direct naar inhoud van Regels
Plan: Bedrijvenpark A7-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2016BA7001-0401

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Bedrijvenpark A7-Noord met identificatienummer NL.IMRO.0090.BP2016BA7001-0401 van de gemeente Smallingerland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;

1.6 archeologische waarden:

waarden van in de bodem aanwezige voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die door hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische betekenis van algemeen belang zijn;

1.7 bar:

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.10 bedrijfsoverkapping:

een overkapping, die dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.11 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor werk aan huis c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.12 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.13 bestaand(e) (situatie):
  • a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
    • 1. bestaand ten tijde van de eerste ter inzage legging van dit plan;
  • b. ten aanzien van het overige gebruik:
    • 1. bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.17 bijgebouw:

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand, gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw die qua afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, vliering en zolder;

1.21 bouwmarkt:

een verkoopplaats, waarop het volledige assortiment aan (grove) bouwmaterialen, bouwgrondstoffen alsmede materialen voor het verrichten van bouw- en verbouwwerkzaamheden waaronder begrepen doe-het-zelf-producten, uit voorraad ten verkoop worden aangeboden;

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.26 café:

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

1.27 cultuurhistorische waarden

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 detailhandel in tuinartikelen:

detailhandelsbedrijven die producten aanbieden als boomkwekerijproducten, bloemen en planten, bloembollen, zaden, meststoffen en tuingereedschap;

1.30 dienstverlening:

met detailhandel vergelijkbare activiteiten voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van het publiek, zoals een wasserette, kapsalon, makelaarskantoor of reisbureau, zulks met uitzondering van horecabedrijven;

1.31 doe-het-zelf-producten:
  • hout en houtwaren;
  • stenen, dakpannen en dergelijke;
  • bouwgrondstoffen en installatiemateriaal, waaronder sierpleisters, isolatiemateriaal, p.v.c.-artikelen, elektriciteitskabels/-snoeren, fittingen en overige elektrische artikelen, voor zover ze als bouwmaterialen zijn aan te merken;
  • pijpen, zand en cement;
  • kozijnen en deuren;
  • badkamers en kasten;
  • verf en verfwaren, lijmen en kit;
  • ijzerwaren;
  • behang en behangbenodigdheden;
  • buiten-zonwering;
  • open haarden;
  • gereedschappen ten behoeve van de bouw;
1.32 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.33 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34 gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.35 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.36 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.37 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.38 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.39 grove bouwmaterialen:

materialen waaruit op te richten bouwwerken primair zijn samengesteld, machines en materialen welke voor het verrichten van bouwwerkzaamheden nodig zijn. Onder bouwmaterialen worden niet begrepen materialen welke uitsluitend dienen voor versiering, aankleding, inrichting en gebruik van bouwwerken;

1.40 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.41 hoofdgebouw:

een of meer gebouwen of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.42 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.43 horecabedrijf categorie 1:

een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit-restaurant, snackbar, snackkiosk, tearoom, traiteur en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

1.44 horecabedrijf categorie 2:

een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;

1.45 horecabedrijf categorie 3:

een horecabedrijf, dat voornamelijk is gericht op het 's avonds en/of 's nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-dancing, discotheek, nachtclub en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

1.46 horecabedrijf categorie 4:

een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;

1.47 hotel:

een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt;

1.48 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen een omgevingsvergunning is vereist;

1.49 kantine:

een restauratieve voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van etenswaren, eenvoudige maaltijden en/of dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling;

1.50 kantoor:

een gebouw dat door indeling en inrichting kennelijk is bestemd te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;

1.51 kunstobject:

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;

1.52 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.53 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.54 landschappelijke waarden:

de cultuurhistorische en visuele waarden van het landschap;

1.55 logiesverstrekking:

een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij;

1.56 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, medische, religieuze, sociale, culturele en voorzieningen op het gebied van openbare dienstverlening;

1.57 maatvoering:

de regels met betrekking tot de toegestane goothoogte en/of bouwhoogte en/of dakhelling en/of het bebouwingspercentage;

1.58 meetverschil:

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een op de kaart aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

1.59 mensa:

een eetgelegenheid voor leerlingen of studenten;

1.60 meubels:

huisraad voor het stofferen van een vertrek, zoals tafels, stoelen, kasten en bedden;

1.61 milieuafstand:

de grootste voor een bepaald bedrijfstype in acht te nemen (richtlijn)afstand ten opzichte van een milieugevoelige functie in verband met door dat bedrijfstype veroorzaakte hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

1.62 milieusituatie:

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

1.63 natuurtoets:

een toets waarbij is onderzocht of op voorhand redelijkerwijs te verwachten is dat een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet en / of een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, indien vereist, kan worden verleend;

1.64 natuurwaarden:

geologische, bodemkundige en biologische waarden;

1.65 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.66 peil:

het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;

1.67 pension:

een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, een en ander zonder vermaaksfunctie;

1.68 pergola:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde van een poortachtige constructie, primair bestemd om er beplanting langs te laten groeien, alsmede een naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.69 persoonlijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan personen zoals een kapper, pedicure, manicure of schoonheidsspecialist;

1.70 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.71 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.72 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.73 religieuze voorziening:

een voorziening ten dienste van de uitoefening van een godsdienst;

1.74 restauratieve voorziening:

voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling, zoals een kantine of mensa;

1.75 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.76 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.77 straat- en bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedebouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.78 tuincentrum:

een bedrijf waarbinnen bedrijfsmatig bomen, heesters en andere siergewassen worden gekweekt en/of waarbinnen detailhandel in tuininrichtingsartikelen plaatsvindt;

1.79 verkeersveiligheid:

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.80 volumineuze detailhandel:

detailhandel in goederen, die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, tuinmeubels, meubels, grove bouwmaterialen/bouwmarkten, kampeermiddelen, keukens en sanitair;

1.81 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.82 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.83 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.84 wegen:

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.85 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.86 woninginrichtingsartikelen:

goederen, geen meubels zijnde, dienen voor de inrichting en/of verfraaiing van woningen zoals vloerbedekking, vitrages en lampen;

1.87 woonsituatie:

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder.

1.88 woonwerkeenheid:

één woning in combinatie met toegestane bedrijfsactiviteiten waarvoor bedrijfsgebouwen mogen worden gebouwd.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de bebouwde oppervlakte:

de optelsom van de oppervlakte van alle bouwwerken op een bouwperceel, bouwvlak of ander terrein;

2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.):

wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte van de bouwlagen ten dienste van kantoren en overige bedrijfsruimten met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten wordt opgeteld;

2.4 de breedte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels;

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 meetverschillen:

Bij de toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

2.10 uitzonderingsregel:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de oppervlakte en de inhoud van een bouwwerk worden ten aanzien van de plaatsing ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits deze bouwdelen niet meer dan 1 meter buiten het gevel- of dakvlak uitsteken.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijf - Bedrijvenpark

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Bedrijvenpark' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hoogwaardige en kennisintensieve bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijven onder de categorieën 1 en 2, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2";
  • b. hoogwaardige en kennisintensieve bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijven onder de categorieën 2 en 3.1, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bedrijf van categorie 2 tot en met 3.1";
  • c. hoogwaardige en kennisintensieve bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijven onder de categorieën 2, 3.1 en 3.2, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bedrijf van categorie 2 tot en met 3.2";
  • d. hoogwaardige en kennisintensieve bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijven onder de categorieën 2, 3.1, 3.2 en 4.1, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bedrijf van categorie 2 tot en met 4.1";
  • e. hoogwaardige en kennisintensieve bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijven onder de categorieën 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bedrijf van categorie 2 tot en met 4.2",

en tevens voor:

  • f. een meldkamer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - noordelijke meldkamer voor hulpdiensten",

maar ook voor de daarbij behorende:

  • g. restauratieve voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen en water, met dien verstande dat minimaal 30% van de gronden uit water en groen dient te bestaan;
  • i. parkeervoorzieningen, waarbij het parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein, dan wel op gemeenschappelijk terrein dient plaats te vinden;
  • j. wegen, straten en paden;
  • k. openbare nutsvoorzieningen;
  • l. kunstobjecten;
  • m. tuinen en erven.

Geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven zijn niet in de bestemming begrepen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 3.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. gebouwen en overkappingen ten dienste van de bestemming zoals bedrijfsgebouwen en een aan een bedrijf gerelateerde kantoorruimte;
  • b. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen en bedrijfsoverkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfsoverkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag maximaal het ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven percentage zijn;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte zijn.

3.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
  • c. de bouwhoogte van reclamemasten mag maximaal 3 meter zijn;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten, niet zijnde reclamemasten, mag maximaal 8 meter zijn;
  • e. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
  • f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 10 meter zijn.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor buitenopslag;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken anders dan voor de in lid 3.1 onder a tot en met f genoemde bedrijfsactiviteiten;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • d. het gebruik van de gebouwen voor kantoor over een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een vekooppunt van motorbrandstoffen met lpg;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de regel van lid 3.3 onder b en toestaan dat er bedrijven worden gevestigd die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijven, maar die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de ter plaatse toegestane categorie bedrijven, op voorwaarde dat het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. de regel van lid 3.3 onder b en toestaan dat er bedrijven worden gevestigd in een naasthogere categorie dan ter plaatse toegestaan, op voorwaarde dat:
    • 1. de bedrijven zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijven of dat de bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijven;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
  • c. de regel van lid 3.1 en 3.3 onder c en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van:
    • 1. productiegebonden detailhandel;
    • 2. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen.

3.4.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4.1 kan slechts worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijven onder de categorieën 2, 3.1 en 3.2, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bedrijf van categorie 2 tot en met 3.2";
  • b. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijven onder de categorieën 2, 3.1, 3.2 en 4.1, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bedrijf van categorie 2 tot en met 4.1";
  • c. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijven onder de categorieën 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bedrijf van categorie 2 tot en met 4.2";
  • d. een gasdrukmeet- en regelstation, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - gasdrukmeet- regelstation";

en tevens voor:

  • e. een verkeerseducatief centrum en daaraan verwante bedrijvigheid, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - verkeerseducatief centrum",
  • f. een kunstwerk dat ook dienst doet als atelier en/of expositieruimte en/of vergaderruimte, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - kunstobject",

maar ook voor de daarbij behorende:

  • g. restauratieve voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen en water;
  • i. parkeervoorzieningen, waarbij het parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein, dan wel op gemeenschappelijk terrein dient plaats te vinden;
  • j. wegen, straten en paden;
  • k. openbare nutsvoorzieningen;
  • l. kunstobjecten;
  • m. tuinen en erven.

Geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven zijn niet in de bestemming begrepen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 4.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. gebouwen en overkappingen ten dienste van de bestemming zoals bedrijfsgebouwen en een aan een bedrijf gerelateerde kantoorruimte;
  • b. andere bouwwerken ten behoeve van een gasdrukmeet- en regelstation, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - gasdrukmeet- regelstation";
  • c. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen en bedrijfsoverkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfsoverkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. de afstand van een gebouw tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand van toepassing blijft;
  • c. de afstand van een gebouw tot aan de bestemming Verkeer - Verblijf moet minimaal 5 meter zijn, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand van toepassing blijft;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte zijn;
  • e. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven percentage zijn;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - representatief" maximaal 16 meter zijn.

4.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - representatief" binnen 5 meter van de weg maximaal 2 meter zijn;
  • d. de bouwhoogte van reclamemasten mag maximaal 3 meter zijn;
  • e. de bouwhoogte van palen en masten, niet zijnde reclamemasten, mag maximaal 8 meter zijn;
  • f. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
  • g. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 20 meter zijn.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de regel van lid 4.2.2 sub d en toestaan dat de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw wordt vergroot tot maximaal 16 meter, als dit uit het oogpunt van bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • b. de regel van lid 4.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
  • c. de regel van lid 4.2.3 sub b en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt vergroot tot maximaal 2 meter;
  • d. de regel van lid 4.2.3 sub g en toestaan dat de bouwhoogte van overige andere bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 40 meter.

4.3.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.3.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken anders dan voor de in lid 4.1 onder a tot en met f genoemde bedrijfsactiviteiten;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • c. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
  • d. het gebruik van de gebouwen voor kantoor over een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de regel van lid 4.4 onder a en toestaan dat er bedrijven worden gevestigd die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijven, maar die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de ter plaatse toegestane categorie bedrijven, op voorwaarde dat het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. de regel van lid 4.4 onder a en toestaan dat er bedrijven worden gevestigd in een naasthogere categorie dan ter plaatse toegestaan, op voorwaarde dat:
    • 1. de bedrijven zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijven of dat de bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijven;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
  • c. de regel van lid 4.1 en lid 4.4 onder b en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van:
    • 1. productiegebonden detailhandel;
    • 2. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
    • 3. detailhandel in volumineuze goederen.

4.5.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.5.1 kan slechts worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Bedrijventerrein' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - Werken', mits:

  • het gezamenlijk aantal woon-werk kavels in het plangebied aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal woonwerkeenheden" niet mag toenemen;
  • de wijziging uitsluitend mag plaatsvinden voor gronden aansluitend aan een bestemmingsvlak 'Wonen - Werken'.

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos en bebossing;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. waterlopen en waterpartijen,

waarbij de instandhouding van de landschappelijke waarden van het gebied wordt nagestreefd,

maar ook voor de daarbij behorende:

  • d. andere bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 5.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • andere bouwwerken.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • er mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 2 meter zijn.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) of anders dan in zo'n vergunning is vastgelegd, de volgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren

  • a. het kappen en/of verwijderen van bomen en struiken;
  • b. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • c. het bodemverlagen of afgraven van gronden;
  • d. het aanleggen of verharden van wegen, fietspaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerk zijnde);
  • f. het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers.

5.3.2 Uitzondering vergunningplicht

Lid 5.3.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud;
  • b. al in uitvoering waren op het moment van inwerkingtreding van het plan.

5.3.3 Beoordelingscriteria

Een vergunning als bedoeld in lid 5.3.1 kan alleen worden verleend als:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van het gebied.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. voet- en fietspaden,

maar ook voor de daarbij behorende:

  • g. kunstobjecten;
  • h. verhardingen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 6.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen;
  • b. andere bouwwerken, zoals kunstobjecten.

6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van een gebouw mag maximaal 75 m³ zijn;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 4 meter zijn.

6.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van reclamemasten mag maximaal 6 meter zijn;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten, niet zijnde reclamemasten, mag maximaal 8 meter zijn;
  • c. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
  • d. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.

Artikel 7 Maatschappelijk - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. levensbeschouwelijke voorzieningen;
  • b. medische- en sociaal-medische voorzieningen;
  • c. educatieve voorzieningen;
  • d. voorzieningen op het gebied van openbare dienstverlening;

en tevens voor:

  • e. een asielzoekerscentrum, uitslutiend ter plaatse van de aanduiding "asielzoekerscentrum",

met daaraan ondergeschikt:

  • f. speelvoorzieningen,

maar ook voor de daarbij behorende:

  • g. restauratieve voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen en water;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. wegen, straten en paden;
  • k. openbare nutsvoorzieningen;
  • l. kunstobjecten;
  • m. tuinen en erven.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 7.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals een asielzoekerscentrum;
  • b. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.

7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte zijn;
  • b. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven percentage zijn.

7.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldende volgende regels:

  • a. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
  • d. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regel van lid 7.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.

7.3.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.3.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Verkeer - Verblijf

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. wegen, straten en pleinen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. voet- en rijwielpaden;
  • d. ontspanning en vermaak;
  • e. een gasdruk- en regelstation, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasdrukmeet- en regelstation',

maar ook voor de daarbij behorende:

  • f. groenvoorzieningen en water;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. openbare nutsvoorzieningen;
  • i. kunstobjecten;
  • j. kunstwerken;
  • k. tuinen en erven.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 8.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten dienste van de bestemming zoals gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen;
  • b. andere bouwwerken, waaronder andere bouwwerken voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, kunstobjecten en kunstwerken.
  • c. andere bouwwerken, ten behoeve van een gasdrukmeet- en regelstation, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - gasdrukmeet- regelstation";

8.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van een gebouw mag maximaal 75 m³ zijn;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 4 meter zijn.

8.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag maximaal 15 meter zijn;
  • b. de bouwhoogte van reclamemasten mag maximaal 6 meter zijn;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten, niet zijnde reclamemasten, mag maximaal 8 meter zijn;
  • d. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
  • e. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterpartijen;
  • b. oevers en kaden;

met de daarbij behorende:

  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, duikers en/of dammen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het wijzigen en/of dempen van waterlopen;
  • b. het vergraven van oevers.

9.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in sublid 9.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.

9.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstructuur en de waterhuishoudkundige situatie.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik als ligplaats voor schepen, al dan niet bewoond.

Artikel 10 Wonen - Werken

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

maar ook voor de daarbij behorende:

  • b. tuinen en erven;
  • c. groenvoorzieningen en waterpartijen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. wegen, straten en paden;
  • g. openbare nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 10.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. gebouwen en overkappingen ten dienste van de bestemming, zoals bedrijfsgebouwen en woningen met de daarbij behorende bijgebouwen;
  • b. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.

10.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. de afstand van een gebouw of overkapping tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand van toepassing blijft;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogten zijn;
  • d. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag maximaal het ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven percentage zijn;
  • e. het maximum aantal woonwerkeenheden bedraagt niet meer dan aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal woonwerkeenheden";
  • f. de oppervlakte van een woning mag maximaal 150 m2 zijn.

10.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de regel van lid 10.2.2 sub b en toestaan dat de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind dan wel een gebouw op de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd;
  • b. de regel van lid 10.2.2 sub d en toestaan dat het bebouwingspercentage per bouwperceel wordt vergroot tot maximaal 90%, mits in voldoende mate op eigen terrein in parkeerbehoefte kan worden voorzien;
  • c. de regel van lid 10.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.

10.3.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.3.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren;
  • c. het gebruik van andere gebouwen dan woningen voor bewoning.

Artikel 11 Waarde - Archeologisch/cultuurhistorisch waardevol gebied

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch/cultuurhistorisch waardevol gebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische/cultuurhistorische waarde(n).

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

Anders dan in de basisbestemming is bepaald mogen op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 100 m² wordt uitgebreid;
  • b. bouwwerken ten behoeve van archeologische onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 100 m² ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen.

11.2.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van lid 11.2 en toestaan dat bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken worden gebouwd, waarbij de oppervlakte met meer dan 100 m² wordt uitgebreid dan wel bouwwerken worden gebouwd met een oppervlakte van meer dan 100 m², mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in sub c, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden om op de gronden, bedoeld in lid 11.1, zonder vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) of anders dan in zo'n vergunning is vastgelegd, de volgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur, met dien verstande dat het werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm, tenzij deze in het kader van onderzoek naar mogelijke historische vindplaatsen wordt uitgevoerd;
  • c. het graven van watergangen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
  • e. het verlagen van het waterpeil.

11.3.2 Uitzondering vergunningplicht

Artikel 11.3.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud;
  • b. al in uitvoering waren op het moment van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd op grond van een al verleende vergunning;
  • d. op archeologisch onderzoek gericht zijn.

11.3.3 Beoordelingscriteria

Een vergunning als bedoeld in lid 11.3.1 kan alleen worden verleend als:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische en cultuurhistorische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Een vergunning als bedoeld in lid 11.3.1 kan alleen worden verleend als:

  • geen schade ontstaat aan de archeologische en cultuurhistorische waarde(n) van het gebied.

Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in sub c, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen, behalve als dit duidelijk is toegestaan in de bestemmingsregels;
  • b. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • c. het opslaan van gerede of ongerede materialen of goederen buiten gebouwen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • d. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • e. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
13.2 Uitzonderingen

Lid 13.1 geldt niet voor:

  • a. het (tijdelijk) gebruik voor het realiseren of handhaven de bestemmingen, zoals bouwwerkzaamheden, of het normale onderhoud van de gronden;
  • b. de opslag van goederen of materialen als onderdeel van de uitoefening van een bedrijf dat volgens het plan is toegestaan;
  • c. het plaatsen van onderkomens volgens de gebruiksregels van de bestemmingsregels in hoofdstuk 2 van deze regels;
  • d. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, maar alleen als dit noodzakelijk is voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen.
13.3 Parkeerregeling gebruik
13.3.1 Specifieke gebruiksregels
  • a. Gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt ten behoeve van het veranderen en/of wijzigen van het gebruik van bouwwerken waardoor op het bijbehorende bouwperceel of in de directe omgeving niet in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
  • b. Deze regeling geldt niet voor het vergunde bestaande gebruik van gronden en bouwwerken op het moment van de inwerkingtreding van het plan.

13.3.2 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.3.1 sub a voor het toestaan van het veranderen van het gebruik van gronden en bouwwerken indien op het bijbehorend bouwperceel of in de directe omgeving in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.
  • b. Voorafgaan aan de verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeercijfers zoals opgenomen in de meest recente Parkeernormennota van de gemeente Smallingerland op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning bepaald of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van hetgeen is beschreven in de aangevraagde omgevingsvergunning.
  • c. Krachtens een voorschrift verbonden aan de omgevingsvergunning dient:
    • 1. voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in sub b wordt gerealiseerd;
    • 2. voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in sub b in stand wordt gehouden.
  • d. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaald in sub a en b en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden, mist dit geen onevenredig afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 Geluidzone - 47 Bkl
14.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - 47 Bkl' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) tevens aangeduid voor geluidzone voor de luchtvaart.

14.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - 47 Bkl' gelden voor het bouwen van bouwwerken de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "Geluidzone - 47 Bkl"mogen alleen woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, alsmede woonwagenstandplaatsen in de zin van het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart (Bgkl) worden opgericht, indien wordt voldaan aan het bepaalde in hoofdstuk IV, artikelen 7 tot en met 9 van genoemd besluit.
14.2 Luchtvaartzone - laagvliegroute
14.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding "Luchtvaartzone - laagvliegroute" zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens aangeduid voor een laagvliegstrook voor de luchtvaart.

14.2.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding "Luchtvaartzone - laagvliegroute" geldt voor het bouwen van bouwwerken de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van de bebouwing ten dienste van de aangegeven andere bestemming mag niet meer zijn dan 40 meter.
14.3 Luchtvaartzone - obstakelbeheergebied
14.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding "Luchtvaartzone - obstakelbeheergebied" zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens aangeduid voor het tegengaan van te hoge bouwwerken en beplantingen in verband met de gebruiksmogelijkheden en veiligheidssituatie van het vliegveld Drachten, waaronder begrepen het vrijhouden van de invliegfunnel.

14.3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding "Luchtvaartzone - obstakelbeheergebied" gelden voor het bouwen van bouwwerken de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag de ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte invliegfunnel (m)" de aangegeven bouwhoogte niet overschrijden;
  • b. de geldende bouwhoogte dient tussen de op de verbeelding aangegeven contourllijnen door lineaire interpolatie te worden bepaald.

14.3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor opgaande beplanting met een hoogte, hoger dan de ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte invliegfunnel (m)" aangegeven hoogte.
14.4 Veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation
14.4.1 Aanduidingsomschrijving

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, gelden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – gasdrukmeet- en regelstation' de volgende regels:

  • a. er mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd dan wel worden gevestigd;
  • b. de bouw of vestiging van beperkt kwetsbare objecten is niet toegestaan binnen een afstand van 4 m vanaf het gasdrukmeet- en regelstation.

14.4.2 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kwetsbare objecten;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor beperkt kwetsbare objecten binnen een afstand van 4 m vanaf het gasdrukmeet- en regelstation.

14.4.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'veiligheidszone – gasdrukmeet- en regelstation' wordt verwijderd, mits de betreffende activiteiten ter plaatse zijn beëindigd.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

15.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages, maar alleen als dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
  • b. het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor het plaatsen van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot een bouwhoogte van maximaal 40 meter.
15.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.1 kan slechts worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

16.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming van gronden kan worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' als bedoeld in Bijlage 2 bij deze regels voor het oprichten van transformatorhuisjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m³ en een bouwhoogte van maximaal 4 meter, die in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn, met dien verstande dat voor het overige de regels als bedoeld in Bijlage 2 van overeenkomstieg toepassing zijn;
  • b. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd. Hierbij geldt de volgende voorwaarde:
    • 1. de vergroting mag maximaal 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zijn;
  • c. de in het plan vermelde maatvoeringen worden gewijzigd;
  • d. de bestemming kan worden gewijzigd ten behoeve van het oprichten van een reclamemast of -zuil met een bouwhoogte van ten hoogste 20 m, mits de afstand tot een andere reclamemast of -zuil ten minste 2,5 km bedraagt en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast en met dien verstande dat binnen het plangebied ten hoogste 1 keer gebruik mag worden gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid.
16.2 Beoordelingscriteria

Wijzigingen als bedoeld in artikel 16.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 17 Overige regels

17.1 Parkeerregeling bouwen
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd of verbouwd wanneer op het bijbehorende bouwperceel of in de directe omgeving niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
  • b. Voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeercijfers zoals opgenomen in de meest recente Parkeernormennota van de gemeente Smallingerland op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning bepaald of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van hetgeen is beschreven in de aangevraagde omgevingsvergunning.
  • c. Krachtens een voorschrift verbonden aan de omgevingsvergunning dient:
    • 1. voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in sub b wordt gerealiseerd;
    • 2. voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoel in sub b in stand wordt gehouden.
  • d. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en b en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 18.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 18.1 sub a met maximaal 10%.
  • c. Lid 18.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 18.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 18.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid 18.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Bedrijvenpark A7-Noord.

Behorend bij het besluit van 31 oktober 2017.