direct naar inhoud van Artikel 3 Centrum
Plan: Centrum Drachten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2010SCE-0401

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel en dienstverlening;
  • b. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van Bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  • c. horecabedrijven categorie 1;
  • d. horecabedrijven tot en met categorie 2, ter plaatse van de aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 2";
  • e. kantoordoeleinden; met een maximum oppervlak van 2.500 m2 per kantoor;
  • f. maatschappelijke voorzieningen;
  • g. ontspanning en vermaak;
  • h. wonen uitsluitend op de verdieping;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder h, tevens wonen op de begane grond ter plaatse van de aanduiding "wonen";
  • j. in afwijking van het bepaalde onder h; niet voor wonen ter plaatse van de aanduiding "wonen uitgesloten",
  • k. een ondergrondse parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage",
  • l. een zend-/ontvangstinstallatie, ter plaatse van de aanduiding "zend-/ontvangstinstallatie";
  • m. een groothandel in verf, ter plaatse van de aanduiding "groothandel";
  • n. uitsluitend een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening";

maar ook voor de daarbij behorende:

  • o. restauratieve voorzieningen;
  • p. groenvoorzieningen en water;
  • q. parkeervoorzieningen;
  • r. speelvoorzieningen;
  • s. wegen, straten en paden;
  • t. openbare nutsvoorzieningen;
  • u. kunstobjecten;
  • v. tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 3.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten dienste van de bestemming zoals winkels, bedrijfsgebouwen, kantoren, woningen en nutsvoorzieningen;
  • b. er mogen geen kunstobjecten worden gebouwd;
  • c. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen.
3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een hoofdgebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot- en bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;
  • c. de bouwhoogte respectievelijk de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste de in de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" respectievelijk “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte respectievelijk goot- en bouwhoogte bedragen;
  • d. het bebouwingspercentage van een binnen het bouwvlak gelegen deel van het bouwperceel zal ten hoogste 60% bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte al meer is; in welk geval de bestaande oppervlakte als maximum geldt.
3.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 1,50 meter zijn;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c t/m e. mag de hoogte van een zend-/ontvangstinstallatie, ter plaatse van de aanduiding "zend-/ontvangstinstallatie", maximaal 40 meter zijn.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijkingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de regel van lid 3.2.2 sub c en toestaan dat het maximum bebouwingspercentage wordt vergroot tot 100%;
  • b. de regel van lid 3.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.
3.3.2 Beoordelingscriteria

Afwijken als bedoeld in lid 3.3.1 is alleen mogelijk als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.3 Procedure afwijken

Als Burgemeester en Wethouders de afwijkingsbevoegdheden van lid 3.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 21.1.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de begane grondlaag voor bewoning, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding "wonen".
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijkingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de regel van lid 3.4 sub a en toestaan dat de begane grondlaag voor bewoning wordt gebruikt.
3.5.2 Beoordelingscriteria

Afwijken als bedoeld in lid 3.5.1 is alleen mogelijk als:

  • a. sprake is van een op zichzelf staand pand;
  • b. geparkeerd wordt op eigen terrein;
  • c. geen sprake is van kamerverhuur;
  • d. maximaal één woning wordt gerealiseerd;
  • e. voor het overige voldaan wordt de regels van artikel 12.
3.5.3 Procedure afwijken

Als Burgemeester en Wethouders de afwijkingsbevoegdheden van lid 3.5.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 21.1.