direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Winkelcentrum Noorderpoort
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2016SNO009-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het winkelcentrum Noorderpoort op de hoek van de Stationsweg en Ringweg in Drachten biedt onderdak aan een aantal winkels, waaronder twee supermarkten. Beide supermarkten vinden de ruimte waarbinnen zij nu opereren te krap om hun winkelformule goed te kunnen realiseren. Dit is aanleiding om het winkelcentrum aan te passen en uit te breiden op de locatie van het naastgelegen voormalige busstation. Recentelijk is de busremise van het busstation gesloopt. Een deel van dat terrein is inmiddels ingericht als parkeerterrein in afwachting van verdere ontwikkelingen.

De geplande ontwikkelingen passen niet binnen het geldende bestemmingsplan Drachten Noord-Oost. Om de ontwikkeling desondanks toch mogelijk te maken is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.

In onderstaande figuur is de globale ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2016SNO009-0401_0001.png"

Figuur 1. Luchtfoto Winkelcentrum Noorderpoort, plangebied in rood

1.2 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 gaat in op de toekomstige situatie van het plangebied. Hoofdstuk 3 behandelt de relevante beleidskaders op Rijks- provinciaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de planologische beperkingen waar bij de planontwikkeling rekening mee moet worden gehouden. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de bij het plan behorende planregels. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

In de bestaande situatie is op het terrein het buurtwinkelcentrum Noorderpoort gevestigd met daarboven kantoorruimte en 56 (woon)appartementen. De bestaande oppervlakte van het winkelcentrum is ongeveer 5000 m2. Op het naastgelegen terrein was het busstation gevestigd. Dit busstation is al lange tijd niet meer in gebruik en is inmiddels gesloopt. Aan de zijde van de Stationsweg is inmiddels op de plaats van het voormalige busstation een parkeerterrein gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2016SNO009-0401_0002.png"

Figuur 2. Voormalig busstation en nieuwe inrichting aan de zijde van de Stationsweg

Op de plaats waar de bussen in het verleden gestald werden, aan de zijde van de Ratelwacht, zijn de bouwwerken inmiddels gesloopt maar is verder nog niet ingevuld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2016SNO009-0401_0003.png"

Figuur 3. Voormalig busstation vanaf de Ratelwacht met entree voor de distributielogistiek

Met name aan de zijde waar de Aldi-supermarkt is gevestigd, Ratelwacht-Ringweg, leidt de distributie en het parkeren van klanten momenteel tot veel spanning met de directe (woon)omgeving.

2.2 Toekomstige situatie

Gebouw

In de toekomstige situatie wordt het terrein van het voormalig busstation herontwikkeld. Op deze locatie zal het bestaande winkelcentrum uitbreiden tot ruim 7.200 m2  bvo. De Jumbo-supermarkt breidt in de toekomstige situatie uit richting de Tramlaan in het nieuw te realiseren deel van het winkelcentrum; de Aldi supermarkt breidt binnen in het winkelcentrum uit. De Aldi-supermarkt grijpt deze ontwikkeling aan om de entree voor het winkelend publiek te verschuiven van de hoek Tramlaan-Ratelwacht in westelijke richting meer centraal in de winkel. Bestaande winkels in het winkelcentrum worden met het planvoornemen elders binnen het winkelcentrum gefaciliteerd. De kantoorruimte en woningen boven het winkelcentrum blijven in de toekomstige situatie gelijk, met dit planvoornemen wordt hier niets aan veranderd. De kantoorruimte en woningen met bijbehorende parkeerplaatsen in de parkeerkelder zijn dan ook niet in dit planvoornemen opgenomen.

Parkeren

Er wordt aanvullende parkeergelegenheid ten behoeve van het winkelcentrum gerealiseerd, waarvan een belangrijk deel inmiddels – vooruitlopend op dit bestemminsplan – al is gerealiseerd. Het parkeren ten behoeve van het winkelcentrum zal zich aan de zijde van de Ringweg en de Stationsweg bevinden. In totaal zijn rond het winkelcentrum in de nieuwe situatie in totaal 378 parkeerplaatsen voor bezoekers beschikbaar. Daarnaast worden aan de oostzijde van het uit te breiden winkelcentrum tegen de gevelwand circa 23 parkeerplaatsen voor personeel gerealiseerd en zijn in de parkeergarage (naast de reeds bestaande parkeerplaatsen voor bewoners) 66 parkeerplaatsen beschikbaar voor de commerciële ruimten.

Rijroutes

De aan de zijde van de Ratelwacht aanwezige entree voor vrachtauto's voor de bevoorrading van de winkels, zal komen te vervallen. Vrachtauto's dienen na uitvoering van dit plan vanaf de Tramlaan naar de achterzijde van het winkelcentrum te rijden. Daar is voorzien in keermogelijkheden, zodat vrachtauto's niet langer van de Ratelwacht hoeven te rijden. De huidige entree verdwijnt.

Zoals hiervoor al aangegeven, verdwijnt de entree van de Aldi-supermarkt op de hoek van de Ratelweg/Ringweg. Daardoor vermindert de verkeersdruk aan deze zijde. Ook is het straks niet meer mogelijk om via de Ratelwacht het parkeerterrein op te rijden. Deze entree verschuift evenals de winkelentree van de Aldi, in westelijke richting.

Groenstrook

Achter het winkelcentrum zal langs de Ratelwacht een brede groenstrook worden gerealiseerd, waardoor het zicht van de bewoners op het winkelcentrum zal worden beperkt.

De navolgende inrichtingsschets geeft de toekomstige situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2016SNO009-0401_0004.png"

Figuur 4. Inrichtingsschets winkelcentrum Noorderpoort Drachten.(Bron: BruZan Projecten BV)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. Met deze structuurvisie gooit het Rijk het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts dertien nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze dertien belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De ruimtelijke ordening komt zo dichter bij burgers en bedrijven. Doordat het Rijk meer overlaat aan gemeenten en provincies komen burgers en bedrijven centraal te staan.

Het Rijk richt zich op drie doelen: Nederland concurrerend, bereikbaar en leefbaar maken:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Om die doelen te bereiken, zijn nationale belangen benoemd. Dat zijn onder meer:

  • het vestigingsklimaat;
  • de hoofdnetwerken voor energie;
  • het vervoer van personen en goederen;
  • waterveiligheid;
  • natuur en milieukwaliteit;
  • bescherming van het nationale werelderfgoed.

Het Rijk gaat ervan uit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving opgedragen worden aan de andere overheden goed door hen worden behartigd. Waar het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bepalingen bevat gericht op gemeentelijke bestemmingsplannen, gaat het Rijk ervan uit dat deze doorwerking krijgen. Het Rijk zal tijdens het opstellen en vaststellen van bestemmingsplannen dan ook niet toetsen op een correcte doorwerking van nationale belangen. Geen van de nationale belangen speelt echter een rol bij het voorliggende bestemmingsplan. Het plan is daarmee niet in strijd met het rijksbeleid zoals dat is geformuleerd in de SVIR.

Ladder duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6 lid 2 Bro geeft aan dat de toelichting van een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen aan een aantal voorwaarden. Onder een stedelijke ontwikkeling wordt de ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen bedoeld. Het voorliggende bestemmingsplan maakt, gezien het bovenstaande, nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk. De volgende voorwaarden zijn van toepassing:

  • 1. Is er een regionale behoefte?
  • 2. Is de regionale behoefte op te vangen binnen bestaand stedelijk gebied
  • 3. Zoek een locatie die multimodaal ontsloten is of kan worden voor de resterende regionale behoefte

Regionale behoefte Jumbo

Bij de Nederlandse consument neemt de interesse voor lekker, gezond en verantwoord eten, snel toe. De aspecten vers, lokaal en authentiek komen steeds centraler te staan in de eisen- en wensenlijst van de consument. De consument is kritischer en veeleisender en er wordt verlangd dat de dagelijkse aankopen op een gemakkelijke en efficiënte wijze kunnen plaatsvinden, het liefst dichtbij de woonplek, goed bereikbaar zowel te voet als met de fiets.

Bovenstaande toont aan dat een fullservice supermarkt zoals de Jumbo een grote vloeroppervlakte nodig heeft om duurzaam te kunnen bestaan. De huidige Jumbo-supermarkt geschikt niet over een toekomstbestendige winkelmaat. Om te kunnen blijven voldoen aan de wensen van de consument en om zo toekomstbestendig te zijn is een vergroting van vloeroppervlakte nodig.

Regionale behoefte Aldi

Uit het onderzoek van GFK (2014) wordt geconcludeerd dat de Aldi-supermarkten een bijzondere positie innemen binnen de Nederlandse super-marktstructuur. Deze bijzondere positie wordt ingegeven door een aantal unieke kenmerken:

  • Een relatief klein assortiment van circa 1.000 artikelen. Ter vergelijking: een fullservice supermarkt heeft een assortiment van 15.000 tot 30.000 afzonderlijke producten dat niet per vestiging gelijk hoeft te zijn. Dit is bij Aldi wel het geval. Andere goedkope supermarkten (Lidl en Nettorama) hebben ook een groter assortiment met circa 3.000 tot 5.000 artikelen.
  • Opvallend is de beperkte omvang van het vers-assortiment. Voor (full)service-supermarkten zijn vers-artikelen namelijk een belangrijke manier om zich te onderscheiden van de concurrent, terwijl een hard-discounter slechts een 'basis'-assortiment in vers heeft.
  • Om het lage prijsniveau te behalen, biedt een harddiscounter een lager serviceniveau dan andere supermarkten. Dit vertaalt zich bijvoorbeeld in verkoop uit displayverpakkingen, waardoor minder vakkenvullers nodig zijn.

Door deze kenmerken heeft Aldi een beperkt marktaandeel in een gebied en heeft een Aldi een veel groter verzorgingsgebied (15.000 - 25.000 inwoners) nodig dan reguliere supermarkten (4.000-7.500 inwoners). Dit wordt door klantenherkomstonderzoek bevestigd. Hieruit blijkt ook dat consumenten Aldi vooral (70% -80%) per auto bezoeken. Deze kenmerken maken dat Aldi een relatief groot ruimtebeslag heeft (veel parkeren), waardoor een goed bereik-bare locatie gewenst is.

Aan bovenstaande eisen kan op de locatie Noorderpoort worden voldaan mits er ook voldoende vloeroppervlakte beschikbaar is. De huidige totaaloppervlakte van Aldi is circa 950 m2 terwijl een moderne Aldi vestiging beschikt over bruto oppervlakte tussen de 1400 en 1700 m2. Dit resulteert dan in netto verkoopvloeroppervlaktes tussen de 1000 en 1400 m2. Deze ruimte is, na herschikking van de bestaande gebruikers, beschikbaar zonder dat daarvoor uitbreiding van het gebouw noodzakelijk is, behoudens een kleine aanbouw voor laden en lossen.

Bestaand stedelijk gebied

Het planvoornemen wordt gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied. De regionale behoefte zoals hierboven beschreven kan hiermee dus opgevangen worden binnen bestaand stedelijk gebied. Hiermee is het plan voldoende gemotiveerd.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

Op 13 december 2006 is het Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit fan de Romte' door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Dit integraal-ruimtelijk beleidsplan heeft betrekking op de periode 2006-2016. Na 2016 wordt de Omgevingsvisie geïntroduceerd waarin provinciale ruimtelijke afspraken gemaakt worden.

Uitgangspunt van de provincie voor hun ontwikkelingsgerichte tweeledige ruimtelijke beleid is 'een ondeelbaar Fryslân met ruimtelijke kwaliteit'. Een ondeelbaar Fryslân benadrukt dat stad en platteland elkaar nodig hebben en elkaar ondersteunen. Een Fryslân met ruimtelijke kwaliteit benadrukt het bovenlokale belang bij het in stad houden en verdere ontwikkeling van de landschappelijke kwaliteiten van Fryslân. Op die manier wil de provincie een economisch sterk en tegelijkertijd mooi Fryslân creëren. Er wordt ingezet op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent dat in alle ruimtelijke plannen expliciet aandacht moet worden besteed aan de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde. De provincie streeft na waar mogelijk zaken op lokaal niveau te regelen, maar waar dat nodig is op provinciaal niveau op te pakken.

Steden

Leefbare steden en een vitaal en aantrekkelijk platteland versterken elkaar wanneer ze elkaar aanvullen. Daarom wordt gekozen voor concentratie van verstedelijking in stedelijke gebieden. Wat betreft het platteland moet de vitaliteit en leefbaarheid bewaard blijven, met werk en voorzieningen die passen bij de aard en schaal van het gebied.

De verstedelijking dient geconcentreerd te worden in de stedelijke bundelingsgebieden, vooral in de economische kernzones (A7-zone en Westergozone) en hierbinnen ook bij voorkeur in de grotere kernen om corridorvorming te voorkomen. Door de provincie is een aantal stedelijke centra genoemd die samen het stedelijk netwerk van Fryslân vormen: Leeuwarden, Drachten, Heerenveen, Sneek, Harlingen en Dokkum. De stedelijke centra dienen elkaar onderling aan te vullen. Ze hebben een functie in het vestigen van (inter)nationaal georiënteerde bedrijvigheid, het scheppen van een prettig woonklimaat en het bieden van voldoende voorzieningen.

Om de leefbaarheid in stedelijke centra te verhogen is variatie het devies op stedelijk en wijkniveau. Dit komt tot uitdrukking in:

  • het streven naar een evenwichtige bevolking- en huishoudensamenstelling door een meer gevarieerd en gedifferentieerd woningaanbod (voor-namelijk ook aanbod in het hogere segment creëren);
  • het bijdragen aan een structureel lagere werkloosheid en een hoog voorzieningenniveau door een ruimtelijke concentratie hiervan;
  • voldoende bedrijvigheid en werkgelegenheid op alle niveaus, vooral verbeteren van de kennisinfrastructuur zodat afgestudeerden kunnen worden gebonden aan de stad;
  • het vergemakkelijken van de combinatie arbeid en zorgtaken.

De herontwikkeling van het terrein van het voormalige busstation past goed in de visie van de provincie Fryslân. De ontwikkeling vindt plaats binnen het bestaand bebouwd gebied en zorgt voor een versterking van het voorzieningen-aanbod van het stedelijk centrum Drachten.

Verordening Romte Fryslân (2014)

Op 25 juni 2014 hebben de Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân/werkwijze RO 2014 vastgesteld. Door middel van deze verordening vindt de vertaalslag plaats van het beleid zoals dat is opgenomen in het Streekplan Fryslân 2007.

In de Verordening Romte Fryslân wordt uitgegaan van bundeling van stedelijke functies. Om te voorkomen dat in het landelijk gebied verdere verstedelijking plaatsvindt, worden stedelijke functies geconcentreerd in het bestaand stedelijk gebied. De voorkeur gaat steeds uit naar herstructurering, transformatie of intensivering voordat gekeken wordt naar uitbreidingen buiten het bestaand stedelijk gebied. Het voorliggende plan betreft een herstructurering binnen het bestaand stedelijk gebied en sluit hiermee goed aan op het gewenste beleid van de provincie Fryslân.

Ten aanzien van nieuwe vestigingen van detailhandel is in de verordening opgenomen dat in een ruimtelijk plan nieuwe detailhandel als onderdeel van een wijkwinkelcentrum toegestaan is, mits in de plantoelichting wordt gemotiveerd dat de detailhandel geen afbreuk doet aan de verzorgingsfunctie en de recreatiewinkelfunctie van het bestaande kernwinkelgebied.

Structuurschets A7-zone (2003)

In de Structuurschets A7 'Eenheid in verscheidenheid' wordt een schets van de ruimtelijke ontwikkelingen gegeven voor de periode 2000-2010-2030. De nota is opgesteld door de Structuurgroep A7-zone: de provincie Fryslân en de gemeenten Heerenveen, Opsterland, Smallingerland en de toenmalige gemeenten Skarsterlân en Sneek. De structuurschets stelt onder meer: “De A7-zone onderscheidt zich van andere meer verstedelijkte gebieden in Nederland door de diversiteit en omvang van de landschappelijke ruimte met haar karakteristieke dorpen. Deze kwaliteit is voor de vestiging van economische bedrijvigheid zeer belangrijk. Deze kwaliteiten moeten behouden en versterkt worden. Bundeling en concentratie van verstedelijking in de drie steden Sneek, Heerenveen en Drachten is daartoe een belangrijk middel. Ook het ontwikkelen van kwalitatief hoge woon- en werklocaties hoort tot de ambitie.”

Conclusie

De ontwikkelingen die zijn voorzien op de locatie Voormalig busstation, passen binnen de kaders van het provinciaal en regionaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Drachten Noord-Oost

Het bestemmingsplan Drachten Noord-Oost is op 24 september 2010 onherroepelijk gemaakt. Binnen dit bestemmingsplan heeft het plangebied gedeeltelijk de bestemming Gemengd - 2, met een maatvoering van maximumbouwhoogte van 15 meter en een bouwvlak. Daarnaast draagt het andere gedeelte van het plangebied de bestemming Bedrijf - 2, met een maximumbebouwingspercentage van 100%, een maximum bouwhoogte van 7 meter, en een maximum goothoogte van 7 meter. Daarnaast geldt hier een functieaanduiding van specifieke vorm van bedrijf - busremise.

Met dit bestemmingsplan wordt het gedeelte van het plangebied waar nu nog de bestemming 'Bedrijf -2' geldt, veranderd in de bestemming 'Gemengd - 2'. Daarnaast verdwijnt de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - busremise' omdat hier geen sprake meer van is.

Detailhandelsstructuurvisie

In 2009 is het document 'Detailhandelsstructuurvisie met plan van aanpak' voor de gemeente Smallingerland opgesteld. Door middel van deze visie is het detailhandelsbeleid geactualiseerd, zowel om het verzorgingsniveau voor haar inwoners op de verschillende schaalniveaus (hele gemeente, wijk, buurt en dorp) te optimaliseren als om in te kunnen spelen op vragen en aanbiedingen van marktpartijen. In de visie wordt ingegaan op hoe de gewenste ambitie bereikt kan worden.

De gemeente Smallingerland streeft ernaar om te groeien naar 60.000 inwoners (in 2015: ruim 55.500). Het centrum van Drachten zou daarnaast een regiofunctie moeten krijgen voor 150.000-200.000 consumenten. Om deze ambitie te kunnen verwezenlijken, moet het verzorgingsgebied vergroot worden. Het vergroten van het verzorgingsgebied kan bereikt worden door een beperkte groei van het aantal 'winkelmeters', maar vooral door een toename van de kwaliteit van het centrum.

In de herziening van 17 februari 2015 heeft de gemeenteraad besloten een aantal regels te herzien. Over het wijkwinkelcentrum wordt gezegd: dagelijkse boodschappen is de hoofdfunctie van wijkwinkelcentra. Uitbreidingen van bestaande winkels is in principe mogelijk. Geen toevoeging van vierkante meters voor nieuwe winkels. Modische winkels zijn niet gewenst in het wijkwinkelcentrum, maar horen in het kernwinkelgebied (centrum) thuis.

In de actualisatie van de gemeentelijke detailhandelsvisie wordt over dit centrum het volgende vermeld: "Winkelcentrum Noorderpoort heeft het grootste verzorgingsgebied van de wijkcentra en trekt deels ook bezoekers uit de regio. De supermarkt is in dit type centra de belangrijkste motor. Om deze reden is een onderzoek naar uitbreidingsmogelijkheden van de supermarkt en/of winkelcentrum Noorderpoort op een deel van het naastgelegen terrein van Arriva aan te bevelen. De parkeersituatie maakt deel uit van dit onderzoek, aangezien hier op drukke momenten nu al problemen bestaan, van kwantitatieve en kwalitatieve aard."

De ontwikkeling van dit bestemmingsplan past binnen bovenstaand beleidskader.

Parkeerbeleid

De Parkeervisie Drachten (2009) heeft betrekking op het centrumgebied. Dit bestemmingsplan maakt daarvan geen deel uit. De parkeervisie is dan ook verder niet in dit bestemmingsplan betrokken.

In z'n algemeenheid is het parkeerbeleid in Smallingerland erop gericht om het parkeren daar te laten plaatsvinden waar de parkeerbehoefte bestaat én zoveel mogelijk op het terrein van degene die de parkeerbehoefte genereert. Dit betekent dat het parkeren binnen het plangebied moet worden gerealiseerd.

In het bestemmingsplan is rekening gehouden met 467 parkeerplaatsen die voldoende worden geacht voor het opvangen van de extra parkeerbehoefte binnen het gebied.

Parapluplan Terrassen Smallingerland

Dit paraplubestemmingsplan heeft betrekking op de openbare ruimte die door een aantal horecabedrijven wordt gebruikt als terras. In het plangebied is met dit paraplubestemmingsplan een aanduiding overige zone - terrassen A. Hier-voor geldt dat op de gronden met de bestemming 'Verkeer- Verblijf' gebruikt mogen worden voor terrassen. Deze terrassen zijn alleen toegestaan ten behoeve van en bij horecabedrijven, waarbij de afstand tussen het terras en het gebouw waarin het horecabedrijf gevestigd is maximaal 10 meter mag bedragen.

Stedenbouwkundige visie

Voorafgaand aan dit bestemmingsplan is een stedenbouwkundige visie voor het gebied opgesteld. De relevante delen uit deze visie zijn hieronder weergegeven. Deze gelden als ruimtelijk beleidskader voor de in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling.

Met het vrijvallen van het voormalige busstation (ruim 1 hectare) is een kans ontstaan om daadwerkelijk een kwaliteitsslag langs één van de belangrijkste aders van Drachten te realiseren. Bij de herontwikkeling moet rekening worden gehouden met het volgende:

  • Vanuit de ontstaansgeschiedenis van de Stationsweg is het niet logisch een extra dwarsverbinding (Stationsweg/Ratelwacht) te realiseren en is het gebruik maken van de huidige infrastructuur (Stationsweg, Tram-laan, Ratelwacht) en aansluiten op het complex Noorderpoort een eerste stap voor de verdere blokopbouw.
  • Voor de differentiatie blijft de Stationsweg derhalve dé hoofdroute met begeleidende straatwand en zijn de andere straten (Ratelwacht en Tramlaan) ondergeschikt. Dit laat zich ook direct vertalen in de massa-opbouw. Is bij de Stationsweg nog sprake van een redelijk zware, eenduidige wand, dan zal bij de overige straten eerder sprake zijn van weefselherstel in relatie tot de bebouwing aan de andere zijde van de straat. De overwegende rooilijnen kunnen hier worden doorgezet.
  • Bij de beoordeling van de parkeerbehoefte voor het gehele gebied dient rekening te worden gehouden met de Noorderpoort. Hierbij zal ook ge-keken moeten worden naar de huidige inpassing van de entree van de parkeergarage onder de Noorderpoort aan de zijde van de Stationsweg en de kwalitatieve inpassing van de laad- en loszone aan de Ratelwachtzijde en ontsluiting vanaf de Tramlaan met een groeninvulling.

Als verder wordt ingezoomd op de ruimtelijk-functionele situatie, dan kan worden geconstateerd dat met name de inpassing van de huidige Aldi leidt tot veel spanning met de directe (woon)omgeving. Juist de oriëntatie op in eerste instantie de Stationsweg en de Ringweg versterken de hoofdstructuur en de eenduidigheid van deze recente centrumontwikkeling.

Visie voor de langere termijn (> 10 jaar)

In de verdere opbouw van de locatie wordt op basis van het voorgaande dan ook uitgegaan van een doorgroei/uitloop met een (commerciële plint) aan de zuidwestzijde, nabij de Stationsweg. Een en ander kan leiden tot een verschuiving en oprekking van de huidige voorziening naar deze zijde, waardoor iets meer ruimte kan ontstaan aan de Ratelwachtzijde ten behoeve van de eerder aangeduide verbeterslag.

Meer concreet gaat het hierbij om de afname van de druk op de openbare ruimte en inkapseling van het laad-/losonderdeel voor met name de super-markten. Dat betekent dat uiteindelijk sprake is van een omvangrijk binnen-terrein, dat wordt omsloten met achterzijden van bebouwing naar de omliggende straten. Het binnengebied kan dan voor een groot deel het parkeren van de nieuwe (woon)functies opvangen en ten behoeve van het personeel van de commerciële functies.

De introductie van de gebogen vorm van de bovenbouw, van het gerealiseerde deel Noorderpoort aan de Stationsweg, kan met een nieuwe kopsituatie van de overgang naar de overwegende rooilijn aan de zuidzijde vormen; een boven-bouw op een, eerder aangeduid, commerciële plint met een eigen orthogonale opbouw.

Het huidige kantoorpand (twee bouwlagen) bevindt zich nog in een zodanige status, dat hier wordt uitgegaan van handhaving en inpassing in de nieuwe blokopbouw. Langs de Ratelwacht kan in de resterende ruimte uit worden gegaan van vrijstaande, dan wel halfvrijstaande, grondgebonden woningen (1,5 à 2 lagen met kap, haaks dan wel parallel aan de weg). In beeld/kleur/materiaal kan hierbij aansluiting worden gezocht met de bestaan-de woningen aan de oostzijde van de straat.

Met betrekking tot de uitbreiding van het commerciële vastgoed dient het volgende in de besluitvorming over het project te worden betrokken:

  • Het parkeren voor bezoekers van de detailhandel aan de voorzijde van het complex kan worden ingepast en de faciliteiten voor bewoners en personeel aan de achterzijde. De verhouding commercieel vastgoed en parkeernorm bepaalt derhalve de omvang.
  • De kwaliteit van het binnenterrein en de inpassing van de verschillende functionaliteiten zullen eveneens bij nadere uitwerking en programma worden bepaald. Denkbaar is dat het binnenterrein volledig wordt geprivatiseerd en desgewenst afsluitbaar wordt gemaakt.
  • Voor de situatie van de buitenruimte wordt vooralsnog uitgegaan van de inrichtingsprofielen die recent gerealiseerd zijn voor de Stationsweg en de huidige profielen Ratelwacht en Tramlaan. Voor de Ratelwacht betekent een en ander wel dat rekening moet worden gehouden met bestaande bomen en inpassing van een aanvullend trottoir.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

4.1 Bedrijfshinder

Op grond van de Wet milieubeheer zijn bedrijven en instellingen verplicht te voldoen aan de eisen van een AMvB, dan wel een milieuvergunning te hebben voor de exploitatie van het bedrijf, waarbij rekening gehouden dient te worden met de omliggende woonbebouwing. Door middel van de milieuwet- en regelgeving wordt (milieu)hinder in woongebieden zo veel mogelijk voorkomen.

Voordat deze milieuwet- en regelgeving wordt toegepast, dient binnen het planologische spoor te worden beoordeeld of milieuhinder van een nieuwe ontwikkeling acceptabel kan worden geacht. In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten opgenomen, zowel voor bedrijven als maatschappelijke instellingen als scholen en sportvoorzieningen. Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de minimale afstanden geadviseerd die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woningen om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootste afstand is bepalend. De opgenomen maten zijn richtinggevend en algemeen geaccepteerd; indien dat noodzakelijk is en met een goede motivering kan worden onderbouwd, kan van deze afstandsadviezen worden afgeweken.

Onderzoek

In het kader van dit bestemmingsplan is onderzocht of de geplande ontwikkeling binnen de kaders past van de hiervoor genoemde VNG-publicatie.

Invloed op bestaande gevoelige functies

Het plangebied maakt deel uit van een gemengd gebied waar naast bestaande woningen vele verschillende maatschappelijke en commerciële functies voor-komen. Er liggen verschillende sociaal-maatschappelijke functies in de nabijheid van het plangebied. In onderstaande tabel zijn de verschillende functies en de geadviseerde milieuafstanden weergegeven.

Adres   Bedrijf   Milieuafstand  
Stationsweg 162-174   Winkelcentrum   10 meter  
Stationsweg 146   Tankstation (geen LPG)   30 meter  
Tramlaan 4   Maatschappelijke functie    
Tramlaan 5   Maatschappelijke functies: verloskundigenpraktijk, maatschappelijk werk   10 meter  
Stationsweg 203-205   Detailhandel   10 meter  
Ringweg 3   Kerk   30 meter  
Ringweg 5   School   30 meter  
Ringweg 11   Tandartspraktijk   10 meter  
Stationsweg 232   Restaurant   10 meter  

Tabel 1. Bedrijven en overige functies in de omgeving van het plangebied en hun geadviseerde milieuafstanden.

De functies met de grootste milieuafstand zijn een kerk, school en een tank-station, waarbij voor alle drie een afstand van 30 meter tot gevoelige functies zoals omliggende woningen geldt. Boven het winkelcentrum zijn op dit moment 56 appartementen aanwezig.

In de huidige situatie is hier een busremise toegestaan. Hiervoor geldt op basis van 'Bedrijven en milieuzonering' een milieuafstand van 100 meter tot gevoelige functies. De nieuwe ontwikkelingen voorzien in detailhandel en parkeren en zullen daardoor tot minder hinder leiden voor de omgeving dan het geldend plan toelaat.

Akoestisch onderzoek

Hoewel op basis van de VNG-richtlijnen het aannemelijk lijkt dat er geen belangrijke milieuhinder mag worden verwacht, is desalniettemin nagegaan in hoeverre het winkelcentrum als 'inrichting' zoals bedoeld in de Wet milieubeheer, kan voldoen aan het 'Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer', kortweg het Activiteitenbesluit, wanneer de huidige supermarkten Jumbo en de Aldi binnen het centrum uitbreiden. Daarvoor is onderzoek verricht dat is gerapporteerd in 'Onderzoek geluidsuitstraling winkelcentrum Noorderpoort te Drachten' (NAA, 2017), dat als bijlage bij deze toelichting is opgenomen.

Uit het onderzoek blijkt het volgende:

1. Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau

  • Bij de omliggende woningen en bovenwoningen worden de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer ten gevolge van de activiteiten bij de Jumbo gerespecteerd. Bij alle onderzochte woningen en school kan worden voldaan aan de grenswaarden.
  • De langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus ten gevolge van de activiteiten van de Aldi voldoen bij de omliggende woningen en school aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Bij de bovenwoningen wordt de grenswaarde met ten hoogste 3 dB overschreden. De overschrijding wordt veroorzaakt door het rijden met winkelwagens. Immissiepunt 15 is gelegen boven de toegang van de winkel.
  • Door het toepassen van een 15 m lange luifel (met een diepte van 1,50 m vanuit de gevel) in combinatie met een voegloze verharding bij de in-gang van de Aldi zal het geluidsniveau met minimaal 3 dB afnemen waardoor voldaan kan worden aan de grenswaarde uit het Activiteiten-besluit.
  • De dagwinkels voldoen op alle beoordelingspunten aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2016SNO009-0401_0005.png"

Figuur 5. Situatietekening 15 m lange luifel en voegloze verharding ter plaatse van de nieuwe entree van de Aldi-supermarkt

2. Maximale geluidsniveaus

  • De maximale geluidsniveaus bij de omliggende woningen en school voldoen aan de grenswaarde uit het Activiteitenbesluit.
  • Bij de bovenwoningen ontstaat door de verplaatsing van de ingang van de Aldi naar de noordzijde, onder immissiepunt 15, in de avondperiode een overschrijding van de grenswaarde met 3 dB. Bij alle overige bovenwoningen wordt wel voldaan aan de grenswaarde. Door het toepas-sen van een 15 meter lange luifel (met een diepte van 1,50 meter vanuit de gevel) in combinatie met een voegloze verharding voor de ingang zullen de maximale geluidsniveau met minimaal 3 dB afnemen en zal worden voldaan aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit (in het akoestisch onderzoek zijn op pagina 30/31 deze noodzakelijke maatregelen weergegeven.

3. Indirecte hinder

  • De geluidsbelasting ten gevolge van de indirecte hinder bedraagt bij de bovenwoningen ten hoogste 55 dB(A) op immissiepunt 03, bij de omliggende woningen en school ten hoogste 52 dB(A) op immissiepunt 26 (woning Stationsweg 221).
  • Op basis van de Circulaire indirecte hinder kan niet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Wel wordt voldaan aan de maximaal toelaatbare waarde van 65 dB(A). De indirecte hinder is beoordeeld in het kader van de zorgplicht en goede ruimtelijke ordening.
  • Aangezien maatregelen niet wenselijk en effectief worden geacht en de bovenwoningen en de omliggende woningen conform het Bouwbesluit een isolatiewaarde van minimaal 20 dB zullen realiseren kan aan het wettelijk binnenniveau van 35 dB(A) worden voldaan. In principe kan een maatwerkvoorschrift worden opgesteld, maar op basis van het Activiteitenbesluit milieubeheer is dit ten aanzien van de indirecte hinder niet expliciet noodzakelijk.

4. Ruimtelijke ordening

  • Ten aanzien van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau kan bij de omliggende woningen en de school worden voldaan aan stap 2 van de VNG-publicatie. Bij de bovenwoningen kan niet worden voldaan aan stap 2 maar wel aan stap 3.
  • Na het toepassen van een luifel in combinatie met een voegloze verharding nabij de ingang van de Aldi kan ten aanzien van de maximale geluidsniveaus zowel bij de omliggende woningen en school als de bovenwoningen worden voldaan aan stap 2 van de VNG-publicatie.
  • Voor wat betreft de indirecte hinder wordt bij zowel de omliggende woningen en school als de bovenwoningen niet voldaan aan stap 2 maar wel aan stap 3 van de VNG-publicatie.
  • Aangezien er geen sprake is van cumulatie van andere geluidsbronnen (overige winkels zijn op enige afstand gelegen), maatregelen niet mogelijk en gewenst zijn (zie ook § 6.2.1) en het binnenniveau van 35 dB gegarandeerd kan worden, kan gesteld worden dat sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat. Daarnaast zal het woon- en leefklimaat bij de woningen en school ten opzichte van de situatie met het busstation aanzienlijk verbeteren. Ook het verplaatsen van de ingang van de Jumbo naar de zuidelijke uitbreiding (zonder bovenwoningen) is akoestisch gezien gunstiger.

Conclusie

Vanuit het oogpunt van hinder van bedrijvigheid voor bestaande en nieuwe woningen mag het plan uitvoerbaar worden geacht, mits ter plaatse van de entree van de Aldi wordt voorzien in de maatregelen, zoals die zijn weergegeven op pagina 30 en 31 van het Akoestisch rapport.

4.2 Mobiliteit en parkeren

Voor een ruimtelijk plan geldt dat de verkeerseffecten die optreden als gevolg van een planvoornemen in het kader van een goede ruimtelijke ordening moe-ten worden onderbouwd. De nadruk ligt daarbij op de effecten van de ontwikkeling op de verkeersafwikkeling en parkeren (bereikbaarheid), de verkeersveiligheid en de verkeershinder (leefbaarheid).

De uitbreiding van het winkelcentrum zorgt voor een toename van het aantal verkeersbewegingen in en in de omgeving van het plangebied. Om inzicht te verkrijgen in de effecten van dit voornemen op het verkeer in de omgeving van het winkelcentrum is een mobiliteitstoets opgesteld. Een mobiliteitstoets geeft inzicht in huidige en toekomstige verkeersfunctie en is bedoeld om na te gaan of de ontwikkelingen binnen het plan geen onaanvaardbare gevolgen hebben voor de verkeersafwikkeling, ontsluiting, parkeren, verkeershinder, bereikbaarheid en verkeersveiligheid. De mobiliteitstoets is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.

In die toets is rekening gehouden met de gewijzigde inrichting van het huidige parkeerterrein en de ontsluiting van dat terrein op de omliggende starten. Om het bestaande en extra verkeer goed te geleiden wordt de ontsluiting van het parkeerterrein voor het gemotoriseerd verkeer op de aanliggende straten namelijk aangepast. Bovendien rijdt het bevoorradend verkeer een andere route. Het bevoorradend verkeer zal zich in de toekomstige situatie hoofdzakelijk gescheiden van het bezoekende verkeer bewegen. Bovendien zal het bevoorradend verkeer niet langer gebruik maken van de Ratelwacht, maar een nieuwe route over de Tramstraat gebruiken.

In het kader van de mobiliteitstoets zijn de volgende conclusies getrokken:

  • 1. De uitbreiding van het winkelcentrum zorgt voor een verandering in de verkeersstromen. De toename is echter niet zodanig dat de afwikkeling van het verkeer op de omliggende straten in het gedrang komt. De bestaande verkeersstructuur hoeft niet te worden aangepast als gevolg van de realisatie van de voorgenomen uitbreiding van het winkelcentrum Noorderpoort.
  • 2. Uit de berekening blijkt dat de te realiseren parkeergelegenheid ten behoeve van auto's voldoende is.
  • 3. Onduidelijk is de grootte van het aantal fietsparkeerplaatsen bij het winkelcentrum. In totaal zijn ongeveer 188 fietsparkeerplaatsen nodig. Het is wenselijk om deze parkeerplaatsen te realiseren.
  • 4. Hetzelfde geldt voor het aantal mindervalidenparkeerplaatsen. Geadviseerd wordt om hiervoor acht parkeerplaatsen in te richten.

De adviezen zijn in de regels van dit bestemmingsplan verwerkt.

Conclusie

Wat betreft mobiliteit en parkeren is het plan uitvoerbaar.

4.3 Bodemonderzoek

In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat in de toelichting op een bestemmingsplan inzicht moet worden verkregen over de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat er onder andere inzicht moet worden verkregen in de noodzakelijke financiële investering van een (mogelijk noodzakelijke) bodem-sanering. Een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is een onderdeel van de onderzoeksverplichting van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad bij de voorbereiding van een bestemmingsplan.

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet het bestemmen van gronden met een bodem van onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit met een hiervoor gevoelige bestemming worden voorkomen.

Onderzoek

Om na te gaan of in het plangebied bodemverontreinigingen voorkomen die een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling heeft een bodemonderzoek plaatsgevonden. De uitkomsten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport 'Nader bodemonderzoek voormalig Arriva-terrein, Stationsweg 148 te Drachten' (Enviso Ingenieursbureau, Drachten 13-6-2016). Dit rapport is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd. In het navolgende zijn de conclusies opgenomen.

Op en nabij het plangebied zijn in het verleden diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Uit deze onderzoeken is gebleken dat door het gebruik van het terrein als tramremise, busremise en reparatiewerkplaats de grond op een groot deel van de locatie licht verontreinigd is met minerale olie, PAK en/of zware metalen. In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties aan minerale olie, vluchtige aromaten en zware metalen aangetoond. De licht ver-hoogde concentraties zware metalen zijn mogelijk gerelateerd aan de voormalige bedrijfsactiviteiten, in de omgeving van de locatie zijn regelmatig natuurlijk verhoogde metaalconcentraties aangetoond.

Uit het nadere onderzoek uit 2016 van Enviso Ingenieursbureau is op de locatie nabij de voormalige wachtruimte van het busstation en de T-splitsing Stationsweg-Tramlaan, ernstige bodemverontreiniging naar voren gekomen. Deze verontreiniging is voor 1987 ontstaan, waardoor er sprake is van een historisch geval van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming. Wegens het ontbreken van humane, ecologische en/of verspreidingsrisico's hoeft de locatie niet met spoed (binnen vier jaar) te worden gesaneerd. Nabij het voormalig ontluchtingspunt is een beperkte restverontreiniging aangetroffen, waarbij matig verhoogde gehalten aan minerale olie zijn vastgesteld.

Bij herontwikkeling van de locatie dient rekening te worden gehouden met de aangetroffen verontreinigingen. Uit te voeren graafwerkzaamheden binnen de interventiewaardecontour dienen vooraf gemeld te worden bij het bevoegd gezag (provincie Fryslân). Indien ter plaatse van de locatie herinrichtings- en/of saneringsactiviteiten worden uitgevoerd, dient rekening te worden ge-houden met een nader op te starten saneringsprocedure. Hiertoe dient een saneringsplan/BUS-melding te worden opgesteld, die goedgekeurd dient te worden door het bevoegd gezag (provincie Fryslân). Gemeente Smallingerland acht het noodzakelijk dat bij wijziging van het in het kader van dit plan voor-genomen gebruik van het terrein opnieuw een risicobeoordeling moet worden uitgevoerd.

Voor de overige delen van het terrein geldt dat op basis van onderliggend bodemonderzoek vanuit milieuhygiënisch oogpunt er geen beperkingen bestaan voor de voorgenomen herontwikkeling van de locatie.

4.4 Luchtkwaliteit

Het plan dient te voldoen aan regels voor luchtkwaliteit. Aangetoond moet worden dat er geen wettelijke normen worden overschreden. Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vast-gelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 ?g/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Onderzoek

Om te bepalen of het plan niet-in-betekende-mate bijdraagt aan de concentratie van een stof in de buitenlucht is gebruik gemaakt van de NIBM-tool. Normaliter wordt voor een plan of project, aan de hand van één berekening met de NIBM-tool, bepaald of het plan een bijdrage levert op de luchtkwaliteit. Dit omdat een plan of project vaak maar één plaats van ontsluiting heeft op het omliggende wegennet. Omdat het verkeer met dit planvoornemen op verschillende locaties ontsluiting op het omliggende wegennet vindt, is niet één berekening gemaakt voor het totaal aantal extra voertuigbewegingen en het effect op de luchtkwaliteit, maar per locatie. Het vrachtverkeer wordt apart van het bezoekende autoverkeer ontsloten en is daarom in de berekeningen op 0,0% gezet. Onderstaande figuur geeft de verschillende ontsluitingslocaties groen omcirkeld weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2016SNO009-0401_0006.png"

Figuur 6. Extra verkeergeneratie uitbreiding in mvt/etmaal (Bron: Mobiliteitstoets, 2016)

Op de locatie waar het plangebied ontsluiting vindt op de Ringweg is het aantal extra motorvoertuigen 800 per etmaal. Deze locatie is alleen een uitgang van het parkeerterrein. Op de locatie waar het plangebied ontsluiting vindt op de Stationsweg is het aantal extra motorvoertuigen ook 800 per etmaal. Deze locatie is alleen een inrit van het parkeerterrein. Uit onderstaande berekening met de NIBM-tool blijkt voor beide locaties dat de extra voertuigbewegingen op de afzonderlijke locaties niet in betekende mate een bijdrage leveren aan de luchtkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2016SNO009-0401_0007.png"

Figuur 7. Berekening luchtkwaliteit locatie Stationsweg of Ringweg

De locatie waar het plangebied ontsluiting vindt op de Tramlaan is het aantal extra motorvoertuigbewegingen 1300 per etmaal. Deze locatie is zowel een inrit als een uitgang van het parkeerterrein. Aan de hand van navolgende berekening van de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van het plan op de luchtkwaliteit is te concluderen dat het plan niet in betekende mate een bijdrage levert.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2016SNO009-0401_0008.png"

Figuur 8. Berekening luchtkwaliteit locatie Tramlaan

Conclusie

Het planvoornemen is wat betreft de luchtkwaliteit uitvoerbaar.

4.5 Water

Op grond van artikel 3.1.1 Bro is de watertoets verplicht voor bestemmings-plannen. In een hierover op te nemen paragraaf dient te worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'.

Onderzoek

Via de 'digitale watertoets' zijn de voorgenomen plannen op 13 oktober 2016 voorgelegd aan het Wetterskip Fryslân. Uit het advies van het Wetterskip Fryslân komt naar dat het plan een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. Het volledige wateradvies is als bijlage bij deze toe-lichting opgenomen.

Conclusie

Wat betreft de waterhuishoudkundige situatie is het plan uitvoerbaar.

4.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:

  • het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (wegen, buisleidingen, waterwegen en spoorwegen);
  • het gebruik van luchthavens.

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Externe veiligheid is verankerd in diverse wet- en regelgeving. Voor het bestemmingsplan zijn de volgende besluiten relevant waaraan getoetst dient te worden:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
  • Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRNVGS).
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Onderzoek

Uit de professionele risicokaart valt af te leiden dat zowel binnen als buiten het bestemmingsplangebied geen risicobronnen aanwezig zijn waarvan de risicocontouren of de invloedsgebieden over het plangebied lopen. Er is ook geen sprake van een toename van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten op grond waarvan een groepsrisico zou kunnen toenemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2016SNO009-0401_0009.png"

Conclusie

De wet- en regelgeving betreffende externe veiligheid heeft geen gevolgen voor dit bestemmingsplan.

4.7 Ecologisch onderzoek

In juli 2012 heeft BügelHajema Adviseurs op grond van de verplichtingen die voortvloeiden uit de toen geldende Flora- en faunawet onderzoek verricht naar de natuurwaarden in het plangebied. Op dat moment was de busremise nog niet afgebroken. De uitkomsten zijn gerapporteerd in 'Inventarisatie natuurwaarden ten behoeve van het bestemmingsplan Drachten Voormalig Busstation'. Dit onderzoek is inmiddels niet meer relevant vanwege de gewijzigde situatie.

Het plangebied is niet opnieuw geïnventariseerd. Daarvoor bestaat geen aan-leiding.

Conclusie

De wet- en regelgeving betreffende de bescherming van natuurwaarden heeft geen gevolgen voor dit bestemmingsplan.

4.8 Cultuurhistorie en archeologie

Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologische erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde 'veroorzakerprincipe'. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. Ondertussen is dit vertaald de Erfgoedwet die op 1 juli 2016 van kracht is geworden.

Onderzoek

Het onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan is gebaseerd op de

FAMKE, de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra, waarop de provincie Fryslân in beeld heeft gebracht waar archeologische waarden uit de steentijd- bronstijd en waar waarden uit de ijzertijd-middeleeuwen worden vermoed.

Steentijd-bronstijd

Volgens de provinciale website ligt het plangebied in een gebied dat is gekwalificeerd met 'Onderzoek bij grote ingrepen'. Hier wordt met betrekking tot archeologische waarden uit de steentijd-bronstijd op basis van eerder onder-zoek vermoed, dat eventuele aanwezige archeologische resten uit de steentijd al ernstig verstoord zijn. Voor de meeste kleine ingrepen is hier dan ook geen verder onderzoek noodzakelijk. Diepere sporen en vondsten kunnen evenwel nog intact zijn. Een uitzondering maakt de provincie daarom voor zeer omvangrijke ingrepen van meer dan 2,5 hectare. Voor dergelijke grote ingrepen adviseert de provincie een karterend proefsleuvenonderzoek.

De omvang van het plangebied bedraagt (zeer ruim gemeten) 1,5 hectare en ligt daarmee ver onder de door de provincie gehanteerde oppervlakte van 2,5 hectare. Met betrekking tot de waarden uit de steentijd-bronstijd bestaat dan ook geen aanleiding voor nader onderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2016SNO009-0401_0010.png"

Figuur 9. Fragment uit de FAMKE voor de steentijd-bronstijd

IJzertijd-middeleeuwen

Volgens de provinciale website ligt het plangebied in een gebied dat is gekwalificeerd met 'Karterend onderzoek 3'. In deze gebieden kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode ijzertijd-middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg- en volmiddeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer 5000 m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroegmiddeleeuwse ontginningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2016SNO009-0401_0011.png"

Figuur 10. Fragment uit de FAMKE voor de ijzertijd-middeleeuwen

Hoewel de oppervlakte van de ingreep een groter gebied betreft dan de hier-boven genoemde 5.000 m2, is er geen aanleiding voor verder onderzoek. Daarvoor zijn een aantal argumenten:

  • Het bouwplan wordt grotendeels gerealiseerd op de locatie van de oude remise. De ondergrond mag hier als verstoord worden aangemerkt.
  • Een klein deel van het bouwplan zal binnen een gebied worden gerealiseerd dat niet eerder is bebouwd, maar waar wel ingrepen in het verleden zijn uitgevoerd in het kader van de inrichting van wegverhardingen. Gezien de geringe oppervlakte en de vermoedelijk verstoorde situatie, wordt ook hier een nader onderzoek niet noodzakelijk geacht.
  • Het parkeerterrein wordt gerealiseerd binnen een gebied dat eerder ook als parkeerterrein is ingericht. Ook hiervan kan worden gesteld dat bij herinrichting van het terrein de te beroeren ondergrond inmiddels is verstoord.

Andere cultuurhistorische waarden

Informatie over cultuurhistorische waarden kan worden verkregen van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân 2 (CHK2) van de Provinsje Fryslân. Onderstaande figuur is een uitsnede van deze cultuurhistorische kaart waarin het plangebied is weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2016SNO009-0401_0012.png"

Figuur 11. Uitsnede cultuurhistorische kaart

In het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Wel wordt de ontsluitingsstructuur (Folgeren/Stationsweg - De Meer/Ringweg) steden-bouwkundig van belang geacht. Het is dan ook wenselijk om het plan zo te situeren dat het gebruik maakt van deze historische ontsluitingsstructuur. In het plan is dit gedaan door de ontsluitingsstructuur ten volle te benutten en door de bebouwing op de hoofdassen te richten.

Conclusies

Uit de provinciale gegevens blijkt niet dat er feitelijke archeologische waarden in het gebied aanwezig zijn. De ondergrond mag als zodanig verstoord worden aangemerkt dat nader onderzoek in het kader van de voorbereiding van dit bestemmingsplan niet zinvol wordt geacht. Het plan mag dan ook uitvoerbaar worden beschouwd voor het aspect archeologie.

In het plan wordt de historische ontsluitingsstructuur van het gebied in stand gelaten. Het plan mag dan ook uitvoerbaar worden beschouwd voor het aspect cultuurhistorie.

4.9 M.e.r.-beoordeling

In hoofdstuk 7 van de Wet Milieubeheer zijn de wettelijke bepalingen opgenomen voor de m.e.r. In artikel 7.2 en 7.2a is beschreven wanneer een m.e.r- plicht geldt.

In de richtlijn m.e.r. (2011/92/EU) heeft de Europese Unie aangegeven bij welke activiteiten er zeer waarschijnlijk sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen. In de Wet milieubeheer is in artikel 7.2 aangegeven dat voor dergelijke activiteiten mogelijk een m.e.r.-plicht geldt. De in de Europese Richtlijn genoemde activiteiten zijn door de Nederlandse wetgever overgenomen en verwerkt in het Besluit milieueffectrapportage. De directe verplichting voor een m.e.r.-procedure (directe m.e.r.-plicht) ontstaat als de voorgenomen activiteit is vermeld in onderdeel C van het Besluit milieueffectrapportage, de activiteit daarbij in omvang minimaal gelijk is aan de daarbij vermelde drempelwaarden en de activiteit mogelijk wordt gemaakt in één van de in het Besluit milieueffectrapportage aangewezen wettelijke plannen of besluiten.

Daarnaast kan een activiteit m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn op basis van het Besluit milieueffectrapportage. Dit is het geval wanneer de voorgenomen activiteit is vermeld in onderdeel D van het Besluit milieueffectrapportage, de activiteit minimaal gelijk is aan de vermelde drempelwaarden en de activiteit mogelijk wordt gemaakt in de aangewezen plannen of besluiten. Als op basis van de m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke nadelige milieugevolgen niet zijn uit te sluiten, is alsnog een m.e.r-procedure nodig.

Voor activiteiten onder de drempelwaarden van onderdeel D van het Besluit milieueffectrapportage bestaat (naar aanleiding van het arrest van het Euro-pees Hof van Justitie van 12 oktober 2010) sinds de wijziging van het Besluit milieueffectrapportage van 1 april 2011 de verplichting tot een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling. Ook daarbij concludeert het bevoegd gezag of er wel of geen belangrijke nadelige milieugevolgen zullen optreden. Als blijkt dat aanzienlijke nadelige milieugevolgen niet zijn uit te sluiten, is alsnog een volledige m.e.r.-beoordeling of m.e.r.-procedure nodig.

Ten behoeve van dit planvoornemen heeft een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsgevonden. Deze beoordeling is in de vorm van een aanmeldnotitie aan de gemeenteraad aangeboden ter besluitvorming.

Conclusie

Uit de aanmeldnotitie komt naar voren dat het plan geen belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Wanneer de gemeenteraad deze conclusie onderschrijft is het doorlopen van de uitgebreide m.e.r.-procedure niet nodig. De beslissing van de raad zal te zijner tijd als bijlage bij deze toelichting worden opgenomen.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het juridische deel van het bestemmings-plan: de planverbeelding en de planregels. Allereerst zal kort worden ingegaan op de plansystematiek die door de gemeente wordt gehanteerd. Daarna komen de verschillende bestemmingen, die op de planverbeelding en in de planregels voorkomen, aan bod. Ten slotte wordt kort ingegaan op het gemeentelijk beleid betreffende de handhaving van de in het bestemmingsplan opgenomen planregels.

Het plan is zodanig opgesteld dat op de kaart en in de planregels voldoende flexibiliteit wordt geboden voor de eigenlijke ontwikkeling van het plangebied. Daarbij is aangesloten op de systematiek van de gemeente. De kaart en de planregels van de nog te actualiseren bestemmingsplannen voor Drachten en voor de dorpen zijn op eenzelfde wijze ingericht. De lappendeken aan bestemmingsplannen en de verscheidenheid aan planregels die er nu is, verdwijnt daardoor.

5.2 Plansystematiek

Algemeen

Wat betreft de opzet van de planregels en de planverbeelding heeft de gemeente aansluiting gezocht bij de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen De standaardopzet betreft onder meer de opbouw van de planregels en de planverbeelding, de benaming van bestemmingen en een aantal standaardbegripsbepalingen.

Vaste hoofdstukindeling planregels

De hoofdstukindeling van de planregels van het bestemmingsplan is als volgt ingericht:

Inleidende regels:

  • Begrippen;
  • Wijze van meten.

Bestemmingsregels:

  • Bestemmingen.

Algemene regels:

  • Anti-dubbeltelregel;
  • Algemene gebruiksregels;
  • Algemene afwijkingsregels;
  • Algemene wijzigingsregels.

Overgangs- en slotregels:

  • Overgangsrecht;
  • Slotregel.

Inrichting bestemmingsregels

De bestemmingsregels zijn als volgt ingericht:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Afwijken van de bouwregels (in een aantal bestemmingen);
  • 4. Specifieke gebruiksregels (in een aantal bestemmingen);
  • 5. Afwijken van de specifieke gebruiksregels (in een aantal bestemmingen);
  • 6. Wijzigingsbevoegdheid (in een aantal bestemmingen).

Bestemmingsomschrijving

In de planregels is uitgegaan van een volledige opsomming van wat binnen een bestemming functioneel is toegestaan. Soms komt het voor dat verschillende functies of bestemmingen naast elkaar zijn toegelaten, soms als primaire bestemming en soms als ondergeschikte bestemming.

Ondergronds bouwen

Binnen een bouwvlak is ondergronds bouwen in beginsel toegestaan als het gebruiksdoel niet in strijd is met de aan de gronden toegekende bestemming.

Criteria bij afwijken of wijziging

Bij de afwijkingen bij omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden worden in de planregels algemene criteria genoemd. In een bestemmingsplan dienen deze geconcretiseerd te worden, in de eerste plaats in de planregels en voorts in de toelichting bij het bestemmingsplan.

Algemene regels

De algemene gebruiksregels zijn voor de overzichtelijkheid in het hoofdstuk 'Algemene regels' opgenomen. Slechts in enkele gevallen bestaat er noodzaak om specifieke gebruiksregels te formuleren. De specifieke gebruiksregels zijn in de desbetreffende bestemmingsregels opgenomen.

Dit geldt ook voor de afwijkingen bij omgevingsvergunning en de wijzigingsbevoegdheden; deze zijn in de algemene regels opgenomen en, voor zover nodig, als specifieke regel in de desbetreffende bestemmingsregels.

Overgangs- en slotregels

Overeenkomstig de algemene regels zijn ook de overgangs- en slotregels gezamenlijk in een hoofdstuk opgenomen.

5.3 Bestemmingen

Het voorliggende bestemmingsplan maakt herontwikkeling mogelijk van een voormalig busstation. Het plan bestaat uit de volgende bestemmingen:

  • Gemengd - 2;
  • Groen.

Gemengd - 2

De bestemming 'Gemengd - 2' biedt een planologische basis voor de volgende functies:

  • a. detailhandel, met inbegrip van detailhandel in voedings- en genotmiddelen en persoonlijke verzorging (waaronder dorgisterij en parfumerie), uitsluitend voor zover het de eerste bouwlaag betreft;
  • b. bestaande vormen van detailhandel die afwijken van het bepaalde in sub a, uitsluitend voor zover het de eerste bouwlaag betreft;
  • c. dienstverlening;
  • d. horecabedrijven categorie 1;
  • e. wonen uitsluitend voor zover het niet de eerste bouwlaag betreft.

De woonbestemming is gerealiseerd; het plan maakt via een vergroot bouwvlak extra detailhandel, dienstverlening en horecabedrijven categorie 1 mogelijk.

Detailhandel is uitsluitend beperkt tot de begane grond, waarbij:

  • de ruimte voor de functie 'supermarkt' binnen de bestemming beperkt is tot ten hoogste 5.000 m2 én
  • de oppervlakte van een zelfstandige supermarkt niet groter mag zijn dan 3.500 m2.

De commerciële diensten die in dit plan zijn toegelaten, vormen activiteiten die niet ten koste gaan van het kernwinkelgebied van Drachten. De activiteiten zijn beperkt tot kapsalon, schoonheidssalon, wasserette, sportschool, fotostudio en zaken als maatschappelijke dienstverlening; door middel van een afwijking kunnen vergelijkbare vormen van dienstverlening worden toegestaan, zolang daarmee de positie van het kernwinkelgebied geen geweld wordt aangedaan.

Binnen de bestemming zijn - behoudens detailhandel in voedings- en genotmiddelen en persoonlijke verzorging (waaronder dorgisterij en parfumerie) - ook andere vormen van detailhandel mogelijk. Het gaat hier uitsluitend om reeds bestaande activiteiten. Uitbreiding van deze activiteiten of bedrijven kan alleen nadat hiervoor een omgevingsvergunning is verleend, waarbij als criterium geldt dat uitbreiding niet ten koste mag gaan van de winkelstructuur in het centrum van Drachten. Nieuwe activiteiten en detailhandelsbedrijven in luxeartikelen zijn uitgesloten.

De bestemming is via het bouwvlak en de regels zo ingericht dat de maximale oppervlakte van de te realiseren functies daarmee voldoende worden beperkt. Bovendien dienen ten minste de volgende aantallen parkeerplaatsen te worden gerealiseerd voordat het gebouw in gebruik mag worden genomen:

  • 1. minimaal 523 autoparkeerplaatsen (waarvan 8 mindervalidenparkeerplaatsen), waarvan 122 ondergronds;
  • 2. minimaal 188 fietsparkeerplaatsen.

Voorkomen van bedrijfshinder

Met het oog op het beperken van de geluidshinder van winkelkarretjes op de noordgevels van aanwezige woningen boven een te realiseren nieuwe entree voor de reeds aanwezige supermarkt dienen maatregelen te worden genomen. Ter plaatse van de nieuwe entree van de Aldi-supermarkt is in de bouwregels bepaald dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuwe entree van een supermarkt in de noordgevel van het gebouw slechts kan worden verleend wanneer is verzekerd dat de maatregelen worden gerealiseerd die zijn aangegeven in de bijlage 2 bij de regels. Deze bepaling is in de gebruiksregels herhaald, zodat ook is voorzien in de situatie waarbij geen omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuwe entree noodzakelijk is.

Tevens is in de regels bepaald dat een nieuwe entree van de Jumbo-supermarkt slechts is toegestaan in de nieuwbouw. In dat geval is geen sprake van geluidhinder op de bestaande woningen.

Groen

De zone tussen het bouwvlak en de Ratelwacht is bestemd voor 'Groen'. De bestemming is erop gericht om een groene afscheiding tussen de Ratelwacht en het winkelcentrum in stand te houden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld naar aanleiding van het voor-nemen van de initiatiefnemer om aan de Stationsweg te Drachten bebouwing te realiseren ten behoeve van de vestiging van een supermarkt, overige detail-handel en andere functies. De kosten voor de bouw van het gebouw en de kosten voor de noodzakelijke onderzoeken voor het voorliggende bestemmingsplan zullen door de initiatiefnemer worden gedragen. De kosten voor de gemeente betreffen de gebruikelijke kosten voor de planbegeleiding.

Het bouwplan betreft een ontwikkeling in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruim-telijke ordening. In dit kader moet op grond van artikel 6.12 Wro de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen. Op grond van artikel 6.12, tweede lid Wro kan de gemeenteraad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over met het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is. Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst afgesloten, waarin het kostenverhaal geregeld is.

Door de herziening van het voor de betreffende gronden geldende bestemmingsplan bestaat de kans dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het plangebied bij de gemeente op grond van artikel 6.1 van de Wro een verzoek tot tegemoetkoming in de planschade wordt ingediend. De mogelijke kosten die samenhangen met deze tegemoetkoming in de planschade zullen door de initiatiefnemer worden gedragen. Hiervoor is tussen de gemeente Smallingerland en de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst gesloten.

Op basis van deze overweging moet het voorliggende bestemmingsplan economisch uitvoerbaar worden geacht. De exploitatiekosten zijn derhalve anders-zins verzekerd. Een exploitatieplan op grond van de Grondexploitatiewet is dan ook niet noodzakelijk. Dit betekent dat de uitvoerbaarheid van het voor-liggende bestemmingsplan niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt belemmerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het plan heeft vanaf zaterdag 27 mei 2017 tot en met vrijdag 23 juni 2017 ter inzage gelegen voor inspraak. Op 30 mei 2017 is een inloopavond ge-weest waar omwonenden zich konden laten informeren over het bestemmingsplan en de schetsen. Verder is het plan ingevolge artikel 3.1.1 van het Bro aan verschillende overheidsinstanties toegezonden. Op het inspraakmoment en de toezending zijn vier reacties gekomen. Hieronder volgt een verslag van ingekomen reacties en de aanpassingen die daarvan het gevolg zijn voor het bestemmingsplan. De schriftelijke reacties zijn in de bijlage bij deze toelichting opgenomen.

6.3 Overlegreacties

Provincie 

De provincie Fryslân heeft één opmerking inzake de detailhandel, verder geeft het plan geen aanleiding tot opmerkingen.

Detailhandel (catogerie 1)

Bestaande winkels worden met dit planvoornemen elders in het wijkwinkelcentrum gefaciliteerd. Om te voorkomen dat nieuwe winkels zich vestigen wordt het noodzakelijk geacht in de regels op te nemen dat alleen bestaande winkels in luxeartikelen zijn toegestaan en dat nieuwe winkels in luxeartikelen worden uitgesloten.

Reactie

In de toelichting van het bestemmingsplan is de komst van nieuwe winkels in luxeartikelen onvoldoende geborgd. De afwijzing en acceptatie van winkels in luxeartikelen kan door middel van een beperking met aanvullend een afwijkingsbevoegdheid beter geborgd worden. Daarom zal in de regels worden opgenomen dat de navolgende detailhandelsactiviteiten zijn toegestaan:

  • voeding- en genotmiddelen en supermarkten;
  • persoonlijke verzorging (waaronder drogisterij, parfumerie).

Bovendien zal worden geregeld dat de activiteiten of bedrijven die niet in bovenstaande opsomming passen, maar die nu wel binnen het plangebied zijn gevestigd, ook mogelijk worden geacht. Uitbreiding van deze activiteiten of bedrijven kan alleen nadat hiervoor een omgevingsvergunning is verleend, waarbij als criterium geldt dat uitbreiding niet ten koste mag gaan van de winkelstructuur in het centrum van Drachten. Nieuwe activiteiten en detail-handelsbedrijven in luxeartikelen zijn uitgesloten.

Brandweer

De brandweer ziet geen noodzaak om opmerkingen te plaatsen bij de externe veiligheid. De mogelijkheid om repressief advies te geven wordt door de brandweer benut. Bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid zijn volgens de brand-weer voldoende, het betreft advies over de opkomsttijden. De opkomsttijd voor de basisbrandweerzorg is ongeveer 11 minuten, de normtijd van 5 minuten wordt hiermee niet gehaald. Het is van belang dat aanwezigen zichzelf/elkaar in veiligheid kunnen brengen.

Reactie

De reactie van de brandweer wordt in dank aanvaard en wordt voor dit plan ter kennisgeving aangenomen; de reactie brengt geen wijzigingen mee voor het plan.

6.4 Inspraakreacties

Inspraakreactie 1

Naar aanleiding van het voorontwerp bericht Lidl over de realisatie van uitbreiding van de Jumbo en Aldi in relatie tot de voortgang van de eigen procedure om de Lidl te verplaatsen. Lidl stelt dat er selectief om wordt gegaan in welke supermarkten gefaciliteerd worden en ziet graag dat gesprekken omtrent een eventuele verplaatsing van de Lidl doorgaan.

Reactie

De gemeente zal met Lidl in gesprek gaan over de wensen van het bedrijf op een andere locatie. De reactie leidt niet tot aanpassingen in het bestemmingsplan.

Inspraakreactie 2

De inspreker stelt dat de locatie van de Jumbo goed is. Het uiterlijk is echter lelijk. Staal, recht en industrieel past niet in een woonwijk. De gemeente zou met de herinrichting meer rekening kunnen houden met de sfeer, want die ontbreekt. De inspreker verzoekt ook tot het niet sluiten van de aansluiting op de Ratelwacht, zodat fietsers meerdere kanten op kunnen en ter verbetering van de verdeling van de verkeersstroom.

Reactie

De gemeente bedankt voor de reactie, de reactie brengt geen wijziging van het bestemmingsplan met zich mee. De vormgeving van het gebouw is uiteindelijk een welstandsaspect dat niet via het bestemmingsplan wordt gestuurd. Daarvoor geldt de gemeentelijke Welstandsnota die kaderstellend is voor de vormgeving van het winkelcentrum. De gemeente wil de aansluiting voor het fietsverkeer met de Ratelwacht behouden, maar wil de inritten voor het autoverkeer van en naar het winkelcentrum beperken tot de aansluitingen die op de figuur 4 op pagina 13 van de toelichting is aangegeven. Dat heeft te maken met het beperken van de geluidshinder van de ter plaatse van de aansluiting met de Ratelwacht aanwezige woningen en met de behoefte om het autoverkeer van en naar de Ratelwacht zoveel mogelijk te beperken tot aanwonenden en ander bestemmingsverkeer. Wel zullen hier de parkeerplaatsen blijven bestaan die nu ook nabij de Aldi-supermarkt aan weerszijden van de Ratelwacht liggen.

De reactie leidt niet tot aanpassingen in het bestemmingsplan.

Inspraakreactie 3

Inspreker is exploitant van het naast het plangebied gelegen tankstation op de hoek van de Stationsweg en de Tramlaan. Hij spreekt zijn zorg uit over het functioneren van het parkeerterrein in relatie tot zijn tankstation. Het parkeerterrein is inmiddels gerealiseerd. Op sommige dagen is het zo druk op de Tramlaan van in- en uitrijdend verkeer van en naar het parkeerterrein dat het bezoek van automobilisten die willen tanken of juist hebben getankt, wordt gehinderd. De exploitant vreest omzetderving.

Reactie

De gemeente heeft dit probleem onderkend. Daarover is in de nazomer van 2015 reeds een gesprek gevoerd. Tijdens dat gesprek zijn afspraken gemaakt over de inrichting van het nieuwe parkeerterrein. Toen is afgesproken dat het nieuwe parkeerterrein in de op dat moment geplande vorm zou worden gerealiseerd. Dat is inmiddels gebeurd. Tevens is afgesproken dat wanneer opstoppingen en de door Total genoemde verkeerseffecten zich na realisering van het nieuwe parkeerterrein blijven voordoen, of zelfs toenemen, dan kan de functie van de in- en uitritten aan de Tramlaan worden veranderd naar inritten. Als dat onvoldoende verbetering oplevert dan kan de inrit aan de Tramlaan die het dichtst bij de Stationsweg ligt (de meest westelijke toegang) worden afgesloten.

Uit de reactie van Inspreker 2 maakt de gemeente op dat het verwachte effect nog uitblijft. De gemeente wil de situatie tot na de realisatie van het bestemmingsplan Winkelcentrum Noorderpoort aanzien. Wanneer een half jaar na de ingebruikname van het vergrote winkelcentrum de verkeerssituatie ter plaatse van de Tramlaan/tankstation niet verbetert of zelfs verslechtert, dan zullen maatregelen worden genomen die de doorstroming van het verkeer ter plaatse bevorderen.

De reactie leidt niet tot aanpassingen in het bestemmingsplan.