaromheen de verschillende baden en de centrale hal.

Bijdrage aan een gezonde levensstijl

Als belangrijk onderdeel van het sportpark aan de Sportlaan draagt het zwemcomplex De Welle bij aan het sportaanbod in Drachten en omgeving. Aansluitend bij een duurzame levensstijl zoals de gemeente Smallingerland voor ogen heeft, hoort natuurlijk ook een gezonde levensstijl. Sporten is uiteraard een belangrijke pijler voor een gezonde levensstijl, daarin zal het gebouw een belangrijke rol spelen. Daarom is ervoor gekozen om een gebouw te ontwerpen dat aansluit bij een duurzame en gezonde levensstijl.

Dit is enerzijds gedaan door de grote transparante puien waardoor het zwemmen zichtbaar wordt vanuit de omgeving, en anderzijds door het gebruik van natuurlijke, duurzame materialen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021SSI002-0301_0008.png"  
Afbeelding 3.4 Gevelbeelden (bron: Hooper Architects)  

Voor het plangebied zijn de geldende gebiedsgerichte criteria voor het Sportlaangebied zoals deze reeds in de welstandsnota van de gemeente Smallingerland zijn opgenomen van toepassing. Voor het nieuwe zwembad en omgeving worden daarnaast ook de objectgerichte criteria O8 (bijzonder solitair gebouw) van toepassing verklaard. Het gaat om de criteria ten aanzien van:

  • Architectonische waarde
  • Functionele waarde
  • Culturele waarde
  • Sociaal-maatschappelijke waarde
  • Symbolische waarde
  • Cultuurhistorische waarde
  • Landschappelijke waarde

In Bijlage 1 is de volledige beschrijving uit de welstandsnota opgenomen.

3.4 Duurzaamheid

Terrein

Het gebouw en het terrein worden gekenmerkt door de groene identiteit en een architectuur die duidelijk een nieuwe stap laat zien in duurzaam bouwen. Het gaat daarbij niet om het realiseren van een gebouw in de natuur maar een plan dat verweven is met de natuur. Hierin is het gebouw, opgebouwd uit duurzame materialen, net zo belangrijk als delen die de biodiversiteit ondersteunen en tegelijk een positieve bijdrage hebben aan het voorkomen van bijvoorbeeld hittestress. Dit aspect is de kern van zowel het zwemcentrum als de omgeving waarin deze ontworpen is.

Door de droge zomers en intensievere regenval in korte periode is het belangrijk om regenwater vast te houden en zo veel mogelijk te infiltreren in de grond. Daarom is gekozen om zo veel mogelijk waterdoorlatende bestrating toe te passen zoals grind op de rijbaan tussen parkeervakken en de parkeervakken voorzien van groenstenen. Een belangrijk kenmerk zijn de wadi’s die zijn opgenomen tussen de parkeerstroken. Hier kan het regenwater langzaam infiltreren. Tevens geeft dit mogelijkheid voor de groei van bomen die hittestress tegengaan en beschutting geven aan de auto’s. Het groendak dient als eerste buffer voor het hemelwater. Het water wordt daarbij over de groene gevels langzaam naar beneden geleid of gebruikt voor het grijswatersysteem. Voor de berging van overtollig hemelwater zijn er in het terrein grote wadi’s opgenomen waarna het water langzaam naar het oppervlaktewater wordt afgevoerd. Een bijkomend voordeel van deze groenvoorzinging als berging van het hemelwater is dat deze voorzieningen ook de biodiversiteit ten goede komen. Hetgeen ook weer ten goede komt aan het welbevinden van gebruikers en een positief effect heeft op sociale veiligheid.

Het parkeerterrein is voor de veiligheid ook goed verlicht met nachtdiervriendelijke ledverlichting, opgenomen in houten palen die aansluiten bij de kolommenstructuur van het zwemcomplex. De stroom voor de verlichting wordt onder andere opgewekt door zonnecellen in de bestrating. Deze zonnecellen in de weg spelen in op bewustwording van energieopwekking en lichten tevens op in de avond waarmee de ingangen naar de parkeerstroken wordt aangegeven.

De fietsbruggen zijn ontworpen passend bij het gebouw, een houten dragende constructie gemaakt van gebruikte meerpalen. De balustrades zijn demontabel in metalen vinnen uitgevoerd zoals de vliesgevels.

Bewustwording, educatie en participatie zijn ook belangrijke aspecten van duurzaamheid waaraan dit project kan bijdragen. Naast een aantal zichtbare maatregelen zien we ook mogelijkheden om in het spraypark waterelementen op te nemen die kinderen kennis laten maken met watermanagement. Ook het survivalparcours kan voor volwassen een manier zijn om letterlijk met de natuur in contact te komen. Tot slot is er de kans om bezoekers bewust bij te laten dragen aan een duurzame omgeving. Dit kan bijvoorbeeld door prullenbakken te plaatsen met duidelijke afvalscheiding waarbij wordt aangegeven waarvoor dit is gebuikt. Te denken valt aan de vinnen van de fietsbruggen uit het aluminium van blikjes. Plastic, dat is verwerkt in de infiltratiekratten en gevelbroeiingsysteem. Papier voor de borden en bekers voor de horeca uitgifte naar het buitenterras.

Gebouw

In de Routekaart Duurzaam Smallingerland 2040 is bepaald dat Smallingerland in 2040 een gemeente is die duurzaam, schoon en veilig is. Het zwembad speelt een belangrijke rol in die ambitie van de gemeente. De gemeente werkt op drie speerpunten aan duurzaamheid: Energie, Klimaat, en Circulariteit.

Het nieuwe zwembad wordt daarom een energieneutraal ontworpen. Naast het energieneutraal maken van de nieuwbouw, zijn er, aansluitend bij de ambitie en speerpunten van de gemeente, op drie verschillende schalen mogelijkheden om tot de realisatie te komen van een duurzaam/circulair gebouw. Door de mogelijkheden optimaal te benutten zal het gebouw niet alleen qua zwemvoorzieningen regio overschrijdend zijn, maar ook op het gebied van duurzaamheid toonaangevend voor de gehele regio.

3.5 Verkeer en parkeren

3.5.1 Algemeen

Bij nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie die ontstaat. De gemeente Smallingerland beschikt over een eigen parkeernota (Parkeernormennota 2015). In de 'Parkeernormennota 2015' heeft de gemeente Smallingerland overwogen dat het niet wenselijk is om in ieder bestemmingsplan apart normen op te nemen voor het parkeren, maar dat het logischer is om de parkeernormering en de wijze waarop die moet worden toegepast, op te nemen in een aparte 'Parkeernormennota'. In concrete bestemmingsplannen wordt gewerkt met het begrip 'voldoende parkeergelegenheid'. De inhoud van dat begrip is uitgewerkt in de Parkeernormennota uitgewerkt. Door nu in het bestemmingsplan steeds te verwijzen naar de Parkeernormennota, wordt het parkeerbeleid in ieder bestemmingsplan afgestemd op de normen uit deze nota.

In deze parkeernormennota wordt gebruikt gemaakt van de kencijfers zoals opgenomen in de publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 317 (oktober 2012)' van het CROW (inmiddels vervangen door publicatie 381, december 2018). Er wordt uitgegaan van het gemiddelde tussen het minimum en maximum kencijfer.

In voorliggend geval heeft de gemeente Smallingerland een parkeeronderzoek uitgevoerd. Daarnaast is door Royal Haskoning een verkeersonderzoek uitgevoerd. De onderzoeken zijn opgenomen in Bijlage 2 en Bijlage 3 van deze toelichting. Hieronder worden de conclusies beknopt weergegeven.

3.5.2 Parkeren

Voor de parkeerbehoefte van het nieuwe zwembad is enerzijds gekeken naar de functies binnen en rondom het zwembad zoals het wedstrijdbad, het spraypark en andere bijbehorende voorzieningen zoals kantoren van het sportbedrijf. Daarnaast is gekeken naar overloop bij evenementen en is een parkeerbalans voor het hele sportcomplex opgesteld. Uit het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

  • Bij het nieuwe zwembad moeten 228 algemene openbare parkeerplaatsen, waarvan 12 gehandicaptenparkeerplaatsen gerealiseerd worden. Ten behoeve van de kantoren van het sportbedrijf moeten minimaal 7 parkeerplaatsen worden gerealiseerd;
  • In geval van evenementen bij één van de voorzieningen aan de Sportlaan is er een overloopcapaciteit van 74 plaatsen.

Zoals blijkt uit afbeelding 3.1 wordt ten zuiden van het zwemcomplex een ruime parkeergelegenheid aangelegd met 226 regulieren en 13 gehandicaptenparkeerplaatsen, waarmee de benodigde parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

3.5.3 Verkeer

Verkeersafwikkeling

De verkeersafwikkeling van de Sportlaan op de Eikesingel is goed, zolang het verkeer op de Eikesingel kan blijven doorstromen. In zowel de ochtend- als de avondspits ontstaat terugslag op de Eikesingel van de rotonde Eikesingel – Zuiderhogeweg. Dit zorgt er ook voor dat verkeer op de Sportlaan langer moet wachten.

De verkeersafwikkeling op de rotonde is in de spitsperioden niet goed. Zeker in de avondspits ontstaan hier lange wachtrijen op de aanleidende wegen (Eikesingel en 2x Zuiderhogeweg). Voor een goede verkeersafwikkeling moet de rotonde volledig aangepast worden. In 2017 is geadviseerd hier een turborotonde te maken, zie Figuur 14 in het onderzoeksrapport voor het schetsontwerp. Het huidige advies is hier financiering voor te zoeken en dit nader uit te werken.

Verkeerskundig ontwerp

In hoofdstuk 3 van het onderzoeksrapport in Bijlage 3 zijn drie varianten gegeven voor het schetsontwerp voor de Sportlaan. Deze varianten sluiten aan op het schetsontwerp van Bureau Schmidt voor de aansluiting Sportlaan – Eikesingel.

De Eikesingel is een drukke 50 km/uur-weg waar relatief veel doorgaand verkeer op zit. Om de aansluiting Eikesingel – Sportlaan nog veiliger te maken, is het wenselijk de snelheid naar beneden te brengen en er mogelijk een 30 km/uur regime van te maken. Aandachtspunt hierbij is de functie (‘wijkontsluitingsweg’) en de verkeersintensiteiten van de weg.

Met betrekking tot het ontwerp van de Sportlaan, geeft Royal Haskoning de volgende aanbevelingen:

  • Voor de Sportlaan zijn drie varianten geschetst, hieruit kan een keuze gemaakt worden;
  • Variant 1 is minder ingrijpend dan variant 2 en 3 en daardoor goedkoper. Tussen variant 2 en 3 is het onderscheid in kosten gering;
  • Varianten 2 en 3 zijn voor de gebruikers van de Sportlaan veiliger voor langzaam verkeer, doordat deze gescheiden wordt van het autoverkeer. Het risico op ongevallen is kleiner;
  • Indien gekozen wordt voor variant 2, de aanleg van het vrijliggend 2-richtingen fietspad ten westen van het slootje, dient onderzocht te worden hoe de berging van de watergang plaats kan vinden;
  • Indien gekozen wordt voor variant 3, de verbreding van het westelijk voetpad, dient onderzocht te worden of de bomen langs het slootje kunnen blijven staan of verplaatst kunnen worden;
  • Tussen de Sportlaan en de Eikesingel, ten oosten van de atletiekbaan, loopt een voetpaadje dat uitkomt op de Eikesingel tegenover de Hoge Bomen. Om het fietsnetwerk te verbeteren en het fietsverkeer beter te verspreiden, is het te overwegen om dit voetpad ook op te waarderen tot (bijvoorbeeld) recreatieve fietsroute.
3.5.4 Conclusie

Binnen het plangebied kan worden voorzien in de benodigde parkeerbehoefte. De verkeersafwikkeling en het verkeerskundig ontwerp zijn oplosbaar via 3 varianten. Hier dient een keuze in gemaakt te worden.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale omgevingsvisie
4.1.1.1 Algemeen

Nederland staat voor grote uitdagingen die van invloed zijn op onze fysieke leefomgeving. Complexe opgaven zoals verstedelijking, verduurzaming en klimaatadaptatie zijn nauw met elkaar verweven. Dat vraagt een nieuwe, integrale manier van werken waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zorgt voor een gezamenlijke aanpak die leidt tot een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Dit is nodig om onze doelen te halen en is een zaak van overheid en samenleving.

4.1.1.2 Vier prioriteiten

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten.

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie

Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. In 2050 is Nederland klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt om maatregelen in de leefomgeving, waarmee tegelijkertijd de leefomgevingskwaliteit verbeterd kan worden en kansen voor natuur geboden kunnen worden. In 2050 heeft Nederland daarnaast een duurzame energievoorziening. Dit vraagt echter om ruimte. Door deze ruimte zoveel mogelijk te clusteren, wordt versnippering van het landschap voorkomen en wordt de ruimte zo efficiënt mogelijk benut. Het Rijk zet zich in door het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.

  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel

Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Er wordt ingezet op een innovatief en sterk vestigingsklimaat met een goede quality of life. Belangrijk is wel dat onze economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair.

  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's

Er zijn vooral in steden en stedelijke regio's nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd.

  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. In alle gevallen zetten we in op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.

4.1.1.3 Afwegingsprincipes

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • Combinatie van functies gaan voor enkelvoudige functies. In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal. Het verschilt tussen gebieden wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling en tussen concurrentiekracht en leefbaarheid. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
  • Afwentelen wordt voorkomen. Het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie inwoners, zonder dat dit ten komst gaat van die van toekomstige generaties.

4.1.1.4 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR: voorganger NOVI) is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.

Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.

Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'. In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:

bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´

Bij het beschrijven van de behoefte dient te worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).

4.1.2 Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten van het rijksbeleid

Het betreft een project waarbij geen nationale belangen in het geding zijn en er is geen sprake van enige belemmering met betrekking tot de prioriteiten zoals verwoord in de NOVI. Met de ontwikkeling wordt in een specifieke behoefte van de stad Drachten en de omliggende regio voorzien en wordt op een duurzame wijze met oog voor klimaatadaptatie ontwikkeld. Geconcludeerd wordt dat de NOVI geen belemmering vormt voor de in dit bestemmingsplan opgenomen herontwikkeling

Wat betreft de “Ladder voor duurzame verstedelijking” wordt opgemerkt dat toetsing noodzakelijk is bij “nieuwe stedelijke ontwikkelingen” (3.1.6 Bro). In diverse uitspraken heeft de Raad van State meer duidelijkheid geschapen over het begrip 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.

In voorliggend geval behoort het plangebied reeds tot het bestaand stedelijk gebied van de kern Drachten en heeft de locatie reeds een Sportbestemming met bouwvlak van circa 2 hectare/20.000 m2. Dit bouwvlak mag voor 20% bebouwd worden, dit is 4.000 m2. De maximale bouwhoogte bedraagt 5 meter.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de bouwmogelijkheden voor een zwemcomplex met een footprint van circa 7.500 m2 en een hoogte van 17 meter. De bouwmogelijkheden van voorliggend bestemmingsplan zijn daarmee ruimer dan het geldende bestemmingsplan, daarnaast wordt voorzien in extra functies zoals kantoren en horeca. Opgemerkt dat het huidige bestemmingsplan aan de Reidingweg 6 in Drachten wordt opgeheven. Het ter plaatse aanwezige bouwvlak van circa 8.000 m2 wordt wegbestemd en de locatie wordt herontwikkeld. Per saldo is er daarom geen sprake van een uitbreiding van de planologische mogelijkheden inzake sportfuncties. Het het aantal vierkante meters sportfuncties in Drachten neemt juist af.

Omdat het bestaande zwembad niet in voorliggend bestemmingsplan niet wordt meegenomen is er formeel wel sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Hieronder wordt ingegaan op het ruimtelijke verzorgingsgebied, de behoefte aan de functies in het plangebied en ligging in het bestaand stedelijk gebied.

Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?

Voorliggend plan voorziet in het realiseren van een nieuw zwemcomplex ter vervanging van het bestaande Zwembad De Welle. Hierbij krijgt het zwemcomplex een bovenregionale topsportfunctie en een grote recreatieve waarde, zodat de investering kan leiden tot het maximale ruimtelijke en economisch effect voor Smallingerland en daarmee een impuls voor de werkgelegenheid en het woon- en leefmilieu. Gelet op vorenstaande betreft het ruimtelijk verzorgingsgebied in ieder geval de regio rondom de stad Drachten. Gelet op haar centrale ligging in Noord-Nederland kunnen de volledige de provincie Fryslân, en delen van Drenthe en Groningen hiertoe gerekend worden.

Beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling

Het bestaande Zwembad De Welle in Drachten dient vervangen te worden. De behoefte aan het nieuwe zwembad is hiermee evident. Vanwege de centrale ligging van Drachten in Noord-Nerderland wordt daarnaast ingestoken op een topsportfunctie en een grote recreatieve waarde van de locatie. De locatie wordt hiermee één van de topsportlocaties op het gebied van zwemsport in Nederland.

Locatiekeuze

Wanneer een ontwikkeling voorziet in een behoefte en gepland is binnen bestaand stedelijk gebied dan wordt voldaan aan de Ladder. Bij de vraag of er sprake is van bestaand stedelijk gebied moet volgens de jurisprudentie worden beoordeeld of het voorgaande bestemmingsplan binnen het gebied reeds een stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca mogelijk maakt, of het gebied op grond van het voorgaande plan kan worden beschouwd als bij een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. Daaraan doet niet af dat de bebouwing waarin het voorgaande plan voorzag ten tijde van de vaststelling van het nieuwe plan nog niet was gerealiseerd (ECLI:NL:RVS:2017:1724).

In voorliggend geval ligt de locatie Sportlaan binnen het bestaand stedelijk gebied van Drachten. De locatie heeft reeds een sportbestemming met bouwmogelijkheden. De gekozen locatie is voorgekomen uit een ruimtelijke analyse door van drie mogelijke locaties. Deze analyse is uitgevoerd door Roosmalen & Savelkoul adviseurs.

De locaties Noorderhogeweg, het Tussendiepen en de Sportlaan zijn onderzocht. Voor de keuze zijn de locaties beoordeeld op ligging en bijdrage aan het (top)sportaanbod. Ter ondersteuning voor het besluitvormingsproces door de gemeenteraad is door onderzocht welke aangrijpingspunten er op de drie locaties aanwezig zijn waarmee het zwembad de aanleiding kan zijn voor een proces van placemaking en waardecreatie. Die waardecreatie ontstaat door verbindingen tussen de gebouwen, publieke ruimte en de gebruikers aan te brengen en door positieve externe effecten in de omgeving.

Uit de analyse is gebleken dat een zwemcomplex op de locatie Sportlaan goed ruimtelijk ingepast kan worden binnen de kaders die de Gemeenteraad voor de realisatie van het zwembad heeft bepaald. Aanvullend behoeft relatief beperkt te worden geïnvesteerd om een veilige ontsluiting van de locatie mogelijk te maken. De vestiging van het zwembad bevestigt de identiteit die het plangebied al heeft, namelijk locatie voor sport.

Deze locatie is gekozen, omdat hiermee sprake is van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, indachtig het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking, waarbij wordt gestreefd naar een optimale benutting van de ruimte in stedelijk gebied.

4.1.3 Conclusie toetsing aan het rijksbeleid

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling in overeenstemming is met het van toepassing zijnde rijksbeleid.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie Fryslân
4.2.1.1 Algemeen

De provinciale Omgevingsvisie, De Romte Diele, is op 23 september 2020 door Provinciale Staten vastgesteld. De Omgevingsvisie is één van de instrumenten van de nieuwe Omgevingswet. Veel provinciaal beleid, programma's en projecten raken de Friese leefomgeving waarin mensen wonen, werken, zich verplaatsen, elkaar ontmoeten en recreëren. In de Omgevingsvisie staat waar de provincie met de leefomgeving van Fryslân naar toe wil: de ambitie en doelen voor de toekomst. Het is een visie voor de lange termijn op een tamelijk hoog abstractieniveau. Het is geen blauwdruk voor hoe Fryslân er over 20 à 30 jaar bij ligt. Wel geeft de visie de richting aan waar de provincie met allerlei partijen naar toe wil werken. Samen met verschillende organisaties, inwoners en ondernemers in Fryslân geeft de provincie nu invulling aan deze visie. Dit gebeurt in programma's, concrete projecten en initiatieven, en zo nodig ook in regels.

Vier Opgaven

De provinciale Omgevingsvisie vervangt het strategisch beleid van de provincie in het Streekplan, Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en het Verkeer- en vervoerplan. In de visie is aangegeven wat de provincie doet om de huidige basiskwaliteiten van de Friese leefomgeving op orde te houden. Daarnaast wil de provincie extra inzetten op vier urgente, integrale opgaven:

  • Fryslân vitaal, leefbaar en bereikbaar houden;
  • Energietransitie met kracht voortzetten;
  • Fryslân klimaatadaptief inrichten;
  • Versterken biodiversiteit.
4.2.1.2 Toetsing van het initiatief aan het streekplan Fryslân 2007

De omgevingsvisie gaat niet specifiek in op locaties voor topsportzwemcomplexen. Wel is de voorliggende ontwikkeling in lijn met de centrale beleidsuitgangspunten van de Omgevingsvisie. Het zwembadcomplex wordt in alle facetten duurzaam gebouwd en aangelegd en is er mede op gericht de werkgelegenheid in Drachten te vergroten. Daarnaast richt men zich met de topsportfunctie op de omliggende regio en wil men qua duurzaamheid en architectuur toonaangevend zijn in de regio.

4.2.2 Verordening Romte Fryslân 2014
4.2.2.1 Algemeen

Provinciale Staten hebben in hun vergadering van 25 juni 2014 de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het gaat met name om beleid in het Streekplan Fryslân 2007, het Derde provinciale Waterhuishoudingsplan 2010-2015 en het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Uitgangspunt is dat de verordening niet meer regelt dan noodzakelijk is. Wat elders al goed geregeld is (in de AMvB Ruimte of in andere wet- en regelgeving) hoeft niet over te worden gedaan. Verder is bij de wijze van regeling rekening gehouden met de verantwoordelijkheid van gemeenten. Binnen randvoorwaarden is ruimte voor lokaal maatwerk.

Ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling zijn de artikel met betrekking tot het 'zorgvuldig ruimtegebruik' en 'dagrecreatieve inrichtingen' relevant

Artikel 2.3.1 Zorgvuldig ruimtegebruik

De toelichting bij een ruimtelijk plan dat voorziet in een nieuwe stedelijke functie buiten bestaand stedelijk gebied bevat een verantwoording waaruit blijkt dat toepassing is gegeven van het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waaruit in ieder geval blijkt waarom die functie redelijkerwijs niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd."

Artikel 5.4.1 Dagrecreatieve inrichtingen

  • 1. In een ruimtelijk plan kan een uitbreiding van een bestaande dagrecreatieve inrichting worden toegestaan, tot een maximaal aantal van 150.000 bezoekers per jaar.
  • 2. In een ruimtelijk plan kan een nieuwe dagrecreatieve inrichting worden toegestaan in, aansluitend aan of nabij een recreatiekern, tot een maximaal aantal van 150.000 bezoekers per jaar.
  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid kan in een ruimtelijk plan een nieuwe of uitbreiding van een bestaande dagrecreatieve inrichting worden toegestaan in, aansluitend aan of nabij een stedelijk centrum, met een aantal van meer dan 150.000 bezoekers.

4.2.2.2 Toetsing van het initiatief aan de Verordening Romte

In voorliggende geval gaat het om een ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied waarbij tevens sprake is van het vervangen van een bestaand zwembad. De locatie van het nieuwe zwembad heeft daarnaast reeds een sportfunctie met bouwmogelijkheden. Hiermee is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik en is de ontwikkeling in overeenstemming met artikel 2.3.1.

Verder wordt het bestaande Zwembad de Welle dat reeds een topsportfunctie had vervangen door het nieuwe zwemcomplex dat eveneens een topsportfunctie voor de regio krijgt. In de nieuwe situatie wordt een bezoekersaantal van circa 340.000 bezoekers verwacht. In voorliggend geval is sprake van een verplaatsing van een bestaande zwembadfunctie naar het sportcomplex dat behoort tot het stedelijke centrum van Drachten. De ontwikkeling is in overeenstemming met artikel 5.4.1.

4.2.3 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het provinciaal ruimtelijk beleid.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Structuurvisie gemeente Smallingerland
4.3.1.1 Algemeen

De gemeenteraad heeft in 2013 de Structuurvisie gemeente Smallingerland opgesteld als ruimtelijke vertaling van de Integrale Visie Smallingerland. Deze visie geeft een verkenning van de ontwikkeling van de gemeente Smallingerland voor een langere periode. Voor de structuurvisie wordt de lijn van de integrale visie gevolgd. Het beleid van de gemeente richt zich op een aantal pijlers; werken, wonen, sport en recreatie, cultuur, onderwijs en wijken. Binnen deze pijlers wordt een aantal doelen geformuleerd. Daarnaast wordt bij ruimtelijke ontwikkelingen ingezet op optimaal gebruik van het bestaande stedelijke gebied voorop, zoals behoud en van versterking van onder andere zorgvoorzieningen. In voorliggend geval de pijler 'Sport en recreatie' van belang.

4.3.1.2 Thema Sport en Recreatie

De gemeente Smallingerland zet in op het handhaven van het gevarieerde voorzieningenaanbod en het versterken hiervan, zoals onder meer zwemvoorziening “De Welle”, een wielerbaan, een rugbyaccommodatie, een atletiekcentrum, een honkbalstadion, een 'up to date' hockeycomplex, verschillende voetbalcomplexen, een groot sportcentrum naast twee sporthallen, waarvan één in gemeentelijk eigendom.

In samenwerking met de georganiseerde sport wil de gemeente op de bres blijven staan voor de aanwezigheid en brede toegankelijkheid van een breed scala aan sportvoorzieningen, zowel gericht op topsport als breedtesport.

4.3.1.3 Toetsing van het initiatief aan de structuurvisie

Met voorliggend initiatief wordt de ambitie zoals opgeschreven in de structuurvisie uitgevoerd. Er wordt een nieuw zwemcomplex gerealiseerd ter vervangen van het verouderde zwembad De Welle. Dit zwemcomplex biedt zowel onderdak aan topsport als breedtesport.

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling in overeenstemming is met de structuurvisie.

4.3.2 Welstand- en reclamenota 2018
4.3.2.1 Algemeen

De gemeente Smallingerland beschikt over de Welstand- en reclamenota 2018. In deze nota zijn voor verschillende typen gebied criteria vastgesteld omtrent plaatsen, hoofdvorm, aanzichten, opmaak en diversen.

4.3.2.2 Toetsing van het initiatief aan de Welstandsnota

Voor het plangebied zijn de geldende gebiedsgerichte criteria voor het Sportlaangebied zoals deze reeds in de welstandsnota van de gemeente Smallingerland zijn opgenomen van toepassing. Voor het nieuwe zwembad en omgeving worden daarnaast ook de objectgerichte criteria O8 (bijzonder solitair gebouw) van toepassing verklaard. Het gaat om de criteria ten aanzien van:

  • Architectonische waarde
  • Functionele waarde
  • Culturele waarde
  • Sociaal-maatschappelijke waarde
  • Symbolische waarde
  • Cultuurhistorische waarde
  • Landschappelijke waarde

Het bouwplan zal in de omgevingsvergunningfase aan de welstandscriteria worden getoetst.

4.3.3 Conclusie toetsing aan het gemeentelijk beleid

Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de uitgangspunten uit het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie en Besluit milieueffectrapportage.

5.1 Geluid

5.1.1 Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan/wijzigingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.

5.1.2 Situatie plangebied

In voorliggend geval wordt een zwemcomplex met bijbehorende sportondersteuning, horeca en kantoorruimte gerealiseerd. Dit zijn geen geluidsgevoelige functie in het kader van de Wet geluidhinder. De aspecten wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai zijn daarom niet relevant. In paragraaf 5.5 wordt ingegaan geluidshinder vanuit het zwemcomplex op individuele functies in de directe omgeving.

5.1.3 Conclusie

Het aspect 'geluid' vormt geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

5.2 Bodemkwaliteit

5.2.1 Algemeen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.

5.2.2 Situatie plangebied

In voorliggend geval is door Enviso een verkennend (water)bodemonderzoek uitgevoerd binnen het plangebied. De volledige onderzoeksrapportage is opgenomen in Bijlage 4 Hierna wordt beknopt ingegaan op de onderzoeksresultaten.

Onderzoeksresultaten bodemonderzoek

Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat in de grond geen verontreinigingen zijn vastgesteld. Het grondwater is plaatselijk licht verontreinigd (Pb16) en tevens zijn de pH en Ec-waarden verhoogd vastgesteld. De verhoogde gehalten worden veroorzaakt door het menggranulaat dat zich ter hoogte van de grondwaterstand bevindt. Het aangetroffen menggranulaat en het zandcement onder de verhardingen voldoen indicatief getoetst aan de eisen voor Niet-vormgegeven bouwstof.

Het slib uit de sloten voldoet aan Klasse A en is verspreidbaar op het aangrenzend perceel. Het slib voldoet aan klasse Industrie bij toepassing op of in de landbodem. Concluderend kan worden gesteld dat er uit milieuhygienisch oogpunt geen beperkingen bestaan voor de nieuwbouw van een zwembad op de onderzoekslocatie.

Indien grond van de locatie wordt afgevoerd voor toepassing elders, volstaan de resultaten van het onderliggende bodemonderzoek mogelijk niet. Om definitief vast te stellen of de grond buiten de locatie kan worden hergebruikt, kan het bevoegd gezag (gemeente waar de grond zal worden toegepast) verzoeken om een partijkeuring conform het Besluit bodemkwaliteit.

5.2.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorgenomen ontwikkeling.

5.3 Luchtkwaliteit

5.3.1 Algemeen

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.

In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen);
5.3.1.1 Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • woningen: 1500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

5.3.1.2 Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet milieubeheer nodig.

5.3.2 Situatie plangebied

Door de FUMO is het aspect luchtkwaliteit onderzocht. Gezien de ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie wordt er vanuit gegaan dat het zwembad zelf geen stookinstallatie heeft en het verwarmen van het zwembad plaats zal vinden door middel van warmtepompen en zonne-energie. Voor de luchtkwaliteit blijft dan de beoordeling van het wegverkeer over. Dit heeft veel invloed op de luchtkwaliteit is het daarom van belang inzicht te krijgen of de grenswaarden voor luchtkwaliteit door het extra verkeer van het zwembad worden overschreden.

Om de bijdrage van kleine ruimtelijke plannen aan de luchtkwaliteit te kunnen vaststellen is de NIBMtool ontwikkeld. Met deze tool kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM). Aangezien het hier voor wat betreft de verkeersontwikkeling gaat om een relatief klein ruimtelijk plan, is deze tool gebruikt om inzicht te geven in de luchtkwaliteit. Het advies van de FUMO is opgenomen in Bijlage 5. Hierna wordt ingegaan op de onderzoeksresultaten.

Onderzoeksresultaten

Op basis van de resultaten uit de rekenmodule NIBM draagt het plan niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit.

Aangezien ook op basis van de Grootschalige concentratiekaarten Nederland (GCN-kaarten) al wordt aangetoond dat er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarden, zal ook als gevolg van het plan er geen sprake zijn van een feitelijke of dreigende overschrijding van grenswaarden. Aan de regels van de Wet Milieubeheer wordt derhalve voldaan.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

5.3.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorgenomen ontwikkeling.

5.4 Externe veiligheid

5.4.1 Algemeen

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).

Het vervoer van gevaarlijke stoffen per buisleiding is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

5.4.2 Situatie in en bij het plangebied

Door de FUMO is onderzoek verricht naar risicobronnen rondom het plangebied. Het volledige advies is opgenomen in Bijlage 6. Hieronder wordt ingegaan op de inventarisatie hiervan en de beoordeling van de risico's.

Inventarisatie risicobronnen

Op basis van de Externe Veiligheid Signaleringskaart is naar voren komen dat in de omgeving de volgende risicobronnen aanwezig zijn:

Hogedrukaardgasleiding

Direct ten westen en ten zuiden van het plangebied ligt een hogedruk aardgasleiding van Gasunie (N-505-60). Het plangebied ligt deels in het 100% letaliteitsgebied en deels in het invloedsgebied, waardoor de hogedruk aardgastransportleiding nader beoordeeld dient te worden.

Snelweg A7

Op 200 meter in zuidelijke richting is Rijksweg A7 gelegen die onderdeel is van het basisnet. Het plan ligt binnen het invloedsgebied van 355 meter van deze weg. De invloed van de A7 moet voor dit plan nader beoordeeld worden.

Verder zijn er geen risicobronnen aanwezig, die in verband met externe veiligheid bij de beoordeling moeten worden betrokken.

Op onderstaande kaart is dit aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021SSI002-0301_0009.png"  
Afbeelding 5.2 EV-signaleringskaart (Bron: FUMO)  

Beperkt kwetsbaar object of kwetsbaar object

Op grond van artikel 1 lid 1, onder b, c en e van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), wordt een zwembad, restaurant en kantoren als beperkt kwetsbaar object aangemerkt. Ook op grond van bijlage VI van het Besluit kwaliteit leefomgeving worden deze objecten als kwetsbare gebouwen aangemerkt.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de objecten binnen het plangebied als beperkt kwetsbare objecten moeten worden aangemerkt.

Beoordeling risicobronnen

Uit het advies blijkt dat ondanks maatregelen ter verhoging van de veiligheid risico's nooit voor 100% kunnen worden weggenomen. Ook na het nemen van veiligheidsverhogende maatregelen zal een restrisico blijven bestaan.

Met behulp van het uitvoeren van de verantwoordingsplicht voor het GR en het advies van Brandweer Fryslân, dient het bevoegd gezag zich uit te spreken over de aanvaardbaarheid van het restrisico. Voor wat betreft de acceptatie van het restrisico dient ook het belang van de ontwikkeling meegewogen te worden.

Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid vooralsnog geen beperking oplevert voor de ontwikkeling van het plan. Nadat het advies van Brandweer Fryslân van is ontvangen kan een definitief advies externe veiligheid worden gemaakt.

5.4.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt vooralsnog geen belemmering voor de ontwikkeling. Met behulp van het uitvoeren van de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico en het advies van Brandweer Fryslân, dient het bevoegd gezag zich uit te spreken over de aanvaardbaarheid van het restrisico. Voor wat betreft de acceptatie van het restrisico dient ook het belang van de ontwikkeling meegewogen te worden.

5.5 Milieuzonering

5.5.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

5.5.2 Gebiedstypen

In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' is een tweetal gebiedstypen te onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. Op basis van de VNG-uitgave wordt het buitengebied gerekend tot een met het omgevingstype 'rustige woonwijk' vergelijkbaar omgevingstype.

Het omgevingstype 'gemengd gebied' wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als volgt omschreven: 'Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.'

De richtafstanden (met uitzondering van het aspect gevaar) uit het omgevingstype rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsmaat worden verlaagd indien sprake is van gemengd gebied. Daarbij wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' opgemerkt dat het vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik de voorkeur verdient functiescheiding niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.

Het plangebied ligt binnen het Sportcomplex Sportlaan en in de directe nabijheid van drukke wegen: Zuiderhogeweg en de A7. Er is hiermee sprake van een sterke menging van functies. Het gebied kan daarom worden aangemerkt als omgevingstype 'gemengd gebied'. Onderstaande tabel geeft de richtafstanden weer voor de verschillende omgevingstypes.

Milieucategorie   Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk   Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1.000 m   700 m  
6   1.500 m   1.000 m  
5.5.3 Beoordeling

Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen. Zoals reeds hiervoor genoemd, wordt bij het realiseren van nieuwe functies gekeken naar de omgeving waarin de nieuwe functies gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol:

    • 1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
    • 2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).
5.5.3.1 Externe werking

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.

In voorliggend geval wordt een zwemcomplex gerealiseerd met bijbehorende sportondersteunende functies, horeca en kantoorruimte. Een zwemcomplex (in dit geval deels overdekt) valt op basis van de VNG Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' onder categorie 4.1 met in omgevingstype 'gemengd gebied' een richtafstand van 100 meter voor eventuele geluidhinder. Woningen bevinden zich aan de noord- en westzijde van het complex, ten oosten staat de politieacademie die in de dagperiode moet worden beschouwd als een geluidgevoelig object. Op 180 meter afstand, ten westen, staan de dichtstbijzijnde woningen. De politieacademie ligt dichterbij op circa 60 meter afstand. Door LBP SIGHT is een akoestisch onderzoek verricht naar de geluidemissie van het nieuw te realiseren zwembad De Welle in Drachten bepaald bij omliggende geluidgevoelige objecten. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 7. Hierna wordt ingegaan op de onderzoeksresultaten.

Onderzoeksresultaten

Uit de resultaten blijkt dat de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus bij gebouwen met een geluidgevoelige functie rondom het zwembad voldoen aan de eisen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. De hoogst berekende niveaus zijn 50 dB(A) in de dagperiode, bij de politieacademie, 45 dB(A) bij de woningen ten westen in de avondperiode en 38 dB(A) in de nachtperiode ook bij de woningen ten westen. De maatgevende bronnen bij de politieacademie zijn de geveluitstraling (glas) en de autobewegingen. Bij de woningen ten westen hebben de aan- en afvoeropeningen van de luchtbehandelingskasten een grotere bijdrage.

De berekende maximale geluidniveaus voldoen ook aan de gestelde eisen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer, bij omliggende gebouwen met een geluidgevoelige bestemming. De hoogst berekende niveaus zijn 58 dB(A) bij de politieacademie en 56 dB(A) bij de woningen ten westen. Hiermee wordt ruim voldaan aan de eisen van 70 dB(A) in de dagperiode en 65 dB(A) in de avondperiode. De pieken in de nachtperiode zijn niet relevant omdat dan alleen de installaties in werking zijn waardoor geen piekgeluiden veroorzaakt worden.

Uit de berekeningen blijkt dat wordt voldaan aan de geluideisen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.

5.5.3.2 Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving.

Het zwemcomplex betreft geen milieugevoelige functie en ondervindt geen hinder van functies in de directe omgeving.

5.5.4 Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

5.6 Ecologie

5.6.1 Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en het Nederlands Natuurnetwerk (NNN). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming.

5.6.2 Gebiedsbescherming
5.6.2.1 Natura 2000-gebieden

Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk ader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden.

Het plangebied ligt niet binnen of op korte afstand van een Natura 2000-gebied. In de omgeving van het van het plangebied zijn volgende Natura 2000-gebieden te vinden: 'Van Oordt's Mersken' (4,7 km), Wijnjeterper Schar (5 km), Alde Feanen (7 km), Bakkeveense Duinen (11,9 km) en Deelen (12,7 km). In onderstaande afbeelding is dit weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021SSI002-0301_0010.png"  
Afbeelding 4.2 Ligging plangebied ten opzichte van natura 2000-gebied (Bron: Provincie Fryslân, bewerking FaunaX)  

Voor deze gebieden, behalve Deelen, zijn habitattypen en/of habitatrichtlijnsoorten aangewezen, zoals zwak gebufferde venen, binnenlandse kraaiheibegroeiingen, meren met krabbenscheer en fonteinkruiden en stuifzandheiden met struikhei en grote modderkruiper en gevlekte witsnuitlibel. Tijdens de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden komt er naar alle waarschijnlijkheid extra stikstof vrij door bijvoorbeeld het inzetten van mobiele werkvoertuigen. Deze extra stikstofemissie heeft mogelijk een effect op voorgenoemde gebieden welke zijn aangewezen voor diverse (stikstof)geschikte habitattypen en -richtlijnsoorten. Ondanks de grote onderlinge afstand is door LBP Sight een onderzoek uitgevoerd naar stikstofdepositie in de gebruiksfase. In Bijlage 10 is de volledige rapportage opgenomen. Hieronder wordt op de onderzoeksresultaten ingegaan.

Onderzoeksresultaten

De totale emissie in het gehanteerde scenario bedraagt jaarlijks circa 145,4 kg NOx en 9,4 kg NH3. Het model, zoals omschreven in de rapportage, is doorgerekend met als uitkomst dat er geen reken-resultaten zijn hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Het model van de gebruiksfase is ook doorgerekend voor de 24 toetspunten in alle windrichtingen op een afstand van 3 km, 4 km en 4,9 km. Op enkele toetspunten is een depositie van 0,01 of 0,02 mol/ha/jaar berekend, zie ook bijlage II van de rapportage (AERIUS-uitvoerbestand). Dit geldt echter alleen voor toetspunten op een afstand van 3 km. Voor toetspunten op een afstand van 4 km of groter zijn er geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar berekend. Enige stikstofdepositie door de verkeersbewegingen op grotere afstand dan 4 km van de verkeersbronnen kan dus worden uitgesloten. De Natura 2000-gebieden worden daarmee uitgesloten van enige stikstofdepositie.

Hierdoor zijn significant negatieve effecten voor de natuur uit te sluiten tijdens de gebruiksfase en is er in het kader van de Wet natuurbescherming een vergunningplicht niet aan de orde.

5.6.2.2 Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlands natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

Het plangebied behoort niet tot het NNN. De dichtstbijzijnde gronden die tot NNN behoren liggen op enige afstand buiten de kern Drachten. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de onderlinge afstand tot de NNN is geen sprake van een aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden.

5.6.3 Soortenbescherming
5.6.3.1 Algemeen

Wat betreft de soortbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

5.6.3.2 Situatie plangebied

In voorliggend geval is door FaunaX een quickscan natuurwaarden uitgevoerd binnen het plangebied. De volledige rapportage is opgenomen in Bijlage 8. Hierna worden de onderzoeksresultaten beschreven.

Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat het project doorgang kan vinden binnen het kader van de Wet natuurbescherming, mits de volgende aanbevelingen worden opgevolgd:

Jaarrond beschermde nesten (huismus)

Het westelijk gelegen gebouw binnen het plangebied biedt broedmogelijkheden voor huismus en de omgeving biedt daarnaast voldoende rustplekken om het plangebied als geschikt functioneel leefgebied voor de huismus te beoordelen. Huismusverblijfplaatsen zijn jaarrond beschermd en gaan door de sloopwerkzaamheden mogelijk verloren. Wij adviseren nader onderzoek uit te laten voeren om de aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten van huismussen binnen het plangebied vast te stellen, dan wel uit te sluiten. Dit dient uitgevoerd te worden door middel van twee ochtendbezoeken (conform datumgrenzen SOVON, 1 april – 15 mei). Wanneer er jaarrond beschermde nesten van huismussen binnen het plangebied worden vastgesteld, dient er een ontheffing te worden aangevraagd voor deze soort. Deze wordt in de regel afgegeven onder de voorwaarde dat er mitigerende en compenserende maatregelen worden uitgevoerd.

Nader onderzoek huismus, vleermuizen en poelkikker

FaunaX heeft naar aanleiding van de resultaten van de quickscan natuurwaarden een nader onderzoek naar de aanwezigheid van verblijfsplaatsen van de huismus, vleermuizen en poelkikker uitgevoerd. De rapportage is opgenomen in Bijlage 9. Hierna wordt ingegaan op de onderzoeksresultaten.

Tijdens het huismusonderzoek zijn geen nestplaatsen van huismus binnen het plangebied aangetroffen. Er waren wel huismussen aanwezig binnen het plangebied, maar zij maakten geen gebruik van de gebouwen binnen het plangebied als nestplaats. Onder de dakrand van het gebouw It Bûthûs is wel een oud nest aangetroffen, maar dit is niet (meer) in gebruik. Verder fladderden tijdens ieder bezoek ongeveer vier individuen rond in de bomen en struiken van het plangebied, maar zij vertoonden geen nestgedrag.

Ten tijde van de bezoeken voor het vleermuizenonderzoek zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen binnen of rond het plangebied aangetroffen. Er zijn tijdens de bezoeken alleen een tiental passerende gewone dwergvleermuizen waargenomen zonder verdere binding met het plangebied.

Tijdens het poelkikkeronderzoek zijn geen poelkikkers aangetroffen, op basis waarvan kan worden uitgesloten dat het plangebied dient als landhabitat voor deze soort. Wel was er in en om het plangebied sprake van kooractiviteit van enkele meerkikkers. Deze dieren vallen onder de zorgplicht.

Op grond van het uitgevoerde nader onderzoek kan de aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten van huismus en verblijfplaatsen van vleermuizen en poelkikker binnen het plangebied van de nieuwe locatie van het zwembad in Drachten worden uitgesloten. Nadere vervolgstappen zijn niet van toepassing. Het verdient de opmerking dat er wel rekening gehouden dient te worden met de zorgplicht (zie quickscan rapport) en de broedperiode van vogels waarvan de nesten geen jaarronde bescherming genieten, maar wel beschermd zijn tijdens deze periode zoals benoemd in in de quickscan. Afhankelijk van de soort en meteorologische omstandigheden loopt de broedperiode grofweg van 15 maart tot 15 juli, maar kan later en/of eerder in het jaar beginnen of eindigen. Broedgevallen zijn altijd beschermd. Wanneer hier rekening mee gehouden wordt, kunnen de werkzaamheden vanuit ecologisch perspectief doorgang vinden.

5.6.4 Conclusie

De ecologische aspecten vormen geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Wel wordt geadviseerd terughoudend om te gaan met kunstlicht bij het water.

5.7 Archeologie & cultuurhistorie

5.7.1 Archeologie
5.7.1.1 Algemeen

Op grond van de Erfgoedwet dient er in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met archeologische waarden. In de Erfgoedwet is bepaald dat gemeenten een archeologische zorgplicht hebben en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

5.7.1.2 Situatie plangebied

De archeologische verwachtingskaart van de provincie Friesland, de FAMKE, bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, éénvoor de periode Steentijd - Bronstijd, en één voor de periode IJzertijd - Middeleeuwen. Op basis van de kaart Steentijd-Bronstijd geldt een onderzoeksplicht bij grote ingrepen van meer dan 2,5 hectare. Op basis van de kaart Ijzertijd-Middeleeuwen geldt voor het plangebied een onderzoeksplicht bij ingrepen groter dan 5.000 m2.

Binnen het plangebied is in 2004 reeds een archeologisch onderzoek uitgevoerd door RAAP. Uit dit onderzoek is gebleken dar de grond overal verstoord is en dat geen vervolgonderzoek van toepassing is. Deze conclusie blijft onveranderd. Aanvullend archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.

5.7.2 Cultuurhistorie
5.7.2.1 Algemeen

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden verstaan die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.

In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten.

5.7.2.2 Situatie plangebied

Er bevinden zich in het plangebied zelf geen rijks- dan wel gemeentelijke monumenten. In het plangebied of in de directe nabijheid van het plangebied is er geen sprake van bijzondere cultuurhistorische waarden.

Gesteld wordt dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt met betrekking tot voorliggend plan.

5.7.3 Conclusie

De aspecten 'archeologie' en 'cultuurhistorie' vormen geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

5.8 Besluit milieueffectrapportage

5.8.1 Kader

De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:

  • Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan); Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.
  • Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3); Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).
  • Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4); Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).

In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.

Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r. Beoordeling gehanteerd.

5.8.2 Beoordeling
5.8.2.1 Artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is gelegen op circa 4,7 kilometer afstand van het plangebied. Gezien de kleinschalige aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling in relatie tot de ruime afstand tot Natura 2000-gebied wordt geconcludeerd dat geen sprake zal zijn van een aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura-2000 gebied. Een passende beoordeling op basis van artikel 2.8 lid 1 van de Wet natuurbescherming is in het kader van dit project dan ook niet noodzakelijk.

5.8.2.2 Drempelwaarden Besluit m.e.r.

Voor wat betreft het gehele plangebied wordt voorzien in directe eindbestemmingen waardoor het voldoet aan de definitie van een 'besluit' als bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten mogelijk worden gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.

In het voorliggende geval is geen sprake van activiteiten die op grond van onderdeel C van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig zijn. Wel is sprake van een activiteit die is opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r., namelijk: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'.

Aangezien hier in dit geval sprake van is dient te worden getoetst of sprake is van m.e.r-beoordelingsplicht. Hier is sprake van indien de activiteiten de volgende drempelwaarden uit onderdeel D overschrijden:

  • 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • 2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  • 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Gezien de drempelwaarden wordt geconcludeerd dat voor dit bestemmingsplan, op basis waarvan maximaal één woning kunnen worden gebouwd, geen sprake is van een m.e.r. beoordelingsplicht. Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.

Gelet op de aard- en omvang van de voorgenomen ontwikkeling is het de vraag om er sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' als bedoeld in onderdeel D 11.2 van het Bestluit milieueffectrapportage. Uit jurisprudentie (ABRvS 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:694) volgt dat het antwoord op deze vraag afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene ontwikkeling moet worden beoordeeld of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. Niet relevant is of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan.

Gelet op de kenmerken van het project (zoals het karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden. Eén en ander is tevens bevestigd in de in dit hoofdstuk opgenomen milieu- en omgevingsaspecten en de daarvoor, indien van toepassing, uitgevoerde onderzoeken. Deze paragraaf wordt in dit geval beschouwd als de vormvrije m.e.r.-toets.

5.8.3 Conclusie

Dit project is niet m.e.r.-plichtig omdat het geen stedelijk ontwikkelingsproject betreft. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de voorliggend project.

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

6.1 Vigerend beleid

6.1.1 Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

6.1.2 Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021 (vastgesteld 17 december 2015). Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012), het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009).

6.1.3 Provinciaal beleid

In het Streekplan Fryslân 2007 wordt ruim aandacht besteedt aan de wateraspecten. De provincie heeft de volgende ambitie geformuleerd:

Wij streven naar goede ruimtelijke condities voor een veilige en bewoonbare provincie en voor gezonde en veerkrachtige duurzame watersystemen waarin sociaal-economische en ecologische ontwikkelingen met elkaar in evenwicht zijn. Water is een belangrijk mede ordenend principe in de ruimtelijke inrichting van Fryslân. Voor een goede waterbeheersing worden de nodige ruimtelijke maatregelen getroffen.

Door klimaatverandering, bodemdaling en de toename van verhard oppervlak kan in veel gevallen voor een goede waterbeheersing niet meer worden volstaan met technische maatregelen. Voor een robuust en veerkrachtig watersysteem, dat zowel wateroverschotten als watertekorten goed kan opvangen, zullen de (on)mogelijkheden van het watersysteem medebepalend zijn voor de functionele bestemming en inrichting van de ruimte. Een goed functionerende Friese boezem is cruciaal voor de waterhuishouding van heel Fryslân.

6.1.4 Wetterskip Fryslân

In het Waterbeheerplan 2016 – 2021 beschrijft Wetterskip Fryslân de doelen voor de komende jaren, de strategische keuzes die we maken en de financiële consequenties daarvan. Het bestuur wil in de planperiode richting geven aan goed, efficiënt en betaalbaar waterbeheer, nu en in de toekomst. Speerpunten uit het bestuursprogramma worden uitgewerkt in het Waterbeheerplan (WBP).

Enkele speerpunten zijn:

  • Zeedijken, boezemkaden, duinen en andere waterkeringen onderhouden en ervoor zorgen dat ze aan de veiligheidsnormen voldoen.
  • Grond- en oppervlaktewaterpeilen regelen en het watersysteem onderhouden.
  • De inrichting van het watersysteem afstemmen op de functies en wensen van gebruikers.
  • Initiëren van het project Wateractieve Stad. Hiermee onderzoeken we de effecten van klimaatverandering in het stedelijk gebied.
  • De waterkwaliteit monitoren en indien nodig verbeteren.
  • Lozingen en emissies van bedrijven en onze eigen zuiveringsinstallaties reguleren en hierop toezien.

6.2 Waterparagraaf

6.2.1 Algemeen

Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).

Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

6.2.2 Watertoetsprocedure

Het Wetterskip Fryslân is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de zogenoemde 'normale procedure' van de watertoets wordt toegepast. In Bijlage 11 is het watertoetsresultaat bijgevoegd. Dit houdt in dat het plan van invloed is op de waterhuishouding en het waterschap wil adviseren in de planvorming. In voorliggend geval is het onderdeel 'toename verharding' van belang.

Toename verharding

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen vanoppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.

Het is niet toegestaan zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd het wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater hanteert het waterschap de volgende compensatienorm:

  • Boezem 5%, dit heeft alleen betrekking op de Friese boezem;
  • Polder 10%,
  • Vrij afstromend, alternatieve maatregelen.

Situatie plangebied

In voorliggend geval heeft het plangebied in het geldende bestemmingsplan De Singels een bouwvlak van circa 20.000 m2 dat voor 20% bebouwd mag worden: circa 4000 m2. Wel is verharding in het hele gebied mogelijk. In de nieuwe situatie wordt dit bouwvlak vervangen door een bouwvlak ter plaatse van de nieuwe zwembad bebouwing met een oppervlakte van 12.500 m2. Hierbij geldt geen maximum bebouwingspercentage. De hemelwaterafvoer in de nieuwe situatie zal geschieden via de bestaande watergangen ronom het plangebied.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten en planverantwoording

7.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.

7.2 Opzet van de regels

7.2.1 Algemeen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012, waarbij zoveel mogelijk is aangesloten bij de systematiek van het bestemmingsplan De Singels en het Handboek Smallingerland 2015.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

7.2.2 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.

Om op een eenduidig manier afstanden, oppervlaktes en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan.

7.2.3 Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in onder andere:

  • Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
  • Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bouwhoogte, inhoudsmaat, etc.);
  • Afwijken van de bouwregels: onder welke voorwaarden er mag worden afgeweken van de bouwregels met betrekking tot de dakhelling;
7.2.4 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.

In dit artikel wordt aangeven welk gebruik in ieder geval in strijd is met het bestemmingsplan en welke uitzonderingen hierop gelden. Daarnaast worden algemene gebruiksregels omtrent voldoende parkeergelegenheid beschreven.

In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.

In dit artikel worden algemene bouwregels omtrent parkeren beschreven.

7.2.5 Overgangs- en slotregels

In dit hoofdstuk staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

7.3 Verantwoording van de regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.

Sport (Artikel 3)

De bestemming 'Sport' is opgenomen voor het gehele plangebied. Binnen de bestemming zijn in hoofdzaak sportieve recreatie en sportmedische voorzieningen toegestaan. Daarnaast zijn hierbij behorende horecabedrijven van categorie 1 en 2, kantoren van het Sportbedrijf, dienstverlenende functies en detailhandel toegestaan.

Het terrein mag gebruikt/ingericht worden voor groenvoorzieningen en water, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, wegen, straten en paden, openbare nutsvoorzieningen, tuinen, erven en kunstobjecten. Verder is buitenopslag op het terrein toegelaten en kunnen er evenementen plaatsvinden.

Bebouwing en overkappingen moeten binnen het aangegeven bouwvlak worden gerealiseerd met een maximale hoogte van 17 meter. Voor nutsgebouwtjes is een uitzondering gemaakt, deze mogen ook buiten het bouwvlak.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

In voorliggend geval is het plangebied in eigendom van de gemeente Smallingerland. De benodigde middelen om het publieke deel van het bestemmingsplan te realiseren staan gereserveerd bij de gemeente met het Raadsbesluit van 22 mei 2020 t.a.v. de investering in het zwembad en het Raadsbesluit van 22 september t.a.v. de investeringen in de locatie. Daarnaast is een bijdrage van de provincie toegekend door het afgeven van een subsidie beschikking op 14 september als onderdeel van de dekking van de gemeente. Om die reden kan worden afgezien van vaststelling van een exploitatieplan. Het totale plan is economisch haalbaar.

Hoofdstuk 9 Vooroverleg, inspraak en zienswijzen

9.1 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 Bro is vooroverleg vereist met het waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

9.1.1 Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

9.1.2 Provincie Fryslân

Het bestemmingsplan zal in het kader van vooroverleg aan de provincie Fryslan worden voorgelegd.

9.1.3 Wetterskip Fryslân

Deze paragraaf wordt nader ingevuld nadat het bestemmingsplan aan het waterschap is voorgelegd.

9.2 Inspraak

Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In het voorliggende geval wordt gelet op de aard van de ontwikkeling geen voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Wel is er door de gemeenteraad op 22 september 2020 een proces van participatie gestart. Dat proces betrof in aanloop naar het besluit dat de gemeenteraad een rondleiding hebben gekregen van de directe betrokkenen op de Sportlaan met een toelichting van de plek voor het zwembad en het positieve effect op de sportbeleving. Nadat het definitieve besluit in september 2020 is genomen zijn de verschillende organisaties op de Sportlaan uitgenodigd voor een presentatie waarin de uitwerking van het project en de planning zijn toegelicht. Ook is daarbij gevraagd na te denken hoe het positieve effect van het besluit concreet zou kunnen worden. Na aanbesteding van de architect is het ontwerp en de beelden daarvan gepresenteerd en is gevraagd eventuele feedback daarop aan te leveren. Op basis van het ontwerp is ook het kavel ingericht en zijn de effecten ruimtelijk bepaald. In aanloop naar de behandeling door de gemeenteraad van Smallingerland is op 22 november 2021 een inloop avond georganiseerd waarin alle stakeholders, organisaties op de Sportlaan en inwoners uit de omgeving, worden geïnformeerd over het bestemmingsplan en de planning van de procedure. Daarbij kunnen vragen worden gesteld en onduidelijkheden worden weggenomen.

9.3 Zienswijzen

Deze paragraaf wordt nader ingevuld nadat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage heeft gelegen.