direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan verbrede reikwijdte Schiermonnikoog - Dorp
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0088.BPSchierDorp-VO01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het Bestemmingsplan verbrede reikwijdte Schiermonnikoog - Dorp met identificatienummer NL.IMRO.0088.BPSchierDorp-VO01 van de gemeente Schiermonnikoog;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroep

een beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;

1.6 aangebouwd bijbehorende bouwwerk

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.7 afgeknot schilddak

een schilddak met deels een platte afdekking, zoals hieronder is afgebeeld;

afbeelding "i_NL.IMRO.0088.BPSchierDorp-VO01_0012.png"

1.8 archeologische waarden

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingsbeeld

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.11 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.12 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.13 beschermd dorpsgezicht

het beschermd dorpsgezicht Schiermonnikoog dat vanwege haar cultuurhistorische en ruimtelijke waarden die zijn omschreven in bijlage 3 en 4 van deze regels en paragraaf 2.1 van de toelichting bij dit plan bij besluit van 7 augustus 1969 nr. 149.616 is aangewezen als beschermd dorpsgezicht;

1.14 bestaand
  • a. het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is; en/of
  • b. legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering of vergund is, krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen dan wel vergunningsvrij is; en/of
  • c. wanneer gebruik en/of bebouwing na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan op basis van een omgevingsvergunning wordt gerealiseerd dan wel vergunningsvrij is, wordt het nieuwe gebruik en/of bebouwing als bestaand aangemerkt;
1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.18 bewoning

de huisvesting van een huishouden;

1.19 bezoekerscentrum

een centrum dat specifieke informatie biedt over toerisme, recreatie, cultuur en natuur gerelateerde onderwerpen door het uitstallen van gedrukt of ander materiaal, of door de verkoop of gratis distributie van informatiemateriaal, alsmede door de organisatie van excursies, lezingen en daarmee vergelijkbare activiteiten;

1.20 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk (waaronder overkappingen), met een dak;

1.21 blokhut

een kleinschalig gebouw, bestaande uit een overwegend houten constructie zonder sanitaire voorzieningen, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor kortdurend recreatief nachtverblijf;

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.29 bruto vloeroppervlak van het hoofdgebouw

de oppervlakte van bouwlagen in een bestaand hoofdgebouw, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies van die desbetreffende bouwlagen in een bestaand hoofdgebouw;

1.30 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;

1.31 cultuurhistorische waarden

waarden, ontstaan door het gebruik in de loop van de geschiedenis door de mens;

1.32 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.33 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.34 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.35 evenement

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals e.d.;

1.36 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met

wanden omsloten ruimte vormt;

1.37 gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.38 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.39 gevellijn

de als zodanig aangegeven lijn waarin gebouwd moet worden;

1.40 groep

ten minste zes personen die door gelijktijdige uitoefening van recreatief verblijf in een groepsaccommodatie verenigd zijn;

1.41 groepsaccommodatie

een gebouw of een verzameling van gebouwen met daarbijbehorende terreinen welke blijkens de indeling geschikt en bestemd zijn om voor een groep of groepen van personen te dienen als recreatief dag- en nachtverblijf;

1.42 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is, met dien verstande dat binnen de bestemming Wonen een gebouw uitsluitend als hoofdgebouw wordt aangemerkt voor zover dit gelegen is binnen een bouwvlak;

1.43 horecabedrijf

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.44 horecabedrijf categorie 1

een horecabedrijf waar tegen vergoeding maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt al dan niet in combinatie met logiesverstrekking en/of recreatieappartementen, zoals een hotel of een café-/restaurant;

1.45 horecabedrijf categorie 2

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van kleine etenswaren en/of zwak alcoholische dranken, zoals een snackbar of een broodjeshuis;

1.46 horecabedrijf categorie 3

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken al dan niet in combinatie met een gelegenheid tot dansen, zoals een bar-/dancing of een café;

1.47 huishouden

een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding (willen) voeren;

1.48 kampeermiddel

een tent of een tentwagen, bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij het de bedoeling is deze te plaatsen op een kampeerterrein gedurende het kampeerseizoen (15 maart tot en met 31 oktober van elk kalenderjaar) ;

1.49 kantine

een ruimte waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken;

1.50 kap

een dak met een hellingshoek van ten minste 20° en dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;

1.51 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit

de in bijlage 1 bij deze regels genoemde kleinschalige bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.52 landschappelijke waarden

de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;

1.53 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-/culturele, levensbeschouwelijke, museale en kunstzinnige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.54 meetverschil

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een op de verbeelding aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

1.55 milieusituatie;

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

1.56 natuurlijke waarden

de abiotische en biotische waarden van een gebied, waaronder begrepen de waarden beschreven in de zin van het geldende Beheerplan waar het Natura 2000 gebied betreft. Bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zal de Wet natuurbescherming steeds onderdeel van het toetsingskader zijn;

1.57 nutsvoorzieningen

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.58 ondergronds

beneden peil;

1.59 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.60 peil
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. de gemiddelde hoogte van het aanliggende, afgewerkte terrein;
  • b. indien in, op of over het water wordt gebouwd:
    • 1. NAP;
  • c. in afwijking van het gestelde in a en b geldt, indien in de regels een maat ten opzichte van NAP is gegeven, die specifieke maat;
1.61 pension

een functie waarbij naast het wonen het verstrekken van logies hoofdoel is, al dan niet in combinatie met verstrekken van maaltijden en dranken aan de logerende gasten, een en ander zonder vermaaksfunctie en niet zijnde horecabedrijf categorie 1;

1.62 permanente bewoning

het gebruiken van woonruimten als vaste woonplaats;

1.63 personeelsverblijf

een ruimte in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor de (tijdelijke) huisvesting van personen werkzaam voor een op datzelfde terrein gevestigd bedrijf;

1.64 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.65 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.66 prostitutiebedrijf

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.67 recreatieappartement

het geheel van bij elkaar behorende vertrekken dat zich als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid in een groter gebouw bevindt, en dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.68 recreatieve bewoning

bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.69 recreatiewoning

een gebouw of een complex van ruimten in een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.70 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.71 schilddak

een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dak bestaat uit vier vlakken die elkaar in een nok(lijn) ontmoeten;

afbeelding "i_NL.IMRO.0088.BPSchierDorp-VO01_0013.png"

1.72 snackkiosk

een verplaatsbare eenheid zoals een aanhanger, bestelwagen of marktkraam waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van eenvoudige etenswaren en dranken, waarbij de verkoop zich uitsluitend ter plaatse voltrekt;

1.73 terras

een buiten de besloten ruimte ten dienste van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid en/of verstrekt;

1.74 vaste woonplaats

het gebruiken van woonruimte als hoofdverblijf zoals bedoeld in de Wet basisregistratie personen dan wel diens rechtsopvolger. Als criterium voor de vaststelling of iemand een woonruimte als hoofdverblijf in gebruik heeft, geldt dat hij of zij op het betreffende adres staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, terwijl tevens uit het geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat het betreffende adres als zijn of haar hoofdverblijf fungeert;

1.75 verkeersveiligheid

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.76 voorgevel

de naar de weg dan wel naar de openbare ruimte gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.77 weekend- en/of verblijfrecreatie

het doorbrengen van één of meer nachten buiten de vaste woonplaats, uitgezonderd sociale bezoeken aan familie, vrienden, kennissen en/of zakenbezoeken;

1.78 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.79 (bedrijfs)wonen

het (bedrijfs)wonen in een (bedrijfs)woning waarbij de (bedrijfs)woning uitsluitend mag worden gebruikt voor permanente bewoning door een huishouden;

1.80 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.81 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.82 woonsituatie

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;

1.83 zadeldak

een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dak bestaat uit twee vlakken die elkaar in een nok(lijn) ontmoeten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0088.BPSchierDorp-VO01_0014.png"

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde

tussen de buitenste verticale projectie van het bouwwerk op het horizontaal vlak;

2.6 de oppervlakte van een gebouw

tussen (de buitenste verticale projectie van) de buitenzijde van de gevel (en/of het hart van de scheidingsmuren);

2.7 de afstand tot bouwperceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de bouwperceelsgrens;

2.8 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de oppervlakte en de inhoud van een bouwwerk worden ten aanzien van de plaatsing ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits deze bouwdelen niet meer dan 1 meter buiten het gevel- of dakvlak uitsteken.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Cultuurgrond aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (agrarische) cultuurgrond;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. waterberging,

met daaraan ondergeschikt:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. paden;
  • f. sloten en bermen;
  • g. water,

met de daarbijbehorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. er mogen geen overkappingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 1,00 m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.1 en toestaan dat niet voor bewoning bedoelde gebouwen ten behoeve van het schuilen door vee worden gebouwd, mits:
    • 1. deze gebouwen noodzakelijk zijn voor het schuilen door vee;
    • 2. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m² bedraagt, met dien verstande dat ten hoogste 1 gebouw per 5.000 m2 grondoppervlakte toegestaan is;
    • 3. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 3,00 m bedraagt;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.2 onder b ten behoeve van de bouw van schuilgelegenheid voor dieren in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits de bouwhoogte ten hoogste 2,00 m bedraagt.
3.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 3.4.1 genoemde afwijkingen mogen uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijvigheid als genoemd in bijlage 2 bij deze regels onder de categorieën 1 en 2;
  • b. het bedrijfswonen, met dien verstande dat uitsluitend bestaand bedrijfswonen is toegestaan;
  • c. tuinen, erven en terreinen;

en tevens voor:

  • d. bouwbedrijven in combinatie met aan de functie ondergeschikte detailhandel, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwbedrijf";
  • e. brandweer- en ambulanceposten, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - brandweer- en ambulancepost”;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. straten en paden;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. sloten, bermen en beplanting;

met de daarbijbehorende:

  • i. groenvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven maken geen onderdeel uit van het toegestane gebruik.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. per per bouwperceel mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. indien binnen een bouwvlak de aanduiding "maximum bebouwingspercentage %" is opgenomen mag ten hoogste het in die aanduiding aangegeven aangegeven percentage worden bebouwd
  • d. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste de aangegeven goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" bedragen;
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van gebouwen en het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van gebouwen en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m mag bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel ten hoogste 15 m² bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen gedeelte van het bouwvlak;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.2 sub a en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van gebouwen worden gebouwd.

4.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 4.4.1 genoemde afwijkingen mogen uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel en/of horecadoeleinden;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bewoning, met uitzondering van het bestaande bedrijfswonen.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.1 sub a en toestaan dat bedrijven wordt gevestigd die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven, genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 2, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. het bepaalde in lid 4.5 sub a en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel.

4.6.2 Toetsingscriteria

De in lid 4.6.1 genoemde afwijkingen mogen uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorzieningen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Nutsvoorzieningen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening, gebouwen ten behoeve van de telecommunicatie en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;

met de daarbijbehorende:

  • b. terreinen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste de aangegeven goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" bedragen.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2,00 m bedragen.

5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijvigheid zoals die is genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1, 2 en 3.1 en 3.2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • b. bestaande, aan de bedrijfsfuncties bedoeld in sub a ondergeschikte detailhandel;

met de daarbijbehorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. (ontsluitings)wegen en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. sloten, bermen en beplanting;
  • i. waterlopen en waterpartijen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel ten hoogste 60% bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 10,00 m bedragen.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel ten hoogste 15 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “antennemast”, een antennemast met een hoogte van ten hoogste 56,00 m mag worden geplaatst.

6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.2.2 sub a en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 6.2.2 sub d en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m mag bedragen.

6.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 6.4.1 genoemde afwijking mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel en/of horecadoeleinden, met uitzondering van bestaande detailhandel als bedoeld in lid 6.1 sub b ;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bewoning.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie; natuurlijke waarden; en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.1 sub a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en/of de invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1, 2, en 3.1 en 3.2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 2, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 3.2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. het bepaalde in lid 6.1 sub b en 6.5 sub a en toestaan dat gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van:
    • 1. productiegebonden detailhandel;
    • 2. detailhandel, voorzover ondergeschikt aan de bedrijfsfunctie.

6.6.2 Toetsingscriteria

De in lid 6.6.1 genoemde afwijkingen mogen uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Cultuur en ontspanning - Kinderboerderij

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Cultuur en ontspanning - Kinderboerderij” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van een kinderboerderij;

met de daarbijbehorende:

  • b. erven en terreinen;
  • c. sport- en speelterreinen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. straten en paden;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. sloten, bermen en beplanting;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)"bedragen.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel ten hoogste 15 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de terreinafscheiding ten behoeve van de pannakooi ten hoogste 5,00 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 7.2.1sub a en toestaan dat de gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 50 m²;
    • 2. de bouwhoogte van de buiten het bouwvlak gelegen gebouwen niet meer bedraagt dan 3,00 m;
  • b. het bepaalde in lid 7.2.2. sub a en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw worden gebouwd.

7.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 7.4.1 genoemde afwijking mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecafunctie.

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. fietsenverhuurbedrijven;
  • c. het bedrijfswonen;

en tevens voor de volgende functieaanduidingen:

  • d. horecabedrijven categorie 1, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 1";
  • e. horecabedrijven categorie 2, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “horeca van categorie 2”;
  • f. recreatieve bewoning op de begane grond tot ten hoogste 35 m2, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "recreatie",
  • g. recreatieve bewoning op de verdieping uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie- recreatie 2";
  • h. bestaande woonappartementen op de verdieping uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "wonen", met dien verstande dat het aantal woonappartementen per bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 dan wel het ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven aantal;

met de daarbijbehorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. straten en paden;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. sloten, bermen en beplanting;
  • o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. per bouwperceel mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste de aangegeven goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" bedragen .

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel ten hoogste 15 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

8.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van

  • a. het bepaalde in lid 8.2.1 sub a en toestaan dat de gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen gedeelte van het bouwvlak;
  • b. het bepaalde in lid 8.2.2 sub a en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw worden gebouwd.

8.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 8.4.1 genoemde afwijkingen mogen uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, met uitzondering van:
    • 1. gronden die zijn voorzien van de aanduiding "horeca van categorie 1" waarvoor geldt dat er naast detailhandel teven eens horecabedrijf van categorie 1 is toegestaan;
    • 2. gronden die zijn voorzien van de aanduiding "horeca van categorie 2" waarvoor geldt dat er naast detailhandel teven eens horecabedrijf van categorie 2 is toegestaan;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bewoning, met uitzondering van het op grond van lid 8.1 toegestane gebruik.

 

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. beplanting en bebossing;
  • c. paden;
  • d. speelvoorzieningen en speelterreinen,

en tevens voor:

  • e. evenementen in de vorm van een kermis of daarmee gelijk te stellen evenement, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - evenemententerrein 1"
  • f. evenementen in de vorm van markten, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - evenemententerrein 2" ;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. sloten en bermen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. waterlopen en waterpartijen;
  • j. verhardingen;
  • k. voorzieningen ten behoeve van de afvalinzameling;

met de daarbijbehorende:

  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder (ondergrondse) afvalcontainers.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. er mogen geen overkappingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2,00 m bedragen.

9.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied" de bestemming wijzigen ten behoeve van het realiseren van woningen met bijbehorende tuinen en erven, parkeervoorzieningen, perceelsontsluitingen en nutsvoorzieningen.

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid worden de volgende randvoorwaarden in acht genomen:

  • a. er mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
  • b. het maximale aantal te projecteren woningen bedraagt 6;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt 6 meter.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Horeca” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven categorie 1, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “horeca van categorie 1”;
  • b. horecabedrijven categorie 2, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “horeca van categorie 2”;
  • c. horecabedrijven categorie 3, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “horeca van categorie 3”;
  • d. het bedrijfswonen;
  • e. bestaande personeelshuisvesting,

en tevens voor de volgende functieaanduidingen:

  • f. een luifel, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - luifel",

met de daarbijbehorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. terrassen en overige verhardingen;
  • i. straten en paden;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. sloten, bermen en beplanting;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. per per bouwperceel mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. indien binnen een bouwvlak de aanduiding "maximum bebouwingspercentage %" is opgenomen mag ten hoogste het in die aanduiding aangegeven aangegeven percentage worden bebouwd ;
  • d. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen .

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen, met uitzondering van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen en
    • 2. een luifel, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - luifel",

achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel ten hoogste 15 m² bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van een luifel op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - luifel" ten hoogste 55 m2 mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een luifel op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - luifel" ten hoogste 4 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

10.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 10.2.1. sub a en toestaan dat de gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen gedeelte van het bouwvlak;
  • b. het bepaalde in lid 10.2.2. sub a en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. het bepaalde in lid 10.2.2 sub a en/of c en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de afscherming van een terras voor de naar weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte van deze bouwwerken ten hoogste 2,00 m mag bedragen.

10.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 10.4.1 genoemde afwijking mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bouwwerken als recreatieappartement(en);
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van detailhandel ten behoeve van een afhaal en/of cateringfunctie als onderdeel van een horecabedrijf;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bewoning, met uitzondering van het op grond van deze bestemming toegestane bedrijfswonen.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. het bedrijfswonen;

en tevens voor de volgende functieaanduidingen:

  • c. een klooster, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - klooster",
  • d. een begraafplaats, uitsluitend op gronden ter plaatse van ter plaatse van de aanduiding “begraafplaats”;
  • e. het kweken en verkopen van planten, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijf",

met de daarbijbehorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. straten en paden;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. sloten, bermen en beplanting;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen:

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. indien binnen een bouwvlak de aanduiding "maximum bebouwingspercentage %" is opgenomen mag ten hoogste het in die aanduiding aangegeven aangegeven percentage worden bebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
  • d. per bouwperceel mag ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen worden gebouwd.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel ten hoogste 15 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen

11.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 11.2.1 sub a en toestaan dat de gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
      • de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen gedeelte van het bouwvlak;
  • b. het bepaalde in lid 11.2.2. sub a en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw worden gebouwd.

11.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 11.4.1 genoemde afwijking mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken als zelfstandig horecabedrijf;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bewoning, met uitzondering van het op grond van deze bestemming toegestane bedrijfswonen ;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van zelfstandige detailhandel.

Artikel 12 Maatschappelijk - Bezoekerscentrum

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Bezoekerscentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bezoekerscentrum, met daaraan ondergeschikt;
    • 1. kleinschalige horeca activiteiten;
    • 2. kleinschalige detailhandel;
  • b. dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling, met inbegrip van kantoren;

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. fietsenstalling;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    • 1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
    • 3. de gebouwen dienen voorzien te zijn van een kap, met een minimale dakhelling van 20° graden.

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. in lid 12.2 sub a onder 1 en toestaan dat de gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak;

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kleinschalige horeca activiteiten voor zover de oppervlakte ten behoeve van die functie meer dan 15 m2 bedraagt;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bewoning;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een terras;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van zelfstandige horeca en/of detailhandel.

 

Artikel 13 Maatschappelijk - Vuurtoren

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Maatschappelijk - Vuurtoren” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vuurtoren;
  • b. voorzieningen ten behoeve van het onderhoud en beheer van de vuurtoren;

met de daarbijbehorende:

  • c. erven en terreinen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. straten en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. sloten, bermen en beplanting;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Vuurtoren

Voor het bouwen van de vuurtoren gelden de volgende regels:

  • a. de vuurtoren dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de vuurtoren mag ten hoogste de aangegeven goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)"bedragen.

13.2.2 Gebouwen voor onderhoud en beheer

Voor het bouwen van de in lid 13.1 sub b genoemde voorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 150 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

13.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • het bepaalde in lid 13.2.3 sub a en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw worden gebouwd.

13.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 13.4.1 genoemde afwijking mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. .

13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van zelfstandige detailhandel.

Artikel 14 Natuur

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Natuur” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden,

en tevens voor de volgende functieaanduiding:

  • b. een paardenbak, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - paardenbak”;

met de daarbijbehorende:

  • c. wegen en paden;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen overkappingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2,00 m bedragen.

14.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • het bepaalde in lid 14.2.1 en toestaan dat niet voor bewoning bedoelde gebouwen ten behoeve van het onderhoud en beheer worden gebouwd, mits:
    • 1. deze gebouwen noodzakelijk zijn voor de het behoud, het herstel of de ontwikkeling van de natuurlijke en/of landschappelijke waarden;
    • 2. de inhoud van een gebouw ten hoogste 50 m² bedraagt;
    • 3. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 3,00 m bedraagt.
14.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 14.4.1 genoemde afwijking mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 15 Recreatie - Kampeerboerderij

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Recreatie - Kampeerboerderij” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van groepsaccommodaties;

met de daarbijbehorende:

  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. sport- en speelterreinen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. straten en paden;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. sloten, bermen en beplanting;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. indien binnen een bouwvlak de aanduiding "maximum bebouwingspercentage %" is opgenomen mag ten hoogste het in die aanduiding aangegeven aangegeven percentage worden bebouwd ;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen.

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel ten hoogste 15 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

15.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 15.2.1 sub a en toestaan dat de gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
  • de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen gedeelte van het bouwvlak;
  • b. het bepaalde in lid 15.2.2. sub a en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw worden gebouwd.

15.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 15.4.1 genoemde afwijking mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. .

15.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken als zelfstandig horecabedrijf.

Artikel 16 Recreatie - Kampeerterrein

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Kampeerterrein” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. standplaatsen voor kampeermiddelen, niet zijnde (sta)caravans en kampeerwagens;
  • b. voorzieningen ten dienste van een kampeerterrein, ten behoeve van:
    • 1. onderhoud en beheer;
    • 2. dienstverlening;
    • 3. een kantine;
    • 4. personeelsverblijven;
    • 5. sanitaire voorzieningen;
  • c. bedrijfswonen;
  • d. blokhutten;

met de daarbijbehorende:

  • e. sport- en speelvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. erven en terreinen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen ten dienste van een kampeerterrein

Voor het bouwen van de in lid 16.1 sub b en c genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. met uitzondering van de onder lid 16.1 sub b onder 5 genoemde sanitaire voorzieningen dienen gebouwen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag ten hoogste 2000 m² per bestemmingsvlak bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de personeelsverblijven ten hoogste 200 m² mag bedragen;
  • c. er mogen ten hoogste 5 gebouwen ten behoeve van personeelsverblijven worden gebouwd;
  • d. er mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 4,50 m bedragen.

16.2.2 Blokhutten

Voor het bouwen van blokhutten gelden de volgende regels:

  • a. het aantal blokhutten mag ten hoogste 10 bedragen;
  • b. de oppervlakte van een blokhut mag ten hoogste 35 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een blokhut mag ten hoogste 4,50 m bedragen.

16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag per bestemmingsvlak ten hoogste 15 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

16.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede landschappelijke inpassing;
  • c. een goede woonsituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • het bepaalde in lid 16.2.3 sub a en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw worden gebouwd.

16.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 16.4.1. genoemde afwijking mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden .

16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor meer dan 400 standplaatsen voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning, tenzij het een bedrijfswoning betreft.

Artikel 17 Recreatie - Recreatieappartement

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Recreatie - Recreatieappartement” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieappartementen;

met de daarbijbehorende:

  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. sport- en speelterreinen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. straten en paden;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. sloten, bermen en beplanting;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen ;
  • c. het aantal recreatieappartementen mag ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding "aantal" aangegeven aantal bedragen.

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel ten hoogste 15 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

17.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

17.4 Afwijken van de bouwregels
17.4.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 17.2 sub a en toestaan dat de gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
  • de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen gedeelte van het bouwvlak;
  • b. het bepaalde in lid 17.2.2. sub a en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw worden gebouwd.

17.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 17.4.1 genoemde afwijking mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. .

17.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken als zelfstandig horecabedrijf.

Artikel 18 Recreatie - Recreatiewoningen 1

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Recreatie - Recreatiewoningen 1” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken bij een recreatiewoning;
  • c. voorzieningen ten behoeve van gemeenschappelijk onderhoud en beheer van het zomerhuizenterrein, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - gebouw”;

met de daarbijbehorende:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 110 m² bedragen.

18.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend recreatiewoningen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw moet voor ten minste 75% binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de naar de weg gekeerde bouwgrens niet wordt overschreden;
  • c. het aantal hoofdgebouwen mag per bouwvlak ten hoogste één bedragen, tenzij in het bouwvlak de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" is aangegeven, in welk geval:
    • 1. hoofdgebouwen aaneen mogen worden gebouwd;
    • 2. het aantal (aaneen) te bouwen hoofdgebouwen ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven aantal bedraagt; ;
  • d. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 100 m² bedragen;
  • e. de onderlinge afstand tussen de hoofdgebouwen dan wel een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen zal ten minste 6,00 m bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen .

18.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding “vrijstaand uitgesloten”, mogen uitsluitend aangebouwde bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  • b. per recreatiewoning mag ten hoogste één bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 10 m² bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 3,00 m bedragen, dan wel ten hoogste de goothoogte van het hoofdgebouw indien deze hoger is en sprake is van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk.

18.2.4 Onderhoud- en beheergebouw

Voor het bouwen van het in lid 18.1 sub c bedoelde gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een onderhoud- en beheergebouw mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - gebouw”;
  • b. er mag ten hoogste één gebouw worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 4,00 m bedragen.

18.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag ten hoogste 1,00 m bedragen.

18.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning.

Artikel 19 Recreatie - Recreatiewoningen 2

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Recreatie - Recreatiewoningen 2” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen;
  • b. bijbehorend bouwwerk bij een recreatiewoning;

met de daarbijbehorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

19.2 Bouwregels

Gebouwen:

19.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 120 m² bedragen.

19.2.2 Hoofdgebouwen:

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend recreatiewoningen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw dient voor ten minste 75% binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de naar de weg gekeerde bouwgrens niet wordt overschreden;
  • c. het aantal hoofdgebouwen mag per bouwvlak ten hoogste één bedragen;
  • d. de oppervlakte van hoofdgebouw mag ten hoogste 110 m² bedragen;
  • e. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen.

19.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen:

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a. per recreatiewoning mag ten hoogste één bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 10 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 3,00 m bedragen, dan wel ten hoogste de goothoogte van het hoofdgebouw indien deze hoger is en sprake is van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk.

19.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag ten hoogste 1,00 m bedragen.

19.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van bijhorende bouwwerken voor recreatieve bewoning.

Artikel 20 Recreatie - Recreatiewoningen 3

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Recreatie - Recreatiewoningen 3'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen, waar tevens permanent mag worden gewoond;
  • b. bijbehorende bouwwerken bij een recreatiewoning;

met de daarbijbehorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

20.2 Bouwregels

Gebouwen:

20.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag per bouwperceel, indien het een vrijstaand hoofdgebouw betreft, ten hoogste 95 m² bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag per bouwperceel, indien het een aangebouwd hoofdgebouw betreft, ten hoogste 75 m² bedragen.

20.2.2 Hoofdgebouwen:

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 20.1 sub a genoemde gebouwen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw dient voor ten minste 75% binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de naar de weg gekeerde bouwgrens niet wordt overschreden;
  • c. het aantal hoofdgebouwen mag per bouwvlak ten hoogste één bedragen, tenzij in het bouwvlak de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" is aangegeven, in welk geval:
    • 1. hoofdgebouwen aaneen mogen worden gebouwd;
    • 2. het aantal (aaneen) te bouwen hoofdgebouwen ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven aantal bedraagt;
  • d. de oppervlakte van hoofdgebouw mag ten hoogste:
    • 1. 85 m² bedragen, indien het een vrijstaand hoofdgebouw betreft;
    • 2. 65 m² bedragen, indien het een aangebouwd hoofdgebouw betreft;
  • e. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen ;
  • f. de dakhelling van gebouwen mag ter plaatse van de aanduiding "minimum dakhelling (graden), maximum dakhelling (graden)" niet minder en niet meer mag bedragen dan het aangegeven minimum en maximum.
20.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen:

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a. per recreatiewoning mag ten hoogste één bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 10 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 3,00 m bedragen, dan wel ten hoogste de goothoogte van het hoofdgebouw indien deze hoger is en sprake is van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk.

20.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag ten hoogste 1,00 m bedragen.

20.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van bijhorende bouwwerken voor bewoning.

Artikel 21 Recreatie - Recreatiewoningen 4

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Recreatie - Recreatiewoningen 4” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken bij een recreatiewoning;

met de daarbijbehorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

21.2 Bouwregels

Gebouwen

21.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag per bouwperceel, indien het een vrijstaand hoofdgebouw, ten hoogste 95 m² bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag per bouwperceel, indien het een aangebouwd hoofdgebouw betreft, ten hoogste 75 m² bedragen.

21.2.2 Hoofdgebouwen:

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend recreatiewoningen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw dient voor ten minste 75% binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de naar de weg gekeerde bouwgrens niet wordt overschreden;
  • c. het aantal hoofdgebouwen mag per bouwvlak ten hoogste één bedragen, tenzij in het bouwvlak de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" is aangegeven, in welk geval:
    • 1. hoofdgebouwen aaneen mogen worden gebouwd;
    • 2. het aantal (aaneen) te bouwen hoofdgebouwen ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven aantal bedraagt;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b en c gelden ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - afwijkende situering”, de volgende regels:
    • 1. een hoofdgebouw dient uitsluitend binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
    • 2. een hoofdgebouw dient vrijstaand te worden gebouwd;
    • 3. het aantal hoofdgebouwen mag ten hoogste het in het bouwvlak aangegeven maximum aantal ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" bedragen;
  • e. de oppervlakte van hoofdgebouw mag ten hoogste:
    • 1. 85 m² bedragen, indien het een vrijstaand hoofdgebouw betreft;
    • 2. 65 m² bedragen, indien het een aangebouwd hoofdgebouw betreft;
  • f. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen.

21.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen:

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a. per recreatiewoning mag ten hoogste één bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 10 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 3,00 m bedragen, dan wel ten hoogste de goothoogte van het hoofdgebouw indien deze hoger is en sprake is van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk.

21.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag ten hoogste 1,00 m bedragen.

21.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

21.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend :

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning.

Artikel 22 Recreatie - Recreatiewoningen 5

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Recreatie - Recreatiewoningen 5” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken bij een recreatiewoning;

met de daarbijbehorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen:

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 75 m² bedragen; dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt.

22.2.2 Hoofdgebouwen:

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend recreatiewoningen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. het aantal hoofdgebouwen mag per bouwvlak ten hoogste één bedragen, tenzij in het bouwvlak een maximum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" is aangegeven, in welk geval:
    • 1. de hoofdgebouwen aaneen mogen worden gebouwd;
    • 2. het aantal (aaneen) te bouwen hoofdgebouwen ten hoogste gelijk is aan het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" ;
  • d. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste de aangegeven goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" bedragen.

22.2.3 Bijbehorende bouwwerken:

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a. per recreatiewoning mag ten hoogste één bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 15 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 3,00 m bedragen, dan wel ten hoogste de goothoogte van het hoofdgebouw indien deze hoger is en sprake is van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk.

22.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde:

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, dienen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

22.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

22.4 Afwijken van de bouwregels
22.4.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • het bepaalde in lid 22.2.4. sub a en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw worden gebouwd.

22.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 22.4.1 genoemde afwijking mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

22.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning.

Artikel 23 Recreatie - Recreatiewoningen 6

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Recreatie - Recreatiewoningen 6” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen;
  • b. met de daarbijbehorende:
  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Hoofdgebouwen:

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend recreatiewoningen worden gebouwd;
  • b. het aantal recreatiewoningen zal ten hoogste 11 bedragen;
  • c. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen.

23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde:

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag ten hoogste 2,00 m bedragen.

23.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

23.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning.

Artikel 24 Sport

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Sport” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport- en speelterreinen;
  • b. zwembad;
  • c. ijsbaan;
  • d. voorzieningen ten behoeve van:
    • 1. sport- en recreatie;
    • 2. een kantine;
    • 3. kleedruimtes;
    • 4. onderhoud en beheer;
  • e. de huisvesting van personeel, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - personeelshuisvesting",

met de daarbijbehorende:

  • f. groenvoorzieningen;
  • g. paden en verhardingen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. sloten, bermen en beplanting;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte bedragen.

24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel ten hoogste 15 m² bedragen, met dien verstande dat een overkapping ten behoeve van de voetbaltribune ten hoogste 100 m2 mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten en ballenvangers mag ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

24.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

24.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden en bouwwerken als zelfstandig horecabedrijf.

Artikel 25 Tuin

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;

met de daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
25.2.2 Bouwwerken, geen gebouwenen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag ten hoogste 2,00 m bedragen.

25.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

25.4 Afwijken van de bouwregels
25.4.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • het bepaalde in lid 25.2.1 en toestaan dat bijbehorende bouwwerken bij een woonhuis worden gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken ten hoogste 35 m² per hoofdgebouw mag bedragen;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel ten hoogste 20% mag bedragen;
    • 3. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 2,00 m bedraagt dan wel het bijbehorend bouwerk op de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd;
    • 4. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk ten hoogste 3,00 m bedraagt;
    • 5. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk ten hoogste 3,50 m bedraagt.

25.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 25.4.1 genoemde afwijking mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. .

Artikel 26 Tuin - Overtuin

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Tuin - Overtuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuurhistorisch waardevolle overtuinen, behorende bij de percelen met de aanduiding "relatie" zoals aangegeven op de kaart Overtuinen in Bijlage Kaart Overtuinen bij deze regels;
  • b. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de bestemming van een aan een overtuin gekoppeld perceel met de aanduiding "relatie" zoals aangegeven op de kaart Overtuinen in Bijlage 5 Kaart Overtuinen bij deze regels;

en tevens voor:

  • c. recreatieve bewoning, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “recreatiewoning”;

met de daarbijbehorende:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

26.2 Bouwregels
26.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. voor gebouwen en overkappingen ten behoeve van de in lid 26.1 genoemde functies gelden de volgende bouwregels;
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per overtuin ten hoogste 20% van de oppervlakte van de overtuin bedragen tot een maximum van 50 m²;
    • 2. de breedte van een gebouw of overkapping mag ten hoogste 40% van de breedte van de overtuin bedragen;
    • 3. de afstand van een gebouw of overkapping tot de zijdelingse perceelgrens van de overtuin bedraagt ten minste 2,00 m tenzij het gebouw op de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd;
    • 4. de goothoogte van een gebouw of overkapping mag ten hoogste 2,75m;
    • 5. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping mag ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • b. In aanvulling op en/of afwijking van het bepaalde onder a gelden voor gebouwen ten behoeve van recreatieve bewoning als bedoeld in lid 26.1 onder c gelden de volgende bouwregels:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van gronden met de aanduiding "recreatiewoning" worden gebouwd;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in sub a onder 5 mag de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 4,50 m bedragen;
    • 3. een gebouw dient te zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 25° en ten hoogste 65° bedraagt, tenzij de oppervlakte van een gebouw kleiner is dan 6 m², in welk geval het vereiste van een kap niet van toepassing is.

26.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag ten hoogste 2,00 m bedragen.

26.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

26.4 Afwijken van de bouwregels
26.4.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 26.2.1 sub f in die zin dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk wordt vergroot tot ten hoogste 4,00 m;
  • b. het bepaalde in lid 26.2.1 sub g in die zin dat de bouwhoogte van een gebouw ten behoeve van een recreatiewoning wordt vergroot tot ten hoogste 5,00 m voor zover dit vanuit de in de bijlagen 3 en 4 bij deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht noodzakelijk is ter verkrijging van een dakhelling van 45°.

26.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 26.4.1. genoemde afwijking mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

26.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gebouwen voor zelfstandige en/of recreatieve bewoning dan wel (recreatief) nachtverblijf, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “recreatiewoning”, in welk geval recreatieve bewoning is toegestaan;
  • b. het gebruik van gebouwen ter plaatse van de aanduiding “recreatiewoning” voor het wonen over een oppervlakte van meer dan 30 m²;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, anders dan ten behoeve van opslag ten behoeve van deze activiteiten.

Artikel 27 Verkeer - Verblijf

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. paden;
  • c. parkeervoorzieningen en -terreinen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. ingrondse gebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. sloten, bermen en beplanting;
  • h. tuinen en erven;

met de daarbijbehorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder (ondergrondse) afvalcontainers.

27.2 Bouwregels
27.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als gebouw mogen uitsluitend ondergrondse gebouwen worden gebouwd;
  • b. ondergrondse gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - ondergronds";
  • c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - ondergronds" mogen ondergrondse gebouwen uitsluitend worden gebouwd indien het pad aan de Torenstreek blijft gehandhaafd c.q. opnieuw wordt gerealiseerd, waarbij het pad een vergelijkbare helling behoudt.

27.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen overkappingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag ten hoogste 1,00 m bedragen.

27.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 28 Water

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sloten, vijvers, en daarmee gelijk te stellen waterlopen en -partijen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer en waterberging;
  • b. bermen en oeverstroken;

met de daarbijbehorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

28.2 Bouwregels
28.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

28.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen overkappingen worden gebouwd
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 1,50 m bedragen.

28.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 29 Wonen

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    • 2. bestaande ondergeschikte detailhandel als onderdeel van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. bijbehorende bouwwerken;

en tevens voor de volgende functieaanduidingen:

  • c. een pension, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca - pension”;
  • d. gebouwen ten behoeve van bestaande recreatieve bewoning, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "overige zone - voorwaardelijke recreatief gebruik";
  • e. gebouwen ten behoeve van recreatieve bewoning, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “recreatiewoning”;
  • f. ondergeschikt recreatief gebruik van een woning tot ten hoogste 45% van het brutovloeroppervlak van de woning, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "recreatie";
  • g. het kweken en verkopen van planten, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijf",

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

29.2 Bouwregels
29.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als gebouwen mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. de voorgevel van een hoofdgebouw dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
  • d. het aantal woningen per bouwvlak mag ten hoogste 1 woning bedragen, dan wel het ter plaatse van de aanduiding "aantal wooneenheden" aangegeven aantal;
  • e. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
  • f. een hoofdgebouw dient te zijn voorzien van een kap waarbij de dakhelling van gebouwen ter plaatse van de aanduiding "minimum dakhelling (graden), maximum dakhelling (graden)" niet minder en niet meer mag bedragen dan het aangegeven minimum en maximum.
29.2.2 Aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd tot de bestaande oppervlakte, met dien verstande dat de aangebouwde bijbehorende bouwwerken achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, met uitzondering van bestaande Lytjhúzen;
  • b. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.

29.2.3 Overige bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van overige bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. overige bijbehorende bouwwerken en overkappingen dienen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van overige bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag per bouwperceel ten hoogste 20% van de oppervlakte bedragen tot een maximum van 50 m²;
  • c. de afstand van een overig bijbehorend bouwwerk of een overkapping tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 0,50 m tenzij het gebouw op de zijdelingse perceelgrens wordt gebouw;
  • d. de goothoogte van overige bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een overig bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 3,50 m bedragen.

29.2.4 Gebouwen ten behoeve van recreatieve bewoning

Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding "recreatiewoning"gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 45 m² bedragen;
  • b. de breedte van een gebouw mag ten hoogste 40% van de breedte van het bouwperceel bedragen;
  • c. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 2,00 m tenzij het gebouw op de zijdelingse perceelgrens wordt gebouw ;
  • d. de goothoogte van een gebouw mag ten hoogste 2,75 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 4,50 m bedragen;
  • f. een gebouw dient te zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 25° en ten hoogste 65° bedraagt, tenzij de oppervlakte van een gebouw kleiner is dan 6 m², in welk geval het vereiste van een kap niet van toepassing is.

29.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, dienen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde ten hoogste 2,00 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag ten hoogste 2,00 m bedragen.

29.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

29.4 Afwijken van de bouwregels
29.4.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • het bepaalde in lid 29.2.1 sub d ten behoeve van het splitsen van een woning in meerdere wooneenheden;

29.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 29.4.1 genoemde afwijking mag uitsluitend worden verleend, mits:

  • a. het oorspronkelijke bruto vloeroppervlak van het hoofdgebouw ten minste 110 m2 bedraagt;
  • b. na splitsing de nieuw ontstane woningen alle een bruto vloeroppervlak hebben van tenminste 50 m2;

alsmede dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • c. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • d. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • e. de woonsituatie;
  • f. milieusituatie;
  • g. natuurlijke waarden;
  • h. de verkeersveiligheid;
  • i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
29.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van recreatieve bewoning, met uitzondering van het op grond van lid 29.1 toegestane gebruik;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b, het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van recreatieve bewoning ter plaatse van de aanduiding "overige zone - voorwaardelijk recreatief gebruik", indien het gebruik van de gronden voor recreatieve bewoning gedurende minimaal één jaar is gestaakt;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, tenzij het detailhandel bij een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit betreft, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien er sprake is van een milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige activiteit in het kader van de Wet milieubeheer;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit voor meer dan 25% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van het legaal aanwezige hoofdgebouw, aangebouwde en overige bijbehorende bouwwerken.

29.6 Afwijken van de gebruiksregels
29.6.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 29.5 sub b en toestaan dat het hoofdgebouw binnen het bouwvlak wordt gebruikt voor recreatieve bewoning, met dien verstande dat:
    • 1. het gebruik van de begane grond van het hoofdgebouw binnen het bouwvlak voor de permanente bewoning ten minste 100 m² van de begane grond van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 2. ten hoogste 35% van het brutovloeroppervlak van binnen het bouwvlak gelegen deel van het hoofdgebouw voor recreatieve bewoning wordt gebruikt;
    • 3. het hoofdgebouw op het moment van de aanvraag wordt gebruikt voor permanente bewoning;
    • 4. recreatief gebruik van de begane grond aan de voorzijde van een woning langs de straten: Langestreek en Middenstreek (noordzijde) voor zover het de ruimte betreft die aan de “gevellijn” grenst (bestaande voorgevel) niet is toegestaan. Het recreatief gebruik kan uitsluitend gerealiseerd worden aan de achterzijde dan wel op de verdieping van de woning;
    • 5. de recreatieve functie geen onevenredige afbreuk doet aan de leefbaarheid van de betrokken straat/buurt;
    • 6. als voorwaarde bij de omgevingsvergunning wordt opgenomen dat de toestemming vervalt op het moment dat de woning niet meer permanent wordt bewoond (bij een huurwoning is sprake van niet permanente bewoning, indien de woning gedurende langer dan een maand niet wordt verhuurd);
  • b. het bepaalde in lid 29.5 sub c en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor detailhandel, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 25% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van het legaal aanwezige hoofdgebouw, aangebouwde en overige bijbehorende bouwwerken;
    • 2. de vestiging niet leidt tot een verstoring van de distributieve voorzieningen op Schiermonnikoog en geen verstoring optreedt van de gewenste detailhandelsstructuur;
    • 3. geen sprake is van een milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige activiteit in het kader van de Wet milieubeheer.

29.6.2 Toetsingscriteria

De in lid 29.6.1 genoemde afwijkingen mogen uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 30 Wonen - Woongebouw

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woongebouw'aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woongebouwen

met de daarbijbehorende:

  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

30.2 Bouwregels
30.2.1 Woongebouwen

Voor het bouwen van woongebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als gebouwen mogen uitsluitend woongebouwen worden gebouwd;
  • b. woongebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. het aantal woningen in een woongebouw mag niet meer dan het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een woongebouw mag niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)"bedragen.

30.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel ten hoogste 15 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

30.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 31 Waarde - Archeologie

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

31.2 Bouwregels
31.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken ten behoeve waarvan bij de bouw grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 0,35 m onder het maaiveld plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat:

  • a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
  • b. dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
  • c. dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord.

31.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.

31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen over een groter oppervlak dan 50 m²;
  • b. het rooien of vellen van houtopstanden over een groter oppervlak dan 50 m²;
  • c. de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 50 m² en op een grotere diepte dan 0,35 m;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden met een groter oppervlak dan 50 m² en op een grotere diepte dan 0,35 m;
  • e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage over of met een groter oppervlak dan 50 m² en op een grotere diepte dan 0,35 m;
  • f. het in de grond brengen van voorwerpen over een groter oppervlak dan 50 m² en op een grotere diepte dan 0,35 m;
  • g. het verrichten van graafwerkzaamheden over een groter oppervlak dan 50 m² en op een grotere diepte dan 0,35 m;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een groter oppervlak dan 50 m² en op een grotere diepte dan 0,35 m.

31.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 31.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie.

31.3.3 Toetsingscriteria

De in lid 31.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel
  • c. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord.

31.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.

31.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 32 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn , behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:

  • het behoud, het herstel en de uitbouw van de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

32.2 Bouwregels
32.2.1 Hoofdgebouwen:

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" dienen per hoofdgebouw één (of meer) gevel(s) in de gevellijn te worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw c.q. een in de gevellijn gebouwd gebouw dient te zijn voorzien van een (afgeknot) schilddak, een zadeldak of samengestelde delen daarvan;
  • c. de nokrichting van een hoofdgebouw of van een in de gevellijn gebouwd gebouw dient haaks op de weg c.q. de openbare ruimte te liggen, tenzij de bestaande nokrichting afwijkt, in welk geval de bestaande nokrichting gehandhaafd mag blijven.

32.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld, de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 32.2.1 sub a in die zin dat een hoofdgebouw tot ten hoogste 2,00 m achter de gevellijn wordt gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 32.2.1 sub b in die zin dat wordt afgeweken van de kapvorm dan wel dat een hoofdgebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak.

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 Vergunningsplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanleggen, verbreden, verleggen of verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, alsmede het wijzigen van de verhardingssoort;
  • b. het aanbrengen of rooien van opgaande beplanting;
  • c. het ophogen en afgraven van gronden;
  • d. het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

32.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 32.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

32.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht.

Artikel 33 Waterstaat - Waterkering

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waterstaat - Waterkering” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. waterkering- en geleiding;

met de daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

33.2 Bouwregels
33.2.1 Gebouwen
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
  • b. Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

33.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming geldt de volgende regel:

  • de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.

33.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van:

  • het bepaalde in lid 33.2.1 toestaan dat de in de andere voorkomende bestemming(en) genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits:
  • a. vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 34 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 35 Algemene bouwregels

35.1 Bestaande afmetingen

Wanneer een bestaand gebouw en/of bouwwerk, geen gebouw zijnde:

  • a. een grotere goothoogte;
  • b. een grotere bouwhoogte;
  • c. een grotere oppervlakte;
  • d. een hogere dakhelling;
  • e. een lagere dakhelling;
  • f. een geringere afstand tot de zijdelingse perceelgrens heeft,

dan in de bouwregels in de van toepassing zijnde bestemming is toegestaan, dan mag:

  • 1. de goot- en/of bouwhoogte en/of oppervlakte en/of dakhelling ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte en/of oppervlakte en of dakhelling bedragen;
  • 2. de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling bedragen.

Deze bepaling ziet op gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op basis van een verleende bouw/omgevingsvergunning tot stand zijn gekomen.

35.2 Beschermd dorpsgezicht - Beleid Lytjhúzen Schiermonnikoog
  • a. Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld, de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouwregels die gelden voor woningen gelegen binnen het beschermd dorpsgezicht voor de wijziging of de nieuwbouw van lytjhúzen.

  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt uitsluitend verleend wanneer de aangevraagde wijziging of nieuwbouw voldoet aan de door burgemeester en wethouders vastgestelde beleidsregels ten aanzien van Lytjhúzen Schiermonnikoog zoals die gelden op het moment van indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning.

35.3 Luifels en overkappingen aan voorgevels
35.3.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van de bouw van luifels en/of overkappingen aansluitend aan de gevel van een pand met de bestemming Detailhandel, Horeca of Maatschappelijk met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van een luifel of overkapping ten hoogste 55 m2 mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een luifel of overkapping ten hoogte 4 m mag bedragen;
  • c. de breedte van en luifel over overkapping ten hoogste de breedte van de gevel mag bedragen.

35.3.2 Toetsingscriteria

De in lid 35.3.1 genoemde afwijkingen kunnen uitsluitend worden verleend, mits de aanvraagde luifel of overkapping wordt ingepast op een wijze die voldoet aan de randvoorwaarden in de de als bijlage bij deze regels opgenomen inspiratiegids luifels en overkappingen (PM) en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
35.4 Overschrijden bouwvlak als gevolg van verduurzamen woning

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de verplichting om binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak te bouwen ten behoeve van het aanbrengen van isolatiemaatregelen aan de buitenzijde van bestaande muren van een gebouw mits:

  • a. de grens van een bouwvlak uitsluitend wordt overschreden met de maat die noodzakelijk is om de beoogde isolatie aan te leggen tot een maximum van 0,50 m;
  • b. de vergunning uitsluitend wordt verleend wanneer isoleren aan de binnenzijde van het gebouw niet mogelijk is zonder onaanvaardbare afbreuk te doen aan het woon- en leefklimaat of de gebruiksmogelijkheden in het gebouw
  • c. de vergunning uitsluitend wordt verleend wanneer met het realiseren van het vergunde een aantoonbaar gunstiger energielabel voor de woning kan worden verkregen
  • d. het gebouw gelegen is buiten de gronden bestemd met de dubbelbestemming Waarde - Beschermd Dorpsgezicht

Artikel 36 Algemene gebruiksregels

36.1 Srijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met dit bestemmingsplan, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot en afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • b. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het storten van puin en afvalstoffen;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  • e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de gronden die zijn bestemd als Recreatie - Kampeerterrein;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor personeelsverblijven, met uitzondering van de gronden die zijn bestemd als Recreatie - Kampeerterrein;
  • g. het gebruik van gronden voor ondergronds bouwen of het onderkelderen, met uitzondering van bestaand ondergronds bouwen of onderkeldering;
  • h. het gebruik van gronden als terras, met uitzondering van bestaande terrassen die een directe relatie hebben met een aangrenzend horecabedrijf.

36.2 Uitzondering

Tot een gebruik, strijdig met dit bestemmingsplan, wordt in ieder geval niet gerekend het tijdelijk, al dan niet periodiek gebruik van de gronden voor snack-kiosks, voorzover de gronden zijn bestemd voor Groen en/of Verkeer - Verblijf.

36.3 Afwijken van de gebruiksregels
36.3.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 36.1 onder f en toestaan dat gebouwen worden gebruikt ten behoeve van personeelsverblijven.
  • b. het bepaalde in lid 36.1 onder h en toestaan dat gronden bestemd als 'Groen' en/of 'Verkeer - Verblijf' worden ingericht als terras ten behoeve van een aangrenzend horecabedrijf, met dien verstande dat de terrasfunctie vervalt op het moment dat de aangrenzende horecafunctie komt te vervallen.
36.3.2 Toetsingscriteria

De in lid 36.3.1 genoemde afwijkingen mogen uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. milieusituatie;
  • e. natuurlijke waarden;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 37 Algemene afwijkingsregels

37.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeerssituatie en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot ten hoogste 25,00 m;
  • e. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  • f. het bepaalde in de artikelen Groen en Verkeer - Verblijf en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van snack-kiosks worden gebouwd, mits:
    • 1. de bouwhoogte van het bouwwerk ten hoogste 3,00 m mag bedragen;
    • 2. de oppervlakte van het bouwwerk ten hoogste 15 m² mag bedragen;

37.2 Toetsingscriteria

De in lid 37.1 genoemde afwijkingen mogen uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschappelijk beeld;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden .

Artikel 38 Overige regels

38.1 Parkeernormen en laad- en losvoorzieningen bouwen, gebruik en afwijking
  • a. Bij de verlening van:
    • 1. een omgevingsvergunning voor het bouwen, en/of
    • 2. een omgevingsvergunning voor een gebruiksverandering; en/of
    • 3. een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan,
      dient, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van:
      • een te verwachten behoefte aan het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen en/of andere voertuigen krachtens een voorschrift verbonden aan de omgevingsvergunning in voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeervoorzieningen zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort en dat deze parkeervoorzieningen worden gerealiseerd en in stand worden gehouden;
      • een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort en dat deze laad- en losvoorzieningen worden gerealiseerd en in stand worden gehouden.

  • b. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in sub a:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeervoorzieningen en/of laad-en losvoorzieningen kan worden voorzien.

  • c. De afwijking als bedoeld in sub b kan uitsluitend worden toegepast, indien is aangetoond dat:
    • 1. de parkeerdruk op de omgeving niet toeneemt; en
    • 2. geen sprake is van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat.

38.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.2.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) of anders dan in zo'n vergunning is vastgelegd, de volgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te laten uitvoeren en in stand te laten:

  • a. het voor meer dan 35% verharden van voor- en/of overtuinen, ongeacht of de gronden specifiek zijn bestemd voor (over)tuinen;
  • b. het geheel of gedeeltelijke verharden van gronden die zijn bestemd voor 'Groen'.

38.2.2 Uitzondering vergunningplicht

Het bepaalde in lid 38.2.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. al legaal in uitvoering waren op het moment van inwerkingtreding van het plan of waar reeds vergunning voor is verleend;
  • b. middels een omgevingsvergunning voor het bouwen vergunningplichtig zijn.

38.2.3 Beoordelingscriteria lid 38.2.1 onder a

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 38.2.1 onder a kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de watersituatie;
  • b. de in bijlage 3 en 4 van deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht.

38.2.4 Beoordelingscriteria lid 38.2.1 onder b

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 38.2.1 onder b kan alleen worden verleend als aangrenzend aan de voor 'Groen' bestemde gronden 'Detailhandel'en 'Horeca' zijn gevestigd waarbij geheel of gedeeltelijke verharding uit het oogpunt van bereikbaarheid en/of vanwege de aard van de functies noodzakelijk is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 39 Overgangsrecht

39.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 39.1, sub 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 39.1, sub 1 met maximaal 10%.
  • 3. Het bepaalde in lid 39.1, sub 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

39.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 39.2, sub 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 39.2, sub 1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Lid 39.2, sub 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 40 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het 'Bestemmingsplan verbrede reikwijdte Schiermonnikoog - Dorp'.