direct naar inhoud van Regels
Plan: Drachten - Fries Congres & Paardensportcentrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2014SFPC001-0401

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Drachten - Fries Congres & Paardensportcentrum met identificatienummer NL.IMRO.0090.BP2014SFPC001-0401 van de gemeente Smallingerland;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen;.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk, met dak;

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.12 bouwlaag

de eerste bouwlaag of een verdieping van een gebouw; een onderhuis, zolderverdieping of vliering worden hier niet onder begrepen;

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 discotheek/dancing

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en tevens gelegenheid biedt tot dansen, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en de nacht, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de lokaliteit voltrekt en waarbij de consumpties behalve zittend ook staand kunnen worden genuttigd;

1.19 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 geluidwal

een kunstmatig aangelegd grondlichaam met een geluidafschermende functie;

1.21 grondwal

een kunstmatig aangelegd grondlichaam met een beeldbepalende en/of geluidafschermende functie;

1.22 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.23 horecabedrijf

een bedrijf of instelling dat is gericht op het ter plaatse bereiden en/of nuttigen van voedsel en dranken en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij de zaalaccommodatie ondersteunend is aan het horecagebruik;

1.24 hotel:

een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt;

1.25 kantoor:

een gebouw dat door indeling en inrichting kennelijk is bestemd te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;

1.26 kunstobject

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;

1.27 langzaam verkeer

voetgangers en niet gemotoriseerd verkeer;

1.28 onderkomen

voor verblijf geschikte, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken voer- of vaartuig, kampeermiddel en soortgelijk verblijfsmiddel, voor zover dit niet als bouwwerk is aan te merken;

1.29 ontsluiting

een route waardoor verkeer en/of langzaam verkeer afgewikkeld kan worden uit het gebied;

1.30 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.31 paardensportcentrum

een bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden, alsmede het uitoefenen van de paardensport;

1.32 peil

hoogte van de weg ter plaatse van de naar de weg toe gerichte gevel van het hoofdgebouw;

1.33 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.34 ruitervereniging

een sportvereniging waar de paardrijsport beoefend wordt;

1.35 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/ pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.36 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de grondoppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.2 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de breedte van een bouwwerk

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

van een bouwperceel, bebouwingsstrook, bebouwingsvlak of ander terrein wordt gemeten buitenwerks en 1 meter boven peil, met dien verstande dat de grondoppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken worden opgeteld;

2.7 de bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.)

wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte van de bouwlagen ten dienste van kantoren en overige bedrijfsruimten met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten wordt opgeteld.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Gemengd - Paardensportcentrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Paardensportcentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. activiteiten gericht op het instandhouden, fokken en houden van paarden en andere op de hippische sport gerichte activiteiten, en de daarbij behorende ondersteunende activiteiten, zoals:
    • 1. horecafaciliteiten tot ten hoogste 400 m² b.v.o.;
    • 2. verblijfsruimten tot ten hoogste 310 m² b.v.o.;
    • 3. kantoren tot ten hoogste 620 m² b.v.o.;
  • b. een evenementenhal tot ten hoogste 5.100 m² b.v.o.;
  • c. praktijkonderwijs gerelateerd aan de hippische sport;
  • d. horecadoeleinden, gericht op het bereiden en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken, het exploiteren van een hotel met ten hoogste 12 kamers en/of het exploiteren van zaalaccommodaties uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horeca", tot ten hoogste 4.100 m2;
  • e. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • f. een 'evenemententerrein' met bijbehorende tribunes, ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein”;
  • g. geluidafschermende voorzieningen, zoals grondwallen, in ieder geval ter plaatse van de aanduiding “geluidwal”;
  • h. een grondwal ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd - grondwal 1", "specifieke vorm van gemengd - grondwal 2" en "specifieke vorm van gemengd - grondwal 3";
  • i. een ontsluitingsweg ter plaatse van de aanduiding “ontsluiting”;
  • j. geconcentreerde parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van gemengd - parkeerterrein 1", "specifieke vorm van gemengd - parkeerterrein 2", "specifieke vorm van gemengd - parkeerterrein 3", en "specifieke vorm van gemengd - parkeerterrein 4";
  • k. een ruitervereniging ter plaatse van de aanduiding “recreatie”;
  • l. de instandhouding van een graasweide ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van gemengd - weide”;
  • m. de instandhouding van een houtwal en/of houtsingel ter plaatse van de aanduiding “houtsingel”;

met de daarbij behorende:

  • n. tuinen en erven;
  • o. voet- en fietspaden en (ontsluitings)wegen;
  • p. water en watergangen;
  • q. openbare nutsvoorzieningen;
  • r. straatmeubilair;
  • s. groenvoorzieningen;
  • t. speelvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 3.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. gebouwen en overkappingen, uitsluitend ten behoeve uitsluitend ten behoeve van een paardensportcentrum en bijbehorende activiteiten als genoemd in lid 3.1, openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering;
  • b. andere bouwwerken.
3.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bouwregels:

  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd, tot een oppervlakte van ten hoogste 150 m2;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:

  • e. bij de bedrijfswoning zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan tot een oppervlakte van ten hoogste 100 m², uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'erf';
3.2.4 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering gelden de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 3,5 m zijn;
  • b. de inhoud per gebouw mag maximaal 50 m³ zijn.
3.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bouwregels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal' moet een grondwal met een minimale hoogte van 3 m worden aangebracht en in stand worden gehouden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van gemengd - grondwal 1' moet een grondwal met een minimale hoogte van 2 m worden aangebracht en in stand worden gehouden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van gemengd - grondwal 2' moet een grondwal met een minimale hoogte van 1,5 m worden aangebracht en in stand worden gehouden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van gemengd - grondwal 3' moet een grondwal met een minimale hoogte van 4 m worden aangebracht en in stand worden gehouden;
  • e. de bouwhoogte van straatmeubilair, palen en masten mag maximaal 9 m zijn;
  • a. de bouwhoogte van tribunes mag maximaal 3 m zijn;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 2 m zijn, dan wel maximaal de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.1 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, met een gezamenlijke grondoppervlakte van maximaal 100 m² en een maximum goothoogte van 3 m;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.5 sub e teneinde de bouwhoogte voor palen en masten te verruimen tot maximaal 18 m, mits bij woningen van derden geen verhoging van de lichtintensiteit optreedt.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutiedoeleinden, een seksinrichting, een dancing, een discotheek of een evenement niet gerelateerd aan de hippische sport.

3.4.2 Parkeren

Op het terrein dient te worden geparkeerd overeenkomstig de op de verbeelding aangegeven aanduidingen 'specifieke vorm van gemengd - parkeerterrein 1', 'specifieke vorm van gemengd - parkeerterrein 2', 'specifieke vorm van gemengd - parkeerterrein 3' en 'specifieke vorm van gemengd - parkeerterrein 4'. waarbij voorts geldt dat:

  • a. personenauto's dienen te parkeren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - parkeerterrein 1';
  • b. vrachtauto's en auto's met trailers en aanhangers dienen te parkeren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - parkeerterrein 2';
  • c. het parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - parkeerterrein 3' uitsluitend dient als overloopterrein;
  • d. het parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - parkeerterrein 4' dient als parkeerterrein voor personenauto's, vrachtauto's en auto's met trailers en aanhangers, uitsluitend ten behoeve van de ruitervereniging.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 ten behoeve van een éénmalig incidenteel nevengebruik in de vorm van een evenement niet gerelateerd aan de hippische sport mits:

  • a. de duur van een individuele activiteit beperkt is tot ten hoogste drie aaneengesloten dagen, exclusief de op- en afbouw van het evenement;
  • b. de activiteit niet zal leiden tot onevenredige verkeershinder voor omwonenden;
  • c. de activiteit in overeenstemming is met het bepaalde in of krachtens de Wet milieubeheer en de Wabo,

met dien verstande dat de afwijkingsbevoegdheid ten hoogste 12 keer per kalenderjaar kan worden toegepast.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningsplicht

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 3.1 zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders of anders dan in zo'n vergunning is vastgelegd, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen
  • b. het kappen en rooien van houtwallen en/of singels, bosjes en andere beplantingselementen;
  • c. op de gronden ter plaatse van de aanduiding “houtsingel” tevens:
    • 1. het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtwallen en/of houtsingels;
3.6.2 Uitzondering vergunningplicht

Lid 3.6.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud of het beheer van de gronden;
  • b. in uitvoering waren op het moment van het van kracht worden van het plan.
3.6.3 Beoordelingscriteria
  • a. De onder lid 3.6.1, sub a, bedoelde vergunning wordt alleen verleend indien er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterbergingscapaciteit en de waterkwaliteit in de directe omgeving.
  • b. De onder lid 3.6.1, sub b, bedoelde vergunning wordt alleen verleend indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en landschappelijke structuur van het gebied.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen waterpartijen;
  • b. bermen en beplanting;

en de daarbij behorende:

  • c. aanleggelegenheid;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. kunstobjecten;
  • f. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 4.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen;
  • b. overige bouwwerken, zoals kunstobjecten.
4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van een gebouw mag maximaal 75 m³ zijn;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 4 meter zijn.
4.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, waaronder kunstwerken, mag maximaal 2,5 meter zijn.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden om op de gronden, bedoeld in lid 4.1, zonder omgevingsvergunning de volgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het vergraven, dempen, ondertunnelen of overkluizen van watergangen en waterpartijen.
4.3.2 Uitzondering

Lid 4.3.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud;
  • b. al in uitvoering waren op het moment van het van kracht worden van het plan.
4.3.3 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.3.1 kan alleen worden verleend als:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishoudkundige belangen;
  • b. hierover advies is gevraagd aan het waterschap.

Artikel 5 Waarde - Archeologisch/cultuurhistorisch waardevol gebied 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch/cultuurhistorisch waardevol gebied 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische/cultuurhistorische waarden.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. anders dan in de basisbestemming is bepaald mogen op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
    • 1. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met maximaal 50 m² wordt uitgebreid;
    • 2. bouwwerken ten behoeve van archeologische onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m² ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 en toestaan dat bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken worden gebouwd, waarbij de oppervlakte met meer dan 50 m² wordt uitgebreid dan wel bouwwerken worden gebouwd met een oppervlakte van meer dan 50 m², mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in sub c, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 5.1 zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag of anders dan in zo'n vergunning is vastgelegd, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur, met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 30 cm;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm, tenzij deze in het kader van onderzoek naar mogelijke historische vindplaatsen wordt uitgevoerd;
  • c. het graven van watergangen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
  • e. het verlagen van het waterpeil.
5.4.2 Uitzondering vergunningplicht

Het bepaalde in lid 5.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud, zoals het vervangen van drainage;
  • b. al in uitvoering waren op het moment van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd op grond van een al verleende vergunning;
  • d. op archeologisch onderzoek gericht zijn.
5.4.3 Beoordelingscriteria

Een vergunning als bedoeld in lid 5.4.1 kan uitsluitend worden verleend als

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische en cultuurhistorische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  • d. Een vergunning als bedoeld in lid 5.4.1 kan alleen worden verleend als geen schade ontstaat aan de archeologische en cultuurhistorische waarde(n) van het gebied.
  • e. Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in sub c, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming Waarde - Archeologisch/cultuurhistorisch waardevol gebied 1 geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische en/of cultuurhistorische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische/cultuurhistorische waarden voorziet.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Afwijkingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages, maar alleen als dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
  • b. het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor het plaatsen van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot een bouwhoogte van maximaal 40 meter.
7.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.1 kan slechts worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • d. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • e. het opslaan van gerede of ongerede materialen of goederen buiten gebouwen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • f. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • g. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
8.2 Uitzonderingen
  • a. het (tijdelijk) gebruik voor het realiseren of handhaven de bestemmingen, zoals bouwwerkzaamheden, of het normale onderhoud van de gronden;
  • b. de opslag van goederen of materialen als onderdeel van de uitoefening van een bedrijf dat volgens het plan is toegestaan;
  • c. het plaatsen van onderkomens volgens de gebruiksregels van de bestemmingsregels in hoofdstuk 2 van deze regels;
  • d. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, maar alleen als dit noodzakelijk is voor het normale onderhoud van de gronden.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het oprichten van transformatorhuisjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 100 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m, welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn;
  • b. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor gebouwen met ten hoogste 20%, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn;
  • c. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht, nodig zijn, mits de oppervlakte van een bestemmings- en/of bebouwingsvlak met niet meer dan 20% wordt gewijzigd;
  • d. het oprichten van antennes en zendinstallaties met een hoogte van maximaal 40 meter;
9.2 Beoordelingscriteria

Wijzigingen als bedoeld in lid 9.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
10.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 10.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1.1 met maximaal 10%.

10.1.3 Uitzondering

Lid 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
10.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.2.2 Veranderen strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Drachten - Fries Congres & Paardensportcentrum.