direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijventerrein - Watergebonden
Plan: Industrieterrein De Haven
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2010BHA001-0501

Artikel 6 Bedrijventerrein - Watergebonden

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - Watergebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2", voor havengebonden bedrijven waarbij de vestiging aan waterwegen/havens vanuit bedrijfsdoelmatige redenen noodzakelijk of gewenst is;
  • b. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.1", voor havengebonden bedrijven waarbij de vestiging aan waterwegen/havens vanuit bedrijfsdoelmatige redenen noodzakelijk of gewenst is;
  • c. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.2", voor havengebonden bedrijven waarbij de vestiging aan waterwegen/havens vanuit bedrijfsdoelmatige redenen noodzakelijk of gewenst is;
  • d. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1, 4.2 en 5.1 ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 5.1", voor havengebonden bedrijven waarbij de vestiging aan waterwegen/havens vanuit bedrijfsdoelmatige redenen noodzakelijk of gewenst is;
  • e. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1 en 5.2 ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 5.2", voor havengebonden bedrijven waarbij de vestiging aan waterwegen/havens vanuit bedrijfsdoelmatige redenen noodzakelijk of gewenst is,

waarbij geluidzoneringsplichtige inrichtingen alleen zijn toegestaan voor zover toegelaten op grond van artikel 16.1,

alsmede voor:

  • f. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
  • g. een betonwarenfabriek, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein - betonwarenfabriek", alsmede andere bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1, waarvan de afstanden met betrekking tot de onderscheiden milieucomponenten binnen de navolgende aangewezen milieucategorieën niet meer mag bedragen dan:
  • 1. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2":
  • I. geurproductie: 100 meter;
  • II. stofuitworp: 200 meter;
  • III. gevaar: 100 meter;
  • IV. geluidhinder: 700 meter;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.1":
  • I. geurproductie: 200 meter;
  • II. stofuitworp: 200 meter;
  • III. gevaar: 200 meter;
  • IV. geluidhinder: 700 meter;
  • 3. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.2":
  • I. geurproductie: 300 meter;
  • II. stofuitworp: 300 meter;
  • III. gevaar: 300 meter;
  • IV. geluidhinder: 700 meter,

waarbij geluidzoneringsplichtige inrichtingen alleen zijn toegestaan voor zover toegelaten op grond van artikel 16.1, met uitzondering van risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven:

  • h. de bestaande hoogspanningsverbinding;
  • i. ligplaatsen, ter plaatse van de aanduiding "ligplaats",

maar ook voor de daarbij behorende:

  • j. restauratieve voorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen en water;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. wegen, straten en paden;
  • n. openbare nutsvoorzieningen;
  • o. kunstobjecten;
  • p. tuinen en erven.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 6.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. gebouwen en overkappingen ten dienste van de bestemming zoals bedrijfsgebouwen en een aan een bedrijf gerelateerde kantoorruimte;
  • b. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.
6.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. de afstand van een gebouw of overkapping tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand van toepassing blijft;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag maximaal 15 meter zijn;
  • d. het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag maximaal 80% zijn.
6.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
  • d. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag, voor zover de gronden zijn gelegen binnen een zone van maximaal 20 meter uit de bestemming 'Water', maximaal 30 meter zijn;
  • f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag, met uitzondering van de bestaande hoogspanningsmasten, maximaal 20 meter zijn.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de regel van lid 6.2.2 sub b en toestaan dat de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind dan wel een gebouw op de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd;
  • b. de regel van lid 6.2.2 sub c en toestaan dat de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw wordt vergroot tot maximaal 30 meter;
  • c. de regel van lid 6.2.2 sub d en toestaan dat het bebouwingspercentage per bouwperceel wordt vergroot tot maximaal 90%, mits in voldoende mate op eigen terrein in parkeerbehoefte kan worden voorzien;
  • d. de regel van lid 6.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
  • e. de regel van lid 6.2.3 sub b en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt vergroot tot maximaal 2 meter;
  • f. de regel van lid 6.2.3 sub e en f en toestaan dat de bouwhoogte van overige andere bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 40 meter.
6.3.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan:
    • 1. volumineuze detailhandel ter plaatse van de aanduiding "detailhandel perifeer"
    • 2. productiegebonden detailhandel;
    • 3. detailhandel in watersportgebonden artikelen bij bedrijven met watersportgebonden bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding "wro-zone-wijzigingsgebied", met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte per watersportgebonden bedrijf maximaal 75 m² mag zijn;
    • 4. detailhandel in watersportgebonden volumineuze goederen bij bedrijven met watersportgebonden bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding "wro-zone-wijzigingsgebied", met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte minimaal 300 m² per watersportgebonden bedrijf moet zijn;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren;
  • d. het gebruik van de gebouwen voor kantoor over een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf;
  • e. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
  • f. het gebruik van de gronden als jachthaven;
  • g. het gebruik van de gronden als ligplaatsen, anders dan ter plaatse van de aanduiding "ligplaats";
  • h. het gebruik van gronden ten behoeve van het overnachten op recreatievaartuigen.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de regel van lid 6.1 onder a tot en met e en toestaan dat ook bedrijven worden gevestigd die niet zijn genoemd in bijlage 1 maar die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven in de categorie die op grond van de planregels is toegestaan op voorwaarde dat het geen risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft op de gronden anders dan ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 5.2";
  • b. de regel van lid 6.1 onder a tot en met e en toestaan dat risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven worden toegestaan, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 5.2".
6.5.2 Beoordelingscriteria
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.5.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. de milieusituatie;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.5.1 kan alleen worden verleend als:
    • 1. de toepasselijke grenswaarden voor het risico c.q. risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
    • 2. met de toepasselijke richtwaarden voor het risico c.q. risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
    • 3. het groepsrisico wordt afgewogen.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) of anders dan in zo'n vergunning is vastgelegd, de volgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het afgraven van gronden voor het realiseren van een insteekhaven ten behoeve van bedrijven met watersportgebonden en/of watergerelateerde bedrijfsactiviteiten;
  • b. het aanbrengen van oeverbescherming.
6.6.2 Uitzondering vergunningplicht

Lid 6.6.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud;
  • b. al in uitvoering waren op het moment van het van kracht worden van het plan.
6.6.3 Beoordelingscriteria

Een vergunning als bedoeld in lid 6.6.1, sub a kan alleen worden verleend als:

  • a. de insteekhaven strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van het desbetreffende bedrijf;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishoudkundige belangen;
  • c. hierover advies is gevraagd aan het waterschap,

met dien verstande dat:

  • a. per bouwperceel maximaal de helft van de oever mag worden uitgegraven, met een maximale breedte (diepte) van 30 m;
  • b. het overige deel van de oever dient een natuurlijke oever te zijn, met uitzondering van de gronden gelegen langs de grote insteekhaven (die gelegen is langs De Lier);
  • c. er geen particuliere ligplaatsen mogen worden gerealiseerd;
  • d. er geen botenhuizen mogen worden gerealiseerd.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen, voor zover de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding "wro-zone-wijzigingsgebied", het plan wijzigen voor het creëren van ligplaatsen ten behoeve van commerciële verhuur. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal ligplaatsen dat door toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid gerealiseerd wordt, mag maximaal 95 zijn;
  • b. de ligplaatsen dient op eigen terrein te worden gerealiseerd, alleen in een strook met een diepte van maximaal 15 meter gerekend vanuit de grens met de bestemming 'Water';
  • c. er worden geen faciliteiten geboden die het overnachten in de ligplaatsen mogelijk c.q. aangenaam maken;
  • d. de ligplaatsen worden dusdanig gesitueerd en ingericht dat de kans op conflicten tussen de verhuur van ligplaatsen en de overige activiteiten zo klein als mogelijk is;
  • e. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden
  • f. alvorens tot wijziging wordt overgegaan:
    • 1. dienen de toepasselijke grenswaarden voor het risico c.q. risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht te worden genomen;
    • 2. dient met de toepasselijke richtwaarden voor het risico c.q. risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening te worden gehouden;
    • 3. dient het groepsrisico te worden afgewogen.