direct naar inhoud van Artikel 21 Recreatie - Recreatiewoningen 5
Plan: Schiermonnikoog - Dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0088.056302-0000

Artikel 21 Recreatie - Recreatiewoningen 5

 

21. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor “Recreatie - Recreatiewoningen 5” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    recreatiewoningen;

b.    bijgebouwen bij een recreatiewoning;

met de daarbijbehorende:

c.    tuinen, erven en terreinen;

d.    parkeervoorzieningen;

e.    nutsvoorzieningen;

f.     bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

21. 2.    Bouwregels

21. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

-       de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 75 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximum geldt.

21. 2. 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gel­den de volgende regels:

a.    als hoofdgebouw mogen uitsluitend recreatiewoningen worden gebouwd;

b.    een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

c.    het aantal hoofdgebouwen mag per bouwvlak ten hoogste één bedragen, tenzij in het bouwvlak een maximum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen is aangegeven, in welk geval:

1.    de hoofdgebouwen aaneen mogen worden gebouwd;

2.    het aantal (aaneen) te bouwen hoofdgebouwen ten hoogste gelijk is aan het aangegeven maximum aantal;

d.    de maatvoering van een hoofdgebouw dient te voldoen aan de in het bouwvlak aangegeven maatvoeringseisen.

21. 2. 3. Voor het bouwen van bijgebouwen bij een recreatiewoning gelden de volgende regels:

a.    per recreatiewoning mag ten hoogste één bijgebouw worden gebouwd;

b.    de oppervlakte van een bijgebouw mag ten hoogste 15 m² bedragen;

c.    de bouwhoogte van een bijgebouw mag ten hoogste 3,00 m bedragen.

21. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

a.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;

b.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m mag bedragen;

c.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

21. 3.    Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.    de in bijlage 3 en 4 aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;

b.    de natuurlijke en landschappelijke waarden van het omliggende gebied;

c.    een goede woonsituatie;

d.    de verkeersveiligheid;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

21. 4.    Ontheffing van de bouwregels

21. 4. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

-       het bepaalde in lid 21.2.4. sub a en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw worden gebouwd.

21. 4. 2. De in lid 21.4.1. genoemde ontheffing mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.    het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de in bijlage 3 en 4 aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;

c.    de woonsituatie;

d.    de verkeerssituatie;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

21. 5.    Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning;

b.    het gebruik van bijgebouwen voor recreatieve bewoning.