direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Schiermonnikoog - Dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0088.056302-0000

Artikel 4 Bedrijf

 

4. 1.       Bestemmingsomschrijving

De voor “Bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    gebouwen ten behoeve van:

1.    bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;

2.    bouwbedrijven, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf";

3.    brandweer- en ambulanceposten, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - brandweer- en ambulancepost”;

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

4.    bedrijfswoningen, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding “bedrijfswoning uitgesloten”;

b.    tuinen, erven en terreinen;

met daaraan ondergeschikt:

c.    straten en paden;

d.    nutsvoorzieningen;

e.    sloten, bermen en beplanting;

met de daarbijbehorende:

f.     groenvoorzieningen;

g.    parkeervoorzieningen;

h.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4. 2.       Bouwregels

4. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.    een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

b.    per bedrijf mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;

c.    indien in het bouwvlak een bebouwingspercentage is aangegeven, dient het bebouwingspercentage van het bouwvlak te voldoen aan het aangegeven percentage;

d.    de maatvoering van de gebouwen dient te voldoen aan de in het bouwvlak aangegeven maatvoeringseisen.

4. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;

b.    de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel ten hoogste 15 m² bedragen;

c.    de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3,00 m bedragen;

d.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m mag bedragen;

e.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen. 

4. 3.       Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.    de in bijlage 3 en 4 aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;

b.    een goede woonsituatie;

c.    de milieusituatie;

d.    de verkeersveiligheid;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4. 4.       Ontheffing van de bouwregels

4. 4. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in lid 4.2.1. sub a en toestaan dat gebou­wen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

-       de opper­vlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen gedeelte van het bouwvlak;

b.    het bepaalde in lid 4.2.2. sub a en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw worden gebouwd.

4. 4. 2. De in lid 4.4.1. genoemde ontheffing mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.    het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de in bijlage 3 en 4 aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;

c.    de milieusituatie;

d.    de woonsituatie;

e.    de verkeerssituatie;

f.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4. 5.       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel en/of horecadoeleinden;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning. 

4. 6.       Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in lid 4.1. sub a onder 1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven, genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:

1.    het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;

2.    het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

b.    het bepaalde in lid 4.5. sub a en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel.