direct naar inhoud van Artikel 10 Detailhandel - 3
Plan: Buitengebied 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2013Buitengebied-0403

Artikel 10 Detailhandel - 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel,
  • b. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in Bijlage 1 onder categorie 1 en 2,
  • c. het bedrijfswonen,

maar ook voor de daarbij behorende:

  • d. restauratieve voorzieningen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. openbare nutsvoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. ontsluitingen en paden;
  • j. tuinen en erven.

10.2 Bouwregels

10.2.1 Toegelaten bouwwerken

10.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 10.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. gebouwen en overkappingen, uitsluitend ten behoeve van detailhandel, bedrijfsactiviteiten als genoemd in lid 10.1, sub b, bedrijfswoningen, openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering;
  • b. andere bouwwerken.

10.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van detailhandel, bedrijfsactiviteiten als genoemd in lid 10.1, sub b, en bedrijfswoningen, gelden de volgende regels:
    • 1. per bestemmingsvlak is maximaal 1 bedrijf toegestaan, dan wel het bestaande aantal indien dit meer is;
    • 2. de afstand van een gebouw tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
    • 3. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mogen maximaal respectievelijk 3 meter en 8 meter zijn, dan wel maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer zijn;
    • 4. de dakhelling moet minimaal 15°zijn, dan wel minimaal de bestaande dakhelling indien deze minder is;
    • 5. de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer zijn dan de bestaande oppervlakte, vermeerderd met 10%;
    • 6. per bedrijf is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
    • 7. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mag maximaal respectievelijk 3,5 meter en 9 meter zijn, dan wel ten maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer zijn;
    • 8. de oppervlakte van een vrijstaande of aangebouwde bedrijfswoning mag maximaal 150 m² zijn, dan wel maximaal de bestaande oppervlakte indien deze meer is.

  • b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 6 meter zijn;
    • 2. de inhoud per gebouw mag maximaal 50 m³ zijn.

10.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) van de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte maximaal 2 meter zijn;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3 meter zijn, dan wel maximaal de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.

10.3 Nadere eisen
10.3.1 Bevoegdheid tot stellen nadere eis

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • de plaats van bouwwerken indien de afstand tot de as van wegen binnen de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' minder is dan 30 meter en tot de as van de overige wegen minder dan 10 meter.

10.3.2 Beoordelingscriteria

Een nadere eis als bedoeld in lid 10.3.1 kan worden gesteld met het oog op het voorkomen van onevenredige afbreuk van:

  • a. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de milieusituatie;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden, waarbij de landschapswaarden zijn gespecificeerd in bijlagen 2 en 3.

10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 10.2.2, sub a, onder 3, voor een goothoogte van gebouwen van maximaal 6 meter;
  • b. het bepaalde in lid 10.2.2, sub a, onder 5, voor het uitbreiden van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen met maximaal 25%, mits hier een bedrijfseconomische noodzaak toe is;
  • c. het bepaalde in lid 10.2.2, sub a, onder 7, voor een goothoogte van bedrijfswoningen van maximaal 6 meter.

10.4.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.4.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de milieusituatie;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de waterbergingscapaciteit- en de waterkwaliteit;
  • h. de (openlucht) recreatiemogelijkheden;
  • i. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden, waarbij de landschapswaarden zijn gespecificeerd in bijlagen 2 en 3.

10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als kampeerplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning;
  • c. de verkoop van voedingsmiddelen, met uitzondering van de verkoop van restantpartijen, waarbij de verkoop van restantpartijen voedingsmiddelen ondergeschikt dient te zijn aan de overige detailhandelsactiviteiten;
  • d. het gebruik van de gebouwen voor kantoor met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte detailhandelsbedrijf;
  • e. het gebruik van de gebouwen voor zelfstandige kantoren;
  • f. het stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot en van de bedrijfsvoering;
  • g. het gebruik en/of inrichten ten behoeve van reclame-uitingen, anders dan omschreven in de gemeentelijke Nota Reclamebeleid, vastgesteld op 1 maart 2011.