direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Drachten - Ratelwacht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2021SNO014-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het winkelcentrum Noorderpoort, gelegen tussen de Stationsweg, de Tramlaan, de Ratelwacht en de Ringweg, is een aantal jaren geleden uitgebreid. De winkels hadden meer ruimte nodig en de voorheen aanwezige busremise op deze locatie is inmiddels gesloopt. Na de uitbreiding van het winkelcentrum ligt in de zuidoosthoek van dit gebied nog een deel braak. De initiatiefnemer heeft het voornemen om ter plaatse acht twee-onder-één-kapwoningen te realiseren op deze gronden.

Deze ontwikkeling is echter niet mogelijk op basis van het bestaande bestemmingsplan Winkelcentrum Noorderpoort. Om de voorgenomen woningbouw mogelijk te maken is het noodzakelijk om een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

De ligging van het plangebied in Drachten is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021SNO014-0401_0001.jpeg"

Figuur 1.1 De ligging van het plangebied

Het plangebied wordt begrensd door:

  • het winkelcentrum Noorderpoort aan de noord- en westzijde;
  • de Ratelwacht aan de oostzijde;
  • een verloskundigenpraktijk aan de zuidzijde;

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is nu geregeld in het bestemmingsplan Winkelcentrum Noorderpoort, dat is vastgesteld op 8 mei 2018. Hierin is het plangebied bestemd als 'Groen'. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting, speelvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen en voet- en fietspaden. Er mogen uitsluitend gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen, ondergrondse gebouwen ten behoeve van parkeervoorzieningen met de daarbij behorende in- en uitritten en andere bouwwerken zoals kunstobjecten worden gebouwd.

In figuur 1.2 is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021SNO014-0401_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan

De functie wonen en de bouw van de beoogde woningen is op grond van dit bestemmingsplan niet toegestaan in het plangebied, waardoor het plan niet past binnen de geldende planologische regeling.

Naast het geldende bestemmingsplan is sprake van meerdere paraplubestemmingsplannen:

  • Partiële herziening Wonen-werken en Werk aan huis. Dit bestemmingsplan heeft de regeling voor werk aan huis geactualiseerd. In het nieuwe plan wordt de actuele regeling verwerkt.
  • Paraplubestemmingsplan regeling aan- en uitbouwen en bijgebouwen. In dit paraplubestemmingsplan is de regeling voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen geactualiseerd. In het nieuwe plan wordt deze regeling overgenomen.
  • Parapluplan terrassen Smallingerland. Dit plan heeft geen relevante regeling met betrekking tot de ontwikkeling in het plangebied.
  • Parapluplan parkeernormen. In dit plan is een parkeerregeling, afgestemd op de gemeentelijke parkeernota, opgenomen. Deze regeling wordt overgenomen in dit bestemmingsplan.
  • Parapluplan Wonen in Smallingerland. In dit bestemmingsplan is een regeling opgenomen die kamerverhuur en woningsplitsing reguleert. Deze regeling wordt overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgezet:

  • In hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van de huidige situatie en de plannen;
  • Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders;
  • In hoofdstuk 4 vindt een toetsing plaats aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten;
  • Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische toelichting;
  • Hoofdstuk 6 beschrijft de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan;

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

In de bestaande situatie is het plangebied ingericht als groenstrook. Na de uitbreiding van winkelcentrum Noorderpoort is dit deel van de gronden nog niet opnieuw ontwikkeld. Er is beplanting aanwezig in de vorm van bomen en struiken. Op figuur 2.1 is een luchtfoto van de bestaande situatie weergegeven.

Het plangebied wordt aan de oostzijde begrenst door de Ratelwacht. Aan de overzijde van deze straat staan vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen, bestaande uit zowel één als twee lagen met kap. Ten noorden en oosten van het plangebied staat het winkelcentrum Noorderpoort. Op de begane grond zijn verschillende detailhandelsvestigingen aanwezig, waaronder twee supermarkten. Op de verdiepingen van de gebouwen bevinden zich appartementen. Rondom het pand ligt het parkeerterrein ten behoeve van deze functies. Ten zuiden van het plangebied staat een verloskundigen praktijk. Dit gebouw bestaat uit drie bouwlagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021SNO014-0401_0003.jpeg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie

2.2 De nieuwe situatie

Voorgenomen situatie

In de voorgenomen situatie wordt het plangebied volledig in gebruik genomen ten behoeve van de functie 'wonen'. Er worden acht twee-onder-één-kapwoningen gerealiseerd. Deze woningen bestaan uit twee bouwlagen met een kap. Tevens is er ruimte voor het parkeren van auto's doordat elke woning een eigen oprit krijgt. Aan de voorzijde van deze woningen (oostzijde) wordt een straat aangelegd parallel aan de Ratelwacht waaraan de woningen ontsloten worden. Hier is tevens ruimte voor langsparkeerplaatsen. Er worden voorzieningen getroffen voor natuurinclusief bouwen. Hierbij wordt gedacht aan vogelvides onder de dakpannen en vogelhuisjes en/of een insectenhotel. De voorgenomen inrichting van het plangebied is weergegeven in figuur 2.2. In figuur 2.3 zijn impressies van de voorgenomen woningen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021SNO014-0401_0004.png"

Figuur 2.2 Situatietekening voorgenomen situatie (VDM Woningen)

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021SNO014-0401_0005.jpeg"

Figuur 2.3 Impressies van de voorgenomen woningen (VDM Woningen)

Ruimtelijke inpassing

Het plangebied maakt deel uit van gebied met een grote verscheidenheid aan functies (zie verder paragraaf 4.8) en grenst direct aan een bestaande woonwijk. Direct ten oosten van het gebied staan zowel vrijstaande als twee-onder-één-kapwoningen, bestaande uit één tot twee bouwlagen met kap.

De voorgenomen twee-onder-één-kapwoningen sluiten aan bij het bebouwingsbeeld rondom het plangebied. Zowel functioneel als qua bebouwing wordt dus aangesloten bij de omgeving. Daarmee is het voornemen ruimtelijk passend.

Verkeer en parkeren

Het plangebied wordt ontsloten aan de Ratelwacht. Parallel aan deze straat wordt een tweede straat aangelegd, waaraan de woningen ontsloten worden. Langs deze straat worden tevens parkeerplaatsen ingericht (langsparkeerplaatsen). Door aan te sluiten op de Ratelwacht wordt het plangebied op een goede wijze ontsloten.

Gezien het relatief kleine aantal woningen dat in het plangebied wordt gerealiseerd zal geen belemmering ontstaan in verband met de verkeersafwikkeling. Het verkeer kan zich via de bestaande infrastructuur afwikkelen op regionale ontsluitingswegen en richting het centrum van Drachten. Op basis van CROW-publicatie 381 geldt een verkeersgeneratie van 73 motorvoertuigbewegingen per etmaal voor acht twee-onder-één-kapwoningen in de rest van de bebouwde kom. Dit aantal kan zonder belemmeringen worden opgevangen door de bestaande infrastructuur.

Op basis van de parkeernormennota Smallingerland geldt voor een twee-onder-één-kapwoning in de rest van de bebouwde kom van Drachten een parkeerbehoefte van 1,9 parkeerplaatsen per woning. Voor 8 woningen dienen 16 parkeerplaatsen te worden aangelegd. De parkeerbehoefte wordt volledig binnen het plangebied opgevangen. Elke woning krijgt een eigen oprit met ruimte voor één auto. Bovendien worden aan de voorzijde van de woningen acht langsparkeerplaatsen aangelegd, waarmee wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Uitvoering

De NOVI gaat vergezeld van een uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

In de NOVI zijn geen concrete beleidsdoelen opgenomen voor het plangebied. De opwaardering in het plangebied sluit in algemene zin wel aan bij de opgaven uit de NOVI.

Duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is als procesvereiste opgenomen. Hierin is opgenomen dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

De ontwikkeling is, gezien zijn omvang van slechts 8 woningen, op basis van jurisprudentie niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder van duurzame verstedelijking. Desondanks is in paragraaf 3.3 uiteengezet dat dit past in het gemeentelijk woningbouwprogramma, dat in regionaal verband door de provincie is geaccordeerd en ligt het plangebied binnen bestaand stedelijk gebied. Er wordt dus evenwel voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Conclusie

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in de Omgevingsvisie Provincie Fryslân. De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn in de regelgeving vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. De nieuwe omgevingsverordening is nog niet vastgesteld.

Omgevingsvisie Provincie Fryslân 'De romte diele'

De hoofdambitie van de provincie voor de Friese leefomgeving is brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân. In de Omgevingsvisie werkt de provincie de provinciale ambities, opgaven, doelen en werkwijze voor de komende jaren uit. De werkwijze is gestoeld op negen principes:

Inhoudelijke principes

  • 1. zuinig ruimtegebruik;
  • 2. omgevingskwaliteit als ontwerpbasis;
  • 3. koppelen van ambities;
  • 4. gezondheid en veilig;

Samenwerkingsprincipes

  • 5. rolbewust;
  • 6. decentraal wat kan;
  • 7. ja, mits;
  • 8. aansluiting zoeken;
  • 9. sturen op proces, ruimer op inhoud.

Dit is vertaald naar vier urgente opgaven die de provincie wil aanpakken:

  • 1. Fryslân houdt de leefomgeving vitaal, leefbaar en bereikbaar;
  • 2. Fryslân zet de energietransitie met kracht voort;
  • 3. Fryslân wordt klimaat-adaptief ingericht;
  • 4. Fryslân versterkt de biodiversiteit.

Toetsing

De opgave Fryslân houdt de leefomgeving vitaal, leefbaar en bereikbaar bestaat onder meer uit het grootschalig opknappen van bestaande bebouwing en het aanbod aan woningen afstemmen op de bevolking. De provincie stimuleert dit. Daarnaast zet de provincie in op zorgvuldig ruimtegebruik en gaat inbreiding boven uitbreiding. Benutting van bestaande locaties en bestaande capaciteit staat voorop. Wanneer in het bestaand gebied niet aan de behoefte kan worden voldaan, wordt pas naar uitbreiding gekeken. De provincie voert periodiek prognoses uit naar de behoefte aan woningbouw en ondersteund gemeenten met het toepassen van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

In dit plan wordt woningbouw voorzien op een inbreidingslocatie in Drachten. Hiermee is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. In paragraaf 3.3 is gemotiveerd dat de voorgenomen woningaantallen passen binnen de behoefte. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met de provinciale omgevingsvisie.

Verordening Romte Fryslân

In 2014 is de Verordening Romte Fryslân vastgesteld en deze is in 2018 partieel herzien. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen. Het beleid wordt naar verwachting eind 2021 vervangen door de nieuwe Omgevingsverordening.

Het plangebied maakt deel uit van bestaand stedelijk gebied als gedefinieerd in de Verordening Romte. De beoogde ontwikkeling van het realiseren van woningen wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. In de Verordening Romte is een aantal regels van toepassing op het plangebied.

Met betrekking tot het thema wonen, gelden vanuit de verordening de volgende regels:

  • Een ruimtelijk plan kan mogelijkheden voor woningbouw bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.
  • In afwijking van het eerste lid kan een ruimtelijk plan een woningbouwproject bevatten dat niet is opgenomen in een woonplan, indien:
    • 1. het woningbouwproject niet meer dan 3 woningen bevat dan wel, voor zover gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied, niet meer dan 11 woningen bevat, en
    • 2. in de plantoelichting is gemotiveerd dat en hoe overschrijding van het woningbouwprogramma kan worden voorkomen door uitwisseling of fasering van projecten.

In paragraaf 3.3 is uiteengezet dat dit past in het gemeentelijk woningbouwprogramma, dat in regionaal verband door de provincie is geaccordeerd. Daarmee is het plan in overeenstemming met het gestelde in de Verordening Romte Fryslân.

3.3 Gemeentelijke beleid

Omgevingsvisie Smallingerland

De Omgevingsvisie is een toekomstvisie op hoofdlijnen. Een koersbepaling die aangeeft wat de gemeente belangrijk vindt en waar ze zich voor inzetten. De doelen die worden gesteld zijn met het oog op het jaar 2040. De gemeente zet zich in voor een gezond veilig, aantrekkelijk en economisch vitale gemeente. Er zijn drie leidende principes: duurzaam, inclusief en identiteit.

In de Omgevingsvisie worden vier hoofdlijnen geschetst:

  • 1. versterken van de positie van Drachten als regionaal verzorgingsgebied;
  • 2. versterken van Drachten als stad voor innovatieve maakindustrie;
  • 3. versterken van levendige, aantrekkelijke wijken en dorpen;
  • 4. versterken van de kwaliteit van het buitengebied.

Onder het versterken van levendige, aantrekkelijke wijken en dorpen is onder meer benoemd dat er woningen voor iedereen moeten worden aangeboden. De ambitie van de gemeente is dat iedereen in 2040 een mooie en passende plek heeft om te wonen. De gemeente biedt daarvoor ruimte voor verbouw en nieuwbouw van woningen om het aantal en de soort huizen af te stemmen op de vraag. De gemeente biedt ruimte voor nieuwbouw van woningen en verandering van functies naar wonen.

Door in het plangebied acht woningen te ontwikkelen wordt aangesloten bij het gestelde in de omgevingsvisie van Smallingerland.

Actualisatie gemeentelijk woonbeleid en woningbouwprogramma 2016 - 2025

In september 2016 heeft de gemeente Smallingerland haar woonbeleid en het woningbouwprogramma geactualiseerd. In de actualisatie is een woningbehoefte berekend van 900 woningen voor de periode 2015-2025. Dit komt neer op 90 woningen per jaar. Gelet op de verwachte woonbehoefte worden aanbevelingen gedaan voor nieuwe woningbouwplannen. Ten aanzien van appartementen wordt aanbevolen om deze bij voorkeur door middel van herbestemming van leegstaande panden te realiseren. Verder wordt vanuit de woonbehoefte en differentiatie van de woningvoorraad het wenselijk gezien om in te zetten op grondgebonden woningen van het type vrijstaand en twee-onder-één-kap. De focus van nieuwbouw ligt op inbreidingslocaties.

In het woonbeleid ligt een transformatieopgave voor braakliggende terreinen en verpauperde panden. Woningbouw op deze plekken is alleen mogelijk als er harde plancapaciteit uit het programma wordt geschrapt. Daarnaast gelden een aantal criteria:

  • ruimtelijke prioriteitstelling voor het centrum en langs invalswegen;
  • volkshuisvestelijke/maatschappelijke wenselijkheid;
  • gevolgen voor projecten elders.

In dit geval past het voorgenomen aantal woningen binnen de woonbehoefte van de komende jaren. De twee-onder-één-kapwoningen worden wenselijk geacht in het woonbeleid. Het plangebied ligt nabij een invalsweg naar het centrum en voldoet aan de volkshuisvestelijke behoefte. Daarmee is het plan in overeenstemming met het gemeentelijk woonbeleid.

Regionale afspraken Wonen 2016 - 2026, Woonregio Zuidoost Fryslân

Op regionaal niveau zijn afspraken ten aanzien van woningbouw vastgelegd door gemeenten en provincie. De gemeenten Heerenveen, Ooststellingwerf, Opsterland, Smallingerland en Weststellingwerf vormen samen de regio Zuidoost. Op 5 februari 2019 heeft de provincie een brief gestuurd aan de regio Zuidoost met woningbouwafspraken voor de periode 2016 tot 2026. Hierin zijn per gemeente afspraken gemaakt over de maximale binnenstedelijke en buitenstedelijke woningbouwruimte.

Voor de gemeente Smallingerland is er een maximale woningbouwruimte van 1.251 woningen voor 2016 tot 2026, met een aandeel van 40% binnenstedelijk en 60% buitenstedelijk. Daarnaast geldt er binnenstedelijk een extra planologische ruimte van 250 woningen ten behoeve van uitval of vertraging van binnenstedelijke projecten. De woningen van dit plan, passen binnen de beschikbare binnenstedelijke woningbouwruimte. Daarmee is de behoefte aan de woningen aangetoond en past het voornemen binnen de woningbouwafspraken van regio Zuidoost Fryslân.

Overigens is in het najaar van 2019 gestart met de voorbereiding van een nieuwe gemeentelijke woonvisie, als opvolger van het woonbeleid en woningbouwprogramma uit 2016. Hierin zal een geactualiseerd woningbouwprogramma worden opgenomen, waarin ook de woningen in het plangebied worden opgenomen.

Welstands- en reclamenota 2018

Het welstandsbeleid van Smallingerland is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving dient te behartigen. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen met de openbare ruimte de dagelijkse leefomgeving van de mensen in Smallingerland. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Het doel van het welstandstoezicht is om, in alle openheid, een bijdrage te leveren aan de belevingswaarde van de gemeente Smallingerland. Door het opstellen van welstandsbeleid wil de gemeente een helder, controleerbaar en klantgericht welstandstoezicht inrichten.

Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur van Smallingerland. Deze criteria zijn gebaseerd op de identiteit van Smallingerland en het architectonische vakmanschap en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie worden aangetroffen. Op grond van de ruimtelijke ontwikkeling van Smallingerland en op basis van veldwaarnemingen is een indeling gemaakt naar ruimtelijk en functioneel samenhangende gebiedsdelen. In Smallingerland zijn verschillende typen welstandsgebieden onderscheiden.

Het voorgenomen woningbouwplan zal worden getoetst door de welstandscommissie. Door te voldoen aan de geldende criteria zal een bouwplan worden gerealiseerd dat passend is in de omgeving.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. In de volgende paragrafen worden de relevante omgevingsaspecten en eventueel daaraan verbonden planologische randvoorwaarden behandeld.

4.1 Geluid

Toetsingskader

Ten aanzien van geluidshinder (anders dan inrichtingsgeluid) is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder vanuit wegen, spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidshinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang omdat er geen spoorwegen in de omgeving van het plangebied voorkomen en het plangebied niet binnen een geluidzone van een industrie of bedrijventerrein valt.

Toetsing

Wegverkeerslawaai
In de wet is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidshinder moet worden besteed. De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds. De voorkeursgrenswaarde van nieuw te bouwen woningen binnen de zone van wegen is 48 dB. Burgemeester en wethouders kunnen ingevolge artikel 83, lid 2 van de Wgh. een hogere waarde vaststellen, indien de nieuw te bouwen woningen, die nog niet zijn geprojecteerd, en zijn gelegen in een stedelijk gebied niet meer bedraagt dan maximaal 63 dB.

De wegen direct rondom het plangebied (Ratelwacht, Ringweg en Tramlaan) betreffen allen 30 km/uur-wegen, waarvoor geen noodzaak geldt tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek. De Stationsweg, die op een afstand van circa 110 meter ten westen van het plangebied loopt, betreft wel een 50 km/uur-weg. De woningen vallen in principe binnen de geluidzone van deze weg.

In het kader van eerdere bestemmingsplannen is echter al eens onderzoek gedaan naar wegverkeerslawaai afkomstig van de Stationsweg. Hieruit is naar voren gekomen dat de 48 dB-contour van de Stationsweg op 73 meter uit het hart van de weg ligt. Aangezien de woningen op grotere afstand komen te staan dan deze 73 meter, kan worden aangenomen dat ter plaatse van de woningen eveneens de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. Een akoestisch onderzoek is om die reden niet noodzakelijk.

4.2 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Voor woningbouwprojecten geldt als grenswaarde bij één ontsluitingsweg 1.500 woningen. Projecten onder dit aantal vallen onder de NIBM-regeling.

Toetsing

In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat in Drachten en omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.

Met dit plan worden acht woningen gerealiseerd. Daarmee geldt voor dit plan de NIBM-regeling. Het plan is van dermate kleine omvang dat niet in betekenende mate wordt bijgedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Toetsing

Met dit plan worden bodemgevoelige functies gerealiseerd. In een eerder stadium, ter motivering van het reeds vastgestelde bestemmingsplan, zijn meerdere bodemonderzoeken en saneringen uitgevoerd. Ten behoeve van de voorgenomen woningbouwontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 1 en hieruit bljkt dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen bestaan voor de voorgenomen nieuwbouw op de locatie.

4.4 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). De bescherming van Natura 2000-gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming.

Toetsing

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet Natuurbescherming. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het rijksbeleid voor de Natuur Netwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologisch Hoofdstructuur).

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, Van Oordt's Mersken, ligt op circa 6 kilometer afstand. Daarnaast liggen ook de Bakkeveense Duinen en Alde Feanen in nabijheid van het plangebied. Gezien de afstand, aard en de schaal van de ontwikkeling in het plangebied moet worden onderzocht of er sprake is van stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden.

Stikstofdepositie

Om te onderzoeken of er sprake is van stikstofdepositie als gevolg van het project op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden, is een stikstofberekening uitgevoerd aan de hand van de AERIUS-calculator. In het stikstofonderzoek (bijlage 2) is zowel de aanleg- als exploitatiefase berekend.

Uit de resultaten van de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie 0,00 mol/ha/jaar bedraagt. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring kunnen daarom worden uitgesloten. Het aspect stikstof vormt dan ook geen belemmering voor het plan.

Soortenbescherming

Ten aanzien van soortenbescherming is een quickscan flora en fauna uitgevoerd (bijlage 3). Hieruit is naar voren gekomen dat het project doorgang kan vinden binnen de kaders van de Wet natuurbescherming, mits men zich houdt aan de volgende aanbevelingen.

Algemene broedvogels

Het plangebied biedt mogelijkheden voor vogels om te broeden, in de bomen, struiken en gebouwen in of rondom het plangebied. Het gaat hier om soorten waarvan nesten alleen beschermd zijn tijdens het broedseizoen. Wij adviseren daarom om de werkzaamheden buiten de broedtijd uit te voeren. De broedtijd loopt grofweg van 15 maart – 15 juli. Er is echter geen standaard voor deze periode. Sommige soorten kunnen eerder of later in het jaar broeden. Wat van belang is, is of er een broedgeval is en of er sprake is van wezenlijke verstoring van het betreffende broedgeval. Eventueel kan tijdens de broedtijd gewerkt worden, dit dient dan te gebeuren onder begeleiding van een ecoloog.

Vleermuizen (verblijfplaatsen)

Eén van de in het plangebied aanwezige bomen kan mogelijk gebruikt worden als verblijfplaats voor vleermuizen door de aanwezige boomholte. Met de beoogde werkzaamheden blijft deze boom behouden, al zal deze boom wel binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden vallen, en daardoor verstoring ondervinden. Daarom wordt geadviseerd om verstoring zo veel mogelijk te voorkomen door overdadige lichtuitstraling tussen zonsondergang en zonsopkomst richting de bomen te vermijden.

Indien de desbetreffende boom (tweede boom vanuit het noorden gezien, figuur 2.2) toch wordt gekapt of lichtuitstraling in de richting van de boom niet kan worden voorkomen, luidt het advies allereerst te controleren of de holte geschikt is als verblijfplaats door middel van endoscopisch onderzoek. Is de holte geschikt bevonden, dan dient er nader onderzoek uitgevoerd te worden naar de aanwezigheid van vleermuisverblijfplaatsen in de te kappen boom.

Zorgplicht

Er kunnen soorten voorkomen in het plangebied waarvoor een vrijstelling geldt in geval van schade aan deze soorten. Op deze soorten is wel de zorgplicht van toepassing. Deze kan tot uiting worden gebracht door zo te werken dat dieren de kans krijgen om te vluchten naar habitat buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden of dieren (zoals vrijgestelde amfibieën) naar een dergelijke habitat te verplaatsen.

4.5 Water

Toetsingskader

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Wetterskip Fryslân, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is de digitale watertoets doorlopen om Wetterskip Fryslân in te lichten over het voornemen.

Toetsing

Ten behoeve van het bestemmingsplan is de digitale watertoets doorlopen. Hieruit is naar voren gekomen dat de normale procedure moet worden gevolgd. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 4. In deze paragraaf wordt ingegaan op de verschillende aspecten die uit de watertoets naar voren zijn gekomen.

Waterkwantiteit

In de huidige situatie is het plangebied geheel onverhard. Het terrein ligt braak en er ligt een gronddepot op een deel van het terrein. In de toekomstige situatie wordt verharding aangebracht in de vorm van een straat, paden, woningen en bijgebouwen. Deze verhardingstoename komt neer op, ruim genomen circa 1.500 m2. Om deze reden zal watercompensatie moeten worden uitgevoerd. Van de toegenomen verhardingsoppervlakte zal 10% moeten worden gecompenseerd. Binnen het plangebied zelf is hier geen ruimte voor. In overleg met de gemeente en met Wetterskip Fryslân is een locatie bepaald waar de watercompensatie uitgevoerd zal worden. Het betreft hier een bestaand oppervlaktewater nabij de N31. De HWA-riolering in de Ratelwacht is aangesloten op dit oppervlaktewater. Door de oppervlakte van deze waterpartij te vergroten wordt de benodigde extra watercompensatie geboden. In de uitvoeringsfase wordt aan de hand van de precieze verhardingsoppervlakte berekend hoeveel water moet worden gecompenseerd en wordt de compensatie vormgegeven. Hiermee is op dit punt voldaan aan de regelgeving.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

In dit geval wordt aangesloten op de bestaande riolering. Het hemelwater wordt zoveel mogelijk geïnfiltreerd.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. Het plangebied valt niet onder een beschermingszone.

Ruimtelijke adaptatie 

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Kansen moeten benut worden om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.

Bij de inrichting van het plangebied kan hierop geanticipeerd worden door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Door nú maatregelen te nemen, worden steden en dorpen mooier en wordt grote schade in de toekomst voorkomen. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen. Met voorgenoemd advies wordt bij de uitvoering van de plannen rekening gehouden.

4.6 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van archeologische (verwachtings)waarden in het plangebied is de Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra (FAMKE) geraadpleegd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, voor de steentijd-bronstijd en de ijzertijd-middeleeuwen. Op basis van de advieskaart steentijd-bronstijd geldt dat bij ruimtelijke ingrepen met een minimale oppervlakte van 2,5 ha een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Conform de advieskaart ijzertijd-middeleeuwen geldt dat bij ruimtelijke ingrepen van minimaal 5.000 m2 een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Deze grenswaarden worden met de voorgenomen ontwikkeling niet overschreden, waardoor geen onderzoek noodzakelijk is. Bovendien is met de ontwikkeling van winkelcentrum Noorderpoort de grond al verregaand geroerd en zijn eventuele waarden daardoor al aangetast.

4.7 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan beschreven moet worden hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

Volgens de gemeentelijke erfgoedvisie en -nota wordt uitgegaan van de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden.

Volgens de Cultuur Historische kaart is er geen sprake van cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk naar het aspect cultuurhistorie.

4.8 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een rustige woonwijk en een gemengd gebied. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Toetsing

Ten noordwesten van het plangebied staat een winkelcentrum, waarin onder meer twee supermarkten en dagwinkels aanwezig zijn. Om te onderzoeken of als gevolg hiervan geluidsoverlast ter plaatse van de woningen plaatsvindt, is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (bijlage 5). Uit het onderzoek blijkt dat het directe geluid vanwege de supermarkten en dagwinkels (langtijdgemiddeld beoordelingsniveau) ten hoogste LA,LT = 54 dB(A) in de dagperiode bedraagt en daarmee niet voldoet aan de richtwaarde van 50 dB(A). In de avond- en nachtperiode wordt voldaan aan de richtwaarden van respectievelijk 45/40 dB(A).

Voor wat betreft de maximale geluidniveaus geldt dat er wordt voldaan aan de richt-/grenswaarden van 70/65/60 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode.

De geluidniveaus vanwege de indirecte hinder bedragen niet meer dan 39 dB(A) in de dag- en avondperiode. Ook het totaal van directe en indirecte hinder voldoet aan de richtwaarde van 50 dB(A).

Om de overschrijving van de richtwaarde tegen te gaan, bevat het plan een geluidsscherm van schanskorven (2 meter). Daarmee wordt de gevelwaarde 49 dB(A) en wordt wel voldaan aan de richtwaarde. Daarmee heeft het voldoende effect voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de woningen. Het geluidsscherm is in de regels geborgd. Op die manier voldoet het plan aan wet- en regelgeving.

Er is geen noodzaak tot nader onderzoek of andere maatregelen dan het toepassen van de schanskorven aan de achterzijde van de percelen.

4.9 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In voornoemde Besluiten is een verantwoordingsplicht bij een toename van het groepsrisico opgenomen.

Het aspect externe veiligheid wordt beoordeeld met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het GR is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico. In algemene zin geldt dat wanneer het GR onder de oriënterende waarde blijft, er sprake is van een acceptabel risiconiveau.

Toetsing

In nabijheid van het plangebied is geen sprake van risicovolle inrichtingen en transportroutes die invloed hebben op de ontwikkeling in het plangebied. Dit blijkt uit raadpleging van de risicokaart. Daarentegen is wel sprake van risicovolle buisleidingen ten noorden en westen van het plangebied. Deze leidingen liggen echter op ruime afstand, waarmee de woningen niet binnen de aandachtsgebieden van deze leidingen liggen. Onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.10 Kabels, leidingen en zoneringen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing

In het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden moet worden.

4.11 Mer-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 7 juli 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Toetsing

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 30 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.


Hiervoor is een beoordelingsnotitie opgesteld, die is opgenomen als bijlage 6. Uit de beoordelingsnotitie blijkt dat er geen MER hoeft worden doorlopen voor dit plan.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Het plangebied is voorzien van de bestemmingen 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Wonen - 2'. De regeling hiervoor is afgestemd op het geldende en recente bestemmingsplannen in de gemeente (de sindsdien vastgestelde paraplubestemmingsplannen zijn hierin verwerkt).

Verkeer - Verblijfsgebied

De openbare weg in het plangebied, die tussen de twee-onder-één-kapwoningen en de Ratelwacht door loopt is bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Dit is overeenkomstig met de systematiek uit het geldende bestemmingsplan. De openbare straat is daarmee primair bestemd ter ontsluiting van de woningen en verblijfsgebied. Tevens mag hier geparkeerd worden.

Wonen - 2

De woonpercelen van de twee-onder-één-kapwoningen zijn bestemd als 'Wonen - 2', met een maximale goot- en bouwhoogte van 6 en 11 meter. Op die manier worden woningen van twee bouwlagen met een kap mogelijk gemaakt, hetgeen aansluit bij de het bebouwingsbeeld in de omgeving. De bouwvlakken zijn overeenkomstig de systematiek rondom het plangebied, volledig naar de achterzijde van de percelen doorgetrokken. Ook bijgebouwen dienen binnen dit bouwvlak gerealiseerd te worden. Binnen het bouwvlak mogen conform het initiatief maximaal 8 woningen worden ontwikkeld. Dit is door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geregeld.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoeringsaspecten van een ontwikkeling. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat de beoogde ontwikkeling maatschappelijk draagvlak heeft en dat de procedures op een goede manier worden doorlopen.

Inspraak en overleg

Op 2 maart 2022 is door de initiatiefnemer een informatiemiddag en -avond georganiseerd. Hiervoor waren omwonenden rondom de projectlocatie uitgenodigd. Op deze wijze zijn alle omwonenden in een vroeg stadium bij de plannen betrokken.

In het kader van het artikel 3.1.1. Bro vooroverleg is aan de vooroverlegpartners advies gevraagd over het bestemmingsplan.

Door de provincie Fryslân zijn opmerkingen gemaakt over natuurinclusief bouwen en het bodemonderzoek. Deze opmerkingen zijn verwerkt in de toelichting. Het verzoek van de provincie om, ondanks dat het plan voldoet aan de Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra (FAMKE), toch een archeologische dubbelbestemming in dit plan op te nemen, is niet in dit plan verwerkt. In overleg met de provincie wordt in een separaat traject tussen de gemeente en provincie bekeken hoe de FAMKE in de toekomst planologisch voor nieuwe toekomstige projecten geborgd wordt. Voor dit project wordt hier niets mee gedaan en is dit separate traject niet van toepassing.

Door het Wetterskip Fryslân is gevraagd om de manier van watercompensatie nader te onderbouwen. Dit is gedaan in de waterparagraaf in de toelichting.

Voor de Veiligheidsregio/brandweer Fryslân, Gasunie en TenneT geeft het plan geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Zienswijze

Vervolgens heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een zienswijze ingediend door de provincie Fryslân. In deze zienswijze heeft de provincie aangegeven dat de bijgevoegde Aerius-berekening is uitgevoerd aan de hand van een verouderde versie van de Aerius-calculator. De provincie vraagt om bij de vaststelling van het plan gebruik te maken van de meest recente Aerius-calculator van dat moment en de uitkomsten toe te voegen aan het plan.

Reactie gemeente

Naar aanleiding van de zienswijze van de gemeente is de stikstofberekening geactualiseerd aan de hand van de Aerius-calculator versie 26 januari 2023. Hieruit volgt geen significante stikstofdepositie. De resultaten zijn verwerkt in paragraaf 4.4.

Vaststelling

Het bestemmingsplan vervolgens ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het initiatief betreft de bouw van 8 woningen in Drachten en de realisatie van openbaar gebied. De initiatiefnemer heeft aangetoond over voldoende financiële middelen te beschikken voor de uitvoering van dit plan. De woningen worden tegen marktconforme prijzen aangeboden.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

De gemeente en initiatiefnemer hebben een anterieure overeenkomst gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de plankosten en eventuele planschade. Hiermee is het kostenverhaal voldoende verzekerd.