direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Drachtstercompagnie-Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2017DPO009-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Elke gemeente dient op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) om de tien jaar haar bestemmingsplannen te herzien of een beheersverordening op te stellen. De gemeente heeft er voor gekozen het bestemmingsplan Uitbreiding Drachtstercompagnie-Zuid van 9 oktober 2008 te actualiseren door een nieuw bestemmingsplan voor dit plangebied op te stellen. Hoewel het plan was bedoeld om woningbouw binnen het plangebied mogelijk te maken, is die gewenste woningbouw als gevolg van de crisis op de woningmarkt nog nauwelijks van de grond gekomen.

Het betreft de actualisatie van een bestaand ontwikkelingsplan, waarvan de uitgangspunten niet gewijzigd zijn. Het bestaande stedebouwkundig concept en de daarop geënte planopbouw zijn ook voor dit bestemmingsplan uitgangspunt. Wel wordt de planopbouw aangepast aan de huidige standaarden. Ten opzichte van het geldend plan zijn zeer bescheiden aanpassingen aangebracht.

Het voorliggende bestemmingsplan biedt hiermee een actueel planologisch-juridisch kader voor het plangebied.

Herijking leeswijzer

Aangezien het nu voorliggende plan vrijwel volledig past binnen de opzet van het geldend bestemmingsplan Uitbreiding Drachtstercompagnie-Zuid, ligt hierin de grondslag van de inhoudelijke onderbouwing. In deze toelichting wordt daarom volstaan met een actualisatie van het beleid waar nodig en het onderbouwen van de aanpassingen aan het oorspronkelijke plan. Dit leidt ertoe dat een kort hoofdstuk volgt met de formele verwijzing naar de toelichting van het bestemmingsplan Uitbreiding Drachtstercompagnie-Zuid en vervolgens uitleg geeft over de wijzigingen en actualisatie. Daarna volgt een hoofdstuk over de juridische vormgeving. In het laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Verantwoording

2.1 Relatie tot geldend plan

Het in 2008 vastgestelde en van kracht zijnde bestemmingsplan Uitbreiding Drachtstercompagnie-Zuid geeft qua analyse, beleidskader, onderzoek en planbeschrijving de basis voor het hier voorliggende bestemmingsplan. Onder verwijzing naar dit plan (zie ook Bijlage 1) wordt hier alleen ingegaan op de wijzigingen en een actualisatie waar nodig.

2.2 De wijzigingen

Om een actueel planologisch-juridisch kader te bieden voor het plangebied, is de planopbouw aangepast aan de huidige RO-standaarden. Dit heeft tevens gevolgen voor de weergave en naamgeving van een aantal specifieke aanduidingen. De nieuwe planopbouw wordt in hoofdstuk 3 toegelicht.

Het geldend bestemmingsplan is op een aantal punten gewijzigd om beter aan te sluiten op de veranderde vraag en nieuwe inzichten. Concreet betekend dit de volgende aanpassingen:

  • 1. De geldende woonbestemming is in overeenstemming met de huidige systematiek van de gemeente aangepast naar 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 2 en 3' en 'Wonen -3', respectievelijk voor vrijstaande woningen, twee-onder-een-kap-woningen en rijwoningen van maximaal drie woningen, afhankelijk van het type woning dat ter plaatse is beoogd.
  • 2. Twee woongebieden kenden in het voormalige plan een bijzondere bijgebouwenregeling. In het nieuwe plan is ervoor gekozen om de meer gebruikelijke bijgebouwenregeling op te nemen, die ook elders in de gemeente wordt gehanteerd. De speciale bijgebouwenregeling is wel opgenomen voor de reeds bestaande woning aan De Feart 10, in het oosten van het plangebied, omdat daarmee het huidige beleid wordt gecontinueerd.
  • 3. Er zijn wijzigingen aangebracht ten aanzien van de in het plangebied te behouden singels. De bestaande singels aan de noordzijde van het plangebied worden niet langer beschermd middels een specifieke regeling (aanduiding 'specifieke vorm van groen - te handhaven singel'). De handhaving van deze singels is onder druk komen te staan, omdat deze gronden in privaat eigendom (als tuin) zijn gekomen. Voor de singel aan de zuidzijde van het plangebied geldt deze aanduiding wel. Het behoud van deze singel is belangrijk voor de landschappelijk inpassing en afronding van het plan. Ook is deze aanduiding opgenomen voor één van de singels die noord-zuid door het plangebied loopt (in het westen van het plangebied). Om handhaving van deze singel mogelijk te maken is de beschermingszone van deze singel verbreed. De naastgelegen bouwvlakken aan de noordzijde van het plangebied zijn hierdoor verkleind. In het bouwvlak ten oosten van deze singel is hierdoor niet langer de realisatie van twee maar nog slechts één woning mogelijk.
  • 4. In aansluiting op de reeds verleende omgevingsvergunning is het bouwvlak voor de rijwoningen in het oosten van het plangebied ingekort. Het aantal woningen dat hier is toegestaan, blijft ongewijzigd.
  • 5. De regels van dit bestemmingsplan zijn geactualiseerd in zoverre dat de planologisch-juridische regeling voortkomend uit het recent vastgestelde facetbestemmingsplannen "Parapluplan parkeernormen" (vastgesteld op 10 januari 2017) en "Partiële herziening Wonen-werken en Werk aan huis" (vastgesteld 17 maart 2015) ook in dit bestemmingsplan zijn verwerkt.

Op onderstaande afbeeldingen zijn de geldende en nieuwe plankaart (tegenwoordig: verbeelding) weergegeven. Hieruit zijn de verschillen voortkomend uit de doorgevoerde aanpassingen af te leiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2017DPO009-0401_0001.png"

Figuur 1. Fragment bestemmingsplan 2008

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2017DPO009-0401_0002.png"

Figuur 2. Fragment bestemmingsplan 2017

Het gevolg van bovenstaande wijzigingen is dat er geringe veranderingen ontstaan in de gebruiks- en bouwmogelijkheden. De wijzigingen zijn van ondergeschikte aard. Het bestaande stedebouwkundig concept en de daarop geënte planopbouw zijn ongewijzigd.

2.3 Verantwoording

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. Daarin staat dat pas als herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied onvoldoende ruimte biedt om aan de ruimtevraag van het plan te voldoen, er sprake kan zijn van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het begrip ‘stedelijke ontwikkeling’ is daarbij als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

De ‘ladder’ kent drie treden:

  • Trede 1: de regionale ruimtebehoefte; het betreft de vraag naar de ontwikkeling in de regio.
  • Trede 2: bestaand stedelijk gebied; in deze trede wordt bekeken of binnen het bestaande stedelijke gebied in de behoefte voor de functie kan worden voorzien.
  • Trede 3: multimodaal ontsluiten; in deze trede gaat het om stedelijke uitleg en wel op een zodanige locatie dat het uitleggebied (in potentie) multimodaal ontsloten kan worden.

Gezien de ladder duurzame verstedelijking pas is geïntroduceerd nadat het bestemmingsplan ‘Uitbreiding Drachtstercompagnie-Zuid' is vastgesteld, zijn in de toelichting van dat bestemmingsplan de treden van de ladder logischerwijs niet doorlopen. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van woningbouw en daarmee in een ‘stedelijke ontwikkeling’. Het is op grond hiervan van belang de ladder aanvullend aan het al geldende beleidskader, toe te passen.


De locatie vormt de uitbreidingslocatie Drachtstercompagnie-Zuid. Het geldende bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van woningbouw op deze locatie. Van de destijds geplande 30 woningen zijn 6 gerealiseerd. In het onderhavige bestemmingsplan wordt het aantal nog nieuw te realiseren woningen van 24 naar 23 gebracht. De bestaande plancapaciteit wordt dus met één woning verminderd. Op grond hiervan kan een beargumentatie van de ladder achterwege blijven en kan worden geconcludeerd dat dit nieuwe plan past binnen het geldende beleidskader.

Gemeentelijk beleid

Voorliggend bestemmingsplan is passend binnen het gemeentelijk beleid. De bestaande plancapaciteit van 30 woningen is opgenomen in het geactualiseerde woningbouwprogramma "Actualisatie gemeentelijk woonbeleid en woningbouwprogramma 2016 t/m 2025", zoals in september 2016 is vastgesteld door de gemeenteraad.

Ecologisch onderzoek

Met oog op de 'verjaring' van eerder voor het bestemmingsplan uitgevoerd ecologisch onderzoek en vanwege gewijzigde wetgeving is een nieuw ecologisch onderzoek uitgevoerd. De rapportage van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 2 Advies natuurwaarden Drachtstercompagnie Zuid. Het Advies natuurwaarden behandelt de ecologische beoordeling van het planvoornemen. De effecten op natuurwaarden zijn beoordeeld in relatie tot de Wet natuurbescherming (Wnb) met de daaraan gekoppelde provinciale verordening en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid.

Uit het onderzoek komt het volgende naar voren:

BESCHERMDE GEBIEDEN

Beschermde gebieden in het kader van de Wnb (Natura 2000) worden door grote afstand van het plangebied, in combinatie met de bescheiden aard en omvang van de ontwikkeling niet negatief beinvloed.

Beschermde gebieden in het kader van de Verordening Romte Fryslân 2014 worden door voldoende afstand van het plangebied, in combinatie met de bescheiden aard en omvang van de ontwikkeling niet negatief beïnvloed.

BESCHERMDE SOORTEN

Binnen het plangebied komen enkele beschermde natuurwaarden voor, dan wel zijn te verwachten. Dit betreft een aantal soorten die vrijwel alleen in het water of de oeverzone voorkomen, in dit geval de greppels grenzend aan het plangebied: ringslang, otter en waterspitsmuis. Daar het water met oeverzone behouden blijft treedt geen negatief effect door de ontwikkeling. Wel is er mogelijke nest plaats voor boomvalk in een van de elzensingels.

Conclusie is dat er mogelijk negatief effect is op de boomvalk. Nader onderzoek is nodig om vast te stellen of deze soort hier nestelt.

Voor de overige soorten zijn als gevolg van het plan geen verbodsovertredingen in het kader van Wnb ten aanzien van beschermde soorten aan de orde.


Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd kunnen in gebruik zijnde nesten van vogels worden verstoord of vernietigd, dit is bij wet verboden (Wnb artikelen 3.1 en 3.5). Vernietiging of verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen kan voorkomen worden door bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen. Daarbij ligt de nadruk op het verwijderen van beplanting, opgaand groen en gebouwen. De Wnb kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor vogels van open grasland valt het broedseizoen tussen 15 maart en 15 juli.

Conclusie Advies natuurwaarden

Uit het onderzoek naar effecten op beschermde natuurwaarden blijkt dat nader onderzoek naar de boomvalk noodzakelijk is om te bepalen of een ontheffing voor deze soort noodzakelijk is. De andere aanwezige natuurwaarden vormen geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Deze conclusie geldt voor de beschermde soorten en gebieden en de noodzaak van ontheffingen dan wel vergunningen.

Nader onderzoek ecologie

In navolging van de conclusie uit het Advies natuurwaarden is een nader onderzoek uitgevoerd naar de boomvalk. Voor de zekerheid is ook de Ransuil meegenomen in dit onderzoek. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in Bijlage 3 Nader onderzoek ecologie. Op basis van de gedane veldbezoeken kan worden geconcludeerd dat in of direct om het plangebied geen nestplaatsen van ransuil en boomvalk aanwezig zijn. Met de kap van de onderzochte houtsingel gaat geen jaarrond beschermde nestplaats verloren; er worden ten aanzien van ransuil en boomvalk geen verbodsbepalingen uit de Wnb overtreden. Ook verdwijnt geen essentieel foerageergebied voor ransuilen of boomvalken bij uitvoering van het plan. Voor broedparen van deze soorten die op grotere afstand van het plangebied broeden is en blijft in ruime mate alternatief foerageergebied aanwezig.

Conclusie

Uit het Advies natuurwaarden en het uitgevoerde nader onderzoek blijkt dat het planvoornemen niet strijdig is met de Wet natuurbescherming of het provinciaal natuurbeleid. Het bestemmingsplan is uitvoerbaar wat betreft het aspect ecologie.

Hoofdstuk 3 Juridische toelichting

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. Allereerst zal kort worden ingegaan op de die door de gemeente wordt gehanteerd. Daarna komen de verschillende bestemmingen, die op de verbeelding en in de regels voorkomen, aan bod.

3.2 Plansystematiek

Algemeen

Wat betreft de opzet van de regels en de verbeelding heeft de gemeente aansluiting gezocht bij de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). De standaardopzet betreft onder meer de opbouw van de regels en de verbeelding, de benaming van bestemmingen en een aantal standaardbegripsbepalingen.

Digitaal en analoog

De regels zijn zodanig opgesteld dat deze kunnen fungeren in zowel een digitaal bestemmingsplan, als in een analoog bestemmingsplan. Het digitale bestemmingsplan is weliswaar het bindende plan, het is nog steeds mogelijk een analoge versie van het bestemmingsplan te raadplegen. Het plan voldoet daarmee aan de Wet ruimtelijke ordening.

Vaste hoofdstukindeling planregels

De hoofdstukindeling van de regels van het bestemmingsplan is als volgt ingericht:

Inleidende regels:

  • Begrippen.
  • Wijze van meten.

Bestemmingsregels:

  • Bestemmingen.

Algemene regels:

  • Anti-dubbeltelregel.
  • Algemene gebruiksregels.
  • Algemene afwijkingsregels.
  • Algemene wijzigingsregels.

Overgangs- en slotregels:

  • Overgangsrecht.
  • Slotregel.

Inrichting bestemmingsregels

De bestemmingsregels zijn als volgt ingericht:

  • 1. Bestemmingsomschrijving.
  • 2. Bouwregels.
  • 3. Specifieke gebruiksregels (indien van toepassing).
  • 4. Afwijken van de specifieke gebruiksregels (indien van toepassing).

Bestemmingsomschrijving

In de regels is uitgegaan van een volledige opsomming van wat binnen een bestemming functioneel is toegestaan. Soms komt het voor dat verschillende functies of bestemmingen naast elkaar zijn toegelaten, soms als primaire bestemming en soms als ondergeschikte bestemming.

Ondergronds bouwen

Binnen een bouwvlak is ondergronds bouwen in beginsel toegestaan als het gebruiksdoel niet in strijd is met de aan de gronden toegekende bestemming.

Erf- en terreinafscheidingen

De toegelaten hoogte van erf- en terreinafscheidingen is in de regels opgenomen.

Criteria bij afwijken of wijziging

Bij de afwijkingen bij omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden worden in de regels algemene beoordelingscriteria genoemd. In een omgevingsvergunning of wijzigingsplan dienen deze geconcretiseerd te worden, in de eerste plaats in de regels en voorts in de toelichting daarop.

Algemene regels

De algemene regels zijn voor de overzichtelijkheid in het hoofdstuk ‘algemene regels’ opgenomen. Slechts in enkele gevallen bestaat er noodzaak om specifieke gebruiksregels te formuleren. De specifieke gebruiksregels zijn in de desbetreffende bestemmingsregels opgenomen.

Dit geldt ook voor de afwijkingen bij omgevingsvergunning en de wijzigingsbevoegdheden; deze zijn in de algemene regels opgenomen en, voor zover nodig, als specifieke regel in de desbetreffende bestemmingsregels.

Overgangs- en slotregels

Overeenkomstig de algemene regels zijn ook de overgangs- en slotregels gezamenlijk in een hoofdstuk opgenomen.

3.3 Bestemmingen

In voorliggend bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

Groen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor de groenvoorziening in het plangebied. De bestaande inrichting met sloten en boomsingels die op de verbeelding zijn aangeduid als 'specifieke vorm van groen - te handhaven singel' dienen in stand te worden gehouden en versterkt. Binnen deze bestemming vallen ook de bermen en beplanting, speelvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen en waterlopen en waterpartijen. Voet- en fietspaden zijn binnen de bestemming toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - langzaam verkeersverbinding' is in elk geval een verbinding gewenst.

Binnen de bestemming Groen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die de mogelijkheid biedt om de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' te wijziging in de bestemming 'Verkeer - Verblijf' ten behoeve van de ontsluiting van toekomstige bebouwing ten zuiden van het plangebied.

Verkeer - Verblijf

De ontsluitingswegen in het plangebied hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijf'. Binnen deze bestemming kunnen de wegen, straten en pleinen, parkeervoorzieningen en voet- en rijwielpaden worden gerealiseerd.

Wonen - 1

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor vrijstaande woonhuizen, eventueel in combinatie met werk aan huis en/of bêd en brochje. De woningen moeten binnen een bouwvlak worden gerealiseerd. Binnen deze bestemming is per bouwvlak 1 woning toegestaan, tenzij op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding "maximum aantal wooneenheden" een ander aantal is aangegeven. De maatvoeringen voor de goothoogte, bouwhoogte en dekhelling zijn middels aanduidingen op de verbeelding aangegeven. Het hoofdgebouw mag niet meer dan 60% van het bouwperceel beslaan en waarbij een maximaal oppervlakte van 150 m2 geldt. De voorgevel van het hoofdgebouw moet in de voorgevelbouwgrens staan en het hoofdgebouw mag niet dieper zijn dan 15 meter.

De meest zuidwestelijk gelegen woning vormt een statement als afronding van het wijkje. De inhoud van deze woning dient ten minste 600 m3 te bedragen. Dit is geregeld met de aanduiding "minimum volume (m3)". De gronden ter plaatse van de aanduiding "water" dienen te worden ingericht met water, steigers en vlonders.

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afwijkende bijgebouwenregeling", die is opgenomen voor de bestaande woning in het westen van het plangebied, geldt dat oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 150m2 in plaats van 100 m2 mag bedragen.

Wonen - 2

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor halfvrijstaande woonhuizen, eventueel in combinatie met werk aan huis en/of bêd en brochje. De woningen moeten binnen een bouwvlak worden gerealiseerd. Binnen deze bestemming zijn per bouwvlak 2 woonhuizen (aaneengebouwd) toegestaan, tenzij op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding "maximum aantal wooneenheden" een ander aantal is aangegeven. De maatvoeringen voor de goothoogte, bouwhoogte en dekhelling zijn middels aanduidingen op de verbeelding aangegeven. Het hoofdgebouw mag niet meer dan 60% van het bouwperceel beslaan en waarbij een maximaal oppervlakte van 120 m2 geldt. De voorgevel van het hoofdgebouw moet in de voorgevelbouwgrens staan en het hoofdgebouw mag niet dieper zijn dan 12 meter.

Wonen - 2 en 3

De voor 'Wonen - 2 en 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor halfvrijstaande woonhuizen en woonhuizen in rijen (meer dan twee aaneengebouwd), eventueel in combinatie met werk aan huis en/of bêd en brochje. De woningen moeten binnen een bouwvlak worden gerealiseerd. Het aantal woonhuizen mag ten hoogste het ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven aantal bedragen. De maatvoeringen voor de goothoogte, bouwhoogte en dekhelling zijn middels aanduidingen op de verbeelding aangegeven. Het hoofdgebouw mag niet meer dan 60% van het bouwperceel beslaan. Er geldt een maximaal oppervlakte van 120 m2 voor halfvrijstaande woonhuizen en 100 m2 per woonhuis behorend bij een rij. De voorgevel van het hoofdgebouw moet in de voorgevelbouwgrens staan en het hoofdgebouw mag in geval van halfvrijstaande woningen niet dieper zijn dan 12 meter. Voor de woonhuizen in rijen geldt een maximale diepte van 10 meter voor het hoofdgebouw.

Wonen - 3

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor woonhuizen in een rij (meer dan twee aaneengebouwd), eventueel in combinatie met werk aan huis en/of bêd en brochje. Het aantal woonhuizen mag ten hoogste het ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven aantal bedragen. De maatvoeringen voor de goothoogte, bouwhoogte en dekhelling zijn middels aanduidingen op de verbeelding aangegeven. De woningen moeten binnen een bouwvlak worden gerealiseerd. Het hoofdgebouw mag niet meer dan 60% van het bouwperceel beslaan en waarbij een maximaal oppervlakte van 100 m2 geldt. De voorgevel van het hoofdgebouw moet in de voorgevelbouwgrens staan en het hoofdgebouw mag niet dieper zijn dan 10 meter.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling die in dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt is qua economische uitvoerbaarheid gelijk aan de opzet van het bestemmingsplan "Uitbreiding Drachtstercompagnie-Zuid". Uit de daarbij behorende exploitatieopzet blijkt dat de beoogde ontwikkelingen economisch uitvoerbaar zijn.

4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het voorontwerp heeft van 18 augustus t/m 14 september 2017 ter inzage gelegen ten behoeve van de inspraak. Er zijn geen inspraakreacties ontvangen. Tevens is het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro toegestuurd aan de overlegpartners. Er zijn twee overlegreacties ontvangen. Deze worden onderstaand besproken.

Provincie Fryslân

Op 14 augustus 2017 is een vooroverlegreactie van de provincie Fryslân ontvangen. De provincie geeft in haar reactie aan dat de provinciale belangen op juiste wijze in het plan zijn verwerkt. Wel merken zij op dat het ecologisch onderzoek, dat in 2005 heeft plaatsgevonden, niet meer actueel is. Zij adviseren om het bestemmingsplan te voorzien van een actuele ecologische beoordeling.

REACTIE

Naar aanleiding van deze overlegreactie is opnieuw ecologisch onderzoek in het plangebied verricht. Dit onderzoek is uitgevoerd en verwerkt in het bestemmingsplan (zie hoofdstuk 2).

Brandweer Fryslân

Van Brandweer Fryslân is op 25 augustus 2017 reactie op het plan ontvangen. Hierin zijn de bevinden en advies van de brandweer weergegeven. Het advies richt zich op het optimaliseren van de veiligheidssituatie. De Brandweer ziet geen noodzaak om opmerkingen bij het voorontwerpbestemmingsplan te maken. Wel is repressief advies opgenomen. Hierin komen aspecten aan bod die van belang zijn voor de basisbrandweerzorg, zoals de bereikbaarheid, de beschikbaarheid van bluswater, opkomsttijden en zelfredzaamheid.

REACTIE

Van het advies van Brandweer Fryslân wordt kennis genomen voor de verder ontwikkeling van het plangebied. Voor voorliggende bestemmingsplan heeft dit advies geen directe gevolgen.