direct naar inhoud van Artikel 22 Water
Plan: Buitengebied 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2013Buitengebied-0403

Artikel 22 Water

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water, oeverstroken en eilanden, met een functie voor het scheepvaartverkeer, de waterhuishouding en waterkering, natuur en landschap en de waterrecreatie, met dien verstande dat de bestaande indeling wat betreft de waterlijn, riet- en graslanden, kades en oevers maatgevend is;
  • b. de functie natuur is bovengeschikt aan de overige functies, dit met uitzondering van de wateren ter plaatse van de aanduiding “vaarweg” waarvoor geldt dat de functie scheepvaartverkeer nevengeschikt is aan de functie natuur;
  • c. ligplaatsen voor recreatiearken, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van water - recreatieark”;
  • d. botenhuizen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van water – botenhuis”
  • e. bestaande aanlegplaatsen;
  • f. zandwinning, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van water – zandwinning”;
  • g. dagrecreatief medegebruik,

maar ook voor de daarbij behorende:

  • h. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering;
  • i. openbare nutsvoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. ontsluitingen en paden;
  • l. fiets- en ruiterpaden,

en voor zover ter plaatse van de aanduiding:

  • m. “vaarweg”, zijn de gronden in ieder geval bestemd als doorvaarroute voor de scheepvaart.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 22.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. gebouwen, ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering en gebouwen ten behoeve van recreatiearken;
  • b. andere bouwwerken.

22.2.2 Gebouwen
  • a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 6 meter zijn;
    • 2. de inhoud per gebouw mag maximaal 50 m³ zijn.

  • b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van recreatiearken gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw mag maximaal 7 m2 zijn, dan wel maximaal de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 3 meter zijn.

22.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend de bestaande aanlegvoorzieningen, waaronder steigers, vlonders en oeverbeschoeiingen, zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van damwanden mag niet meer zijn dan 40 cm boven het waterpeil, met dien verstande dat de oeverlengte van nieuwe damwanden niet meer mag zijn dan 20 meter, dan wel maximaal de bestaande bouwhoogte en oeverlengte;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.

22.3 Nadere eisen
22.3.1 Bevoegdheid tot stellen nadere eis

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • de plaats van andere bouwwerken.

22.3.2 Beoordelingscriteria

Een nadere eis als bedoeld in lid 22.3.1 kan worden gesteld met het oog op het voorkomen van onevenredige afbreuk van:

  • a. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de milieusituatie;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden, waarbij de landschapswaarden zijn gespecificeerd in bijlagen 2 en 3.

22.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als kampeerplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de gronden bij bestaande aanlegplaatsen van recreatieschap De Marrekrite, met dien verstande dat per ligplaats maximaal 3 tenten voor niet langer dan 3 aansluitende etmalen zijn toegestaan;
  • b. het gebruik van gronden als ligplaats voor recreatiearken, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van water - recreatieark”, met dien verstande dat:
    • 1. per aanduidingsvlak het aantal recreatiearken maximaal 1 mag zijn, dan wel het aantal aangegeven ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal recreatiearken”;
    • 2. de oppervlakte van een recreatieark maximaal 100 m2 exclusief damwand mag zijn;
    • 3. de hoogte, gemeten vanaf de waterlijn, van een recreatieark niet meer mag zijn dan 3,5 meter;
  • c. het gebruik van gronden als ligplaats voor (drijvende) botenhuizen, met uitzondering van het bestaande botenhuis ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van water – botenhuis”, met dien verstande dat:
    • 1. per aanduidingsvlak het aantal botenhuizen maximaal 1 mag zijn, dan wel het bestaande aantal indien dat meer is;
    • 2. de oppervlakte van botenhuizen maximaal 60 m2 mag zijn, dan wel maximaal de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
    • 3. de hoogte, gemeten vanaf de waterlijn, van een botenhuis niet meer mag zijn dan 4 meter.

22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) of anders dan in zo'n vergunning is vastgelegd, de volgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. de aanleg van ligplaatsen;
  • b. de aanleg en/of aanpassing van kades en damwanden;
  • c. de aanleg van dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van picknickplaatsen, aanlegplaatsen, parkeervoorzieningen, visoevers, vaarwater en dergelijke;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • e. de aanleg en/of aanpassing van voet-, fiets- en ruiterpaden;
  • f. het aanbrengen van oeverbeschoeiing op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van water - recreatieark”.

22.5.2 Uitzondering vergunningplicht

Lid 22.5.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud;
  • b. al in uitvoering waren op het moment van het van kracht worden van het plan.

22.5.3 Beoordelingscriteria

  • a. Een vergunning als bedoeld in lid 22.5.1 kan alleen worden verleend als van de waterbeheerder advies is ontvangen en als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 5. de verkeersveiligheid;
    • 6. de waterbergingscapaciteit en de waterkwaliteit;
    • 7. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden, waarbij de landschapswaarden zijn gespecificeerd in bijlagen 2 en 3.

  • b. De onder lid 22.5.1, sub f, bedoelde vergunning wordt alleen verleend indien:
    • 1. de lengte van de oeverbeschoeiing niet meer bedraagt dan de lengte van de recreatieark;
    • 2. de oeverbeschoeiing nodig is om de recreatieark veilig af te meren;
    • 3. geen water- of rietland aan het huidig gebruik wordt onttrokken.