direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Luxwoude - Grondwaterwinning- en drinkwaterproductielocatie
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0101

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de realisatie en het gebruik van een nieuwe waterwinningslocatie en drinkwaterproductiebedrijf mogelijk gemaakt.

Drinkwaterbedrijf Vitens heeft het voornemen om bij Luxwoude een nieuwe grondwaterwinning en productielocatie te realiseren. Vitens heeft op de vaste wal van de Provincie Fryslân op dit moment vier drinkwaterproductielocaties en zeven -winlocaties waarmee in de drinkwatervraag in de provincie wordt voorzien. De drinkwatervraag in Fryslân groeit evenwel, onder andere door economische ontwikkelingen vanuit het IBF-terrein bij Heerenveen. Ook zijn er ontwikkelingen op bestaande winningen die van invloed zijn op de capaciteit voor drinkwaterwinning. Zo moet de winning Terwisscha worden verminderd (in verband met de bestuurlijke afspraak over de reductie van grondwateronttrekking ter voorkoming van verdere verdroging van het Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold). De bronnen Garyp en Noardburgum kampen met verzilting. En ten slotte wil Vitens invulling geven aan het reservebeleid. De combinatie van de groeiende watervraag, de ontwikkelingen bij de bronnen en het reservebeleid resulteert in een opgave van circa 6,5 miljoen m3 extra drinkwater per jaar in Centraal-Fryslân.


Vitens wil deze extra drinkwatervraag invullen door een nieuwe winning te starten. In het plan Fryslân Robuust is daarom rekening gehouden met de nieuwbouw van het productiebedrijf Luxwoude met een capaciteit van 6,5 miljoen m3/j als een van de belangrijkste bouwstenen waarmee de toekomstige drinkwatervoorziening in Fryslân geborgd kan worden.

Daarvoor is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld, waarin het op de beoogde locatie bij Luxwoude planologisch mogelijk wordt gemaakt om de waterwinning en het drinkwaterproductiebedrijf te realiseren.


In deze toelichting bij het bestemmingsplan komen de volgende onderwerpen aan de orde:

  • Locatiekeuze
  • Plangebied
  • Planbeschrijving
  • Toets aan geldend beleidskader
  • Toets aan wet- en regelgeving op het gebied van omgevingsaspecten
  • Procesbeschrijving
  • Conclusie

1.2 Locatiekeuze

Zoekgebied

Door de stijgende drinkwatervraag en verzilting van bestaande winlocaties is de vergunningcapaciteit voor het winnen van grondwater in Fryslân op de middellange termijn ontoereikend. Om voor de toekomst de drinkwatervoorziening in centraal Friesland veilig te stellen is daarom een nieuwe winlocatie nodig met een capaciteit van 6,5 miljoen m3/jaar.

Vitens heeft daarom potentiële waterwinlocaties in beeld gebracht. Het gebied tussen Heerenveen en Gorredijk blijkt erg geschikt te zijn (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0101_0001.png"

Afbeelding 1. Zoekgebied waterwinlocaties (rood) voorkeurslocatie (zwart)

Uit het Bronnenonderzoek (Royal Haskoning, 2008) en aanvullend onderzoek dat daarna is uitgevoerd komt naar voren dat de omstandigheden in het centrale deel, nabij Luxwoude, het beste lijken voor een waterwinning. In dit gebied zijn zeer goede waterwinmogelijkheden aanwezig, die ook weinig effecten met zich meebrengen op de omgeving. Het gebied ligt centraal in Friesland dus er zijn goede mogelijkheden om de Friese drinkwaterinfrastructuur te versterken. Ook ligt het gebied nabij het Internationaal Business Park, waardoor Vitens daar goed en snel water kan leveren.


Voorkeurlocatie binnen het zoekgebied

De voorkeurslocatie voor de waterwinlocatie is gevonden in de bospercelen van Staatsbosbeheer nabij Luxwoude (zie afbeelding 1). De locatie is op basis van de volgende overwegingen gekozen:

  • het puttenveld kan goed worden gecombineerd met de functie als bos;
  • een functie als waterwinlocatie kan hier ruimtelijk goed worden ingepast;
  • rondom deze locatie zijn er ten opzichte van de andere mogelijke locaties minder andere mogelijk conflicterende functies aanwezig.

Er is een voorkeur voor de bouw van de productielocatie (de zuivering) bij de waterwinlocatie Luxwoude op basis van de volgende overwegingen:

  • op deze locatie is het minste aantal kilometers leiding nodig;
  • de locatie biedt kansen voor versterking van de oost-west georiënteerde leidinginfrastructuur;
  • de extra locatie ontlast productielocatie Oldeholtpade;
  • de locatie ligt direct bij de grondwaterwinning;
  • Qua energieverbruik in de beheerfase is Luxwoude de meest gunstige optie van de beschouwde alternatieven.

1.3 Plangebied

Het plangebied bestaat uit het waterwingebied (bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' met als aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterwinning'). Het waterwingebied bestaat uit het puttenveld (waterwingebied) en het productiebedrijf met bijbehorende voorzieningen (o.a. spoelwatervijvers, ontsluitingsweg). Tot het puttenveld behoort ook de beschermingszone rondom de winputten (waterwingebied).


De winlocatie omvat de volgende kadastrale percelen:

  • LGZ00 - G - 423
  • LGZ00 - G - 474
  • LGZ00 - G - 475


Bovengenoemde percelen hebben een gezamenlijke oppervlakte van ruim 16 hectare. Naast bovengenoemde percelen is een deel van het perceel LGZ - G- 420 gelegen binnen de grenzen van de waterwinlocatie. Dit betreft een watergang in eigendom van Wetterskip Fryslân. Deze watergang doorsnijdt in de huidige situatie de waterwinlocatie en zal daarom verlegd worden naar de buitengrens. Er heeft op ambtelijk niveau afstemming plaatsgevonden met het Wetterskip Fryslân (met de regioadviseur en met de rentmeester) en de bereidheid is uitgesproken om medewerking te verlenen aan de plannen van Vitens.

De toegangsweg, de permanente verbinding naar de waterwinlocatie, zal lopen via het bestaande (thans onverharde) pad ten westen van Hegedyk 6, 8 en 10 in Luxwoude en zal de locatie vanaf de zuidzijde ontsluiten. Er wordt door Vitens naar gestreefd voor de bouwfase toestemming te krijgen van twee agrariërs, die ten oosten van de beoogde waterwinlocatie gronden in eigendom hebben, om over hun grond een tijdelijke toegangsweg aan te leggen. Hiermee kan verkeersoverlast als gevolg van de bouwfase voor bewoners aan de Hegedyk worden verminderd. Gesprekken hierover zijn gaande.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0101_0002.jpg"

Afbeelding 2. Ligging plangebied (groene cirkerl) en wingebied in rood

1.4 Juridisch-planologisch kader

Bestemmingsplan Buitengebied

Het plangebied is opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied' (vastgesteld dd. 30 juni 2014) en ook in het bestemmingsplan 'Correctieve en partiële (1e) herziening bestemmingsplan Buitengebied 2018' (vastgesteld dd. 8 oktober 2018). In de geldende plannen is het plangebied bestemd als 'Bos'. De gronden zijn bestemd voor bos, bebossing en voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0101_0003.png"

Afbeelding 3. Fragment plankaart geldend bestemmingsplan

Strijdigheid bestemmingsplan

Het gebruik van de gronden ten behoeve van grondwaterwinning is strijdig met de geldende bestemming 'Bos'. Als gebouw mogen binnen deze bestemming uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het onderhoud en beheer van de bosfunctie worden gebouwd. Bovendien mogen deze gebouwen ten hoogste 50 m2 bedragen. Het planvoornemen gaat van veel meer bebouwing uit. Binnen de regels van het geldende bestemmingsplan is het niet mogelijk de gebouwen ten behoeve van de waterwinning te realiseren.

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 ingegaan op het planvoornemen. Hoofdstuk 3 geeft een procesbeschrijving. In hoofdstuk 4 wordt een overzicht gegeven van het geldende en relevante ruimtelijke overheidsbeleid in het plangebied. Een beschrijving van de omgevingsaspecten betreffende de planologische en milieukundige randvoorwaarden volgt daarop in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 betreft de toelichting op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan en de hiervoor te volgen procedure. Tot slot is in hoofdstuk 7 ingegaan op de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan telt verder verschillende bijlagen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

In de huidige toestand bestaat het plangebied uit bospercelen, waarvan in verschillende deelgebieden verschillende boomsoorten de boventoon voeren (waaronder eik, gewone es, en zwarte els). In het midden van het plangebied is een gedeelte aanwezig waar veel bomen dood zijn gegaan. Aan de noordwestkant van het plangebied is een waterpartij aanwezig die deels een rietbegroeiing heeft. Ten westen van het plangebied is de A7 gelegen. De directe omgeving bestaat uit intensief beheerd grasland. Aan de zuidkant van het plangebied loopt de Hegedyk. Het in het plangebied aanwezige bos kan gekwalificeerd worden als een mjultifunctioneel bos en is in het Natuurbeheerplan 2021 van de provincie Fryslân gekwalificeerd als Vochtig bos met productie.

De gronden rondom het plangebied bestaan voornamelijk uit agrarisch grasland, watergangen, woonpercelen met bijbehorende woningen, wegen en paden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0101_0004.jpg"

Afbeelding 4. Luchtfoto bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0101_0005.png"

Afbeelding 5. zicht op het bosgebied waar de voorgenomen waterwinning is gepland, gezien vanaf de Hegedyk in Luxwoude

2.2 Gebiedsbeschrijving

De nieuwe waterwinlocatie ligt in het westen van de gemeente Opsterland, in het veenontginningslandschap nabij Luxwoude en Langezwaag. Het plangebied ligt nabij de snelweg A7 tussen Gorredijk en Heerenveen. De locatie hoort bij het buitengebied van het dorp Luxwoude, hoewel het tussenliggende gebied wordt doorsneden door de A7. Vanuit het dorp is de nieuwe waterwinlocatie via een onderdoorgang onder de A7 over de Hegedyk te bereiken.

Ontwikkeling landschap

Lange tijd was dit een nat veengebied. Zoals op de onderstaande kaartjes is te zien, is het gebied rond 1900 drooggemaakt, maar nog niet geheel verkaveld. Dat is in het begin van de twintigste eeuw veranderd, waarna er langgerekte kavels ontstonden. Eind jaren vijftig van de vorige eeuw werd het tracé van de huidige A7 aangelegd (toendertijd de Rijksweg 43). Daarna is ook de plas nabij de waterwinlocatie gegraven. Aan het eind van de jaren '80 zijn in het kader van het landschapsplan dat deel uitmaakte van het ruilverkavelingsplan De Veenpolders, verschillende bosjes aangelegd, zoals de bospercelen op de plek van de beoogde waterwinlocatie.


afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0101_0006.png"

Afbeelding 6. Ontwikkeling van het landschap door de jaren, vanaf 1900 tot 2020 (bron: www.topotijdreis.nl)

Landschapstypering

Het gebied rondom Luxwoude ligt in een laagveengebied. Het huidige aanzien van het landschap is in grote mate terug te voeren naar de verveningen in de 2e helft van de 19e eeuw. In deze periode kwam de grootschalige turfwinning in de omgeving van Gorredijk en Terwispel op gang. Laagveen werd gewonnen door het onder de waterspiegel weg te baggeren.

Na de vervening kwam de periode van de drooglegging van de gronden en uiteindelijk de ontginning tot landbouwgrond. Daartoe werd een dicht netwerk aan sloten aangelegd en de verveende gronden werden aangemaakt tot weide- en hooilanden. Door deze maatregelen werd de forse maaiveldverlaging als gevolg van de afgraving van het veen nog eens versterkt door inklinking van de bodem en oxidatie van het resterende veen. In de huidige situatie ligt het gebied nagenoeg geheel onder NAP. Het veenpakket is in de huidige situatie nagenoeg geheel verdwenen.

In de jaren '70 en eerste helft van de jaren '80 is in het gebied een ruilverkaveling uitgevoerd, met als belangrijkste doelen verbetering van de ontsluiting van de percelen en waterbeheersing ten behoeve van agrarisch gebruik.

De gronden zijn voornamelijk als grasland in gebruik, plaatselijk komen natuurgraslanden en in petgatencomplexen ook moerasbosgebieden voor. In de eertijds uitgevoerde ruilverkaveling is verspreid een groot aantal boselementen aangelegd waarmee de grootschalige maten zijn verkleind.

Kernkwaliteiten

De kernkwaliteiten van dit gebied zijn:

  • Grootschalige open ruimten begrensd door bebouwings- en beplantingslinten langs wegen en vaarten.
  • Nadrukkelijke aanwezigheid van lineaire structuren van wegdorpen, vaarten en dijken.
  • Opstrekkende strokenverkaveling haaks op ontginningsassen, vaak in een waaiervormig patroon.
  • Incidentele groene verdichtingen door moerasgebieden, boselementen en verlande petgaten.
  • Verspreide bebouwing langs wegen en vaarten. Aanwezigheid van overwegend open graslanden, grazige natuurgebieden en petgaten.
  • Opvallende aanwezigheid van hoogteverschillen in maaiveld en waterniveaus.

Op basis van de kernkwaliteiten van het gebied worden het terrein en specifiek de installaties, bouwwerken en gebouwen ten behoeve van de waterwinning en grondwaterproductie landschappelijk goed ingepast. De landschappelijke inpassing is beschreven en afgebeeld in Bijlage 1 bij de regels en geborgd in de regels van het bestemmingsplan.

2.3 Planvoornemen

2.3.1 Algemeen

Het plan bestaat uit de realisatie van een nieuwe waterwinningslocatie en drinkwaterproductiebedrijf. Het perceel biedt voldoende ruimte voor het puttenveld, de productielocatie van drinkwater en voor aanpassingen en/of uitbreiding in de toekomst. Er is hier geen sprake van mede-ontwikkelaars. Er is al enige tijd discussie over de vraag of er een Lelylijn moet komen, eventueel via een tracé naast de A7. Op dit moment zijn er geen beperkingen ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen in het gebied.

2.3.2 Uitgangspunten

Voor de ontwikkeling van het nieuwe productiebedrijf zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd;

  • Volledig nieuw productiebedrijf en geïntegreerd winveld met capaciteit van 6,5 miljoen m3/jaar, een zuivering die bij 2-3 % spoelwaterverlies netto ca 6,3 miljoen m3/j drinkwater produceert. Een reinwaterberging is onderdeel van de nieuwbouw. Jaar van oplevering 2027.
  • Benodigde bouwvlakken:
    • 1. productiegebouw 5.000 m2;
    • 2. reinwaterberging/reservoir 1.750 m2;
    • 3. spoelwaterbezinkvijvers: 8.000 m2;
    • 4. spoelwaterhergebruik en slibindikking separaat van productiegebouw, 1.750 m2;
    • 5. de benodigde bouwhoogte van het productiegebouw zal ca. 12 meter zijn;
  • 12 winputten met een capaciteit van ±125 m3/uur per put
  • Onderlinge afstand winputten min. 100 - 120 m zodat onderlinge beïnvloeding van gelijktijdig draaien van de winputten geminimaliseerd wordt
  • Winputten aan alle zijden minimaal 60 meter uit de perceelsgrenzen. Wanneer dat vanwege de breedte van het perceel niet mogelijk is, dan op de maximaal te realiseren afstand.
  • Drie hoofdtransportleidingtracés
    • 1. Tracé 1 Productiebedrijf Luxwoude - woonkern Gorredijk, ca. 5 km diameter 500 mm.
    • 2. Tracé 2 Productiebedrijf Luxwoude - IBF terrein Heerenveen ca. 4 km, diameter 500 mm.
    • 3. Tracé 3 Productiebedrijf Luxwoude - Opjager Haskerhorne (opjager in ontwikkeling) ca. 15 km diameter 500 mm.
  • Globale waterverdeling 2 miljoen m3/j geleverd aan Gorredijk, 2 miljoen m3/j geleverd aan IBF/Heerenveen, 2,3 miljoen m3/j geleverd via Opjager Haskerhorne richting Leeuwarden.
  • De hoofdwatergang (Wetterskip Fryslân) ingesloten door de beoogde percelen wordt verlegd naar de oostelijke rand van het terrein.
  • Perceel met kadastrale gemeentecode LGZ00G422G0000 wordt niet gebruikt door de aanwezigheid van een (diepe) waterplas. Daarnaast bestaat er de kans dat het perceel valt binnen het zoekgebied voor een tracé van een mogelijke Lelylijn.
  • Voor zover de bescherming van de bronnen en de borging van een veilig drinkwaterproces dit toelaat zal ruimte worden geboden aan (extensief) recreatief medegebruik van het puttenveld (volgens Beleid recreatief medegebruik natuurterreinen Vitens).
  • De productielocatie wordt afgeschermd met een hekwerk van 1,80 meter hoog.
2.3.3 Tijdelijke inrichting

Met het oog op de keuze van de meest duurzame productie van drinkwater zal Vitens voorafgaand aan een definitieve inrichting van de nieuwe locatie, eerst een tijdelijk proefgebouw realiseren. In dat gebouw zullen op basis van een beperkte waterproductie proeven worden gedaan met nieuwe reinigingstechnieken. Vooralsnog wordt er rekening gehouden met een proefgebouw van maximaal 50x50 meter. Na het uittesten van de verschillende technieken zal er een definitieve keuze worden gemaakt over de inrichting van het terrein en de grootte van het te realiseren productiegebouw.

Vooralsnog wordt voor het uiteindelijke productiegebouw rekening gehouden met een gebouw van 5.000 m2 en de toepassing van een traditioneel filtratieproces. Het is evenwel goed mogelijk dat een kleiner gebouw volstaat wanneer een modernere techniek wordt gekozen die minder ruimte inneemt. Het productiegebouw is exclusief de benodigde reinwaterberging en spoelwaterbehandeling (zie bouwvlaken onder 3.3.2.)

2.3.4 Terreininrichting

Er is een (voorlopige) inrichtingstekening voor het terrein gemaakt door Vitens:

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0101_0007.jpg"

Afbeelding 7. Terreininrichting

Puttenveld

Het puttenveld heeft 12 winputten met een capaciteit van ±125 m3/uur per put. Onderlinge afstand tussen de winputten is minimaal 100 - 120 m zodat onderlinge beïnvloeding van gelijktijdig draaien van de winputten geminimaliseerd wordt. Iedere put is voor onderhoud / werkzaamheden te bereiken via een halfverhard pad vanaf de toegangsweg.

Productiegebouwen

Het productiegebouw zal zo ver mogelijk van de bestaande (woon)bebouwing gerealiseerd worden. De spoelwatervijvers liggen deels naast het perceel waarop het productiebedrijf wordt gerealiseerd. De productiegebouwen en spoelwatervijvers zullen afgeschermd worden door middel van een hekwerk (drinkwater behoort tot de vitale infrastructuur). Een dergelijke voorziening is nodig om bescherming te bieden tegen kwaadwillende derden.

Door de compacte opzet liggen alle productiegerelateerde gebouwen vlak bij de ontsluitingsweg. Op deze wijze is de aan- en afvoer van chemicaliën en reststoffen geconcentreerd in een beperkt gebied. De uiteindelijke plaatsing en de vormgeving van het terrein zal verder worden uitgewerkt in een landschappelijk inpassingsplan.

Uitgangspunt is om natuurinclusief en duurzaam te bouwen. Vitens heeft een inspiratiedocument 'Natuurinclusief bouwen en ontwerpen' gemaakt. De voorbeelden uit dit document moeten de basis vormen voor een natuurvriendelijke en duurzame inrichting van het terrein en ontwerp van de gebouwen en bouwwerken.


Ontsluiting

Tijdelijke ontsluiting: Gedurende de bouwfase wordt ernaar gestreefd een tijdelijke ontsluitingsweg aan te leggen. De tijdelijke bouwweg loopt door agrarisch gebied en komt uit bij De Plasse. De route van deze tijdelijke ontsluitingsweg gaat over eigendommen van agrariërs.

Permanente ontsluiting: De permanente ontsluiting (gebruiks-/beheerfase) vindt plaats via een nog te realiseren permanente toegangsweg vanaf de bestaande weg de Hegedyk (ten zuiden van de toekomstige productielocatie en ten westen van Hegedyk 6, 8 en 10). De verwachte aanvoerroute van grondstoffen (chemicaliën) die eens per week nodig zullen zijn bij de productie van drinkwater en de afvoer van vrijkomende reststoffen, zal lopen via de A7, afslag 27 Tijnje/Gorredijk, via de N392, Alde Dyk, De Plasse en de Hegedyk en loopt voornamelijk door agrarisch gebied. Alleen het laatste stuk, de Hegedyk, kent meer bebouwing.

Landschappelijke inpassing

De inpassing in het landschap is verder onderbouwd in paragraaf 5.1 Landschap.

2.3.5 Grondwaterbeschermingsgebied en waterwingebied

De grondwaterbeschermingsgebieden zijn gecreëerd rond de plaats(en) waar grondwater wordt gewonnen voor de drinkwaterproductie. Binnen die gebieden gelden regels die als doel hebben de kwaliteit van het grondwater en daarmee de kwaliteit van ons drinkwater te beschermen. De beschermingsgebieden bestaan uit een waterwingebied en een grondwaterbeschermingsgebied.

Waterwingebied

In het waterwingebied is de bescherming het sterkst. In deze gebieden zijn in principe alleen die activiteiten toegestaan die in verband staan met de grondwaterwinning. Het waterwingebied valt samen met de grenzen van de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen'.

Grondwaterbeschermingsgebied

Op grond van hoofdstuk 5 uit de provinciale milieuverordening zal een grondwaterbeschermingszone worden aangewezen waarbinnen de activiteiten zijn beperkt of verboden die een negatief effect kunnen hebben op de drinkwaterwaterwinning. De zone is gebaseerd op het gebied (contour) zoals die in figuur 13 in paragraaf 4.3.1 is opgenomen.

Door de provincie wordt op basis van de contour het definitieve grondwaterbeschermingsgebied vormgegeven (begrenzing middels logische perceelgrenzen) en vervolgens vastgesteld en opgenomen in de Provinciale Milieuverordening / de aanstaande provinciale Omgevingsverordening.

Op dit moment is er voor deze locatie nog geen grondwaterbeschermingszone in de Provinciale Milieuverordening (PMV) opgenomen. Het is daarom voor de gemeente nog niet mogelijk om in het voorliggende bestemmingsplan een dergelijke aanduiding (Milieuzone- grondwaterbeschermingsgebied) op te nemen. Met een dergelijke aanduiding wordt aangegeven dat een gebied is bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening.

In een latere fase -maar voor vaststelling van het bestemmingsplan- wordt een dergelijke beschermingszone (en mogelijk boringvrije zone) dan alsnog opgenomen. In de provinciale Omgevingsverordening zal deze zone dan verankerd zijn. Dit betekent dat het voorliggende bestemmingsplan mogelijk gewijzigd wordt vastgesteld.

2.3.6 Beschrijving activiteiten

Productieproces

Onderzoek naar het grondwater van de locatie Luxwoude heeft uitgewezen dat dit van nature veel componenten als ijzer, mangaan, hardheid, humuszuren (geeft kleur aan water) in relatief hoge concentraties bevat. Dit betekent dat er een complexe zuivering nodig zal zijn om drinkwater te produceren dat volledig aan de wettelijke en Vitens kwaliteitsnormen voldoet.


Om te onderzoeken welke nieuwe technieken toepasbaar zijn zullen de onderstaande zuiveringstechnieken parallel getest worden.


Zuiveringstechnieken Proefinstallatie

  • Teststraat 1. Membraanontgassing - Cascadebeluchting - Voorfiltratie.
  • Teststraat 2: Membraanontgassing - Adsorptieve ontijzering - Beluchting/ontzuring - Pelletontharding - Nafiltratie.
  • Teststraat 3: Membraanontgassing - Pellet-ontijzering - Pelletontharding.


Verder zal de voor drinkwaterproductie veelbelovende omgekeerde osmose techniek Feed Flow Reversal getest worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0101_0008.png" Afbeelding 8. Globale opzet proefinstallatie

Op basis van de klassieke zuivering zal de zuivering bestaan uit een beluchting en ontgassing, voorfiltratie, beluchting, ontharding, nafiltratie en ontkleuring. De uiteindelijke zuiveringsopzet zal op basis van de uitkomsten van de proeven bepaald worden.

Met de gemeente vindt nadere afstemming plaats over het uiterlijk van de proefhal.

2.3.7 Visie van Vitens

Elke druppel duurzaam

Drinkwater staat steeds meer onder druk door allerlei factoren. Zoals de groei van de bevolking, weersextremen als gevolg van klimaatverandering, maar ook de steeds verdergaande vervuiling die de kwaliteit van bronnen aantast.

Betrouwbaar drinkwater is een voorwaarde voor onze gezondheid en ons welzijn. Willen we drinkwater voor de toekomst veiligstellen, dan moet het roer om. Onze ambitie is dan ook zo helder als het product dat we leveren: in 2030 willen we dat elke druppel duurzaam is.

Hoofdstuk 3 Procesbeschrijving

3.1 Proces tot nu toe

In verband met de positieve onderzoeksresultaten van de pompproef heeft Vitens de werkzaamheden voortgezet om te komen tot een waterwingebied en productielocatie op de onderzoekslocatie. De eerste stap die hiervoor is gezet, is het opstarten en doorlopen van de m.e.r.-procedure. De Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) is ingediend bij het bevoegd gezag en de inspraakronde is geweest. Er zal in 2020/2021 uitgebreid MER-onderzoek plaatsvinden naar de effecten van de voorgenomen grondwaterwinning op de omgeving. Het milieueffectrapport (MER) zal dienen ter onderbouwing van de vergunningaanvraag in het kader van de Waterwet. Het gehele onderzoeksproces wordt begeleid door de Begeleidingscommissie Waterwinning Luxwoude. De begeleidingscommissie bestaat uit de volgende partijen:

Instantie:   Deelname in verband met:  
Vitens   - realisatie nieuwe waterwinlocatie
- doorlopen m.e.r.-procedure
- aanvragen vergunningen
- coördinatie/het regelen van het onderzoek
- uitvoeren monitoring  
Provinsje Fryslân   - vergunningverlener
- beoordeling kwaliteit onderzoek
- beoordeling aanvraag
- beoordeling MER  
Gemeente Opsterland   - aanpassing Bestemmingsplan Buitengebied
- vergunningstrajecten
- beoordeling informatie  
LTO   - belangenbehartiging/vertegenwoordiger agrariërs  
Agrariërs uit gebied   - agrarische belangen en terugkoppeling vanuit streek
- info uitwisseling met de streek  
Wetterskip Fryslân   - oppervlaktewaterbeheerder en beheerder ondiepe grondwater
- wettelijke adviseur in m.e.r.-procedure  
Staatsbosbeheer   - grondeigenaar van het gebied
- natuurbelang  
Omwonenden   - effecten van project op omgeving
- monitoring
- info uitwisseling met de streek  
Adviesbureaus   - ondersteuning commissie (voorzitterschap)
- uitvoeren (model)onderzoek, MER
- opstellen en ontwerpen monitoring  

De begeleidingscommissie speelt een belangrijke rol in het behartigen van de belangen van alle betrokkenen. Hierin worden onderzoeksresultaten gepresenteerd waaruit moet blijken of op de locatie een duurzame waterwinning gerealiseerd kan worden. Voor de nieuwe grondwaterwinning is ook een nieuwe productielocatie nodig om het ruwwater te zuiveren tot drinkwater.

Door de gemeente Opsterland is naar aanleiding van de NRD een zienswijze ingediend ten aanzien van de te beschouwen inrichtingsalternatieven en varianten. Deze reactie op de NRD is ingegeven door de landschappelijke gevolgen van het realiseren van een nieuwe productielocatie op een plek met weinig bebouwing. In de begeleidingscommissie, waarin ook de gemeente Opsterland zitting heeft, is geschetst dat de locatie van de zuiveringslocatie niet per sé aan de locatie van de winning gebonden is, alhoewel er wel voordelen aan verbonden zijn. Dit betekent dat voor het invullen van de zuiveringslocatie naar meerdere locaties gekeken kan worden. Door de gemeente Opsterland is als voorbeeld genoemd de mogelijke aansluiting van de zuiveringslocatie bij het bedrijventerrein in Gorredijk. Aansluiting bij andere nabijgelegen locaties dient ook te worden beschouwd.

Vitens heeft invulling gegeven aan de zienswijze van de gemeente Opsterland door meerdere locaties te beschouwen voor de productielocatie. Dit is gedaan middels een quick scan. De locatie Luxwoude scoort op alle criteria positief of gemiddeld en komt daarmee als voorkeurslocatie uit dit onderzoek. De productielocatie voor waterzuivering zal dus op het terrein van de waterwinning een plek krijgen. De resultaten van de quick scan en de uiteindelijke keuze voor de locatie worden opgenomen in het MER. De aanpak en de te beschouwen locaties zijn teruggekoppeld met de begeleidingscommissie.

Bij de locatiekeuze voor Luxwoude is voor de gemeente Opsterland de landschappelijk inpassing van de bedrijfslocatie ter plaatse van belang. De gemeente ziet graag dat het groene karakter van de gemeente vanaf de A7 tussen de bedrijvigheid van Drachten en Heerenveen gewaarborgd blijft. Dit pleit voor een (zeer) beperkte zichtbaarheid vanaf de A7. Het tussenliggende bosgebied kan daarin een belangrijke rol spelen.

Informatiebijeenkomst agrarische sector

Op 16 oktober 2019 organiseerde Vitens in nauw overleg met vertegenwoordigers van LTO Noord een informatiebijeenkomst in Langezwaag over de waterwinning Luxwoude. De bijeenkomst werd georganiseerd voor praktiserende agrariërs, die gronden in gebruik hebben in de directe omgeving van de voorgenomen waterwinning. De toekomstige grondwaterwinning kan droogteschade veroorzaken op landbouwgronden. Om hier meer zicht op te krijgen, legt Vitens ruim voor de start van de winning een grondwatermeetnet aan. Hiermee kan de nulsituatie goed in beeld worden gebracht en na de start van de winning de effecten worden bepaald. Om de juiste locaties voor het meetnet te bepalen en de huidige bodemkundige en grondwatersituatie goed vast te leggen, is adviesbureau Aequator Groen & Ruimte in 2020 gestart met een gedetailleerd bodemonderzoek. Hiervoor was de medewerking van de agrariërs nodig en toestemming om hun gronden te betreden. Tijdens de bijeenkomst lichtte het adviesbureau het onderzoek nader toe.

3.2 Tijdelijke vergunning proeffase

Om een proefhal te kunnen realiseren wordt eerst een tijdelijke omgevingsvergunning aangevraagd. De proefhal is nodig om verschillende zuiveringsmethoden te kunnen testen. De duur van de proeven is 1 tot 2 jaar, exclusief de realisatie en ontmanteling van de hal. Inclusief realisatie en ontmanteling is de duur van deze tijdelijke situatie naar verwachting 3,5 jaar.

De proefhal bestaat uit een loods met kantoor. Hier is een beperkte opslag van chemicaliën. In de proeffase wordt samengewerkt met kennisinstellingen (studenten) en marktpartijen.

3.3 Permanente waterwinning

Voor de permanente waterwinning en -zuivering is het noodzakelijk om het geldende bestemmingsplan te herzien. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.


Gelijktijdig opstarten van procedures

De procedures voor het bestemmingsplan, de MER en de vergunningaanvraag in het kader van de waterwet worden gelijktijdig opgestart en lopen min of meer parallel. De verschillende onderdelen zullen dan ook tegelijkertijd ter visie worden gelegd.


Grondverwerving

Staatsbosbeheer heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan de voorgenomen ontwikkeling. Vitens is in gesprek met de grondeigenaar (Staatsbosbeheer) over de door Vitens gewenste eigendomsoverdracht. Over de voorwaarden van deze eigendomsoverdracht is nog geen overeenstemming. Vitens zal zich inzetten om minnelijk tot overeenstemming te komen over deze eigendomsoverdracht. Mocht dat niet slagen dan beschikt Vitens als ultimum remedium over de mogelijkheid om het onteigeningsinstrument in te zetten. Mocht dat aan de orde zijn, dan is daarvoor in het voorliggende bestemmingsplan een regeling opgenomen waarin gronden worden aangewezen voor onteigening (onteigeningstitel).

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Europees beleid

4.1.1 De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)

De KRW stelt dat lidstaten waterlichamen moeten aanwijzen waar water wordt onttrokken voor menselijke consumptie. Er moet drinkwater uit deze bronnen geproduceerd kunnen worden dat voldoet aan de kwaliteitseisen van de Europese Drinkwater richtlijn. Lidstaten moeten deze waterlichamen bovendien zodanig beschermen dat de kwaliteit niet verslechtert, "teneinde het niveau van zuivering dat voor de productie van drinkwater is vereist, te verlagen". Op basis van de KRW zijn grondwateropgaven voor grondwaterlichamen geformuleerd. Zo mag de voorraad zoet grondwater niet verminderen. Er dient een balans te zijn tussen onttrekken en aanvulling van zoet grondwater. Ook zijn er per grondwaterlichaam opgaven geformuleerd voor grondwaterafhankelijke, terrestrische ecosystemen in Natura 2000-gebieden. Verder dient het grondwater van goede kwaliteit te zijn en beschikbaar voor mens en natuur. De provincie Fryslân is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de grondwaterlichamen. Vanuit deze verantwoordelijkheid voert de provincie, bovenop het generieke beleid voor de bescherming van het grondwater, aanvullend provinciaal beleid. Het ruimtelijk beslag van de grondwaterwaterbeschermingsgebieden zal in de Omgevingsverordening van de provincie worden vastgelegd.

4.2 Rijksbeleid

4.2.1 Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Totdat de Omgevingswet in werking treedt blijft de Waterwet van kracht. De provincie Fryslân is beheerder voor winningen voor de drinkwatervoorziening. De Waterwet verving acht wetten voor het waterbeheer in Nederland, waaronder de Grondwaterwet. Een belangrijk gevolg is dat de vergunningstelsels zijn gebundeld, hetgeen resulteert in één Watervergunning. De Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders: het rijk, als de beheerder van de rijkswateren, en de waterschappen, als de beheerders van de overige wateren. Deze laatsten zijn daarnaast ook verantwoordelijk voor het zuiveringsbeheer. Provincies en gemeenten zijn formeel geen waterbeheerder, maar hebben wel waterstaatkundige taken. Zo blijft de provincie voorlopig bevoegd gezag voor drie categorieën grondwateronttrekkingen en infiltraties. Op gemeenten rust een hemel- en grondwaterzorgplicht.

4.2.2 Drinkwaterwet

Vanuit het Rijk worden via de Drinkwaterwet regels en kaders voor een duurzame veiligstelling van de drinkwatervoorziening gesteld. Dit geldt als een "dwingende reden van groot openbaar belang". Dit moet zorgen voor een hoge kwaliteit van het drinkwater en leveringszekerheid.

4.2.3 Wet milieubeheer

Op basis van de Wet milieubeheer moeten provincies grondwaterbeschermingsgebieden aanwijzen, waarvoor ze regels ter bescherming van het grondwater dienen vast te stellen met het oog op de drinkwaterwinning, bijvoorbeeld ten aanzien van activiteiten die in het betreffende gebied zijn toegestaan.

4.2.4 Beleidsnota Drinkwater, 2014

De Beleidsnota Drinkwater, Schoon drinkwater voor nu en later, gaat over de bescherming van drinkwaterbronnen. In een Uitvoeringsprogramma zullen oplossingsrichtingen nader worden uitgewerkt, waaronder de zorgplichtbepaling uit de Drinkwaterwet die voor alle bestuursorganen, het vormgeven van een preventieladder en het aanwijzen van Aanvullende strategische voorraden (ASV's) en nationale grondwaterreserves voor drinkwater (NGR's).

4.2.5 Structuurvisie Ondergrond (STRONG)

In de Structuurvisie Ondergrond staat de afweging van de rijksoverheid tussen de nationale belangen van de drinkwatervoorziening en de energievoorziening en hoe daarbij rekening wordt gehouden met andere belangen. Ook staat erin waar bedrijven vergunningen kunnen aanvragen voor activiteiten in de ondergrond en waar niet. Daarnaast geeft de Structuurvisie overwegingen mee bij locatie specifieke afwegingen.

4.2.6 Nationale Omgevingsvisie (2020)

"Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving"

Vanaf 2022 zal de Omgevingswet in werking treden. Onderdeel daarvan is een visie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) waarvan het definitieve beleidsdocument op 11 september 2020 voor behandeling naar de Tweede Kamer is gestuurd. Met de NOVI neemt het Rijk het voortouw voor een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Nederland. De NOVI richt zich op de volgende vier prioriteiten die onderling veel met elkaar te maken hebben en gevolgen hebben voor het inrichten van de fysieke leefomgeving:

  • 1. ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie;
  • 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • 3. de steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • 4. het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.


In de NOVI staan de keuzes op nationaal niveau, maar in veel gevallen ligt de verantwoordelijkheid bij decentrale overheden. Op basis van drie uitgangspunten helpt de NOVI bij het wegen van belangen en het maken van keuzes:

  • 1. slimme combinaties maken waar dat mogelijk is;
  • 2. de kenmerken van het gebied centraal stellen;
  • 3. niet uitstellen of doorschuiven.


Vanwege de aanstaande Omgevingswet worden door gemeenten en provincies ook eigen omgevingsvisies opgesteld die meer concreet van toepassing kunnen zijn op voorgenomen plannen. Het planvoornemen is niet in strijd met de geschetste keuzes en uitgangspunten op nationaal niveau.

4.2.7 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt de basis voor het stellen van algemene regels, op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Die regels richten zich primair op gemeenten, die het eerstverantwoordelijke overheidsniveau zijn voor de inhoud van ruimtelijke plannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 30-12-2011), ook wel bekend onder de naam AMvB Ruimte, zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders, waarmee de doorwerking van de nationale belangen op ruimtelijk gebied is geborgd. Uit het Barro blijkt dat voor het planvoornemen en het projectgebied geen sprake is van specifieke aspecten van nationaal belang.

Wel geldt bij elk ruimtelijk plan het in acht nemen van nationaal belang 13, een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. In de volgende subparagraaf wordt verder ingegaan op de Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna de Ladder), die dient als instrument voor dit nationale belang.

4.2.8 Ladder voor duurzame verstedelijking

Nationaal belang 13 van de SVIR van het Rijk vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de Ladder) worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Barro, dat weer verwijst naar het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Artikel 3.1.6, lid 2 Bro schrijft voor dat de onderbouwing van een ruimtelijk plan, waar een nieuwe stedelijke ontwikkeling mee mogelijk wordt gemaakt, aan de Ladder moet voldoen. De tekst uit het Bro luidt als volgt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

De eerste afweging in de toetsing aan de Ladder is het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De 'ladder' gaat over wonen, winkels, kantoren, bedrijventerreinen en overige stedelijke functies en betreft in alle gevallen de toevoeging van gebouwen ten behoeve van deze functies met een totale oppervlakte van ten minste 500 m2. Voor het planvoornemen moet uitgegaan worden van een ruimtebeslag van ongeveer 5.000 m². Het project kwalificeert zich daarmee als stedelijke ontwikkeling en is dus ladderplichtig.

Ladderonderbouwing

De noodzaak voor het realiseren van een terrein en gebouwen ten behoeve van een drinkwaterproductiebedrijf is als volgt te motiveren:


Behoefte

Vitens heeft op de vaste wal van de Provincie Fryslân op dit moment vier drinkwaterproductielocaties en zeven -winlocaties waarmee in de drinkwatervraag in de provincie wordt voorzien. De drinkwatervraag in Fryslân groeit, onder andere door economische ontwikkelingen (bijvoorbeeld vanuit het IBF-terrein bij Heerenveen).

Ook zijn er ontwikkelingen op bestaande winningen die van invloed zijn op de capaciteit voor drinkwaterwinning. Zo moet de winning Terwisscha worden verminderd (in verband met de bestuurlijke afspraak over de reductie van grondwateronttrekking ter voorkoming van verdere verdroging van het Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold). De bronnen Garyp en Noardburgum kampen met verzilting.

Ten slotte wil Vitens invulling geven aan het reservebeleid. De combinatie van de groeiende watervraag, de ontwikkelingen bij de bronnen en het reservebeleid resulteert in een opgave van circa 6,5 miljoen m3 extra drinkwater per jaar in Centraal-Fryslân. Vitens wil deze extra drinkwatervraag opvangen door een nieuwe winning nabij Luxwoude te starten. In het plan Fryslân Robuust is daarom rekening gehouden met de nieuwbouw van het productiebedrijf Luxwoude met een capaciteit van 6,5 miljoen m3/j als een van de belangrijkste bouwstenen waarmee de toekomstige drinkwatervoorziening in Fryslân geborgd kan worden.


Nieuwe stedelijke ontwikkeling buiten stedelijk gebied
Uit onderzoek van Royal Haskoning en aanvullend onderzoek is gebleken dat de omstandigheden in het centrale deel, nabij Luxwoude, het beste lijken voor een waterwinning. In dit gebied zijn zeer goede waterwinmogelijkheden aanwezig, die ook weinig effecten met zich meebrengen op de omgeving. Het gebied ligt centraal in Friesland dus er zijn goede mogelijkheden om de Friese drinkwaterinfrastructuur te versterken. Ook ligt het gebied nabij het Internationaal Business Park, waardoor Vitens daar goed en snel water kan leveren. Binnen het bestaand stedelijk gebied in centraal Friesland is er geen ruimte om een terrein en gebouwen ten behoeve van waterwinning- en drinkwaterproductie op te vangen.


Overige overwegingen ten aanzien van deze voorkeurslocatie:

De voorkeurslocatie voor de waterwinlocatie is gevonden in de bospercelen van Staatsbosbeheer nabij Luxwoude. De locatie is op basis van de volgende overwegingen gekozen:

  • het puttenveld kan goed worden gecombineerd met de functie als bos;
  • een functie als waterwinlocatie kan hier ruimtelijk goed worden ingepast;
  • rondom deze locatie zijn er ten opzichte van de andere mogelijke locaties minder andere mogelijk conflicterende functies aanwezig.


Er is een voorkeur voor de bouw van de productielocatie (de zuivering) bij de waterwinlocatie Luxwoude op basis van de volgende overwegingen:

  • op deze locatie is het minste aantal kilometers leiding nodig;
  • de locatie biedt kansen voor versterking van de oost-west georiënteerde leidinginfrastructuur;
  • de extra locatie ontlast productielocatie Oldeholtpade;
  • de locatie ligt direct bij de grondwaterwinning;
  • Qua energieverbruik in de beheerfase is Luxwoude de meest gunstige optie van de beschouwde alternatieven.

Conclusie

Er is een duidelijke behoefte gebleken aan een nieuwe grondwaterwinnings- en drinkwaterproductielocatie in Friesland. Uit onderzoek naar de locatiekeuze is gebleken dat de ontwikkeling, die als stedelijke ontwikkeling aan te merken is, niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd. Het nieuwe beslag op de ruimte, dat met deze ontwikkeling mogelijk wordt, is noodzakelijk.

4.3 Provinciaal beleid

4.3.1 Provinciale Milieuverordening

Grondwaterbeschermingsgebied
Grondwaterbeschermingsgebieden (inclusief waterwingebieden) kennen beperkingen voor boringen. Rond de winning wordt een grondwaterbeschermingsgebied van kracht. In een grondwaterbeschermingsgebied mogen bepaalde bestrijdingsmiddelen niet worden gebruikt. Er is geen verschil in mestregelgeving. Ook mogen de bestaande grondwaterbronnen gewoon blijven en ook als een bestaande bron kapot is mag deze worden vervangen, mits er geen nieuwe boring nodig is. Een nieuwe bron, of als bij vervanging wel een nieuwe boring nodig is, mag in principe niet. De Provinciale Milieu Verordening (PMV) verbiedt nieuwe boringen. Dit is echter geen absoluut verbod; de boeren kunnen hiervoor ontheffing aanvragen en krijgen die over het algemeen, als wordt aangetoond dat de boring professioneel door een gecertificeerd bedrijf wordt uitgevoerd.

In een grondwaterbeschermingsgebied mogen geen nieuwe activiteiten worden opgestart, die een bedreiging vormen voor de kwaliteit van het grondwater. Deze activiteiten zijn opgenomen in de lijst 'verboden bedrijven en activiteiten' van de PMV. Denk aan industriële activiteiten, benzinestations, aardolie en gaswinputten en vuilstortplaatsen. In het geval van reeds bestaande activiteiten, die mogelijk een bedreiging vormen voor de kwaliteit van het grondwater, zal de exploitant van de waterwinning in overleg met betrokkenen naar passende oplossingen zoeken.

Het nieuwe waterwingebied en het grondwaterbeschermingsgebied van de nieuwe waterwinning moet in de PMV worden opgenomen. De begrenzing van het grondwaterbeschermingsgebied wordt op basis van grondwatermodelberekeningen vastgesteld. Onderstaande figuur is gemaakt op basis van deze grondwatermodelberekeningen. Het geeft een beeld van de zone van het grondwaterbeschermingsgebied. Het contour van het grondwaterbeschermingsgebied wordt gevormd door de 25-jaarszone. Vanaf de rand van dit gebied doet het grondwater er ongeveer 25 jaar over om bij de put te komen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0101_0009.jpg"

Afbeelding 9. De 25-jaarszone in bepompt pakket (contour van het grondwaterbeschermingsgebied)

4.3.2 Omgevingsvisie Fryslân 2020

Op 21 oktober 2020 is de omgevingsvisie Fryslân vastgesteld. In deze visie wordt het beleid beschreven dat laat zien hoe de provincie dit voor ogen ziet als de Omgevingswet in 2022 in werking treedt. De provincie heeft vier doelstellingen die ze als speerpunt wil hanteren. Een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân. Dat zijn de ambities van de provincie voor de Friese leefomgeving. Met de leefomgeving wordt volgens de provincie bedoeld: de gedeelde ruimte waarin de mensen in de provincie samenleven. Fryslân is van alle mensen die er werken, wonen of te gast zijn.

In het plan komt al het provinciale beleid voor de fysieke leefruimte te staan. Het gaat om de hoofdlijnen voor de ruimtelijke inrichting van Fryslân, de provinciale waterhuishouding, infrastructuur, natuur, landschap en milieu. Een van de doelen in de omgevingsvisie is een vitaal en samenhangend netwerk van steden en dorpen met een variatie aan woningen, bedrijven, kennis- en onderwijsinstellingen, werkgelegenheid en voorzieningen.

Het plan is niet in strijd met de hoofdlijnen die in de omgevingsvisie worden uitgezet.

4.3.3 Verordening Romte Fryslân 2014 (geactualiseerd)

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Een wijziging van de Verordening is vastgesteld op 25 november 2020.

Als daaraan niet wordt voldaan, zal de provincie een zienswijze indienen en eventueel een aanwijzing geven als daaraan onvoldoende tegemoet is gekomen. In de verordening is onderscheid gemaakt tussen het begrip bestaand stedelijk gebied en het begrip landelijk gebied. Voor bestaand stedelijk gebied geldt een grotere mate van beleidsvrijheid voor het realiseren van stedelijke functies. Het plangebied is gelegen in het landelijk gebied van de provincie Fryslân. De winlocatie en de beschermingszone in dit bestemmingsplan zijn niet in overeenstemming met de begrenzing zoals die in de provinciale Verordening Romte Fryslân 2014 is aangegeven. De begrenzing van het nieuwe waterwinlocatie en beschermingszone zal op de provinciale kaart op basis van de te verlenen waterwinvergunning aangepast moeten worden.

Binnen de door provincie Fryslân aangewezen grondwaterbeschermingsgebieden zijn bepaalde activiteiten verboden. Bijvoorbeeld:

  • stoffen in de bodem brengen die de bodem kunnen vervuilen;
  • installaties bouwen die de bodem kunnen vervuilen;
  • ondergrondse bodemenergiesystemen aanleggen.

Voor deze gebieden gelden geen andere restricties.

Het planvoornemen past daarmee binnen de kaders van het provinciaal beleid.

4.3.4 Waterhuishoudingsplan

In 2016 is het Vierde Waterhuishoudingsplan 2016 - 2021 vastgesteld. De plannen van Vitens passen binnen het kader van het Waterhuishoudingsplan.

4.3.5 Drinkwaterstrategie Fryslân 2050

De drinkwaterstrategie Fryslân 2050 is een gezamenlijke strategie van provincie Fryslân en Vitens. Hierin wordt beschreven op welke wijze de drinkwatervoorziening in Fryslân voor de toekomst wordt veiliggesteld en hoe toekomstige ontwikkelingen worden vormgegeven.

Onder meer vanwege de toenemende druk op de ondergrond door bodemenergiesystemen, is landelijk de afspraak gemaakt om in 2020 Aanvullende Strategische Voorraden (ASV) voor de drinkwatervoorziening aan te wijzen. Dit is vooral bedoeld om mijnbouwactiviteiten zoals geothermie en gaswinning te weren.

Aanvullende Strategische Voorraden (ASV)

De MER drinkwaterwinning Luxwoude gaat uit van het huidige beschermingsbeleid van de provincie Fryslân. De begrenzing van het grondwaterbeschermingsgebied rond een waterwinning is daarbij gebaseerd op een 25-jaarszone. Binnen dit beschermingsgebied heeft water vanaf maaiveld tot de put waar het grondwater wordt onttrokken t.b.v. het drinkwater, een reistijd van maximaal 25 jaar.

Dit beschermingsbeleid is opgesteld in de jaren tachtig en is toe aan modernisering. Daarom is de provincie bezig met het evalueren van het huidige beschermingsbeleid. Een mogelijke uitkomst hiervan is dat de provincie in de toekomst kiest voor een ruimere beschermingszone, bijvoorbeeld op basis van 100 jaar reistijd van het water.

Bij het aanwijzen van de Aanvullende Strategische Voorraden (ASV's), heeft de provincie hier al rekening mee gehouden. De ASV's zijn gebieden die worden gereserveerd voor mogelijk toekomstige drinkwaterwinningen (zonder dat nu tot realisatie van een winning wordt overgegaan). Deze gebieden krijgen een veel lichtere bescherming (tegen diepe boringen zoals mijnbouw, geothermie en Warmte Koude Opslag) dan de grondwaterbeschermingsgebieden rond de winningen nu hebben.

Voor Luxwoude wordt een ASV-gebied aangewezen in afwachting van de daadwerkelijke realisatie van de winning. Dit ASV-gebied is gebaseerd op een 100-jaarszone en daarmee veel groter dan de 25-jaarszone van een grondwaterbeschermingsgebied. Als de provincie in de toekomst besluit dat het bestaande grondwaterbeschermingsbeleid moet worden uitgebreid van 25 naar 100-jaarszones, zal een apart traject worden opgestart om dit te realiseren. In die zin staat het traject van het aanwijzen van de ASV's met een 100-jaarszones los van een eventuele aanpassing van het grondwaterbeschermingsbeleid.

Voor het proces van de winning van Luxwoude betekent dit dat moet worden uitgegaan van de 25-jaars beschermingszone zoals die nu in het grondwaterbeschermingsbeleid wordt gehanteerd. Daarnaast wordt rond Luxwoude de lichtere ASV-bescherming gehanteerd met een 100-jaarszone.

4.3.6 Omgevingsverordening Fryslân (ontwerp)

In de aanstaande Omgevingsverordening Fryslân staan de provinciale regels voor de fysieke leefomgeving geformuleerd. De nieuwe verordening komt voort uit het ingezette beleid in de provinciale omgevingsvisie en vormt de voortzetting van de meeste regels uit diverse provinciale verordeningen met een ruimtelijke werking. Zo vervangt de omgevingsverordening de Wegen- en Vaarwegenverordening, Milieuverordening, Verordening Wet Natuurbescherming, Waterverordening en de huidige Verordening Romte.

Het ontwerp van de Omgevingsverordening Fryslân is op 16 februari 2021 door Gedeputeerde Staten vastgesteld en lag van 1 maart tot 12 april 2021 ter inzage voor het indienen van zienswijzen. Er vindt nog aanpassing op onderdelen plaats. Hierna volgt de besluitvorming door Gedeputeerde en Provinciale Staten. De Friese gemeenten op hun beurt verwerken de uiteindelijke regels van de provinciale omgevingsverordening in de eigen omgevingsplannen.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Omgevingsvisie 2015-2030

In het beleidsdocument 'Omgevingsvisie 2015-2030' van de gemeente Opsterland wordt het ruimtelijk beleid van de gemeente tot 2030 geschetst. Een omgevingsvisie moet heldere doelen kennen en flexibel kunnen inspelen op maatschappelijke veranderingen, maar wel de robuuste ruimtelijke structuren, zoals natuur en landschap, vastleggen. De gemeente Opsterland loopt vooruit op de (ontwerp) Omgevingswet en de daarin opgenomen planfiguur van de Omgevingsvisie voor het gemeentelijke grondbeleid. De missie van de gemeente Opsterland is het creëren van randvoorwaarden, die zorgen voor vitale leefgemeenschappen in een aantrekkelijke en duurzame leefomgeving. Opsterland wil een faciliterende gemeente zijn, die regie voert over de ruimtelijke ontwikkelingen, door duidelijke doelen te stellen en het maatschappelijk middenveld uit te nodigen om te investeren in de samenleving en in de leefomgeving.


Deze missie van de gemeente kan worden vertaald in vier hoofddoelen:

  • 1. De kracht van de gemeenschap: De kracht van de samenleving aanboren en optimaal benutten.
  • 2. De kracht van de leefomgeving: Opsterland is met haar landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, tussen de stedelijke buurgemeenten, bij uitstek een woon en recreatiegemeente. Deze kwaliteiten moeten behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt.
  • 3. De krachten bundelen: regionale samenwerking: De gemeente Opsterland is een robuuste en zelfstandige gemeente, die door samenwerking met andere gemeenten prima in staat is om toekomstige opgaven het hoofd te bieden.
  • 4. De rol en werkwijze van de gemeente: De gemeente Opsterland ontwikkelt zich van een aanbodgestuurde organisatie naar een faciliterende, vraaggestuurde organisatie.

Het voorliggend plan is niet in strijd met de doelen die zijn gesteld in de Omgevingsvisie 2015-2030.

4.4.2 Bestemmingsplan Buitengebied

Binnen het plangebied is het bestemmingsplan Buitengebied van kracht. De binnen het plangebied geldende bestemmingen en de daarbij behorende bepalingen zijn reeds in paragraaf 1.4 ter sprake gekomen. Het bestemmingsplan biedt geen kader voor de realisatie van de winlocatie en de toevoeging van de grondwaterbeschermingszone. Daarom is ervoor gekozen om de ontwikkeling van het winningsgebied en de (toekomstige) toevoeging van de beschermingszone met deze partiële herziening van het bestemmingsplan mogelijk te maken.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Uit de bestaande omgevingssituatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden voor een planvoornemen blijken. Uitgangspunt is dat er een goede omgevingssituatie bestaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden voortkomend uit de omgevingsaspecten voor het plangebied beschreven en beoordeeld.

5.1 Landschap

5.1.1 Bestaande situatie

Landschapstype

Het plangebied (zie afbeelding 10) ligt in het veenweidegebied (onderdeel van het laagveengebied). Kernkwaliteiten van dit gebied zijn

  • Grootschalige open ruimten begrensd door bebouwings- en beplantingslinten langs wegen en vaarten.
  • Nadrukkelijke aanwezigheid van lineaire structuren van wegdorpen, vaarten en dijken.
  • Opstrekkende strokenverkaveling haaks op ontginningsassen, vaak in een waaiervormig patroon.
  • Incidentele groene verdichtingen door moerasgebieden, boselementen en verlande petgaten.
  • Verspreide bebouwing langs wegen en vaarten. Aanwezigheid van overwegend open graslanden, grazige natuurgebieden en petgaten.
  • Opvallende aanwezigheid van hoogteverschillen in maaiveld en waterniveaus.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0101_0010.png" Afbeelding 10. Plangebied


Het plangebied (bosbeplanting) betreft een groene verdichting in een open landschap. De bosbeplanting sluit aan op de lintbebouwing van de Hegedyk. Dit lint vormt een duidelijke begrenzing van de open ruimte.

Bestaande bosbeplanting

In de '70er eerste helft van de '80er jaren is in het gebied een ruilverkaveling uitgevoerd, met als belangrijkste doelen verbetering van de ontsluiting van de percelen en waterbeheersing ten behoeve van agrarisch gebruik. In deze periode heeft het landschap zijn definitieve huidige indeling gekregen. Bij deze ruilverkaveling was tevens de beplanting een belangrijk onderdeel. Van meet af aan was duidelijk dat de houtwallen, zoals in de omgeving van Gersloot en Langezwaag, zoveel mogelijk behouden dienden te blijven. Daarnaast zijn op diverse plaatsen nieuwe bosjes aangelegd, waaronder het bosje in het plangebied. Als gevolg van deze ingrepen betreft het projectgebied een overwegend open, agrarisch landschap met verspreid daarbinnen een aantal bossingels en kleine bossen. Veelal betreft dit bossen van zo'n 40 a 50 jaar oud.


In de huidige toestand bestaat het bos gebied uit een vochtig bos, waarvan in verschillende deelgebieden verschillende boomsoorten de boventoon voeren (waaronder eik, gewone es, en zwarte els) . In het midden van het plangebied is een gedeelte aanwezig waar veel bomen dood zijn gegaan. Het gebied is voedselrijk en wordt omringd door voedselrijke sloten. Aan de noordwestkant van het plangebied is een waterpartij aanwezig die deels een rietbegroeiing heeft. Ten westen van het plangebied is de A7 gelegen. De directe omgeving bestaat uit intensief beheerd grasland. Aan de zuidkant van het plangebied loopt de Hegedyk.

5.1.2 Landschappelijke inpassing

Het beeld van de voorgenomen landschappelijke inpassing is opgenomen in bijlage 1. Hierna zijn de onderbouwing voor de inpassing (waaronder de vormgeving van de bebouwing en beplantingen) opgenomen.

Hoofduitgangspunten

De waterwinlocatie wordt ingepast in een bestaand bosje ten noorden van de Hegedyk. Dit bosje is een plaatselijke groene verdichting in een verder open veenweidegebied. Het programma wordt ingepast binnen de contouren van het bestaande bosje, waardoor de mate van openheid niet wordt aangetast. De plaatselijke verdichting in het landschap blijft gelijk in formaat. Wel verandert deze in de noordhoek van karakter doordat op deze plek een nieuw gebouw is voorzien.


In het programma is een tweedeling herkenbaar, bestaande uit een gebied met waterwinputten en een productiegebied. Voor zover de bescherming van de bronnen en de borging van een veilig drinkwaterproces dit toelaat zal ruimte geboden aan (extensief) recreatief medegebruik van het puttenveld. In dit gebied worden 12 putten aangebracht in een rechthoekig patroon. De putten zijn toegankelijk via een maaipad vanaf de centrale hoofdontsluiting. Het productiegebied moet afsluitbaar zijn en zal alleen toegankelijk zijn voor medewerkers van Vitens. Het afsluitbare productiegebied moet ruimte bieden aan circa 5.000 m2 bebouwing, van circa 1.750 m2 (deels ondergrondse) bassins en circa 8.000 m2 spoelvijvers. De hoogte van de bebouwing varieert van 8 tot maximaal 12 meter.


Het productiegebied ligt zo ver mogelijk van de bestaande woningen om overlast voor de omgeving te voorkomen. Hoofduitgangspunt voor de inpassing is een compacte hoofdopzet van het productiegebied, zodat het gebied optimaal gebruikt kan worden als waterwinlocatie. Voor de inpassing van het productiegebied is gezocht naar een balans tussen afscherming en zichtbaarheid. Daarnaast is de landschappelijk inpassing dusdanig ontworpen dat het gebied zoveel mogelijk met natuurlijke middelen (zoals water en beplanting) wordt begrensd, zodat hekwerken niet noodzakelijk zijn, en/of niet zichtbaar zijn. Een groot deel van de functies liggen bovendien binnen beplanting, zodat deze niet zichtbaar zijn. Wandelaars in het gebied hebben op deze wijze vooral een natuurervaring.


Het gebouw wordt in de noordoosthoek van het perceel ingepast. Door deze situering zorgt het gebouw ook voor afscherming van een deel van het gebied. Aan de oostand van het gebied wordt de bestaande sloot verbreed, waardoor het gebouw plaatselijk in het water en in het zicht komt te staan. Op deze manier ontstaat een natuurlijke binding met de plek en wordt tegelijkertijd op een natuurlijke manier voorkomen dat het gebied toegankelijk is van buitenaf.


Vormgeving bebouwing

De vormgeving en het kleur- en materiaalgebruik van de bebouwing wordt afgestemd op de natuurlijke omgeving. Donkere kleuren, cortenstaal en hout zijn voorbeelden van passende kleuren en materialen. In de vormgeving kan de verticaliteit en het ritme van de bomen en/of het lineaire karakter van het landschap worden benut. Aan de oostzijde zal de bebouwing een duidelijk gezicht hebben naar de omgeving. De vormgeving en het kleur- en materiaalgebruik houdt rekening met de openheid van het gebied en heeft een ingetogen karakter. Onderstaande beelden geven sfeerbeelden voor (onderdelen van) de bebouwing (zie afbeelding 11 en 12).

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0101_0011.png" Afbeelding 11. Cortenstaal met verticaal karakter. Sterk Gorredijk, Sluijmer en van Leeuwen architecten (links) en DMOA (rechts)

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0101_0012.png" Afbeelding 12. Combinatie verticaal hout en water. Vechterweerd, Factor Architecten (link)s en bedrijfsgebouw met Dronten, Strategie Architecten (recht)

De uiteindelijke bouwvorm en vormgeving moet nog worden bepaald. De gebouwen worden in lijn met het hoge ambitieniveau van andere nieuwe gebouwen van Vitens gebouwd (zie afbeelding 13). Een nader te kiezen architectenbureau zal de bebouwing vormgeven. Bij het ontwerp wordt rekening gehouden met input vanuit de omgeving (inspraak).

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0101_0013.png" Afbeelding 13. Voorbeelden landschappelijke inpassing van Vitens productielocaties

Beplanting

Voor de beplanting in het gebied wordt in het navolgende het gewenst beeld beschreven. De exacte invulling van de het puttenveld (bosgebied) en het productiegebied (beplantingsstroken) wordt door Vitens in overleg met een groen- en bosexpert bepaald. Ook zal een beheerplan worden opgesteld, gericht op behoud van het gewenste beeld.

- Inrichting puttenveld -

Ter plaatse van het puttenveld wordt de bestaande bosbeplanting (boom-, struik- en kruidlagen) zoveel mogelijk gehandhaafd. Waar nodig worden bomen en struiken gekapt, dan wel aangevuld. Het sortiment beplanting wordt afgestemd op het bestaande sortiment (zie sortiment beplanting).


- Inrichting productiegebied -

In het productiegebied, met daarin onder andere de spoelwaterbezinkvijver en de bebouwing, wordt een groot deel van de bosbeplanting gekapt. Om het beeld van een groene verdichting in het open landschap te behouden, worden langs de randen brede beplantingsstroken gehandhaafd en/of aangelegd. Een uitzondering hierop betreft de zone ter plaatse van oostgevel van de nieuwe bebouwing. Op deze plek heeft de productielocatie een gezicht naar buiten. De beplantingsstroken hebben een minimale breedte van 30 meter en hebben een opbouw in een boom- en een struweellaag. De struweellaag is onderverdeeld in mantel en zoom (buitenrand). Er wordt een gevarieerd beplantingsbeeld nagestreefd. Op hoofdlijnen wordt het volgende beeld voor de beplantingsstroken nagestreefd.


De bomen zijn overwegend van de 1e orde grootte en worden minimaal aangeplant in 3 rijen, in een driehoeksverband van 5 meter tussen de rijen en een plantafstand 5 meter in de rij. Bij bredere stroken wordt het aantal bomenrijen evenredig vergroot. Per beplantingsstrook minimaal vier boomsoorten toepassen.


De struiken en heesters in de struweellaag worden geplant in minimaal 3 rijen langs de randen in een driehoeksverband van 1,5 meter tussen de rijen en een plantafstand van 1,5 meter in de rij. Bij bredere stroken wordt het aantal rijen evenredig vergroot. Per beplantingsstrook minimaal 6 struikensoorten toepassen.


- Sortiment beplanting -

Passende boomsoorten voor de bomenlaag zijn in ieder geval:

  • Gewone es (Fraxinus excelsior), eindgrootte 20-25 meter
  • Schietwilg (Salix alba), eindgrootte 15-25 meter
  • Zachte berk (Betula pubecens), eindgrootte 15-20 meter
  • Zomereik (Quercus robur), eindgrootte 20-30 meter
  • Zwarte els (Alnus glutinosa), eindgrootte 10-15 meter


Passende struiken en heesters voor de mantel zijn in ieder geval:

  • Gele kornoelje (Cornus mas)
  • Gewone vlier (Sambucus nigra)
  • Grauwe wilg (Salix cinerea)
  • Hazelaar (Corylus avellana)
  • Katwilg (Salix viminalis)
  • Krenteboompje (Amelanchier)
  • Rode kornoelje (Cornus sanguinea)
  • Veldesdoorn (Acer campestre)
  • Wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia)

Passende struiken en heesters voor de zoom zijn in ieder geval:

  • Kardinaalsmuts (Euonymus alatus)
  • Sierkwee (Chaenomeles cathayensis)
  • Sleedoorn (Prunus spinosa)
  • Vuilboom (Rhamnus frangula)
  • Wilde mispel (Mespilus germanica)
  • Wegedoorn (Rhamnus cathartica)
  • Wilde bosrank (Clematis vitalba)
  • Wintergroene kamperfoelie (Lonicera henryi)


Ander boom-, struik- en heestersoorten zijn mogelijk, mits inheems en passend op de ondergrond. Bomen zijn overwegend van 1e orde grootte en hebben een eindgrootte van minimaal 15 meter.

Waterlopen

De sloot aan de oostzijde van dit pad is in de huidige situatie een belangrijke waterloop voor het waterschap. Het is voor Vitens niet wenselijk dat een dergelijk waterloop door het gebied loopt in verband met het door het waterschap uit te voeren onderhoud. In de landschappelijk inpassing wordt er daarom van uitgegaan dat het tracé wordt verplaatst/omgelegd naar de sloot langs de oostelijke rand van het plangebied. In het productiegebied wordt deze sloot mogelijk deels gedempt of er wordt een natuurlijke inrichting aan gegeven met bijvoorbeeld milieuvriendelijke oevers. Compensatie vindt plaats door nieuw water/nieuwe sloten aan te brengen langs de noord- en zuidkant van het productiegebied. Wanneer nodig wordt de sloot langs de oostrand verbreed.

Ontsluiting

Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Hegedyk. Het bestaande pad wordt hiervoor opgewaardeerd tot een volwaardige ontsluiting die geschikt is voor vrachtauto's. Het pad worden zal (visueel) worden vormgegeven als een karrespoor (zie afbeelding 14). Mogelijk toe te passen materialen zijn gras, grasbetonstenen, betonklinkers, beton.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0101_0014.png" Afbeelding 14. Voorbeelden principe 'karrespoor'

Wandelroutes

Het puttenveld wordt in principe vrij toegankelijk. Natuurlijk vormgegeven wandelpaden ontsluiten het gebied. De paden zullen niet worden verhard. In de padenstructuur worden de bestaande landschappelijke kwaliteiten benut. Rechte paden worden afgewisseld met slingerende paden en de ervaring van beslotenheid wordt afgewisseld met vergezichten. Ook wordt een verbinding met de naastgelegen waterpartij nagestreefd.

5.2 Erfgoed

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast moet ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Onderzoek

Voor het onderdeel archeologie en cultuurhistorische waarden heeft onderzoeksbureau BAAC een bureauonderzoek uitgevoerd (Bijlage 2 Rapport Archeologie en Cultuurhistorie). Het onderzoek heeft zich gericht op een groter gebied dan het winningsgebied.

Uit dit bureauonderzoek blijkt dat in en rondom het plangebied een middelhoge verwachting wordt toegekend voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum tot en met het neolithicum. Vanwege de afgraving en oxidatie van het veen geldt voor de bronstijd-late middeleeuwen een lage verwachting. Voor de bewoningslinten en dijken geldt een hoge verwachting voor de late middeleeuwen -nieuwe tijd.

Als gevolg van de afgraving van het veen en het gebruik als agrarisch gebied, waarbij de grondwaterstand kunstmatig wordt gereguleerd, zullen aanwezige archeologische vindplaatsen in het plangebied naar verwachting al (deels) zijn gedegradeerd. Het is echter niet duidelijk hoeveel verlaging van de grondwaterstand als verstoring kan worden beschouwd en waar de archeologische waarden exact aanwezig zijn. Nader onderzoek en veiligstelling van de archeologische waarden (behoud ex situ) is gezien de omvang van het gebied en de overige beperkingen (de aanwezigheid van woningen, wegen e.d.) niet mogelijk. Derhalve wordt geadviseerd om dijken en bewoningslinten zoveel mogelijk te ontzien door de maximale onttrekking hierbuiten te laten plaatsvinden.

De cultuurhistorische waarden in het gebied bestaan uit de aanwezige oude dijken, wegen en paden, de bewoningslinten en de opstrekkende verkaveling met voor turfwinning verbrede sloten (wijken). Verlaging van de grondwaterstand zou op lange termijn als gevolg kunnen hebben dat door verdere oxidatie en degradatie van veenresten (die nog deels aanwezig is bij de dijken en bewoningslinten) hoogteverschillen tussen de afgegraven gronden en veenresten verdwijnen. Uit cultuurhistorisch oogpunt wordt daarom geadviseerd om de bewoningslinten zoveel mogelijk te ontzien.

Aanpak

In overleg met de Provincie Fryslân is bepaald hoe verder dient te worden omgegaan met de (potentiële) schade als gevolg van de grondwateronttrekking. De onderstaande aanpak, die bestaat uit de volgende stappen, is overeengekomen met de provincie:

  • 1. Volgens de Archeologische kaart steentijd-bronstijd van de Provincie Fryslân (FAMKE) kunnen zich in het grootste deel van het plangebied archeologische lagen uit de steentijd bevinden die zijn afgedekt door een veen- of kleidek, waardoor eventuele archeologische resten goed van kwaliteit zullen zijn. In de periode 2020 - 2021 wordt in opdracht van Vitens boorwerk in het beïnvloedingsgebied (gebied waar verlagingen van de freatische grondwaterstand van >5 cm worden verwacht als gevolg van de voorgenomen grondwaterwinning) uitgevoerd met een dichtheid van circa 1 boring per hectare. Dit boorwerk heeft als doel om de nulsituatie in gebied in kaart te brengen ten aanzien van bodemopbouw en grondwaterstanden. Per boorpunt wordt onder andere informatie verzameld over bodemcode, grondwaterstanden, landgebruik en horizontbeschrijving. Dit onderzoek kan ook worden gebruikt om binnen het beïnvloedingsgebied meer inzicht te krijgen in de verbreiding, dikte en diepteligging t.o.v. NAP van het veen en om vast te stellen of er bodemvorming in de dekzandgrond heeft plaatsgevonden;
  • 2. Ten behoeve van de vergunningaanvraag in het kader van de Waterwet wordt in opdracht van Vitens een MER opgesteld. In het MER zullen de freatische grondwaterstandsverlagingen als gevolg van de grondwaterwinning in beeld worden gebracht;
  • 3. Door de combinatie van onderzoeksresultaten van punt 1 en 2 ontstaat inzicht in of er aandachtsgebieden zijn waar mogelijk archeologisch vervolgonderzoek zich op moet richten als gevolg van versnelde oxidatie van het veen en zo ja waar deze gelegen zijn;
  • 4. Als de bovenstaande onderzoeksresultaten bekend zijn zal vervolgoverleg plaatsvinden over de verdere aanpak.

Voordat het bestemmingsplan als ontwerp ter inzage ligt zal er meer over de te verwachten archeologische waarden binnen het plangebied bekend zijn.

Conclusie

Uit archeologisch vervolgonderzoek en/of vervolgoverleg moet duidelijk worden of er ten aanzien van het aspect 'erfgoed' belemmeringen te verwachten zijn voor de uitvoerbaarheid van het plan. Mogelijk wordt er naar aanleiding van nieuwe resultaten en inzichten een voorwaardelijke verplichting ten behoeve van het behoud van archeologische waarden opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Geacht wordt dat het plan dan uitvoerbaar is met betrekking tot het aspect erfgoed.

5.3 Ecologie

In 2018 heeft Altenburg & Wymenga een ecologisch onderzoek uitgevoerd ten aanzien van de plannen voor de winningslocatie. De Bosgroep heeft een meer actueel natuuronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek gaat specifiek over de winlocatie. In de navolgende tekst volgt een conclusie ten aanzien van de soortbescherming en gebiedsbescherming. De rapportage is als Bijlage 3 opgenomen.


Natuurtoets

SOORTBESCHERMING

Het plangebied bestaat uit een relatief jong bosgebied dat in de tachtiger jaren van de vorige eeuw is aangelegd op voormalige landbouwgronden. De bomen zijn merendeels nog jong en in het verleden dicht op een geplant. De ondergroei bestaat uit algemeen voorkomende plantensoorten. Door het plangebied lopen enkele brede en diepe sloten; in de watergang langs de oostgrens komt mogelijk de grote modderkruiper voor. Omdat het onderhoud en mogelijk inrichting van deze watergang aangepast wordt, zal, indien de grote modderkruiper hier voorkomt, een negatieve effect op deze soort optreden. Bij het veldbezoek is deze soort niet aangetroffen in deze watergang. Onderzocht moet worden of de grote modderkruiper daadwerkelijk niet voorkomt. Daarvoor is gericht onderzoek naar deze soort noodzakelijk.

Het bosgebied en de struwelen (ter plaatse van de gekapte essen-opstanden) zijn rijk aan broedvogels. Broedende vogels mogen niet verstoord worden. Door de werkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen kan dit worden voorkomen.

In het plangebied zijn enkele vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten waargenomen (buizerd en ransuil). Verspreid in het bosgebied zijn enkele potentiële horsten voor deze soorten aanwezig. De bomen met horsten in het populierenvak aan de noordwestzijde zullen worden gekapt; de overige bomen met horsten zullen behouden blijven. Op dit moment zijn geen van deze horsten in gebruik als broedlocatie van de buizerd; het is echter niet uit te sluiten dat in de toekomst buizerd of ransuil één van de horsten in gebruik zal nemen om te broeden. Indien dat gebeurt zal een ontheffing aangevraagd moeten worden voor het verwijderen van een jaarrond beschermd nest.

Het plangebied is onderdeel van het foerageergebied van enkele soorten vleermuizen (gewone dwergvleermuis en laatvlieger). Deze foerageren voornamelijk rondom de waterplas aan de noordwestzijde en in het populierenbos. Als gevolg van de voorgenomen plannen zal een deel van het foerageergebied (populierenbos) verdwijnen. De aan te leggen slibvijver zal een nieuw aantrekkelijk foerageergebied vormen. Negatieve effecten op het foerageergebied van vleermuizen worden daarom niet verwacht. Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger zijn gebouwbewonende soorten. De boomholtes in het bosgebied hebben geen specifieke functies voor deze soorten. Er is daarom geen sprake van een aantasting van verblijfplaatsen van deze soorten.

In het gebied zijn een kleine dassenburcht (4 pijpen) en een losse vluchtpijp aangetroffen. Hierbij zijn geen recente gebruiksporen aangetroffen. De burcht en vluchtpijp worden door de voorgenomen terreininrichting niet aangetast. Het plangebied is ook bij de nieuwe inrichting geschikt als leefgebied voor dassen. Enkel zal tijdens de bouwfase enige verstoring op kunnen treden. Door tijdens de bouwfase hier rekening mee te houden (alleen overdag werken, voldoende afstand houden tot de burcht en werkzaamheden in de directe omgeving van de burcht uitvoeren buiten de voortplantingsperiode van de das) kan dit voorkomen worden. Verstoring van de das is dan minimaal en negatieve effecten kunnen daarmee voorkomen worden.

Mocht in de oostelijke watergang de grote modderkruiper voorkomen, dan zal een ontheffing moeten worden aangevraagd voor negatieve effecten als gevolg van ingrepen aan deze watergang en een sterke afname van de kwelinvloed (als gevolg van grondwaterstandsverlaging). Kwelinvloeden hangen nauw samen met de verspreiding van deze soort.

Verder zijn uitsluitend soorten aangetroffen in het plangebied waarvoor een algemene vrijstelling geldt van uit de Wet Natuurbescherming.


Ontheffingsaanvraag 
Uit bovenstaande overzicht blijkt dat voor de realisatie van de waterwinning op deze locatie mogelijk een ontheffing voor buizerd, ransuil en de grote modderkruiper aangevraagd zal moeten worden. Een ontheffingsaanvraag voor deze soorten zal wordt getoetst aan drie criteria:

  • aantoonbaar openbaar belang van het voornemen;
  • mogelijke alternatieven (zowel m.b.t. locatie, inrichting of uitvoering);
  • duurzame instandhouding van de populatie.


Drinkwatervoorziening past binnen de reden van openbaar belang. Voor de locatiekeuze is vanuit een breed maatschappelijk veld een keuze voor het plangebied gemaakt, waarbij ook effecten op andere functies en natuurwaarden binnen het zoekgebied zijn meegewogen. Voor buizerd en ransuil geldt dat als gevolg van de voorgenomen plannen twee potentiële horsten worden verwijderd; drie potentiële horsten blijven behouden. Dit betekent dat voor deze soorten nestgelegenheid aanwezig blijft binnen het plangebied. Voor deze soorten is de verwachting dat een ontheffingsaanvraag succesvol zal worden doorlopen.

De verspreiding van de grote modderkruiper is slecht in beeld. Voor deze soort is de aanbeveling om de verspreiding in een groter gebied rondom de planlocatie in beeld te brengen. Meer inzicht hierin geeft een beter beeld van de eventuele impact van de voorgenomen plannen op populatieniveau. Een ontheffingsaanvraag kan daarmee beter onderbouwd worden.

Pilot zuiveringsproces

Op de locatie Luxwoude zal worden gestart met een pilot waarbij diverse zuiveringstechnieken worden uitgeprobeerd. Daarvoor wordt een tijdelijke loods gebouwd en zal vanuit een reeds bestaande put water worden opgepompt (50 m3/uur). Het water wordt geloosd op de watergang langs de westzijde van het plangebied. De loods wordt gerealiseerd op een perceel dat vanwege essentaksterfte reeds is gekapt. Behalve broedvogels komen op deze locatie geen strenger beschermde soorten voor.

De activiteiten die samen hangen met deze pilot vinden volledig binnen de loods plaats. Uitstraling van licht, geluid, of door menselijke aanwezigheid naar de omgeving en verstoring van de natuurwaarden in de omgeving is daardoor niet aan de orde. In de watergang waar het opgepompte water op wordt geloosd zijn geen strenger beschermde soorten aanwezig. Het geloosde water betreft gezuiverd, schoon grondwater. Negatieve effecten hiervan op de waterkwaliteit zijn daarmee uitgesloten.


GEBIEDSBESCHERMING

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van Natura 2000-gebied of het Natuur Netwerk Nederland (NNN, voorheen EHS). Vitens heeft hydrologisch onderzoek laten uitvoeren om te bepalen of het onttrekken van grondwater voor de pompproef negatieve effecten veroorzaakt op beschermde natuurgebieden in de omgeving. Uit dit onderzoek is gebleken dat dit niet het geval is. Door uitvoering van de geplande werkzaamheden zal daarom geen conflict ontstaan met de wet- en regelgeving omtrent gebiedsbescherming.

Natura 2000

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van Natura 2000-gebied. Hierdoor zijn in potentie effecten alleen mogelijk door externe werking. Het plangebied is gescheiden van het Natura 2000-gebied door bebouwing, wegen en agrarisch gebied. Gezien de ruime afstand tot het Natura 2000-gebied, de inrichting van het tussenliggende gebied en de aard van het plan, kan een toename van verstoring door geluid, verlichting of optische verstoring worden uitgesloten. Mogelijk is stikstofdepositie wel relevant. Om hierover duidelijkheid te verkrijgen is een stikstofdepositieberekenig uitgevoerd door Sweco. De bijbehorende notitie is als Bijlage 4 opgenomen in de bijlagen bij de toelichting.

Voor de meeste werkzaamheden tijdens de realisatiefase van een project geldt een vrijstelling van de Natura 2000-vergunningplicht voor de gevolgen van stikstofdepositie. Deze partiële vrijstelling houdt in dat de tijdelijke gevolgen van de door de bouw veroorzaakte stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden buiten beschouwing worden gelaten bij de beoordeling van een natuurvergunning. Deze vrijstelling geldt alleen voor tijdelijke stikstofemissies tijdens de bouw, sloop en aanleg (realisatiefase), inclusief de vervoersbewegingen die samenhangen met de werkzaamheden. De vrijstelling geldt niet voor structurele stikstofemissies in de gebruiksfase van het bouwwerk of werk (als gevolg van bijvoorbeeld bewoning, gebruik van utiliteitsbouw of verkeer dat over een weg rijdt).

Tijdens de werkzaamheden vindt een tijdelijke geringe toename van de stikstofdepositie plaats van maximaal 0,02 mol N/ha/jaar in het Natura 2000-gebied ‘Van Oordt’s Mersken’.

In de gebruiksfase is er geen toename van de stikstofdepositie en zijn negatieve effecten op stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden van soorten uitgesloten en op basis van bovenstaande is een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming niet noodzakelijk.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Het plangebied is aangemerkt als Natuur buiten de EHS (NNN). Voor de huidige en toekomstige situatie (ambitie) is het beheertype N16.04 vochtig bos met productie van toepassing. Dit beheertype omvat diverse bostypen die met elkaar gemeen hebben dat ze op productieve locaties zijn gelegen. Een belangrijk onderdeel van het bosbeheer voor N16.04 vormt het oogsten van hout.

Als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen zal de oppervlakte van beheertype N16.04 afnemen. Er zal circa 4,73 ha bos permanent verdwijnen. Deze oppervlakte is exclusief de percelen die gekapt zijn vanwege de essentaksterfte. Deze kunnen gecompenseerd worden door de betreffende percelen weer in te planten met bos.

Het bosareaal dat verdwijnt zal elders moeten worden gecompenseerd. Vanwege de leeftijd van de bosvakken, tussen de 25 en 100 jaar, zal het te compenseren oppervlakte een factor tweemaal zo groot moeten zijn.

De voorgenomen ontwikkeling biedt naast bedreigingen tevens kansen om de ecologische waarden van het plangebied verder te verhogen. Voor haar waterwingebieden streeft Vitens naar behoud, dan wel ontwikkeling van hoge ecologische waarden. Daarvoor wordt een ecologisch beheerplan opgesteld waarin de natuurdoelen en gewenst beheer voor een periode van telkens 10 jaar worden beschreven. Voor bossen wordt een beheer gevoerd waarbij zowel economische (houtproductie) en natuurwaarden beiden meegewogen worden.

Conclusie

Op basis van de uitgevoerde natuurtoets zijn de natuurwaarden in het kader van het bestemmingsplan voldoende in beeld gebracht. Voor de nader te bepalen uit te voeren werkzaamheden en de realisatie van de waterwinning op deze locatie zal mogelijk een ontheffing voor buizerd, ransuil en de grote modderkruiper aangevraagd moeten worden. Uit de natuurtoets blijkt dat een ontheffingsaanvraag succesvol doorlopen kan worden. Het aspect ecologie staat dan de uitvoerbaarheid niet in de weg.

5.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de woon- en leefomgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden.


Vervoer en opslag van gevaarlijke stoffen

Binnen het plangebied zullen gevaarlijke stoffen worden opgeslagen die nodig zijn voor de bereiding van het drinkwater. Over de nabijgelegen A7 kunnen gevaarlijke stoffen worden vervoerd, die bij een calamiteit een risico kunnen vormen voor deze productielocatie. De wegvakken van de A7 hebben geen veiligheidszone. Bij het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg geldt dat zich binnen de contour van de veiligheidszone geen kwetsbare objecten mogen bevinden. De risicocontouren van de A7 liggen op het wegvlak zelf en leggen hiermee geen planologische beperkingen op aan de omgeving. Ook is de A7 geen Plasbrandaandachtsgebied (PAG). Wel dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen 200 meter van de weg aandacht te worden geschonken aan het groepsrisico.


Over overige wegen vindt een dusdanig laag aantal transporten met gevaarlijke stoffen plaats dat geen planologische beperkingen op de omgeving worden gelegd. In Opsterland zijn geen aangewezen transportroutes voor gevaarlijke stoffen over de weg vastgesteld. In principe is het mogelijk om gevaarlijke stoffen door heel Opsterland te transporteren. In de praktijk blijkt dit iets genuanceerder te liggen. Als basisregel geldt dat transporteurs met gevaarlijke stoffen de bebouwde kom zoveel mogelijk moeten mijden op grond van artikel 11 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Vanaf de A7 is het mogelijk om de bebouwde kom te vermijden om bij de productielocatie te komen.


In de exploitatie fase zullen per week 2 á 3 vrachtauto's (ADR-transport) naar en van het terrein rijden voor de aan- en afvoer van de in bijlage 1 genoemde chemicaliën en reststoffen. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gelden verschillende voorschriften:

  • vóór aanvang van het transport, zoals verpakken, etiketteren en het opmaken van documenten
  • voorschriften voor de belading van het voertuig, zoals stuwage en samenlading
  • voorschriften voor het voertuig, zoals oranje borden en persoonlijke beschermingsmiddelen
  • voorschriften voor onderweg, zoals het gebruik van blusmiddelen en tunnel- en routebepalingen.


De voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zorgen ervoor dat producten met gevaarlijke stoffen goed zijn verpakt en dus niet vrij kunnen komen. Ze moeten door goed materieel worden vervoerd, duidelijk herkenbaar zijn en worden behandeld door speciaal opgeleid personeel.

Uitgangspunt voor het toepassen van de voorschriften is de stoffenlijst in het ADR, waar alle gevaarlijke stoffen zijn opgenomen met het stofidentificatienummer, ook wel UN-nummer genoemd. Er zijn heel veel stoffen die door hun specifieke eigenschappen tot de groep van gevaarlijke stoffen behoren. Afhankelijk van de specifieke eigenschappen zijn deze ingedeeld in gevarenklassen. Voor het goederenvervoer is het van belang dat gevaarlijke stoffen worden ingedeeld in bepaalde groepen. De volgende stoffen uit het ADR worden vervoerd naar de productielocatie:

  • Zuurstof, samengeperst (klasse 2, UN 1072)
  • Kooldioxide (klasse 2, UN 1013)
  • IJzerchloride 40% (klasse 8, UN 2582)
  • Natriumhydroxide 5-51% (klasse 8, UN 1824)


Geen van de stoffen die van en naar het terrein worden vervoerd vormen een dusdanig risico dat deze volgens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen routeplichtig zijn. Met ADR-transport worden de gevaarlijke stoffen vervoerd. Het vervoer van dit soort stoffen is een aparte tak van sport binnen de transportwereld. Er gelden speciale richtlijnen en wetten zodat het transport zo veilig mogelijk verloopt.

Ondanks maatregelen ter verhoging van de veiligheid kunnen risico's nooit voor 100% worden weggenomen. Ook na het nemen van veiligheid verhogende maatregelen zal er een restrisico blijven bestaan. De gemeente dient, met behulp van het uitvoeren van de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico en het advies van de Brandweer Fryslân, zich nog uit te spreken over de aanvaardbaarheid van het restrisico. Voor wat betreft de acceptatie van het restrisico dient ook het belang van de ontwikkeling meegewogen te worden. Om hierover meer inzicht te krijgen, wordt dit aspect voorgelegd aan de FUMO (omgevingsdienst). Voordat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd moet hierover een advies worden uitgebracht.


Overstromingen

Er mag geen kans op overstromingen zijn. Kijkend naar de overstromingsrisico's op basis van het Vitens-rapport uit 2010, ligt de beoogde locatie buiten de gevarenzone (geen overstromingsdiepte).


Conclusie

Het vervoer van gevaarlijke stoffen kan invloed hebben op zowel de productielocatie als de gevoelige functies die langs de aanvoerroute en in de directe omgeving van het plangebied liggen. De gemeente wint advies in bij de Fumo met betrekking tot de externe veiligheidsaspecten.

5.5 Bodemkwaliteit

Wettelijk kader

De Wet bodembeheer bepaalt dat de milieutechnische bodemkwaliteit niet mag worden aangetast en dat, voor zover er al sprake is van enige aantasting, deze geen gevaar mag vormen voor de volksgezondheid. Daarom moet voorafgaand aan de realisatie van een plan of project worden bepaald of de milieutechnische kwaliteit van de bodem voldoende is. Wanneer dat niet of onvoldoende het geval is, moet de bodem worden gesaneerd vooruitlopend op de realisatie van het plan of project. Meestal wordt daarom milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. De uitkomsten van bodemonderzoeken worden gearchiveerd in het Bodemloket.


Toetsing

Bodemloket

Het Bodemloket laat voor het grootste gedeelte van het terrein geen gegevens zien over de milieukundige bodemkwaliteit of voortgang van bodemonderzoek. Om er zeker van te kunnen zijn dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik, is een bodemonderzoek uitgevoerd in het kader van de bestemmingsplanherziening.

Verkennend bodem-, asbest- en waterbodemonderzoek

Door Antea Group is in september 2021 een verkennend bodem-, asbest- en waterbodemonderzoek uitgevoerd op het terrein nabij Hegedyk 14 te Luxwoude. In het uitgevoerde bodemonderzoek is overeenkomstig de NEN 5740 en NEN 5720 de milieuhygiënische (water)bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie vastgesteld. Het asbestonderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5707/NEN5897. De onderzoeksrapportage is opgenomen als Bijlage 5 bij de toelichting.

Het doel van het onderzoek is om vast te stellen of de kwaliteit van de bodem (grond en grondwater) van de landpercelen en de kwaliteit van de waterbodem van twee watergangen een belemmering oplevert voor de voorgenomen grondtransactie en bestemmingswijziging.

De onderzoeksresultaten geven vanuit de Wet bodembescherming geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek omdat de gemeten concentraties kleiner zijn dan de betreffende interventiewaarde. De resultaten vormen volgens het rapport geen milieuhygiënische belemmering voor de voorgenomen grondtransactie en bestemmingswijziging van de locatie als waterwingebied. De uiteindelijke beslissing hiertoe is aan het bevoegd gezag.

Conclusie

Bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.6 Waterparagraaf

Watertoets

Bij ruimtelijke plannen moet worden beoordeeld of en in welke mate het plan gevolgen heeft voor de waterhuishouding. Door middel van een watertoets wordt het planvoornemen in een vroegtijdig stadium ter beoordeling aan het waterschap voorgelegd. Voorliggend projectgebied valt binnen het beheergebied van Wetterskip Fryslân.

Op 30 november 2021 is het Wetterkip Fryslân geïnformeerd over het voorliggende bestemmingsplan via een digitale watertoets. Hiermee is bepaald dat het plan invloed heeft op de waterhuishouding en een normale procedure moet worden gevolgd (Bijlage 6). Dit betekent dat verder overleg met Wetterskip Fryslân noodzakelijk is. Wetterskip Fryslân verstrekt voor de normale procedure standaard een wateradvies. Wanneer noodzakelijk geacht stuurt Wetterskip Fryslân een aanvullend advies per email. Deze paragraaf wordt, indien nodig, met het wateradvies aangevuld.

Er is een watervergunning nodig voor het dempen en verleggen van de waterschapssloot.

Hydrologie
Om de hydrologische effecten van waterwinning Luxwoude in beeld te brengen is een uitgebreide hydrologische modelstudie uitgevoerd (Sweco, 2021). In deze modelstudie zijn de effecten van waterwinning Luxwoude in beeld gebracht voor de GHG (gemiddeld hoogste grondwaterstand), GVG (gemiddelde voorjaars grondwaterstand) en GLG (gemiddeld laagste grondwaterstand).

Als gevolg van de waterwinning in Luxwoude treedt een verlaging op van de freatische grondwaterpeilen en neemt de kwelflux af. Deze veranderingen zijn het grootst nabij de winlocatie, en nemen af met toenemende afstand van het wingebied.

Conclusie

Met Wetterskip Fryslân wordt afstemming gezocht over de waterschapsbelangen. Binnen het plangebied worden compenserende maatregelen genomen ten aanzien van toevoeging van verharding. Geacht wordt dat met het overleg met Wetterskip Fryslân, de aanvraag watervergunning en het nemen van benodigde (compenserende) maatregelen het aspect water geen belemmering vormt ten aanzien van de uitvoerbaarheid van het plan.

5.7 Geluidhinder

Wet- en regelgeving

De Wet geluidhinder (Wgh) is er op gericht om de geluidhinder vanwege onder andere industrielawaai en wegverkeerslawaai te voorkomen en te beperken. Bij het oprichten van geluidsgevoelige objecten, bijvoorbeeld woningen, dient er een toetsing plaats te vinden aan de eisen uit de Wet geluidhinder.

Toetsing

Aangezien dit project geen geluidsgevoelig object mogelijk maakt en er bovendien geen sprake is van een bedrijf dat valt onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder, kan een dergelijk onderzoek achterwege blijven.

Verder moet worden bezien in hoeverre een project leidt tot extra verkeer waardoor (in combinatie met de aanpassing van de inrichting van wegen) sprake kan zijn van een zogenaamde reconstructie. Daarvan is sprake wanneer een en ander leidt tot een toename van het wegverkeerslawaai van meer dan 2 dB. Omdat het plan leidt tot een zeer geringe verkeerstoename, kan zonder meer worden gesteld dat er geen sprake is van reconstructie.

Conclusie

Het project is wat betreft het aspect geluidhinder uitvoerbaar.

5.8 Bedrijven- en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de ruimtelijk-functionele afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en hindergevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Door middel van de milieuwet- en regelgeving wordt (milieu)hinder in woongebieden zo veel mogelijk voorkomen. Bedrijven en instellingen zijn verplicht te voldoen aan de eisen van een AMvB, dan wel een milieuvergunning te hebben voor de exploitatie van het bedrijf, waarbij rekening gehouden dient te worden met de omliggende woonbebouwing. Er dient te worden aangetoond dat het plan buiten de invloedssfeer van bedrijvigheid in de nabije omgeving valt. Tevens dient te worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor de nabijgelegen gevoelige functies zoals woningen.

Op basis van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt de richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten gehanteerd. Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de minimale afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woningen om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken.

Toetsing

Het plangebied ligt in het buitengebied, met in de directe omgeving bos en agrarische percelen. Aan de zuidzijde, langs de Hegedyk, staan woningen.

Op grond van de VNG-richtafstandenlijst kan een bedrijf dat zich bezighoudt met drinkwaterwinning en -productie worden omschreven als 'Waterwinning-/ bereiding- bedrijven - bereiding met chloor-bleekloog e. d. en/of straling' (milieucategorie 3.1). De bijbehorende minimale richtafstand is 50 m. Hier geldt dat de woningen langs de Hegedyk buiten de milieuzonering van de nieuwe productielocatie zijn gelegen.

Conclusie

Het plan is voor wat betreft het aspect bedrijfshinder uitvoerbaar.

5.9 Luchtkwaliteit

Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven op grond van de Wet milieubeheer (Wm) niet te worden getoetst aan de geldende grenswaarden. Een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 ìg/m3 NO2 of PM10) wordt als nibm beschouwd. Van een dergelijke verslechtering van de luchtkwaliteit is sprake wanneer een ruimtelijk plan tot een toename van meer dan 1.610 auto's (bij 100% autoverkeer), dan wel 130 vrachtwagens (bij 100% vrachtverkeer) per dag leidt (grenswaarden 2018). Kenniscentrum InfoMil vermeldt op hun website dat als de luchtkwaliteit aan de PM10-normen voldoet, dit ook geldt voor de PM2,5-normen. Op grond hiervan is toetsing aan de grenswaarden voor PM2,5 niet nodig, als aan de PM10 normen wordt voldaan.

Toetsing

De realisatie van de voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot 1.610 voertuigbewegingen per dag waardoor het planvoornemen kan worden beschouwd als een nibm-plan. Verdere toetsing aan de Wet milieubeheer in het kader van de luchtkwaliteit is niet nodig.

Conclusie

Het planvoornemen is voor het aspect luchtkwaliteit uitvoerbaar.

5.10 Verkeer en parkeren

Algemeen

Op het terrein zullen dagelijks enkele medewerkers werkzaam zijn. Daarnaast zullen per week 2-3 vrachtwagens de locatie bezoeken om chemicaliën en grondstoffen aan te voeren en reststoffen af te voeren.

Verkeer

Tijdelijke ontsluiting: Gedurende de bouwfase wordt er een tijdelijke ontsluitingsweg aangelegd. De tijdelijke bouwweg loopt door agrarisch gebied en komt uit bij De Plasse. De route van deze tijdelijke ontsluitingsweg gaat over eigendommen van agrariërs.

Permanente ontsluiting: De permanente ontsluiting (gebruiks-/beheerfase) vindt plaats via een nog te realiseren permanente toegangsweg vanaf de bestaande weg de Hegedyk (ten zuiden van de toekomstige productielocatie en ten westen van Hegedyk 6, 8 en 10). De verwachte aanvoerroute van grondstoffen (chemicaliën) die nodig zullen zijn bij de productie van drinkwater en de afvoer van vrijkomende reststoffen zal lopen via de A7, afslag 27 Tijnje/Gorredijk, via de N392, Alde Dyk, De Plasse en de Hegedyk en loopt voornamelijk door agrarisch gebied. Alleen het laatste stuk, de Hegedyk, kent meer bebouwing.

Ten aanzien van de verkeersgeneratie als gevolg van het plan gelden de volgende uitgangspunten:

  • 12 verkeersbewegingen van licht verkeer per week (6 personenauto's van personeelsleden per week);
  • 6 verkeersbewegingen van (middel)zwaar verkeer (3 vrachtauto's).

Er wordt worden nadere afspraken gemaakt om de permanente toegangsweg tot het terrein te verbreden, te asfalteren en zo nodig te verleggen om overlast voor omwonenden zoveel mogelijk te beperken en zo een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen voor omwonenden. Met betrekking tot de verkeerssituatie worden met het nemen van de hiervoor genoemde maatregelen en de verwachte verkeersgeneratie geen belemmeringen als gevolg van het plan verwacht.

Parkeren

Op de locatie zijn doordeweeks hooguit 2-3 personen werkzaam. Het productieproces is voornamelijk geautomatiseerd. Tijdens onderhoudswerkzaamheden kan het voorkomen dat er meer personen aanwezig moeten zijn op de locatie. Daarom worden er voldoende extra parkeerplekken aangelegd. Er is voldoende ruimte voor parkeren nabij de waterwinning- en productiegebouwen op het Vitens-terrein.

Conclusie

Het aantal verkeersbewegingen als gevolg van het plan is beperkt tot personenauto's van enkele medewerkers en maximaal 3 per week vrachtverkeer. Parkeren wordt binnen het plangebied goed ingepast. Verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor het plan.

5.11 M.e.r.-verantwoording

Ten behoeve van de besluitvorming over de waterwinvergunning is ervoor gekozen om een milieueffectrapport op te stellen.

Voor activiteiten die grote milieugevolgen kunnen hebben, kan in Nederland een MER en de bijbehorende m.e.r.-procedure vereist zijn. De bijlagen C en D bij het Besluit milieueffectrapportage geven aan om welke activiteiten het gaat. Voor deze procedure gaat het in ieder geval om de activiteit "aanleg van werken voor onttrekken van grondwater (categorie D15.2)". Vitens is niet m.e.r.-plichtig voor de onttrekking (<10M m3/j). In het kader van een winningsvergunning heeft Vitens vrijwillig gekozen om wel een m.e.r.-procedure te voeren. Daarom wordt een (gecombineerd plan-/project-) MER opgesteld.

De effecten, die de voorgenomen grondwaterwinning met zich meebrengt, zullen op basis van onderzoek zo goed mogelijk in beeld worden gebracht in het milieueffectrapport (MER). In het MER wordt uitgebreid aandacht besteed aan de veranderingen in de (diepe en ondiepe) grondwaterstand als gevolg van de grondwaterwinning. Omdat de grondwaterstandsveranderingen mogelijk effecten met zich mee kunnen brengen voor andere belangen zoals landbouw, natuur, archeologische waarden en bebouwing, worden al deze aspecten beschreven en beoordeeld in het MER.

Hoofdstuk 6 Juridische toelichting

6.1 Juridisch kader

Het bestemmingsplan is opgezet volgens de verplichte landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). De SVBP2012 voorziet in een standaardopbouw van een bestemmingsplan. Bestemmingsplanregels zijn hierdoor altijd als volgt opgebouwd:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bestaat uit twee artikelen: de begrippen en de wijze van meten. Dit houdt in dat belangrijke begrippen worden omschreven en nader wordt toegelicht hoe precies wordt gemeten. Hierdoor wordt verzekerd dat uiteenlopende interpretaties de naleving van de regels niet in de weg staan.


Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de regels terug te vinden die gelden voor de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen'. De verbeelding en regels van een bestemmingsplan in samenhang bezien vertellen welke regels waar precies gelden. In de bestemmingsregels zijn bouwregels en specifieke gebruiksregels opgenomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In aanvulling op de bestemmingsregels geven de algemene regels bepalingen die voor het totale plangebied gelden. In de algemene regels zijn algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels opgenomen en een artikel 'verwezenlijking in de naaste toekomst'. Algemene gebruiksregels geven aan welk gebruik strijdig wordt bevonden. In de algemene afwijkingsregels is beschreven dat in bepaalde gevallen burgemeester en wethouders af kunnen wijken bij bepaalde regels via een omgevingsvergunning. In de algemene wijzigingsregels zijn regels opgenomen waaruit blijkt dat burgemeester en wethouders in bepaalde gevallen de bestemming van bepaalde gronden kan wijzigen. Artikel 9 wijst de gronden aan waarvan de verwezenlijking in de naaste toekomst gewenst is. De desbetreffende gronden worden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - verwezenlijking' aangeduid. Door deze regel op te nemen kan, indien de gronden niet minnelijk verworven kunnen worden, een onteigeningsprocedure worden gevoerd. Deze percelen zijn strikt benodigd voor de uitvoering van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

De regels van het bestemmingsplan sluiten altijd af met regels met betrekking tot het overgangsrecht en de slotregel. Het overgangsrecht wordt wettelijk voorgeschreven in artikel 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening en bevat daardoor altijd exact dezelfde formulering. De slotregel vertelt hoe een bestemmingsplan mag worden geciteerd.

6.2 Bestemmingsregels

De bestemmingen in het bestemmingsplan zijn op basis van de functies begrensd. Dat betekent dat ieder perceel overeenkomstig de huidige functie een bestemming heeft gekregen. Door middel van planregels zijn regels gesteld die betrekking hebben op het gebruik, het bouwen en/of het inrichten van de betreffende bestemming.


Functiegewijs bestemmen betekent niet altijd dat binnen een bestemming slechts één functie is toegestaan. De bescherming van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden wordt binnen alle bestemmingen c.q. functies beoogd. Hiertoe kunnen binnen alle bestemmingen nadere eisen worden gesteld. Bij ontwikkelingen binnen een bestemming wordt getoetst aan deze waarden.

Daarnaast kunnen binnen de bestemmingen nadere aanduidingen op de verbeelding verschijnen. Aanduidingen zijn bedoeld om een deel van de betreffende bestemming aan te wijzen waarvoor een specifieke regeling geldt.

Bedrijf - Nutsvoorzieningen

De waterwinlocatie is als zodanig geregeld binnen de bestemming ‘Bedrijf – Nutsvoorzieningen’. Hierin zijn de regels opgenomen over nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding/ waterdrinkvoorziening zoals installaties ten behoeve van de waterwinning en productie van water.

6.3 Bestemmingsplanprocedure

In de Wro en het Bro zijn regelingen opgenomen voor de bestemmingsplanprocedure. In deze procedure zijn de volgende fases onderscheiden.


Voorbereidingsprocedure

Voor het opstellen van een voorontwerpbestemmingsplan wordt door de gemeente een onderzoek uitgevoerd naar de bestaande situatie, de ruimtelijke ontwikkelingen en naar mogelijke en wenselijke ontwikkelingen in de gemeente. De gemeente stelt het voorontwerpbestemmingsplan voor het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Bro beschikbaar aan de betreffende besturen en diensten. In de toelichting van het bestemmingsplan wordt de reactie van de gemeente op de op- en aanmerkingen uit overleg- en inspraakreacties opgenomen.


Vaststellingsprocedure

Burgemeester en wethouders leggen het ontwerpbesluit en de belangrijke stukken (ook elektronisch) ter inzage. Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kan een ieder zienswijzen indienen. Hierna besluit de gemeenteraad binnen twaalf weken na de periode van terinzagelegging over het bestemmingsplan. Wanneer noodzakelijk kan de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd vaststellen.

Beroepsprocedure

Het vaststellingsbesluit waarin het bestemmingsplan is vastgesteld wordt door de gemeenteraad bekend gemaakt. Het vastgestelde bestemmingsplan wordt ter inzage gelegd. Wanneer door de Inspectie leefomgeving en transport (voormalige VROM-inspectie) of Gedeputeerde Staten een zienswijze is ingediend die niet volledig is overgenomen of wanneer het bestemmingsplan door de gemeenteraad gewijzigd is vastgesteld, moet het vaststellingsbesluit zes weken na het besluit bekend worden gemaakt en moet het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage worden gelegd. Binnen zes weken na het bekendmaken van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Wanneer het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en de zienswijze van de Inspectie leefomgeving en transport of Gedeputeerde Staten volledig is overgenomen wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad binnen twee weken na het besluit bekend gemaakt. Ook het vastgestelde bestemmingsplan wordt binnen deze periode ter inzage gelegd.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld naar aanleiding van een verzoek van de initiatiefnemer. De uit het plan voortkomende kosten zullen door de initiatiefnemer worden gedragen.


Onderzoeks- en plankosten

De kosten voor het verrichten van de noodzakelijke onderzoeken ten behoeve van de planvorming vanwege dit bestemmingsplan worden door de initiatiefnemer gedragen. Dit geldt eveneens voor de gebruikelijke kosten voor de ambtelijke planbegeleiding.


Anterieure overeenkomst

In het voorliggende geval wordt een anterieure overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente. In de anterieure overeenkomst wordt het risico van planschade opgenomen zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.


Conclusie

Een exploitatieplan op grond van de Grondexploitatiewet is niet noodzakelijk, omdat tussen de gemeente en de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst wordt gesloten. Voorgaande betekent dat dit bestemmingsplan economisch uitvoerbaar kan worden geacht.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Proces waterwinvergunning
De vergunningsaanvraag wordt tegelijkertijd met de bestemmingsplanprocedure opgestart. De waterwinvergunning voor de nieuwe waterwinningslocatie wordt door GS verleend. Het proces om te komen tot deze vergunning wordt begeleid door de "Begeleidingscommissie waterwinning Luxwoude".

In de Provinciale Milieuverordening/de aanstaande provinciale Omgevingsverordening wordt op basis van de verleende vergunning de zonering van het waterwin- en grondwaterbeschermingsgebied verwerkt. Betrokken agrariërs worden geïnformeerd over de aanvullende regelgeving die geldt binnen grondwaterbeschermingsgebieden en daarmee samenhangede consequenties van de uitbreiding (zie hiervoor ook par. 3.2.2).


Informatievoorziening stakeholders en omgeving

De begeleidingscommissie speelt een belangrijke rol in het behartigen van de belangen van alle betrokkenen. In de commissie worden onderzoeksresultaten gepresenteerd waaruit moet blijken dat op de locatie een duurzame waterwinning gerealiseerd kan worden. Verder zijn er voor omwonenden en agrariërs in het gebied diverse informatieavonden georganiseerd en informatiebrieven gestuurd.

De initiatiefnemer deelt op haar website informatie over het voortgang van het plan (https://www.vitens.nl/over-water/projecten/onderzoek-waterwingebied-friesland). Op deze pagina staat het laatste nieuws. Hier staat ook de achtergrondinformatie en verwijzingen naar onder andere nieuwsbrieven, presentaties en onderzoeken.

Inspraak

Wanneer het plan ter inzage wordt gelegd voor inspraak, zullen de resultaten daarvan op deze plaats worden vermeld.


Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

De reacties van de overlegpartners zullen t.z.t. op deze plaats worden vermeld.


Tervisielegging ontwerp

Op grond van de Wro wordt het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie gelegd. In de periode van tervisielegging kan door iedereen een zienswijze worden ingediend.