direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Siegerswoude Kom
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0086.13BPKom-0301

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de drie woonconcentraties die deel uit maken van het dorp Siegerswoude in de gemeente Opsterland. Met dit bestemmingsplan wordt een actuele juridisch-planologische regeling gegeven voor dit dorp.

1.1 Aanleiding en doel

Het is een wettelijke verplichting om elke 10 jaar een nieuw bestemmingsplan vast te stellen. Het vorige bestemmingsplan dateert van 2007 (vastgesteld 11 juni 2007) en is recentelijk (17 juli 2017) 'vervangen' door een beheersverordening. Deze beheersverordening is echter uitsluitend gebaseerd op de bestaande (legale) situatie en biedt geen ontwikkelingsmogelijkheden. In het kader van de actualisering van de huidige regelingen in combinatie met het toestaan van ontwikkelingsmogelijkheden voor de komende 10 jaar, is het gewenst om een nieuw bestemmingsplan voor het dorp vast te stellen.

Begrenzing plangebied

De bebouwingsconcentraties van Siegerswoude, zoals indertijd bij raadsbesluit van 11 juni 2007 vastgelegd in het bestemmingsplan "Siegerswoude Kom" vormen het plangebied. De begrenzing is daarbij afgestemd op het recentere bestemmingsplan Buitengebied dat is vastgesteld op 30 juni 2014. De begrenzing van het plangebied is aangegeven in bijgaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.13BPKom-0301_0001.png"

De ligging en begrenzing van het plangebied

Geldende regelingen

Dit bestemmingsplan heeft tot doel om een actuele juridisch-planologische regeling te geven voor het plangebied. Daarmee wordt het bestemmingsplan Siegerswoude Kom uit 2007 vervangen, maar is het onderhavige plan juridisch gezien de opvolger van de recentelijk vastgestelde beheersverordening Siegerswoude Kom.

1.2 Opzet van de toelichting

Deze toelichting is opgezet als een objectgerichte toelichting. Dit betekent dat elke bestemming afzonderlijk wordt toegelicht. Op deze manier is vanuit de bestemming op de verbeelding net als bij de regels al het geval was, een directe link gelegd met zowel de toelichting. Deze opzet is bepaald door de digitale opzet van het bestemmingsplan.

In hoofdstuk 2 staat een beschrijving per bestemming (object). Dit hoofdstuk beschrijft per object de uitgangspunten van de juridische regeling en de basisinformatie die daaraan ten grondslag ligt, in dit plangebied de huidige situatie en beleid. Tot slot zijn per bestemming links naar verdere achtergrondinformatie opgenomen.

De omgevingsaspecten zijn in een eigen hoofdstuk (hoofdstuk 3) opgenomen. De omgevingsaspecten zijn niet per object aan te geven, maar zijn voor grotere delen van het plangebied geldig. In dat hoofdstuk wordt ingegaan op de voor het plangebied van belang zijnde aspecten. Waar nodig zijn in dit hoofdstuk links opgenomen naar uitgevoerde onderzoeken.

Hoofdstuk 4 te slotte gaat globaal in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid, waaronder de grondexploitatie.

Hoofdstuk 2 De bestemmingen

In dit hoofdstuk volgt, per bestemming, een toelichting op die bestemming. Bij iedere bestemming zijn ook de belangrijkste uitgangspunten van de bestemmingsregeling opgenomen. In veel gevallen is de basis van de uitgangspunten de huidige situatie en/of het geldende beleid. Ook deze worden daarom per bestemming kort genoemd. Wanneer mogelijk en nodig zijn links naar achtergrondinformatie opgenomen.

2.1 Agrarisch - Cultuurgrond

De bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' maakt het gebruik van gronden voor agrarische cultuurgrond en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.1.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Zoals de naam van de bestemming zegt is de bestemming bedoeld voor agrarische cultuurgronden (hoofdfunctie). Voor een optimaal functioneren van de hoofdfunctie zijn ook andere functies mogelijk. Daarbij kan gedacht worden aan sloten, nodig voor de waterhuishouding rond de agrarische gronden (meestal weilanden), en paden, nodig voor de ontsluiting van de weilanden. Het toestaan van meerdere functies naast de hoofdfunctie geeft bovendien de nodige flexibiliteit in het gebruik van de gronden. Bij de functionele mogelijkheden wordt altijd het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden nagestreefd.

Bouwmogelijkheden

Gebouwen zijn in deze bestemming niet toegestaan. In de hele bestemming is het mogelijk om erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 2,00 meter te bouwen. Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 3,00 meter. Hieronder vallen onder meer bruggen, deze kunnen nodig zijn voor de bereikbaarheid van de agrarische cultuurgronden.

Omgevingsvergunning

Enkele werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden zijn uitsluitend toegestaan met toepassing van een omgevingsvergunning. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het verwijderen van houtwallen. Het verlenen van een dergelijke vergunning moet voldoen aan een aantal voorwaarden, anders wordt deze niet verleend.

2.1.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het huidige extensief gebruikte agrarische gebied moet zo veel mogelijk gehandhaafd blijven;
  • Bij het agrarisch gebied horende functies zijn mogelijk binnen de bestemming, daarbij gaat het bijvoorbeeld om water en ontsluitingswegen;
  • De huidige ruimtelijke structuur van de agrarische gronden behouden;
  • Gebouwen zijn op de agrarische gronden niet toegestaan, bouwwerken voor bijvoorbeeld afrastering zijn wel toegestaan.

Uitgangspunten beleid

  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming, moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.1.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Siegerswoude behoort tot het landschapstype 'de noordelijke zandrug'. Het gebied wordt gekenmerkt door weideland met een kleinschalig karakter. De bouwingsconcentraties zijn omgeven door agrarische gronden, vooral in gebruik als weiland (veeteelt).

Op een aantal plekken binnen het plangebied zijn agrarische percelen aanwezig. De gronden bestaan hoofdzakelijk uit grasland, dat gebruikt wordt als weidegrond en hooiland. Het gebruik is extensief.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. De agrarische gronden binnen de bebouwde kom kunnen te maken hebben met de historie van het gebied. In die gevallen is speciale aandacht ervoor van belang. Bij de agrarische gronden in dit bestemmingsplan is dit niet het geval. Dit beleid geeft geen concrete uitgangspunten voor deze bestemming.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Op de agrarische gronden in het plangebied geldt vooral het welstandsgebied 'buitengebied (gesloten landschap). De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.1.4 Achtergrondinformatie

2.2 Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' maakt het gebruik van gronden voor de individueel aanwezige bedrijven in het plangebied en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.2.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Het uitgangspunt is om de bestaande individuele bedrijven in het plangebied te regelen. Individuele bedrijven met milieucategorieën 1 en 2 zijn in deze bestemming bij recht toegestaan. Door deze lage milieucategorie toe te staan, wordt (grote) milieuhinder voor de omgeving voorkomen.

Enkele bedrijfsfuncties zijn bij recht specifiek toegestaan, bijvoorbeeld een loonbedrijf, die qua milieucategorie of functie afwijken van de standaard toegestane bedrijven of niet in de bedrijvenlijst is opgenomen. Andere bedrijven zijn specifiek uitgesloten. Voorbeelden daarvan zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen, vuurwerkbedrijven en risicovolle inrichtingen. Hierdoor ontstaat geen grotere gevaarzettende situatie en/of overlast voor de omgeving.

Bij alle bedrijven is een bedrijfswoning mogelijk. Deze zijn op de bestaande plek aangeduid.

Andere, voor het bedrijf van belang zijnde voorzieningen wegen, erven en parkeervoorzieningen zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Hierdoor is een maximale flexibiliteit in het gebruik van de gronden voor het bedrijf mogelijk.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en bouwwerken toegestaan: bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Bedrijfsgebouwen moeten in het bouwvlak worden gebouwd. De bouwmogelijkheden voor de gebouwen zijn deels op de ruimtelijke verbeelding en deels in de regels bij de bestemming opgenomen. Het is op de verbeelding opgenomen, omdat voor de verschillende percelen geen eenduidige regeling in de regels opgenomen kan worden. Dit heeft te maken met de diversiteit van de bebouwing. Met de regels blijft het bestaande beeld in ieder geval gehandhaafd, maar is geringe uitbreiding ook mogelijk.

Voor de bouwmogelijkheden van bedrijfswoningen is gerefereerd aan de 'gewone' woningen in het plangebied. Bepaald is dat per bedrijf één bedrijfswoning is toegestaan binnen het met 'bedrijfswoning' aangeduide vlak. Door de bedrijfswoningen alleen in het aangeduide vlak mogelijk te maken, verandert de situatie voor omliggende bedrijven niet. Deze bedrijven worden dan niet beperkt in hun milieucontouren en daarbij horende bedrijfsactiviteiten. De bouwmogelijkheden van de woningen zijn uniform en geregeld in de regels. Daarvoor is aansluiting gezocht bij het bestaande beeld.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen functioneel nadrukkelijk meer bij de bedrijfswoning dan bij het bedrijf. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere schaal dan de bedrijfsgebouwen. Er is een onderscheid gemaakt tussen aangebouwde en vrijstaande bouwwerken, in verband met het ruimtelijk beeld bij de bedrijfswoning. In de regels is een erfbebouwingsregeling opgenomen die aansluit bij de regeling voor burgerwoningen.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor het in geringe mate bouwen buiten het bouwvlak. Of voor het gebruik van bestaande bebouwing voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.2.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Bestaande individuele bedrijven zijn ondergebracht in deze bestemming, om ze te kunnen behouden.
  • Bij bestaande bedrijven is bij recht geen bedrijfswoning mogelijk, alleen daar waar een specifieke regeling is getroffen op basis van geldende rechten. De bestaande bedrijfswoningen worden door middel van een aanduiding vastgelegd op de bestaande locatie.
  • Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de bedrijfsgebouwen en -woningen.

Uitgangspunten beleid

  • Nieuwe individuele bedrijven worden niet mogelijk gemaakt binnen het plangebied.
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • De bedrijven hebben maximaal een categorie 2, om overlast voor de omgeving te voorkomen.
  • Bestaande bedrijven met een hogere categorie worden specifiek aangeduid. Alleen die bedrijven zijn daar toegestaan.
2.2.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Verspreid in het dorp zijn een aantal individuele bedrijven aanwezig. Deze bedrijven hebben zich lange tijd geleden in de bebouwde kom gevestigd en zijn daar - waar mogelijk - gegroeid en uitgebreid. Bij deze bedrijven is in alle gevallen een (inpandige) bedrijfswoning aanwezig. De maatvoering van de bedrijfsbebouwing is afgestemd op de functie ervan.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

Siegerswoude is in de verordening aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 2.500 m²;
  • een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt uitsluitend een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot bedrijven. Het gaat hier om bestaande bedrijfsfuncties die in het bestemmingsplan specifiek zijn inbestemd op functie en omvang. Ontwikkelingen zijn niet mogelijk. Bovendien wordt via het instrument van een wijzigingsprocedure de mogelijkheid gestimuleerd om bij bedrijfsbeëindiging de bedrijfsfunctie om te zetten naar een woonfunctie. Op deze manier is rekening gehouden met de provinciale verordening en het beleid.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen. Deze omgevingsvisie geeft voor individuele bedrijven geen uitgangspunten.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied gelden verschillende welstandsgebieden, bijvoorbeeld 'bedrijventerrein' en 'nieuwbouw seriematig', afhankelijk van de omgeving waar de bedrijven gevestigd zijn. De in het bestemmingsplan opgenomen regels zijn niet in strijd met de voor deze gebieden geldende gebiedscriteria uit de welstandsnota.

2.2.4 Achtergrondinformatie

2.3 Bos

De bestemming 'Bos' maakt het gebruik van gronden als bosperceel / houtwal mogelijk.

2.3.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In relatie tot het doel is bebossing en (opgaand) groen. Naast deze voorzieningen zijn ook veelvoorkomende bijbehorende functies toegestaan. Daarbij gaat het om wegen, paden en speelvoorzieningen.

Ondergeschikt zijn binnen de bestemming onder meer waterlopen en -partijen, in- en uitritten en parkeervoorzieningen toegestaan. Door dit soort functies bij recht toe te staan, ontstaat flexibiliteit en uitwisselbaarheid in het plan. Wanneer in de bestaande situatie blijkt dat een dergelijke voorziening – in ondergeschikte mate – al binnen de bestemming aanwezig is, dan is de functie niet in strijd met de bestemming.

Bouwmogelijkheden

Gebouwen zijn in deze bestemming niet toegestaan. In de hele bestemming is het wel mogelijk om bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen. Hierbij zijn erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 2,00 meter toegestaan. Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 3,00 meter. Hieronder vallen onder meer kleinschalige bouwwerken als palen en masten.

2.3.2 Uitgangspunten voor de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Behoud van de bestaande bospercelen / houtwallen met een ruimtelijk en/of functioneel belang;
  • Het bos kent een passieve gebruiksfunctie en is in ieder geval niet bedoeld als agrarisch, sport- of recreatiegebied;
  • Veelvoorkomende functies in het bos, bijvoorbeeld voet- en rijwielpaden mogelijk maken;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit;
  • Gebouwen zijn niet toegestaan;
  • Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen ten behoeve van de toegestane functies worden gebouwd;
  • Toestaan van ontwikkelingen voor het onderhoud en beheer.

Uitgangspunten beleid

  • Mogelijkheden bieden voor het behoud, het herstel en de versterking van de bospercelen.
2.3.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Deze bestemming heeft betrekking op de strook grond achter de percelen Foarwurk 39a t/m 39i. Achter deze percelen ligt een bestaande houtwal. Aangezien het vigerende bestemmingsplan de mogelijkheid biedt hier bebossing te realiseren, is ervoor gekozen ook in dit bestemmingsplan deze mogelijkheid op te nemen.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot het groen geeft de visie geen concrete aanwijzingen. De verordening stelt vooral eisen aan cultuurhistorisch waardevolle elementen en kenmerkende landschapstypen. Deze kenmerkende landschapstypen zijn binnen het plangebied niet aangewezen. Het beleid heeft geen invloed op deze bestemming.

2.3.4 Achtergrondinformatie

2.4 Groen

De bestemming 'Groen' maakt het gebruik van gronden voor ruimtelijk en/of functioneel structurerende groenvoorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk. Voor de dorpsuitbreiding aan de Uthôf is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

2.4.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In relatie tot het doel zijn groenvoorzieningen en bebossing toegestaan. Daarbij gaat het dus om zowel lagere groenvoorzieningen (grasvelden) als opgaande vormen (bomen / bosjes). Naast de groenvoorzieningen zijn ook veelvoorkomende bijbehorende functies toegestaan. Daarbij gaat het om wegen, paden en speelvoorzieningen.

Ondergeschikt zijn binnen de bestemming onder meer waterlopen en -partijen, in- en uitritten en parkeervoorzieningen toegestaan. Door dit soort functies bij recht toe te staan, ontstaat flexibiliteit en uitwisselbaarheid in het plan. Wanneer in de bestaande situatie blijkt dat een dergelijke voorziening – in ondergeschikte mate – al binnen de bestemming aanwezig is, dan is de functie niet in strijd met de bestemming.

Bouwmogelijkheden

Gebouwen zijn in deze bestemming niet toegestaan. In de hele bestemming is het wel mogelijk om bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen. Hierbij zijn erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 2,00 meter toegestaan. Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 3,00 meter. Hieronder vallen onder meer kleinschalige bouwwerken als palen en masten.

2.4.2 Uitgangspunten voor de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Behoud van de bestaande groenstructuren met een ruimtelijk en/of functioneel belang;
  • Het groen kent een passieve gebruiksfunctie en is in ieder geval niet bedoeld als agrarisch, sport- of recreatiegebied;
  • Veelvoorkomende functies in het groen, bijvoorbeeld voet- en rijwielpaden, en speelvoorzieningen mogelijk maken;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit;
  • Gebouwen zijn in het groen niet toegestaan;
  • Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen ten behoeve van de toegestane functies worden gebouwd, echter met beperkte afmetingen;
  • Toestaan van ontwikkelingen voor het onderhoud en beheer.

Uitgangspunten beleid

  • Mogelijkheden bieden voor het behoud, het herstel en de versterking van de bestaande groenstructuren.
  • Voor de woningbouwontwikkeling aan de Uthôf is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen (artikel 6 lid 6.5).
2.4.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

De gronden met deze bestemming hebben vooral een ruimtelijk belang voor het dorp. Dit zijn groenstructuren die in belangrijke mate het ruimtelijk beeld van (een deel van) het dorp bepalen. De ruimtelijke verschijningsvorm van het groen is niet overal gelijk, dit is afhankelijk van de functie en de ontwikkelingsgeschiedenis van het groen. Er is sprake van grasland, struweel en bebossing veelal in combinatie met landschappelijk waardevolle houtsingels. Het groen kan gebruikt worden, omdat er in veel gevallen paden in aangelegd zijn en straatmeubilair geplaatst is.

Ter bescherming van de aanwezige houtsingels een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot het groen geeft de visie geen concrete aanwijzingen. De verordening stelt vooral eisen aan cultuurhistorisch waardevolle elementen en kenmerkende landschapstypen. Deze kenmerkende landschapstypen zijn binnen het plangebied niet aangewezen. Het beleid heeft geen invloed op deze bestemming.

2.4.4 Achtergrondinformatie

2.5 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' maakt de het gebruik van gronden voor maatschappelijke voorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.5.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In de bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Daarbij gaat het onder meer om algemene maatschappelijke voorzieningen als onderwijsdoeleinden en religieuze doeleinden. Ondergeschikte, voor de hoofdfunctie van belang zijnde functies als parkeervoorzieningen en sport- en speelterreinen, zijn ook bij recht mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk. Door middel van de specifieke gebruiksregels zijn de functies detailhandel en horeca binnen deze bestemming uitgesloten. Detailhandel en horeca die ten dienste staat van de maatschappelijke functie is wel toegestaan.

Bouwmogelijkheden 

Binnen de bestemming zijn de gebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

De gebouwen en overkappingen mogen binnen het op de ruimtelijke verbeelding aangeduide bouwvlak worden gebouwd. De toegestane afmetingen zijn zowel op de ruimtelijke verbeelding als in de regels aangegeven. Dit heeft te maken met de verscheidenheid in hoofdvorm en afmeting van de verschillende maatschappelijke voorzieningen in het plangebied.

Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Het gaat bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden en een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Bij de afwijkingsmogelijkheden gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouwregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor het in geringe mate bouwen buiten het bouwvlak. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

Bij de wijzigingsbevoegdheid gaat het om de mogelijkheid voor de uitbreiding van de hoofdfunctie, met dienstverlenende bedrijven en/of instellingen en bijzondere woonvormen. Ook daarbij zijn voorwaarden aangegeven waaraan voldaan moet worden. Een specifieke voorwaarde betreft de toetsing aan de geluidsbelasting, wanneer nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt voor alle gronden met deze bestemming.

2.5.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Maatschappelijke functies als onderwijs en religie zijn mogelijk binnen de bestemming;
  • Wanneer sprake is van ondergeschikte andere (maatschappelijke) functies dan de hoofdfunctie, dan is die ondergeschikte functie ook mogelijk;
  • De ruimtelijke verschijningsvorm is per functie op de verbeelding geregeld;

Uitgangspunten beleid

  • Bij de bestaande maatschappelijke functies worden de nodige ontwikkelingsmogelijkheden geboden (in ruimtelijke en functionele zin);
  • Een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied wordt niet mogelijk gemaakt;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.5.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het dorp kent enkele maatschappelijke voorzieningen; de kerk, de basisschool, het dorpshuis en de voorzieningen bij de sportvelden horen hierbij. In het plangebied is vooral sprake van vrij van elkaar staande maatschappelijke voorzieningen. De ruimtelijke verschijningsvorm van een gebouw met een maatschappelijke functie is bepaald door het gebruiksfunctie ervan. Waar het gaat om de school is vooral sprake van hoofdgebouwen van één bouwlaag, met een plat dak. De kerk is hoger, door de aanwezigheid van een toren.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

Siegerswoude is in de verordening aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 2.500 m²;
  • een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot bedrijven. In de regeling hiervoor is rekening gehouden met de provinciale verordening en het beleid.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen. Deze omgevingsvisie geeft voor individuele maatschappelijke voorzieningen geen uitgangspunten. Wel wordt ingespeeld op de multifunctionaliteit van deze voorzieningen in die zin dat er binnen de bestemming een verscheidenheid aan maatschappelijke functies is toegestaan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Deze gronden in het plangebied vallen onder verschillende het welstandsgebieden. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.5.4 Achtergrondinformatie

2.6 Sport

De bestemming 'Sport' maakt de het gebruik van gronden voor sportvoorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.6.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De bestemming is bedoeld voor sport- en speelterreinen met de daarbij behorende gebouwen. De sportvoorzieningen aan de Uthof is een dergelijk terrein. Ondergeschikte functies, die van belang zijn voor de hoofdfunctie zijn ook toegestaan. Daarbij gaat het om onder meer wegen en paden, parkeervoorzieningen en waterlopen en -partijen. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.

Bouwmogelijkheden 

Binnen de bestemming zijn de gebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

De gebouwen zijn binnen het gehele bestemmingsvlak mogelijk, met daarbij een oppervlaktebeperking per bestemmingsvlak. Verder zijn regels gesteld aan de andere afmetingen. Uitgangspunt hierbij is de bestaande bebouwing met eventuele ruimte voor extra faciliteiten.

Daarnaast zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Hieronder vallen lichtmasten, ballenvangers, en overige bouwwerken. De lichtmasten en ballenvangers hebben vooral een doel bij de sportvoorzieningen. Deze bouwwerken mogen hoog worden, namelijk 15,00 en 10,00 meter hoog. Dit is gebaseerd op de werkelijke maten van dergelijke bouwwerken. Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 5,00 meter. Hieronder vallen onder meer vlaggenmasten, maar ook erf- en terreinafscheidingen.

Flexibiliteitsbepalingen

In de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen, daarbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouwregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor het bouwen buiten het bouwvlak. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.6.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • De sportvoorzieningen aan de Uthof worden mogelijk gemaakt in de bestemming.
  • Bij de hoofdfuncties horende voorzieningen zijn mogelijk, daarbij gaat het om bijvoorbeeld parkeerterreinen en ondergeschikte gebouwen (onderhoud en beheer, sanitair);
  • Bouwwerken die nodig zijn voor de functies zijn mogelijk gemaakt, daarbij gaat het bijvoorbeeld om terreinafscheidingen en masten.

Uitgangspunten beleid

  • Het behoud van de huidige sportvoorzieningen is van belang, er is geen sprake van uitbreidingswensen;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.6.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

De sportvoorzieningen in Siegerswoude zijn gelegen aan de Uthof. Op het terrein liggen verspreid een aantal ondergeschikte gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer. De 'hoofdgebouwen' ten behoeve van de sportvoorzieningen zijn multifunctioneel en vallen in de bestemming Maatschappelijk.

Voor de functionaliteit van de sport- en recreatievoorzieningen zijn verschillende bouwwerken aanwezig. De aanwezige antennemast is door middel van een aanduiding specifiek geregeld.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot sport geven de visie en verordening geen specifieke regels.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied geldt het welstandsgebied "sport- en recreatiegebieden, parken en begraafplaatsen". De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.6.4 Achtergrondinformatie

2.7 Verkeer

De bestemming 'Verkeer' maakt het gebruik van gronden voor verkeersafwikkeling en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.7.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Het doel van de bestemming wordt mogelijk gemaakt door in de bestemming de functies wegen, straten, voet- en rijwielpaden bij recht mogelijk te maken. Ook daarbij horende, maar ondergeschikte, functies als groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen zijn toegestaan. In de specifieke gebruiksregels is bepaald dat nieuw aan te leggen wegen en straten niet meer dan twee rijstroken hebben, zodat de wettelijke geluidszones niet wijzigen.

Bouwmogelijkheden

De bestemming biedt alleen ruimte voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de in de bestemming toegestane functies. Gebouwen en overkappingen zijn uitgesloten, om zo hinder voor de verkeersfunctie te voorkomen. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen en overige.

Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als lichtmasten, die nodig kunnen zijn voor de sociale en verkeersveiligheid op en rond de wegen, voet- en rijwielpaden.

2.7.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het behoud van de verkeersfunctie van delen van het Foarwurk, de Middenwei en de Van Akenwei als (gebieds)ontsluitingswegen van de bebouwingsconcentraties;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit;

Uitgangspunten beleid

  • Het behoud van delen van het Foarwurk, de Middenwei en de Van Akenwei als gebiedsontsluitingsweg voor Siegerswoude;
  • De herinrichting van de wegen in het plangebied mogelijk maken, met inachtneming van de voorwaarden en inrichtingseisen vanuit het Uitvoeringsplan van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2010.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Het aantal rijbanen van de wegen binnen de bestemming blijft gelijk, zodat toename van geluid wordt voorkomen.
2.7.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In Siegerswoude zijn delen van het Foarwurk, de Middenwei en de Van Akenwei de belangrijkste ontsluitingsroutes.

De overige wegen in het plangebied zijn erfontsluitingswegen, voet- en fietspaden. Deze hebben vooral een verblijfsfunctie en zijn daarom niet binnen deze bestemming opgenomen. Gebouwen zijn in de gebieden met deze bestemming niet aanwezig. Wel komen gebouwtjes voor nutsvoorzieningen en bouwwerken, zoals hekwerken, voor. Deze hebben een beperkte afmeting in oppervlakte en hoogte.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In het plangebied zijn geen wegen aanwezig die opgenomen zijn in de verordening. Daarnaast zijn geen ontwikkelingen gepland die een wezenlijke invloed hebben op de verkeersstromen en -bewegingen over de bestaande infrastructuur. De verordening heeft geen invloed op de regeling van deze bestemming.

Specifiek voor verkeer geldt het beleid van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) 2010. In het GVVP 2010 wordt voor de wegen in het plangebied onderscheid gemaakt tussen (gebieds)ontsluitingswegen, verzamelwegen en woonstraten. De laatste twee vallen onder de erftoegangswegen.

Delen van het Foarwurk, de Middenwei en de Van Akenwei zijn de doorgaande ontsluitingswegen, maar vallen binnen de bebouwingsconcentraties van Siegerswoude. De overige wegen in het plangebied zijn aangewezen als (erf)ontsluitingswegen. In het GVVP is aangegeven dat de ontsluitingswegen binnen de bebouwde kom zo veel mogelijk gaan vallen onder een 30 km/uur zone. Dit is inmiddels gerealiseerd.

De beleidsuitgangspunten zijn vertaald in concrete maatregelen en plannen. Daarbij zijn algemene inrichtingseisen voor wegen en parkeren opgenomen. Deze maatregelen en inrichtingseisen zijn opgenomen in het Uitvoeringsplan GVVP 2010. Hierin is voor het plangebied geen concreet beleid aangegeven. Algemeen geldt dat bij de herinrichting van wegen de voorwaarden en inrichtingseisen vanuit het Uitvoeringsplan van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2010 aangehouden moeten worden.

2.7.4 Achtergrondinformatie

2.8 Verkeer - Verblijf

De bestemming 'Verkeer - Verblijf' maakt de het gebruik van gronden voor de verkeers- en verblijfsfunctie en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.8.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De functies binnen deze bestemming zijn gericht op zowel de verkeers- als de verblijfsfunctie in het plangebied. Daarom zijn naast wegen en straten, voet- en rijwielpaden en parkeervoorzieningen bijvoorbeeld ook speelvoorzieningen overal in de bestemming mogelijk. Hierdoor komt de verblijfsfuncties naast de verkeersfunctie nadrukkelijk naar voren. Ondergeschikt zijn tuinen, erven, terreinen en nutsvoorzieningen mogelijk. Dit maakt geringe wijziging van begrenzingen van dergelijke functies bijvoorbeeld mogelijk.

Bouwmogelijkheden

In deze bestemming is de bouw van gebouwen niet mogelijk. De bestemming biedt wel ruimte aan de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de in de bestemming toegestane functies. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen en overige. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als lichtmasten, die nodig kunnen zijn voor de sociale veiligheid op en rond de wegen, voet- en rijwielpaden. Maar ook bouwwerken als bruggen, duikers en dammen zijn mogelijk in de bestemming.

2.8.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten bestaande situatie

  • Behoud van de verblijfsfunctie naast de verkeersfunctie, door naast de wegen voet- en rijwielpaden, parkeerterreinen en dergelijk toe te staan;
  • Flexibiliteit bieden voor aanpassing van de wegen, door (ondergeschikt) andere functies toe te staan, zoals groen- en watervoorzieningen;
  • Bieden van veiligheid door toestaan van bouwwerken als hekwerken en lichtmasten;

Uitgangspunten beleid

  • Behoud van erftoegangswegen als dusdanig;
  • De herinrichting van de wegen in het plangebied mogelijk maken, met inachtneming van de voorwaarden en inrichtingseisen vanuit het Uitvoeringsplan van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2010.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Behoud en waar mogelijk uitbreiding van de 30 km/uur-zones om geluidhinder voor omwonenden te voorkomen of te verminderen.
2.8.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het grootste deel van de infrastructuur in het plangebied heeft naast de verkeersfunctie een nadrukkelijke verblijfsfunctie. Het gaat daarbij vooral om woonstraten/ erfontsluitingswegen, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen. Enkele (kleinere) groenstroken, waterpartijen en/of waterlopen horen bij deze infrastructuur, bijvoorbeeld als scheiding tussen weg en fietspad. Op de woonstraten/ erfontsluitingswegen geldt een maximale snelheid van 30 km/uur, zodat de verblijfsfunctie gegarandeerd kan worden. Rondom deze infrastructuur zijn op sommige plaatsen bouwwerken, zoals hekwerken en lichtmasten, aanwezig. Deze dienen voor de sociale en verkeersveiligheid van de gebruikers van de infrastructuur.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In het plangebied zijn geen wegen aanwezig die opgenomen zijn in de verordening. Daarnaast zijn geen ontwikkelingen gepland die een wezenlijke invloed hebben op de verkeersstromen en -bewegingen over de bestaande infrastructuur. De verordening heeft geen invloed op de regeling van deze bestemming.

Specifiek voor verkeer geldt het beleid van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) 2010. In het GVVP 2010 wordt voor de wegen in het plangebied onderscheid gemaakt tussen (gebieds)ontsluitingswegen, verzamelwegen en woonstraten. De laatste twee vallen onder de erftoegangswegen.

Delen van het Foarwurk, de Middenwei en de Van Akenwei zijn de doorgaande ontsluitingswegen, maar vallen binnen de bebouwingsconcentraties van Siegerswoude. De overige wegen in het plangebied zijn aangewezen als (erf)ontsluitingswegen. In het GVVP is aangegeven dat de ontsluitingswegen binnen de bebouwde kom zo veel mogelijk gaan vallen onder een 30 km/uur zone. Dit is inmiddels gerealiseerd.

De beleidsuitgangspunten zijn vertaald in concrete maatregelen en plannen. Daarbij zijn algemene inrichtingseisen voor wegen en parkeren opgenomen. Deze maatregelen en inrichtingseisen zijn opgenomen in het Uitvoeringsplan GVVP 2010. Hierin is voor het plangebied geen concreet beleid aangegeven. Algemeen geldt dat bij de herinrichting van wegen de voorwaarden en inrichtingseisen vanuit het Uitvoeringsplan van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2010 aangehouden moeten worden.

2.8.4 Achtergrondinformatie

2.9 Water

De bestemming 'Water' maakt het gebruik van gronden voor een waterlopen en/of waterpartijen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.9.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In eerste instantie vallen onder de bestemming de waterlopen en -partijen, bermen en beplanting in het plangebied. Ondergeschikt zijn andere functies mogelijk, bijvoorbeeld groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen. Dagrecreatief medegebruik van de gronden binnen deze bestemming is ook toegestaan. Door deze functies bij recht toe te staan ontstaat flexibiliteit en uitwisselbaarheid binnen bestemmingen.

Bouwmogelijkheden

De bestemming biedt alleen ruimte aan de bouw van bouwwerken, voor de in de bestemming toegestane functies. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen, oeverbeschoeiingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Steigers en daarmee vergelijkbare bouwwerken zijn binnen de bestemming niet toegestaan. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Oeverbeschoeiingen mogen een hoogte hebben van maximaal 0,40 meter. Door beschoeiingen van deze hoogte toe te staan, kan bijvoorbeeld verzakking van oevers voorkomen worden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als bruggen, duikers en/of dammen.

Omgevingsvergunning

Een vorm van bescherming van de waterlopen en -partijen is het openhouden ervan. Om die reden is het dempen van waterlopen en -partijen gebonden aan een omgevingsvergunning. Zonder vergunning kunnen deze werken en/of werkzaamheden niet worden uitgevoerd. Bovendien kan een dergelijke vergunning alleen verleend worden wanneer aangetoond wordt dat aan de voorwaarden en toetsingscriteria kan worden voldaan.

2.9.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het behouden van waterhuishoudkundige en ruimtelijk van belang zijnde waterlopen en -partijen;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Voor nieuwe ontwikkelingen die met een flexibiliteitsbepaling mogelijk worden gemaakt, moet een watertoets worden uitgevoerd;
  • Het vrijhouden van 5 meter bufferzone langs in ieder geval één zijde van de hoofdwatergangen in het plangebied.
2.9.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In het plangebied is één waterloop aanwezig die als zodanig is bestemd. Het betreft de waterloop ten zuiden van de Skoallelân. Voor het overige gaat het om bermsloten e.d. die onderdeel uitmaken van de openbare ruimte en het straten- en wegenpatroon en daarmee als verkeers- of verblijfsgebied zijn bestemd of tot de groenvoorzieningen behoren.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In de verordening is een regeling opgenomen voor vaarwegen met een CEMT-klasse. Deze zijn in het plangebied niet aanwezig. De verordening is niet van toepassing op deze bestemming.

Het gemeentelijk beleid is opgenomen in het Rioleringsplan Opsterland 2015-2019 (GRP). Dit GRP beschrijft de beleidsvoornemens en (bijbehorende) maatregelen voor inzameling, transport en (lokale) verwerking van stedelijk afval-, hemel- en grondwater in de gemeente Opsterland voor de periode 2015-2019. Het beleidsplan vertaald voorgenomen maatregelen in een kostendekkingplan en geeft aan welke gevolgen dit heeft voor de rioolheffing.

2.9.4 Achtergrondinformatie

2.10 Wonen

De bestemming 'Wonen' maakt het gebruik van gronden voor woonhuizen (eengezinswoningen) en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.10.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Alle functies die bij de functie wonen horen, worden in deze bestemming mogelijk gemaakt. Allereerst gaat het om eengezins woonhuizen, deze vormen de hoofdfunctie, met de daarbij horen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Een combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep is mogelijk.

Ondergeschikt zijn onder andere woonstraten, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen mogelijk. Hierdoor is uitwisseling tussen functies mogelijk, wat de nodige flexibiliteit biedt.

Enkele functies zijn uitgesloten. Het gaat onder meer om de bewoning van vrijstaande bijgebouwen. Verder is het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, detailhandel en bedrijvigheid strijdig, tenzij er een specifieke aanduiding voor een perceel geldt. Het gaat daarbij om functies die afwijken van hetgeen mogelijk is onder de regeling voor een aan-huis-verbonden beroep. Een aan-huis-verbonden beroep is alleen bij recht toegestaan wanneer voldaan wordt aan oppervlaktevereisten. Deze regeling is opgenomen in de specifieke gebruiksregels.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende bouwwerken mogelijk gemaakt: hoofdgebouwen, aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Algemeen geldt een regel voor de maximaal te bebouwen oppervlakte. Deze regel bepaalt dat de gezamenlijke oppervlakte van alle bouwwerken, maximaal 50% van het bouwperceel mag zijn. Het bouwperceel is in dit geval niet gelijk aan het bouwvlak (zie ook begrippen). Dit met uitzondering van die gevallen waarbij de totale oppervlakte van alle bouwwerken dit percentage overschrijdt. Deze algemene bouwregel biedt een richtlijn binnen de globale regeling, maar biedt ook flexibiliteit in de locatie en afmetingen van bouwwerken.

Voor de hoofdgebouwen geldt dat het in deze bestemming om woonhuizen gaat, omdat deze in ruimtelijke en functioneel opzicht de hoofdgebouwen op het perceel zijn. Deze moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Uitgegaan wordt daarbij van vrijstaande hoofdgebouwen, mits dit op de ruimtelijke verbeelding anders is aangeduid (maximum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen).

Voor de hoofdgebouwen is geen maximale bouwdiepte aangegeven. Wel is de oppervlakte van een hoofdgebouw beperkt tot maximaal 150 m² en is de minimaal aan te houden afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse erfgrens en achtererfgrens vastgelegd. Laatstgenoemde situeringseisen gelden niet op het moment dat in de bestaande situatie de genoemde afstanden al kleiner zijn, bijvoorbeeld bij rijen- en twee-onder-één-kap woningen. In die gevallen gelden de kleinere afstanden van de bestaande situatie.

Buiten de omvang is de maatvoering van de hoofdgebouwen in het hele plangebied erg divers. Om dit zoveel mogelijk vast te leggen zijn een aantal maatvoeringseisen dan ook per bouwvlak aangeduid. Het gaat daarbij om de maximale goothoogte en minimale en maximale dakhelling per woongebied aangeduid.

Door deze bouwregels te hanteren kan de hoofdstructuur van een woongebied gehandhaafd blijven, maar zijn de plaatsing en afmetingen van de hoofdgebouwen vrijer dan voorheen.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen nadrukkelijk bij het hoofdgebouw hoofdfunctie maar zijn daaraan ruimtelijk (aan- en uitbouwen en bijgebouwen) en functioneel (bijgebouwen) ondergeschikt. De ruimtelijke ondergeschiktheid komt tot in beginsel tot uitdrukking in de maatvoering ten opzichte van het hoofdgebouw (oppervlakte en/of hoogte). In bepaalde gevallen, zoals bij kleinere hoofdgebouwen, hoeft dit niet zo te zijn. Ook de positionering (achter het hoofdgebouw, of naast het hoofdgebouw maar naar achteren gerooid) of het materiaalgebruik kan de ruimtelijke ondergeschiktheid bepalen. Het gaat er vooral om dat het ruimtelijk en dus visueel waarneembaar is dat er sprake is van bebouwing dat niet tot het (oorspronkelijke) hoofdgebouw behoort, maar wel deel uitmaakt van de bebouwing bij dat hoofdgebouw.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een maximale gezamenlijke oppervlakte opgenomen, uitgedrukt in vierkante meters (maximaal 100 m²) en in een percentage van het bouwperceel (50%). Met dit laatste wordt het volbouwen van kleine (achter)erven voorkomen.

Voor de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwd bijgebouwen is een specifieke regeling opgenomen. Daarbij is gerefereerd aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw. Hetzelfde geldt voor de toegestane dakhelling, wanneer een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping wordt voorzien van een kap. Daardoor kan een dergelijk bouwwerk op een passende manier gebouwd worden aan het bestaande hoofdgebouw.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

In deze bestemming zijn regels opgenomen die het mogelijk maken - met een omgevingsvergunning - af te wijken van de bouw- en (specifieke) gebruiksregels. Afwijken kan alleen wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de afwijkingsregels. Voorbeelden van mogelijke afwijkingen van de bouwregels zijn de een lagere maximale dakhelling (bijvoorbeeld plat dak) en het bouwen van een hoofdgebouw achter de aangeduide rooilijn, tot een maximum van 5,00 meter. Een voorbeeld van een mogelijke afwijking van de gebruiksregels is het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning voor maximaal één huishouden, waarbij aangetoond is dat er sprake is van zorgbehoefte die tijdelijk van aard is. Hierdoor is het mogelijk om, door toepassing van een relatief korte planologische procedure, ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen op de gronden of in de gebouwen in deze bestemming.

2.10.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • De functie van de hoofdgebouwen (woonhuizen) is wonen en deze blijft behouden;
  • Aan-huis-verbonden beroep is mogelijk in de woonhuizen, maar is ondergeschikt;
  • De bestaande ruimtelijke hoofdstructuur van de bebouwing blijft behouden, geringe afwijkingen zijn mogelijk;
  • Behoud van de rooilijn van de bebouwing op die plaatsen waar dit nu van toepassing is;
  • De bestaande afmetingen van de hoofdgebouwen zijn leidend voor de toekomst, geringe afwijkingen zijn mogelijk;
  • De bebouwingsmogelijkheden voor hoofdgebouwen en daarbij horende bebouwing zijn verruimd.

Uitgangspunten beleid

  • De bestemming biedt in de regeling voldoende ruimte voor herstructurering van bepaalde delen van het woongebied;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Voordat grootschaligere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moet duidelijk worden of geen hinder door weg verkeerslawaai ontstaat;
  • Bij nieuwe ontwikkelingen moet advies worden gevraagd bij het Wetterskip Fryslân;
  • Voordat grootschaligere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moeten de effecten ervan op de ecologische, archeologische en cultuurhistorische waarden duidelijk zijn.
2.10.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het dorp Siegerswoude is één van de oudere agrarische nederzettingen van de gemeente. Siegerswoude bestaat uit een bebouwingslint van circa 9 km lang met verdichtingen en verspreide agrarische bedrijven ertussen. In totaal zijn er drie concentraties van woonbebouwing te herkennen langs het lint, twee bij de scholen en de derde tegen het dorp De Wilp.

Tussen 1950 en 1980 zijn voornamelijk incidentele woningen gerealiseerd. De ontwikkeling na 1980 heeft zich voornamelijk voltrokken in planmatige uitbreidingen (bij het Skoallelân, Uthof en Foarwurk). De bebouwing die gerealiseerd is bij het Skoallelân bestaat uit twee-onder-één kapwoningen en rijenwoningen. Bij het Uthof en Foarwurk zijn vrijstaande woningen gerealiseerd. De gerealiseerde bebouwing in de uitbreidingen bestaat voornamelijk uit woningen in één bouwlaag met een kap.

Aan de Uthôf is op basis van het bestemmingsplan uit 2006 nog ruimte voor de bouw van enkele woningen.

In de loop van de tijd hebben bewoners hun woningen uitgebreid, veelal in de vorm van een aan- of uitbouw aan de woning of een bijgebouw ten behoeve van berg- of stallingsruimte. De gemeente Opsterland heeft in de meeste gevallen medewerking aan dergelijke bouwwerken verleend en wil deze lijn doorzetten. Uiteraard worden de bouwwerken vanuit het Besluit omgevingsrecht ook bij de woningen toegestaan. Hiervoor is bij een bestemming een specifieke regeling gemaakt.

Bij woningen zijn, ook in dit plangebied, beroepen- en bedrijven-aan-huis gerealiseerd. Daarbij kan gaat het bijvoorbeeld om een architect of een kapsalon aan huis. De hoofdfunctie moet echter wonen blijven.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In de verordening zijn regels over inbreiding en uitbreiding van woningbouw aangegeven. Deze regels zijn gericht op een evenredige verdeling van de woningbouwcontingenten over de verschillende kernen. Van belang is dat een woningbouwplan opgenomen is in een (gemeentelijk) woonplan. De regels van de verordening hebben daarom invloed op deze bestemming. Hierna wordt ingegaan op de manier waarop de inbreiding en uitbreiding van woningbouw is opgenomen in de gemeentelijk structuurvisie en het woonplan.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

Op 18 april 2017 heeft de gemeenteraad - in aansluiting op de Omgevingsvisie 2015-2030 - de Woonvisie 2017-2021 vastgesteld. Met deze Woonvisie wordt richting gegeven aan het wonen in de gemeente voor de middellange termijn. Demografische ontwikkelingen, zoals afnemende groei dan wel krimp van de bevolking, vergrijzing en ontgroening hebben invloed op de woningbehoefte. In januari 2017 heeft de provincie Fryslân nieuwe bevolkingsprognoses gepubliceerd: "Prognose bevolking en huishoudens Fryslân 2016-2040). Het aantal inwoners in Opsterland daalt al langzaam en vanaf 2030 versnelt de afname. Het aantal huishoudens blijft voorlopig nog toenemen. Vanaf 2025 vlakt deze groei af. De verwachting is dat het aantal huishoudens na 2030 licht zal krimpen. Dientengevolge is er een beperkte groei van de woningbehoefte. Tussen 2016 en 2030 is de behoefte maximaal 600 woningen. Gelet op de demografische ontwikkelingen zullen inwoners van Opsterland voor het grootste deel aangewezen zijn op de bestaande woningvoorraad. We voegen nog maar weinig nieuwbouw toe. Bij nieuwbouw wordt de voorkeur gegeven aan het benutten van de mogelijkheden binnen de bebouwde kom. De focus ligt op inbreiding in plaats van uitbreiding. Woningtoevoegingen door nieuwbouw op uitbreidingslocaties zal zich concentreren in de grotere dorpen Gorredijk, Ureterp, Beetsterzwaag en Bakkeveen. In de andere dorpen wordt terughoudend omgegaan met nieuwbouw. Na nadruk ligt hier op herstructurering en op het herbestemmen van niet-woonbebouwing. Bovendien moet er sprake zijn van een aantoonbare vraag aan woningen en draagvlak onder de bevolking.

De Woonvisie zal - gecombineerd met het dorpenbeleid - worden door vertaald naar keuzes per dorp en met de provincie zullen in relatie tot de in januari 2017 gepubliceerde nieuwe prognoses nieuwe woningbouwafspraken worden gemaakt voor de komende 10 jaar. Op basis van de doorvertaling naar keuzes per dorp en de nieuwe woningbouwafspraken met de provincie zal er een nieuw gemeentelijk woningbouwprogramma worden opgesteld.

Het huidige gemeentelijke woningbouwprogramma betreft de periode 2008-2020.


Voor Siegerswoude is in het woningbouwprogramma uitgegaan van een netto toename

van 5 woningen. Er zijn geen concrete plannen voor een uitleglocatie. Omdat er in Siegerswoude in 2012 een woning is gesloopt, waarbij herbouw zal plaatsvinden is het

totaal aantal woningen op 6 gesteld. Dit kan plaatsvinden op de locatie aan de Uthôf. Voor de ontwikkeling hiervan is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.


In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Afhankelijk van het woongebied is een specifiek welstandsregime geldend. De welstandscriteria die horen bij het welstandsregime zijn gerelateerd aan de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken van het betreffende woongebied. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.10.4 Achtergrondinformatie

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de omgevingsaspecten. Deze omgevingsaspecten kunnen invloed hebben op de (on)mogelijkheid van gewenste ontwikkelingen in het plangebied. In dit hoofdstuk volgt daarom een korte beschrijving van de aanwezige en te verwachten (negatieve) effecten van de verschillende aspecten op het plangebied en haar functies.

3.1 Milieuaspecten

Om inzicht te krijgen in potentiële hinder van bedrijven op het woongebied, wordt eerst gekeken naar de bedrijven en hun milieuzonering. Daarnaast en aan de hand van bedrijven en milieuzonering komen de milieuaspecten geluid, geur en bodem aan bod.

3.1.1 Bedrijven en milieuzonering

Ten behoeve van de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem "Bedrijven en milieuzonering" ontwikkeld, in de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 t/m 6, met bijbehorende richtlijnafstanden.

In en om het dorp zijn een aantal individuele bedrijven aanwezig die mogelijk hinder veroorzaken. De bedrijven in het plangebied vallen voor het merendeel in de categorieën 1 en 2 van de bedrijvenlijst van de VNG. Dit zijn categorieën met een grootste afstand van respectievelijk 10 en 30 meter ten opzichte van een rustige woonwijk, of een rustig buitengebied. Omdat deze bedrijven tussen woongebieden liggen, moeten genoemde categorieën hier maximaal mogelijk zijn.

Ook bevinden zich onder de aanwezige bedrijvigheid in de dorpskom een aantal bedrijven uit een hogere milieucategorie, bijvoorbeeld 3.1 en 3.2. De richtlijnafstand tot woonfuncties bedraagt in principe 50 tot 100 meter. Deze afstand wordt in principe nooit gehaald. Doordat echter specifieke knelpunten via de milieuwetgeving (Activiteitenbesluit) geregeld zijn, vloeien uit de aanwezigheid van deze bestaande bedrijven in de dorpskom geen problemen voort.

Verder zijn rond het plangebied enkele agrarische bedrijven aanwezig die invloed kunnen hebben op andere functies in het plangebied. Het gaat daarbij vooral om (extensieve) veehouderijen. Deze hebben een categorie 3.2 met een richtafstand van 100 meter, gebaseerd op het aspect geur. Daarnaast zijn wettelijke afstanden (Wet geurhinder en veehouderijen) van toepassing die aangehouden moeten worden tussen een veehouderij en een geurgevoelig object (bijvoorbeeld woningen) binnen en buiten de bebouwde kom.

3.1.2 Geluid

Het aspect geluid is weg verkeerslawaai in dit plangebied een toetsingskader. Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van geluidhinder op bestaande gevoelige objecten wordt daarom niet verwacht. Mocht er sprake zijn van nieuwe ontwikkelingen, dan is in de meeste gevallen een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.

Negatieve effecten door weg verkeerslawaai zijn in de huidige situatie in het plangebied niet uit te sluiten. In het grootste deel van het plangebied zijn de wegen niet (wettelijk) zoneringsplichtig, dit zijn erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur. Daarnaast zijn in en rond het plangebied ook enkele wettelijk zoneringsplichtige wegen aanwezig. Dit zijn wegen waar een maximale snelheid van 50 km/uur of meer is. toegestaan. Het gaat daarbij onder meer om delen van het Foarwurk, de Middenwei en de Van Akenwei. Het aantal geluidgevoelige objecten binnen de wettelijke geluidzones rond deze wegen mag niet toenemen. De bebouwingsregeling is echter zodanig dat langs deze wegen geen nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegelaten en bestaande geluidsgevoelige functies niet dichter naar de weg kunnen worden gebouwd.

Geluid van wegverkeer is wettelijk vastgelegd in de Wet geluidhinder.

3.1.3 Bodem

Bodem is een belangrijk toetsingskader op het moment dat nieuwe ontwikkelingen spelen. Vooral bij nieuwe woningbouwontwikkelingen moet aangetoond worden dat woningen op bodem van voldoende kwaliteit worden gebouwd. Dit bestemmingsplan heeft als uitgangspunt de bestaande situatie te voorzien van een actuele regeling.

 

In planologische zin worden bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Voor de ontwikkelingen in het plangebied die bij recht zijn toegestaan zijn in veel gevallen al bodemonderzoeken uitgevoerd, of deze ontwikkelingen zijn dusdanig van aard dat onderzoek niet noodzakelijk is. Bij volledig nieuwe ontwikkelingen is in enkele gevallen een bodemonderzoek noodzakelijk.

3.2 Water

Algemeen

Water is een belangrijk ordenend principe. Voor het plangebied is daarom een watertoets uitgevoerd. Daaruit blijkt dat er geen waterschapsbelang is, omdat de huidige situatie in het plangebied nagenoeg niet wijzigt. Belangrijk aspecten die blijken uit de watertoets staan in deze paragraaf vermeld. De resultaten zijn opgenomen in de bijlagen bij dit bestemmingsplan.

Het plangebied valt onder het beheer van het Wetterskip Fryslân, dat zorgdraagt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en dat de grotere boezemwateren en sloten beheert, alsmede de waterkeringen, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het plangebied.

Voor de watergangen en waterpartijen in het plangebied geldt dat de bestaande situatie niet wijzigt. Het zijn vooral kleinere watergangen als kavelsloten. Wanneer noodzakelijk wordt de waterhuishoudkundige en/of ruimtelijke functie specifiek bestemd in dit bestemmingsplan. Zo is de kwaliteit- en kwantiteitsfunctie van het water in het plangebied gewaarborgd.

Watertoets

De wet en regelgeving rond het aspect water is opgenomen in onder meer de Waterwet, Nota Ruimte en Kaderrichtlijn Water. De watertoets is aangevraagd via de website www.dewatertoets.nl. Uit deze toets die is opgenomen in bijlage 1, is gebleken dat er geen waterschapsbelangen spelen in het plangebied. Dit toetsresultaat is gebaseerd op het feit dat het gaat om een actualisatie van het bestemmingsplan en dat het plan overwegend conserverend van aard is, waarbij er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

Leidraad Watertoets

In de Leidraad Watertoets staan de uitgangspunten waarmee rekening moet worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen vanuit het aspect water.

3.3 Ecologie

Deze paragraaf geeft inzicht in de verwachten effecten van het bestemmingsplan op de beschermde natuurgebieden en soorten.

Wat betreft de gebiedsbescherming, maakt het verordeningsgebied geen deel uit van een Natura 2000-gebied of een gebied dat onder het regime van de Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische HoofdStructuur) valt. Ook zijn er in het bestemmingsplangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen hebben voor Natura 2000- of NNN-gebieden.

Het opnemen van een beschermende regeling voor deze gebieden is in dit bestemmingsplan derhalve niet aan de orde.

Wanneer sprake is van nieuwe ontwikkelingen, moet altijd de soortenbescherming overwogen worden. Ontwikkelingen kunnen altijd invloed hebben op aanwezige beschermde soorten, bijvoorbeeld vleermuizen en/of broedvogels. Een onderzoeksverplichting voor beschermde soorten is echter niet nodig in dit bestemmingsplan, omdat de bestaande situatie gehandhaafd blijft.

3.4 Archeologie

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van archeologische en cultuurhistorische waarden wordt daarom niet verwacht.

Voor het dorp is op grond van de Wet op de archeologisch monumentenzorg onderzocht of er archeologische waarden aanwezig zijn. Hiervoor is de Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) van de provincie Fryslân gebruikt. Op deze kaart is op basis van zowel de aanwezige archeologische monumenten als de te verwachten archeologische waarden een advies aangegeven. De FAMKE bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - Bronstijd, en één voor de periode Ijzertijd -Middeleeuwen. Deze kaart is ook gekoppeld aan de provinciale ruimtelijke verordening. In onderstaande afbeeldingen staan afbeeldingen vanuit FAMKE.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.13BPKom-0301_0002.png"

FAMKE Steentijd - Bronstijd

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.13BPKom-0301_0003.png"

FAMKE Ijzertijd - Middeleeuwen

Steentijd - Bronstijd

Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied is in het gehele plangebied (aangegeven in licht roze, zie bovenstaande figuur) een archeologische quickscan (steentijd-bronstijd) nodig. Van dit gebied wordt vermoed dat eventuele aanwezige archeologische resten al ernstig verstoord zijn, maar dit is niet met zekerheid te zeggen. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 5000 m² een quickscan te verrichten. Een quickscan is een extensief booronderzoek waarmee duidelijk gemaakt wordt of het steentijd bodemarchief intact is.

Ijzertijd-middeleeuwen

Voor de periode ijzertijd-middeleeuwen is voor de zuidelijke plandelen Siegerswoude en Foarwurk karterend onderzoek noodzakelijk bij ontwikkelingen van meer dan 5000 m². Voornoemde ontwikkelingen zijn echter niet zonder meer toegestaan in het plangebied, waardoor het niet noodzakelijk is een beschermende regeling op te nemen.

Voor het noordelijk plandeel Foarwurk is geen onderzoek noodzakelijk (lichtgroen).

Het bestemmingsplan kent geen ontwikkelingsmogelijkheden die van de hiervoor genoemde omvang zijn.

3.5 Cultuurhistorie

Vanaf 1 januari 2012 moet ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) ieder nieuw bestemmingplan een analyse van cultuurhistorische waarden bevatten.

Historische kenschets

Siegerswoude ligt op een wat hogere zandrug in het halfopen tot open hoogveenontginningslandschap in het oosten van de gemeente Opsterland tegen de gemeente- en provinciegrens bij De Wilp. Het dorp ligt tussen de kernen Ureterp, Frieschepalen en Bakkeveen. Ten zuidwesten van het dorp loopt de Frieschepalenvaart, overgaand in de Bakkeveenschevaart. Rond het dorp zijn verder enkele bosstroken en houtsingels aanwezig en een aantal dobben met riet en water.

Siegerswoude behoort tot het landschapstype 'de noordelijke zandrug'. Het gebied wordt gekenmerkt door weideland met een kleinschalig karakter. Dit karakter is cultuurhistorisch bepaald en heeft tevens een waarde als ecologische infrastructuur. Deze waarden zijn hier gedeeltelijk aangetast door het weghalen van singels en houtwallen.

Het dorp is één van de oudere agrarische nederzettingen van de gemeente. Siegerswoude bestaat uit een bebouwingslint van circa 9 km lang met verdichtingen en verspreide agrarische bedrijven ertussen. In totaal zijn er drie concentraties van woonbebouwing te herkennen langs het lint, twee bij de scholen en de derde tegen het dorp De Wilp (in de provincie Groningen) aan.

Aan het Foarwurk komt een aantal voormalige agrarische bedrijven met grote schuren voor.

3.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beperken van risico's, bij risicovolle inrichtingen en transport van gevaarlijke stoffen (ondergronds en bovengronds). Wettelijk is externe veiligheid onder andere vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen. In deze paragraaf wordt hier verder op ingegaan.

Gastransportleiding

In het plangebied zijn geen gastransportleidingen aanwezig die ingevolge het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) op het plangebied van invloed zijn.

Risicovolle inrichtingen

In het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Dit heeft dan ook geen invloed op de regeling van dit bestemmingsplan.

Transport gevaarlijke stoffen

Transport van gevaarlijk stoffen over de weg is in het plangebied niet officieel geregeld. Wel kan vervoer van gevaarlijke stoffen door het plangebied plaatsvinden, maar dit is dan zeldzaam. De daarbij horende risico's zijn nihil.

Digitale Veiligheidstoets

Het bestemmingsplan is voorgelegd aan de Brandweer Fryslân. Zij heeft aan de hand van de risicokaart geconstateerd dat er in de omgeving geen risicobronnen aanwezig zijn die van belang zijn voor dit plan. Naast het advies over externe veiligheid heeft de Brandweer de mogelijkheid een repressief advies te geven in het kader van bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen. In een dergelijk advies komen aspecten aan bod die van belang zijn voor de basisbrandweerzorg. Hierbij valt te denken aan onder meer bereikbaarheid, de beschikbaarheid van bluswater en de opkomsttijden. Aangezien het zich hier om een conserverend plan handelt, ziet Brandweer Fryslân af van de mogelijkheid tot het geven van een repressief advies.

3.7 Luchtkwaliteit

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van de luchtkwaliteit wordt daarom niet verwacht.

De luchtkwaliteit levert in de huidige situatie geen negatieve effecten op. Ook bij mogelijk toekomstige ontwikkelingen worden negatieve effecten niet verwacht. Grootschalige ontwikkelingen worden immers in dit bestemmingsplan niet voorzien en de mogelijke ontwikkelingen zijn hiervoor te kleinschalig van aard. Hierdoor vallen de mogelijke ontwikkelingen onder de gevallen "niet in betekenende mate". Ze voldoen aan de vereisten van de Wet milieubeheer, waarin de regelgeving over luchtkwaliteit opgenomen is.

3.8 Kabels en leidingen

Er zijn geen kabels en leidingen aanwezig die planologische bescherming behoeven. Bij de kabels en leidingen die wel in het plangebied aanwezig zijn, gaat het vooral om (kleinere) huisaansluitingen.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Om te achterhalen of dit bestemmingsplan maatschappelijk uitvoerbaar is, wordt de bestemmingsplanprocedure doorlopen. Tijdens deze procedure zijn verschillende momenten waarop burgers en instanties kunnen reageren op het plan, namelijk; inspraak, overleg, zienswijzen en tot slot beroep. De uitkomsten hiervan kunnen ook nog nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven. De bestemmingsplanprocedure ziet er globaal als volgt uit:

4.1.1 Voorontwerpbestemmingsplan

In de bestemmingsplanprocedure is het verplicht overleg te voeren met verschillende van belang zijnde instanties. Dit is geregeld in artikel 3.1.1 Bro. Het bevoegd gezag reageert op de ingekomen overlegreacties. In hoofdstuk 5 zijn de ingekomen overlegreacties van een gemeentelijk standpunt voorzien.

Het houden van inspraak is niet verplicht. De gemeente Opsterland hecht er echter waarde aan en heeft in haar Inspraakverordening opgenomen dat een inspraakperiode van 6 weken in een bestemmingsplanprocedure wenselijk is.

In het kader van de inspraakverordening heeft het voorontwerpbestemmingsplan van 14 juni tot en met 24 juli 2018 ter inzage gelegen. Er zijn geen inspraakreacties ingekomen. Het Eindverslag inspraak is opgenomen in bijlage 2.

4.1.2 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vervolgens met ingang van donderdag 4 april 2019 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Een ieder was daarbij in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het plan in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt. Het bestemmingsplan is op 30 september 2019 ongewijzigd vastgesteld.

4.1.3 Vastgesteld bestemmingsplan

Tegen het vastgestelde bestemmingsplan is het mogelijk om tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.

4.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

4.2.1 Financiële uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is financieel uitvoerbaar. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente. De gemeenteraad heeft hiervoor in de begroting middelen beschikbaar gesteld. De kosten kunnen hieruit gedekt worden.

4.2.2 Grondexploitatie

De vaststelling van een exploitatieplan is bij dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. De grondexploitatieregeling uit de Wro en het Bro is niet van toepassing. Het gaat in dit bestemmingsplan om een bestaande situatie, in beginsel is er geen sprake van nieuwe ontwikkelingen en dus niet om 'bouwplannen' in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 5 Overleg

In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening

(Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan:

  • 1. Provincie Fryslân;
  • 2. Rijkswaterstaat Directie Noord-Nederland;
  • 3. Ministerie EL&I / energie;
  • 4. Ministerie van Defensie;
  • 5. Vitens;
  • 6. Brandweer Fryslân;
  • 7. gemeente Marum;
  • 8. Liander;
  • 9. Bestuur Plaatselijk Belang Siegerswoude;
  • 10. Enexis;
  • 11. KPN;
  • 12. Ziggo;
  • 13. Teamchef politie regionale eenheid Noord Nederland, basisteam Oost Fryslân;
  • 14. Directie van het Wetterskip Fryslân.

De provincie Fryslân en de Brandweer Fryslân hebben gereageerd. De volledige reacties van beide instanties is opgenomen in bijlage 3. De Brandweer Fryslân constateert dat er geen risicobronnen aanwezig zijn in de omgeving die van belang zijn voor dit plan en ziet af van de mogelijkheid tot het geven van een repressief advies.

Provincie Fryslân heeft bij brief van 10 juli 2018 een aantal op- en aanmerkingen op het plan gemaakt:

Wijzigingsbevoegdheid woningbouw (cat. 5 omgevingstoets)

De provincie adviseert om ter verduidelijking bij de wijzigingsbevoegdheid naar woningbouw in artikel 6 lid 6.5 de omgevingstoetsen, zoals water, ecologie, bodem en archeologie toe te voegen als toetsingscriteria.

Ten aanzien van archeologie wordt opgemerkt dat de oppervlakte van het hele toekomstige woongebied maatgevend is voor de vraag of archeologisch onderzoek nodig is.

Gemeentelijke reactie:

In de aanhef van de wijzigingsbevoegdheid worden zoals gebruikelijk de algemene toetsingscriteria opgesomd waarmee in het kader van de wijzigingsbevoegdheid rekening mee moet worden gehouden. Daarnaast zijn in de voorwaarden een aantal specifieke eisen gesteld aan de inrichting van het gebied. Het staat buiten de discussie dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening, de omgevingsaspecten eveneens moeten worden afgewogen in het op te stellen wijzigingsplan.

Omdat het evenwel nodig is om bij ingrepen in het uitbreidingsgebied een archeologische quickscan uit te voeren is als criterium het aspect archeologie toegevoegd.

Foutieve verwijzing (cat. 6 juridische kwaliteit)

Verder wordt opgemerkt dat er bij de wijzigingsbevoegdheid een foutieve verwijzing op de verbeelding staat.

Gemeentelijke reactie:
Op de verbeelding is bij de wijzigingsbevoegdheid naar wonen (lid 6.5) abusievelijk een snelkoppeling gemaakt naar de algemene wijzigingsregels (artikel 17). Dit is hersteld.

Bouwmogelijkheden op woonpercelen (cat. 4 goede ruimtelijke ordening)

De provincie constateert dat in de regels erg ruime bouwmogelijkheden kunnen ontstaan op grote percelen, omdat de oppervlakte uitsluitend is beperkt in het percentage van 50%  (lid 12.2.1). In theorie kan dit zelfs oplopen tot 2.000 m²-3.000 m², gelet op de omvang van een aantal bouwpercelen. Opgemerkt wordt dat dit in 'reguliere' woonbuurten een logische en flexibele regeling is, maar hier is sprake van veelal lintbebouwing op ruime percelen. Geadviseerd wordt om nader te bezien in hoeverre deze ruimte moet worden geboden.

Gemeentelijke reactie:
Bij de actualisering van de bestemmingsplannen door de gemeente Opsterland, die in gang is gezet vanaf 2012, is bewust gekozen voor een flexibele regeling. De erfbebouwing wordt beperkt tot maximaal 100 m², maar is gekoppeld aan het achtererf (perceel achter en naast de woning) dat voor maximaal 50% bebouwd mag worden. Het hoofdgebouw wordt niet in oppervlakte beperkt.

Beseft wordt dat met deze regeling op grote percelen planologische ruimte ontstaat voor zeer forse woningen. Wij zijn in beginsel van mening dat de overige bouwregels (situering woning, maximum goothoogte) in combinatie met welstandseisen voldoende bescherming bieden tegen ongewenste  situaties en deze uitbreidingsmogelijkheden in de praktijk niet zomaar zullen worden benut.

Desalniettemin achten wij bij nader inzien met het oog op de toetsbaarheid, de objectivering van de regeling van belang. Om die reden is de regeling aangepast in die zin dat de oppervlakte van de hoofdgebouwen alsnog wordt beperkt. Hierbij is aansluiting gezocht bij  de regeling in het bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld op 30 juni 2014. Concreet betekent dit dat de oppervlakte van een hoofdgebouw ten hoogste 150 m² mag zijn. De bestaande hoofdgebouwen die groter zijn, zijn van deze regeling uitgezonderd om te voorkomen dat ze onder het overgangsrecht vallen.

De hiervoor voorgestelde aanpassing in combinatie met de hoofdregel dat 50% van het bouwperceel bebouwd mag worden, doet naar onze mening voldoende recht aan de objectieve handhaafbaarheid van de regeling en voorkomt uitwassen in de vorm van de bouw van forse woningen.