direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Gorredijk Kom
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0086.05BPKom-0301

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de dorpskom van Gorredijk in de gemeente Opsterland. Met dit bestemmingsplan wordt een actuele juridisch-planologische regeling gegeven voor het gebied.

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Opsterland is al een aantal jaren bezig de verouderde bestemmingsplannen voor de dorpen te actualiseren en te uniformeren. Daarbij wordt de gehele dorpskom (en eventuele uitbreiding daarvan) in één keer voorzien van een nieuwe en uniforme planologische regeling. Dit actualisatieprogramma is vastgelegd in het door de gemeenteraad vastgestelde “Jaarverslag ruimtelijke plannen 2004 en programma 2005”. Dit programma is in het voorjaar van 2014 geactualiseerd in het “verslag bestemmingsplannen 2005-2013 en programma 2014”. Voor een aantal dorpen is deze actualisatie inmiddels gereed. Nu is Gorredijk aan de beurt in dit actualisatieprogramma.

Begrenzing plangebied

De dorpskom van Gorredijk vormt het plangebied. De begrenzing is hierbij afgestemd op logische geografische begrenzingen en de begrenzing van het bestemmingsplannen "Tolbaas", "Overtoom", "Rondweg", "Rondweg De Leijen" en "Landelijk gebied". Het zeer recentelijk vastgestelde bestemmingsplan "Gorredijk - Centrum-Oost" (3 februari 2014) is buiten de begrenzing van het plangebied gehouden. Dit plan moet nog worden ontwikkeld. Hetzelfde geldt voor de uitbreiding van het woongebied Loevestein, waarop het bestemmingsplan "Gorredijk - Loevestein fase 4" (vastgesteld d.d. 19 september 2011) van toepassing is. Ook hier is nog sprake van een gebied waar nog ontwikkelingen plaatsvinden.

De eerste fasen van Loevestein zijn wel in het bestemmingsplan meegenomen. De wijkvernieuwingsplannen voor de Stokerij en De Vlecke, waarvoor eind 2012 bestemmingsplannen zijn vastgesteld, zijn inmiddels uitgevoerd. Ook deze plannen zijn integraal meegenomen in dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPKom-0301_0001.jpg"

De ligging en begrenzing van het plangebied

Geldende regelingen

Dit bestemmingsplan heeft tot doel om een actuele juridisch-planologische regeling te geven voor het plangebied. Daarmee herziet dit plan, naast de beheersverordening Gorredijk (vastgesteld op 3 juni 2013), ook de volgende bestemmingsplannen:

  • Gorredijk - Voltawerk (vastgesteld op 19 september 2005 en goedgekeurd op 21 november 2005);
  • Gorredijk - Trimbeets (vastgesteld op 19 september 2005 en goedgekeurd op 21 november 2005);
  • Gorredijk - Wijkvernieuwing De Vlecke en omgeving (vastgesteld op 12 december 2011);
  • Gorredijk - Wijkvernieuwing Stokerij (vastgesteld op 12 december 2011).

De Beheersverordening Gorredijk voorziet in een herziening van de kom- en uitbreidingsplannen van het dorp Gorredijk, zoals de bedrijventerrein Overtoom en Tolbaas. De gronden die onder de geluidzone van de bedrijventerreinen vallen, zijn niet herzien in de beheersverordening (blanco deel rond het bedrijventerrein Overtoom - Tolbaas in onderstaande figuur). Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) mag deze zone alleen worden vastgesteld via een (regeling in een) bestemmingsplan. Het gebied waarop de geldende geluidzone derhalve betrekking heeft is buiten het verordeningsgebied gelaten om te voorkomen dat de geluidzone met het vaststellen van de beheersverordening kwam te vervallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPKom-0301_0002.png"

Fragment geldende plannen

De geluidzone is inmiddels herzien voor het deel dat in het plangebied van het Bestemmingsplan Buitengebied ligt. Voor het overige deel vindt de herziening plaats in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan "Gorredijk - Bedrijventerreinen" en in dit bestemmingsplan.

1.2 Opzet van de toelichting

Deze toelichting is opgezet als een objectgerichte toelichting. Dit betekent dat elke bestemming afzonderlijk wordt toegelicht. Op deze manier is vanuit de bestemming op de verbeelding net als bij de regels al het geval was, een directe link gelegd met zowel de toelichting. Deze opzet is bepaald door de digitale opzet van het bestemmingsplan.

In hoofdstuk 2 staat een beschrijving per bestemming (object). Dit hoofdstuk beschrijft per object de uitgangspunten van de juridische regeling en de basisinformatie die daaraan ten grondslag ligt, in dit plangebied de huidige situatie en beleid. Tot slot zijn per bestemming links naar verdere achtergrondinformatie opgenomen.

De omgevingsaspecten zijn in een eigen hoofdstuk (hoofdstuk 3) opgenomen. De omgevingsaspecten zijn niet per object aan te geven, maar zijn voor grotere delen van het plangebied geldig. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de voor het plangebied van belang zijnde aspecten. Waar nodig zijn in dit hoofdstuk links opgenomen naar uitgevoerde onderzoeken.

Hoofdstuk 4 gaat globaal in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid, waaronder de grondexploitatie. Hoofdstuk 5 geeft een samenvatting van de op het voorontwerpbestemmingsplan ingediende overleg- en inspraakreacties en de gemeentelijke reactie daarop. Daarbij geeft het hoofdstuk inzicht in de mogelijke wijzigingen vanuit overleg en inspraak op dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 De bestemmingen

In dit hoofdstuk volgt, per bestemming, een toelichting op die bestemming. Bij iedere bestemming zijn ook de belangrijkste uitgangspunten van de bestemmingsregeling opgenomen. In veel gevallen is de basis van de uitgangspunten de huidige situatie en/of het geldende beleid. Ook deze worden daarom per bestemming kort genoemd. Wanneer mogelijk en nodig zijn links naar achtergrondinformatie opgenomen.

2.1 Agrarisch - Cultuurgrond

De bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' maakt de het gebruik van gronden voor agrarische cultuurgrond en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.1.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Zoals de naam van de bestemming zegt is de bestemming bedoeld voor agrarische cultuurgronden (hoofdfunctie). Voor een optimaal functioneren van de hoofdfunctie zijn ook andere functies mogelijk. Daarbij kan gedacht worden aan sloten, nodig voor de waterhuishouding rond de agrarische gronden (meestal weilanden), groenstructuur en boomsingels, karakteristiek voor het coulissenlandschap, en paden, nodig voor de ontsluiting van de weilanden. Het toestaan van meerdere functies naast de hoofdfunctie geeft bovendien de nodige flexibiliteit in het gebruik van de gronden. Een specifieke regeling is opgenomen voor een bestaande paardenstal. De paardenstal is al aanwezig en wordt daarom bij recht toegestaan. Het uitgangspunt is de bestaande situatie. De kuilbulten zijn expliciet uitgesloten, zodat deze niet overal op de agrarische gronden gerealiseerd kunnen worden.

Bij de functionele mogelijkheden wordt altijd het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geologische en cultuurhistorische waarden van de gronden nagestreefd.

Bouwmogelijkheden

Gebouwen zijn in deze bestemming in principe niet toegestaan. Een uitzondering daarop zijn gebouwen en overkappingen ten dienste van een paardenstal. Deze gebouwen mogen alleen binnen een specifiek aangeduid gebied. De afmetingen van deze bebouwing zijn in de regels specifiek geregeld, om te voorkomen dat de bebouwing te grootschalig wordt.

In de hele bestemming is het mogelijk om erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 2,00 meter te bouwen. Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 3,00 meter. Hieronder vallen onder meer bruggen, deze kunnen nodig zijn voor de bereikbaarheid van de agrarische cultuurgronden.

Omgevingsvergunning

Enkele werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden zijn uitsluitend toegestaan met toepassing van een omgevingsvergunning. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het verwijderen van houtwallen. Het verlenen van een dergelijke vergunning moet voldoen aan een aantal voorwaarden, anders wordt deze niet verleend.

2.1.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het huidige extensief gebruikte agrarische gebied moet zo veel mogelijk gehandhaafd blijven;
  • Bij het agrarisch gebied horende functies zijn mogelijk binnen de bestemming, daarbij gaat het bijvoorbeeld om water en ontsluitingswegen;
  • De huidige ruimtelijke structuur van de agrarische gronden behouden;
  • Gebouwen is op de agrarische gronden niet toegestaan, bouwwerken voor bijvoorbeeld afrastering zijn toegestaan.

Uitgangspunten beleid

  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming, moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.1.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het dorp is aan alle zijden omgeven door agrarische gronden, vooral in gebruik als weiland (veeteelt). In delen binnen de bebouwde kom van Gorredijk liggen gronden die agrarisch in gebruik zijn. Deze sluiten soms aan op percelen buiten de bebouwde kom. De gronden bestaan hoofdzakelijk uit grasland, dat gebruikt wordt als weidegrond en hooiland. Het gebruik is extensief.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. De agrarische gronden binnen de bebouwde kom kunnen te maken hebben met de historie van het gebied. In die gevallen is speciale aandacht ervoor van belang. Bij de agrarische gronden in dit bestemmingsplan is dit niet het geval. Dit beleid geeft geen concrete uitgangspunten voor deze bestemming.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Op de agrarische gronden in het plangebied zijn meerdere welstandsgebieden van toepassing, waaronder; 'buitengebied (open landschap) en 'bedrijventerreinen'. Het gaat hier om welstandshalve open gebied, waarbij overigens de aanleg van groen (compensatie) niet wordt uitgesloten. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.2 Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' maakt het gebruik van gronden voor de individueel aanwezige bedrijven in de kern van Gorredijk en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.2.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Het uitgangspunt is om de bestaande individuele bedrijven in het plangebied te regelen. Individuele bedrijven met milieucategorieën 1 en 2 zijn in deze bestemming bij recht toegestaan. Door deze lage milieucategorie toe te staan, wordt (grote) milieuhinder voor de omgeving voorkomen.

Enkele bedrijfsfuncties zijn bij recht specifiek uitgesloten. Voorbeelden daarvan zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen, vuurwerkbedrijven en risicovolle inrichtingen. Hierdoor ontstaat geen grotere gevaarzettende situatie en/of overlast voor de omgeving.

Bij de bedrijven, waar al een bedrijfswoning is gebouwd dan wel planologisch mogelijk is op grond van het vorige bestemmingsplan, is deze specifiek aangeduid en geregeld. Nieuwe bedrijfswoningen bij individuele bedrijven worden niet toegestaan. Wel is het met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk de bedrijfsbestemming om te zetten naar een woonbestemming (zie artikel 27).

Andere, voor het bedrijf van belang zijnde voorzieningen wegen, erven en parkeervoorzieningen zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Hierdoor is een maximale flexibiliteit in het gebruik van de gronden voor het bedrijf mogelijk.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en bouwwerken toegestaan: bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Bedrijfsgebouwen moeten in het bouwvlak worden gebouwd. De bouwmogelijkheden voor de gebouwen zijn deels op de ruimtelijke verbeelding en deels in de regels bij de bestemming opgenomen. Het is op de verbeelding opgenomen, omdat voor de verschillende percelen geen eenduidige regeling in de regels opgenomen kan worden. Dit heeft te maken met de diversiteit van de bebouwing. Met de regels blijft het bestaande beeld in ieder geval gehandhaafd, maar is geringe uitbreiding ook mogelijk.

Voor de bouwmogelijkheden van bedrijfswoningen is gerefereerd aan de 'gewone' woningen in het plangebied. Bepaald is dat per bedrijf één bedrijfswoning is toegestaan binnen het met 'bedrijfswoning' aangeduide vlak. Door de bedrijfswoningen alleen in het aangeduide vlak mogelijk te maken, verandert de situatie voor omliggende bedrijven niet. Deze bedrijven worden dan niet beperkt in hun milieucontouren en daarbij horende bedrijfsactiviteiten. De bouwmogelijkheden van de woningen zijn uniform en geregeld in de regels. Daarvoor is aansluiting gezocht bij het bestaande beeld.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen functioneel nadrukkelijk meer bij de bedrijfswoning dan bij het bedrijf. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere schaal dan de bedrijfsgebouwen. Er is een onderscheid gemaakt tussen aangebouwde en vrijstaande bouwwerken, in verband met het ruimtelijk beeld bij de bedrijfswoning. In de regels is een erfbebouwingsregeling opgenomen die aansluit bij de regeling voor burgerwoningen.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor het in geringe mate bouwen buiten het bouwvlak. Of voor het gebruik van bestaande bebouwing voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.2.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Bestaande individuele bedrijven zijn ondergebracht in deze bestemming, om ze te kunnen behouden.
  • Bij bestaande bedrijven is bij recht geen bedrijfswoning mogelijk, alleen daar waar een specifieke regeling is getroffen op basis van geldende rechten;
  • De bestaande bedrijfswoningen worden door middel van een aanduiding vastgelegd op de bestaande locatie.
  • Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de bedrijfsgebouwen en -woningen.

Uitgangspunten beleid

  • Nieuwe individuele bedrijven worden niet mogelijk gemaakt binnen het plangebied.
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • De bedrijven hebben maximaal een categorie 2, om overlast voor de omgeving te voorkomen.
  • Bestaande bedrijven met een hogere categorie worden specifiek aangeduid. Alleen die bedrijven zijn daar toegestaan.
2.2.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Aan de noordzijde van Gorredijk zijn grotere bedrijventerreinen aanwezig. Daarnaast zijn in het dorp op verschillende locaties ook bedrijfspanden aanwezig. Deze bedrijven hebben zich lange tijd geleden in de bebouwde kom gevestigd en zijn daar - waar mogelijk - gegroeid en uitgebreid. Een voorbeeld hiervan is het tankstation aan de Badweg. Bij een enkel bedrijf is een (inpandige) bedrijfswoning aanwezig. De maatvoering van de bedrijfsbebouwing is afgestemd op de functie ervan.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

Gorredijk is in deze verordening aangewezen als 'regionaal centrum'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een regionaal centrum niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 1.200 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 10.000 m²;
  • een voorziening met een bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot bedrijven. In de regeling hiervoor is rekening gehouden met de provinciale verordening en het beleid.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied gelden verschillende welstandsgebieden, bijvoorbeeld 'bedrijventerrein' en 'nieuwbouw seriematig', afhankelijk van de omgeving waar de bedrijven gevestigd zijn. De in het bestemmingsplan opgenomen regels zijn niet in strijd met de voor deze gebieden geldende gebiedscriteria uit de welstandsnota.

2.3 Bedrijf - Nutsvoorziening

De bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' is bedoeld voor het behoud van nutsvoorzieningen in het plangebied. In het plangebied is de bestemming gelegd op de nutsvoorzieningen die niet vergunningvrij gerealiseerd mogen worden (hoger dan 3 meter en groter dan 15 m2). Deze gebouwen moeten planologisch worden geregeld in tegenstelling de vergunningvrije nutsvoorzieningen.

2.3.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Binnen de bestemming zijn nutsvoorzieningen mogelijk. Voor een goed functioneren van de bestemming zijn ook daarbij horende bouwwerken toegestaan. Ondergeschikt is het mogelijk groenvoorzieningen en water, wegen en paden, erven en parkeervoorzieningen bij deze bestemming te realiseren. Zo kan de functie maximaal uitgevoerd worden.

Bouwmogelijkheden

Het is mogelijk binnen de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen. Het gaat daarbij om gebouwen die niet vergunningvrij zijn, dus hoger zijn dan 3 meter en de oppervlakte groter is dan 15 m2. Wanneer een nutsvoorziening onder deze afmetingen blijft is deze vergunningvrij, mits de bestemming nutsvoorzieningen toelaat (Besluit omgevingsrecht). Voor de nutsvoorzieningen mogen gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak. De maximale bouwhoogte van het nutsgebouwtje staat op de ruimtelijke verbeelding van het plan aangeduid en is gerelateerd aan de bestaande situatie.

De afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bijvoorbeeld een erfafscheiding, zijn afgestemd op de functie van het betreffende bouwwerken en aangepast op de mogelijkheden vanuit het Besluit omgevingsrecht.

2.3.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • de bestaande nutsvoorzieningen blijven mogelijk;
  • de bestaande afmetingen worden mogelijk gemaakt.
2.3.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In het plangebied zijn op verschillende plaatsen gebouw aanwezig die in gebruik zijn als nutsvoorziening. In sommige gevallen zijn deze gebouwde nutsvoorzieningen hoger dan 3,00 meter en groter dan 15 m2. Dat soort nutsvoorzieningen zijn meestal toegankelijk voor mensen en daarom aangemerkt als gebouwen. Het nutsgebouw nabij de Nieuwstraat is hiervan een voorbeeld.

Beleid

Voor deze bestemming is geen specifiek provinciaal en gemeentelijk beleid van toepassing.

2.4 Centrum

De bestemming 'Centrum' maakt het gebruik van gronden voor gemengde functies en de daarbij horende bebouwing in het centrum van Gorredijk mogelijk.

2.4.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Op de gronden en in de gebouwen binnen deze bestemming mogen gemengde functies een plaats hebben. Het gaat daarbij onder meer om de menging van de functies winkels, lichte bedrijfsvormen (categorie 1 en 2) en sociaal-culturele doeleinden al dan niet in combinatie met het wonen. De meeste horecabedrijven (categorie B t/m D) zijn vanwege de mogelijke milieuhinder in principe alleen toegestaan op de bestaande plek. Alleen aanloopgerichte horecabedrijven (categorie A) zijn zonder meer mogelijk in het centrum. Voor een uitgebreide toelichting op de horecafuncties wordt verwezen naar paragraaf 2.8.1. Hetzelfde geldt voor de supermarkten die eveneens alleen zijn toegestaan op de bestaande plek. Dit in verband met de grote verkeersaantrekkende werking en parkeerdruk.

Andere, bij de toegestane functies horende voorzieningen, zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Daarbij gaat het om onder meer groenvoorzieningen, wegen en parkeervoorzieningen. Door dit mogelijk te maken kunnen de gronden en gebouwen maximaal benut worden voor de hoofdfunctie.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en bouwwerken toegestaan: hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Algemeen geldt dat, voor de realisatie van alle bouwwerken, voldaan moet zijn aan de parkeernormen. Daarnaast moeten alle gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak worden gebouwd.

De bouw van een hoofdgebouw is alleen toegestaan wanneer deze ten dienste is van een of meerdere van de toegestane functies binnen de bestemming. De bouwmogelijkheden zijn in de ruimtelijke verbeelding aangeduid en in de regels geregeld. Dit is gedaan omdat het ruimtelijk beeld van de verschillende hoofdgebouwen divers is en per perceel kan verschillen.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen nadrukkelijk bij de hoofdfunctie. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere maatvoering dan de hoofdgebouwen. Er is een onderscheid gemaakt tussen aangebouwde en vrijstaande bouwwerken, in verband met het ruimtelijk beeld. In de regels is een erfbebouwingsregeling opgenomen die aansluit bij de regeling voor burgerwoningen.

Om te voorkomen dat er extra woningen op het erf worden gebouwd is een verbodsbepaling opgenomen dat vrijstaande bijgebouwen niet mogen worden gebruikt als (zelfstandige) woning.

In centrumgebieden, zoals hier, komt het echter voor dat in achterafsituaties woningen ontstaan. Dit doordat bijvoorbeeld kavels worden gesplitst en de oorspronkelijke erfbebouwing zelfstandig wordt verkocht. In dat geval wordt mogelijk geredeneerd dat er dan sprake is van een hoofdgebouw en deze opstallen dus wel gebruikt mogen worden als woning. Eigendomssituaties zijn echter niet bepalend voor de beoordeling of er sprake is van een hoofd- of bijgebouw. Het gaat om de ruimtelijke situatie die moet worden beoordeeld. Splitsing van eigendom wil dus niet zeggen dat de ruimtelijke situatie anders wordt. Op het moment dat een vrijstaand bijgebouw op een achtererf staat, maar afzonderlijk wordt verkocht, blijft er ruimtelijk gezien sprake van een bijgebouw en blijft het gebruik als woning uitgesloten.

Op het moment dat het gaat om bijvoorbeeld een opslagpand dat naast een woning of naast een winkel staat en als bijgebouw bij die woning of die winkel fungeert, kan dat gebouw ruimtelijk gezien mogelijk wel als hoofdgebouw worden opgevat. Dit doordat het gebouw aan de straatzijde staat en zich qua uitstraling als hoofdgebouw manifesteert. In dat geval zou een woning wel mogelijk kunnen zijn.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor een verhoging van de maximale dakhelling. Of voor het gebruik van bestaande bebouwing voor de uitoefening van horecabedrijven in een andere horecacategorie. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

Voor supermarkten geldt een specifieke regeling die ervoor is om te zorgen dat er slechts op een beperkt vloeroppervlak supermarkten in het gebied aanwezig kunnen zijn. De bestaande supermarkten zijn specifiek aangeduid. Gelet op de schaalvergroting in deze branche, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een supermarkt uit te breiden of een nieuwe te vestigen.

Herstructurering

De gemeente Opsterland heeft al in 1994 aangegeven een herstructurerings- en vernieuwingsopgave van het centrum van Gorredijk te wensen. Verschillende plannen en projecten zijn sindsdien ontwikkeld en gerealiseerd. Een aantal daarvan is nog niet gerealiseerd, maar nog wel actueel.

Voor het gebied Centrum-Oost is begin 2014 een bestemmingsplan vastgesteld. Dit herstructureringsgebied maakt geen deel uit van dit bestemmingsplan. Het gebied Centrum-Oost maakt deel uit van een grotere herstructurering van het hele centrum. De volgende gebieden rond het centrum komen nog voor herontwikkeling in aanmerking:

Schansburg - Noord

Achter de Schansburg, is herontwikkeling van woningbouw uitgangspunt in de vorm van een appartementencomplex, waarbij de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:

  • de gebouwen worden gesitueerd in een groene setting (hagen, bomen en groen);
  • de ontsluiting vindt plaats vanaf de Compagnonsstrjitte;
  • voorzien wordt in ruime parkeergelegenheid, welke voor zowel de bewoners als voor de nabijgelegen (centrum) voorzieningen is bedoeld. de bereikbaarheid van de parkeervoorzieningen wordt hierop afgestemd.

In het bestemmingsplan is hiervoor een wijzigingsbevoegdheid opgenomen (artikel 27 lid a).

Gebied de Skâns

In het gebied achter het cultureel centrum De Skâns is het beleid gericht op versterking van de dienstverlenende functies. Uitbreiding van de dienstverlenende voorzieningen kan in de richting van de Jan Eisengastrjitte plaatsvinden. De betreffende wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 27 lid c maakt dit mogelijk.

Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt. De herstructuringsgebieden worden aanmerkt als zodanig aangemerkt en moeten voldoen aan de 'Ladder voor duurzame verstedelijking', zoals in artikel 3.1.6, lid 2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen. Deze ladder bestaat uit de volgende drie treden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Herstructurering vindt pas plaats als er concrete vraag naar is en de plannen uitvoerbaar zijn. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden die zijn opgenomen ten behoeve van deze herstructureringsgebieden, zal aan de ladder worden getoetst.

2.4.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Deze bestemming maakt de functiemenging van onder andere winkels als dan niet in combinatie met wonen mogelijk;
  • De variatie in verschijningsvorm van de bebouwing is gefaciliteerd;
  • De aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn in zijn algemeenheid ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Uitgangspunten beleid

  • Behoud van de functiemenging van detailhandel, bedrijvigheid en voorzieningen in combinatie met het wonen is wenselijk;
  • Herstructurering van de bebouwing en opwaardering van de openbare ruimte zijn in deze bestemming mogelijk;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Horecavoorzieningen zijn, in verband met eventuele hinder voor de woonfunctie specifiek aangeduid;
  • Supermarkten zijn vanwege de verkeersaantrekkende werking aangeduid op de bestaande plek.
2.4.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het centrum van Gorredijk bestaat uit een grote verscheidenheid aan functies. Er is sprake van wonen, al dan niet in combinatie met detailhandel, horeca en dergelijke. Daar waar sprake is van een combinatie met wonen, is een andere functie in veel gevallen alleen op de begane grond van een pand aanwezig. Voorbeelden hiervan zijn de verschillende winkels, met op de verdieping(en) daarboven woonruimte. Het gaat daarbij om winkels voor de dagelijkse en niet-dagelijkse boodschappen. Bij de horeca gaat het bijvoorbeeld om restaurants, een café en een cafetaria.

Het centrum wordt gevormd door lintbebouwing rond de kruising van de Opsterlânske Kompanjonsfeart en de Hoofdstraat. Het dorp is verder gegroeid vanuit deze bebouwing. In veel gevallen is de bebouwing nog origineel, op enkele plaatsen heeft in de loop van de tijd nieuwbouw plaatsgevonden. De verschijningsvorm van de bebouwing kent dan ook een grote verscheidenheid. Enkele algemene lijnen zijn echter wel aanwezig. Zo bestaat de oudere bebouwing veelal uit twee bouwlagen met een kap. Bij de nieuwe bebouwing is meer volume aanwezig, vooral in oppervlakte. Deze bebouwing is dan ook hoger (twee of meer bouwlagen) en afwisselend plat afgedekt of uitgevoerd met een kap.

De aan en uitbouwen en bijgebouwen bij de woningen zijn vrijwel allemaal aan de achterzijde van de hoofdgebouwen geplaatst. In sommige gevallen is aan een zijgevel een aan- of uitbouw zichtbaar. In afmeting zijn dit type gebouwen ruimtelijk ondergeschikt aan het hoofdgebouw dat in het lint staat.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Gorredijk is in deze verordening aangewezen als 'regionaal centrum'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 1.200 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 10.000 m²;
  • een voorziening met een bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot centrumvoorzieningen. De regeling is niet in strijd met de provinciale verordening en het beleid.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied geldt vooral het welstandsgebied 'dorpskern'. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.5 Cultuur en ontspanning

De bestemming 'Cultuur en ontspanning' maakt De Skâns met de daarbij horende voorzieningen en bebouwing mogelijk.

2.5.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Op de gronden en in de gebouwen binnen deze bestemming wordt een culturele voorzieningen, zoals De Skâns, met daarbij horende gebouwen mogelijk gemaakt. Vanwege de multifunctionaliteit van het gebouw zijn ook maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Ook de daarbijbehorende voorzieningen, zoals parkeren en groen. Enkele functies zijn uitgesloten via de specifieke gebruiksregels, daarbij gaat het om onder meer het gebruik van gebouwen voor bewoning. Hiermee wordt onrechtmatig gebruik van de gebouwen voorkomen.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn gebouwen, overkappingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan. De plaatsing van de gebouwen en overkappingen is binnen het bouwvlak vrij. Hiermee is flexibiliteit van inrichting van het terrein mogelijk. De bestaande bouwhoogte van gebouwen is op de ruimtelijke verbeelding aangeduid, zodat de bestaande bebouwing gehandhaafd kan blijven.

Tot slot zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken mogen een hoogte van maximaal 5,00 meter hebben. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouwregels van de bestemming. Bijvoorbeeld voor een incidentele uitbreiding buiten het bouwvlak. Deze afwijking kan alleen doorgevoerd worden, wanneer aan de voorwaarden is voldaan. Deze voorwaarden zijn opgenomen bij de afwijkingsregels.

2.5.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het bestaande theater blijft mogelijk.
  • De bestaande bebouwing wordt mogelijk gemaakt, daarbij is flexibiliteit in de plaatsing ervan wenselijk.

Uitgangspunten beleid

  • Het behoud van het theater is van belang.
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid;
2.5.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Aan de Stationsweg staat, noordelijk van het dorpscentrum, het cultureel centrum De Skâns. Het cultureel centrum bestaat uit een lagere bebouwing met een grotere oppervlakte en is nadrukkelijk gericht op het parkeerterrein aan de voorzijde ervan.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

Gorredijk is in deze verordening aangewezen als 'regionaal centrum'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern een voorziening met een bovenregionaal verzorgingsgebied niet is toegestaan.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot het theater. Het gaat daarbij om een theater met een regionaal verzorgingsgebied, hetgeen past binnen het provinciale beleid.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland 2009. Voor deze gronden in het plangebied gelden de criteria van de gebieden 'nieuwbouw seriematig'. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.6 Dienstverlening

De bestemming 'Dienstverlening' maakt de het gebruik van gronden voor gemengde functies en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.6.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Op de gronden en in de gebouwen binnen deze bestemming zijn dienstverlenende bedrijven en/of instellingen toegestaan. Het gaat daarbij onder meer kantoren met een baliefunctie zoals een bank. Andere, bij de toegestane functies horende voorzieningen, zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Daarbij gaat het om onder meer groenvoorzieningen, wegen en parkeervoorzieningen. Door dit mogelijk te maken kunnen de gronden en gebouwen maximaal benut worden voor de hoofdfunctie.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn gebouwen, overkappingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan. De plaatsing van de gebouwen en overkappingen is binnen het bouwvlak vrij. Hiermee is flexibiliteit van inrichting van het terrein mogelijk. De bestaande bouwhoogte van gebouwen is op de ruimtelijke verbeelding aangeduid, zodat de bestaande bebouwing gehandhaafd kan blijven.

Tot slot zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken mogen een hoogte van maximaal 5,00 meter hebben. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouwregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor een verhoging van de maximale dakhelling. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden verbonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.6.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Deze bestemming maakt kantoren met een baliefunctie mogelijk;
  • De variatie in verschijningsvorm van de bebouwing wordt gefaciliteerd;
  • Aanwezige aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw, tenzij de bestaande situatie hier al van afwijkt;

Uitgangspunten beleid

  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Horecavoorzieningen zijn, in verband met de verkeersaantrekkende werking, specifiek aangeduid;
  • In de bestemming zijn beroep- en bedrijf-aan-huis toegestaan, tot een maximale milieucategorie 2.
2.6.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In het plangebied is op een enkele locatie een kantoorpand aanwezig, waarbij ook sprake is van een baliefunctie. Dit valt onder de dienstverlenende voorzieningen van het dorp. Een voorbeeld hiervan is het bankgebouw aan de Stationsweg, noordelijk van het dorpscentrum. De bebouwing van deze functies is divers. Dit komt omdat de gebouwen heel specifiek voor de hoofdfunctie zijn gebouwd. Bovendien is de architectuur mede bepaald door de eigenaar van het pand. In alle gevallen gaat het om gebouwen met een grotere oppervlakte en hoogte dan de bebouwing in de directe omgeving ervan. Vaak is bij de gebouwen geen sprake van aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Wanneer dit wel het geval is zijn deze in alle gevallen ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Gorredijk is in deze verordening aangewezen als 'regionaal centrum'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 1.200 m²;
  • een voorziening met een bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot dienstverlenende bedrijven. Het gaat daarbij om bedrijven met een lokaal of regionaal verzorgingsgebied. De bestemming is niet in strijd met de provinciale verordening en het beleid.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied gelden verschillende welstandsgebieden. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.7 Groen

De bestemming 'Groen' maakt het gebruik van gronden voor ruimtelijk en/of functioneel structurerende groenvoorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.7.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In relatie tot het doel zijn groenvoorzieningen, bebossing en ook water toegestaan. Daarbij gaat het dus om zowel lagere groenvoorzieningen (grasvelden) als opgaande vormen (bomen / bosjes). Naast de groenvoorzieningen zijn ook veelvoorkomende bijbehorende functies toegestaan. Daarbij gaat het om wegen, paden en speelvoorzieningen.

Ondergeschikt zijn binnen de bestemming onder meer waterlopen en -partijen, in- en uitritten en parkeervoorzieningen toegestaan. Door dit soort functies bij recht toe te staan, ontstaat flexibiliteit en uitwisselbaarheid in het plan. Wanneer in de bestaande situatie blijkt dat een dergelijke voorziening – in ondergeschikte mate – al binnen de bestemming aanwezig is, dan is de functie niet in strijd met de bestemming.

Bouwmogelijkheden

Gebouwen zijn in deze bestemming niet toegestaan. In de hele bestemming is het wel mogelijk om erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 2,00 meter te bouwen. Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 3,00 meter. Hieronder vallen onder meer kleinschalige bouwwerken als palen en masten.

2.7.2 Uitgangspunten voor de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Behoud van de bestaande groenstructuren met een ruimtelijk en/of functioneel belang;
  • Het groen kent een passieve gebruiksfunctie en is in ieder geval niet bedoeld als agrarisch, sport- of recreatiegebied;
  • Veelvoorkomende functies in het groen, bijvoorbeeld waterpartijen, voet- en rijwielpaden, en speelvoorzieningen mogelijk maken;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit;
  • Gebouwen zijn in het groen niet toegestaan;
  • Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen ten behoeve van de toegestane functies worden gebouwd, echter met beperkte afmetingen;
  • Toestaan van ontwikkelingen voor het onderhoud en beheer;
  • Het onder voorwaarden toestaan van werken en werkzaamheden aan de verschillende functies in het groen, om zo de functionaliteit te verbeteren.

Uitgangspunten beleid

  • Mogelijkheden bieden voor het behoud, het herstel en de versterking van de bestaande groenstructuren.
2.7.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

De gronden met deze bestemming hebben vooral een ruimtelijk belang voor het dorp. Dit zijn groenstructuren die in belangrijke mate het ruimtelijk beeld van (een deel van) het dorp bepalen. Voor het groen in het noordelijke deel van het dorp. In dat deel van het plangebied zijn de groengebieden grootschaliger. Rond de sportvelden en het bedrijfsperceel in het zuiden van het plangebied hebben de groenstructuur een afschermende functie naar onder meer de omliggende woongebieden. Verder is de parkachtige groenzone lopende van de Stationsweg tot aan de Compagnonsfeart als belangrijke ruimtelijke drager van het stedenbouwkundige patroon van de wijk Loevestein als zodanig bestemd.

De ruimtelijke verschijningsvorm van het groen is niet overal gelijk, dit is afhankelijk van de functie en de ontwikkelingsgeschiedenis van het groen. Er is sprake van grasland, struweel en bebossing. Het groen kan gebruikt worden, omdat er in veel gevallen paden in aangelegd zijn en straatmeubilair geplaatst is. Enkele keren worden groene veldjes gebruikt als trapveldjes en speelterreintjes.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot het groen geeft de visie geen concrete aanwijzingen. Deze verordening stelt vooral eisen aan cultuurhistorisch waardevolle elementen en kenmerkende landschapstypen. Deze kenmerkende landschapstypen zijn binnen het plangebied niet aangewezen. Het beleid heeft geen invloed op deze bestemming.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

2.8 Horeca

De bestemming 'Horeca' regelt het gebruik en de bebouwing van de horecavoorzieningen die niet opgenomen zijn in andere bestemmingen.

2.8.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Op de gronden en in de gebouwen binnen deze bestemming zijn horecabedrijven in de categorieën A t/m D toegestaan. Categorie A staat voor lichte horecabedrijven en categorie D voor de zwaarste vorm:

  • horecabedrijf categorie A: centrumgerichte horeca (ijssalons, croissanterieën e.d.);
  • horecabedrijf categorie B: restaurants en café-restaurants;
  • horecabedrijf categorie C: cafetaria en/of snackbar (hoge bezoekersfrequentie);
  • horecabedrijf categorie D: een café of een bar (hoge bezoekersfrequentie met name ook in de avond)

Horecabedrijven categorie E (discotheek of nachtclub) zijn niet toegestaan. Horecabedrijven categorie F (hotel of pension) komen niet voor in Gorredijk.

De bedrijven zijn hierbij qua functie vastgelegd op de bestaande locatie, met dien verstande dat de hoogste categorie (meest milieubelastende functie) bepalend is voor de toegestane functies. Zo mag ter plaatse van een horecabedrijf categorie C, ook een horecabedrijf uit categorie A of B worden gevestigd. Andersom mag ter plaatse van een horecabedrijf B geen horecabedrijf categorie C worden gevestigd. Via een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk dat een hotel of pension (categorie F) wordt gevestigd.

Bij de horecabedrijven is conform de voorheen geldende regeling een (inpandige) bedrijfswoning toegestaan. Andere, bij de toegestane functies horende voorzieningen, zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Daarbij gaat het om onder meer groenvoorzieningen, wegen en parkeervoorzieningen. Door dit mogelijk te maken kunnen de gronden en gebouwen maximaal benut worden voor de hoofdfunctie.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, overkappingen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

De bouw van een bedrijfsgebouw, bedrijfswoningen en overkappingen is alleen toegestaan wanneer deze ten dienste is van een of meerdere van de toegestane functies binnen de bestemming. Bovendien is het gebouw alleen binnen het bouwvlak mogelijk. Zo kan de bestaande situatie gehandhaafd blijven. De bouwmogelijkheden zijn in de ruimtelijke verbeelding aangeduid en in de regels geregeld. Dit is gedaan vanwege het specifieke ruimtelijke beeld van de gebouwen.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zijn eigen regels opgenomen. Deze maken het mogelijk bij een bedrijfswoning, net als bij een reguliere woning, dergelijke bebouwing te bouwen. De maximale maten die daarbij zijn toegestaan zijn in de regels opgenomen en afgestemd op de regeling hiervan bij reguliere woningen (bestemming 'Wonen').

Daarnaast is de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor een geringe uitbreiding van het gebouw buiten het bouwvlak. Of voor het gebruik van bestaande bebouwing voor de uitoefening van horecabedrijven in de categorie F (een hotel en/of pension). Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.8.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Deze bestemming maakt de horecabedrijven in het plangebied mogelijk, al dan niet in combinatie met een bedrijfswoning.
  • De bestaande bebouwing wordt in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

Uitgangspunten beleid

  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
  • Aan een andere functie (sport, maatschappelijk en detailhandel) ondergeschikte horeca wordt gezien als horeca die complementair is aan de hoofdfunctie en wordt niet als zelfstandige horeca aangemerkt (kantines, koffiehoek in winkel, café in theater e.d.);
  • horeca met uitsluitend een afhaalfunctie (afhaalchinees, pizzeria zonder restaurant) wordt als detailhandel aangemerkt.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • De hoofdvorm van het gebouw moet blijven behouden, vanwege het cultuurhistorische belang ervan.
  • De bestemming staat alleen horecabedrijven toe in de lichtere categorieën A t/m D, om overlast voor de omgeving te voorkomen.
2.8.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In het centrum van Gorredijk zijn meerdere restaurants en andere vormen van horeca aanwezig (zie ook bestemming "Centrum"). De horeca die in deze bestemming valt betreft een restaurant aan de Brouwerswâl, in het lint langs de Opsterlânske Kompanjonsfeart. De bebouwing voegt zich in de lintbebouwing er omheen en bestaat uit één bouwlaag met een kap. Aan de achterzijde zijn aan- en uitbouwen aanwezig.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot de horeca stellen de visie en verordening geen specifieke regels. Deze hebben dan ook geen invloed op deze bestemming.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied geldt het welstandsgebied "dorpskern". De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.9 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' maakt de het gebruik van gronden voor maatschappelijke voorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.9.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In de bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Daarbij gaat het onder meer om algemene maatschappelijke voorzieningen als onderwijsdoeleinden, sportdoeleinden (sporthallen), de bibliotheek, zorg en religieuze doeleinden. Ook kinderopvang wordt hieronder verstaan.

Ondergeschikte, aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca (kantines, koffiehoek) en detailhandel is ook binnen de bestemming toegestaan.

Verder zijn bijbehorende functies als parkeervoorzieningen en speelterreinen mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk. Door middel van de specifieke gebruiksregels zijn de functies detailhandel en horeca binnen deze bestemming uitgesloten. Dit geldt niet voor detailhandel en horeca die ten dienste staat van de maatschappelijke functie.

Bouwmogelijkheden 

Binnen de bestemming zijn de gebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

De gebouwen en overkappingen mogen binnen het op de ruimtelijke verbeelding aangeduide bouwvlak worden gebouwd. De toegestane afmetingen zijn zowel op de ruimtelijke verbeelding als in de regels aangegeven. Dit heeft te maken met de verscheidenheid in hoofdvorm en afmeting van de verschillende maatschappelijke voorzieningen in het plangebied.

Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Het gaat bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden en een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Bij de afwijkingsmogelijkheden gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouwregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor het in geringe mate bouwen buiten het bouwvlak. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

Bij de wijzigingsbevoegdheid gaat het om de mogelijkheid voor de uitbreiding van de hoofdfunctie, met dienstverlenende bedrijven en/of instellingen en bijzondere woonvormen. Ook is het mogelijk aan de maatschappelijke functie een woonfunctie toe te kennen. Die mogelijk voorziet zowel in het hergebruik van de bestaande gebouwen als in herinvulling van een gebied met nieuwbouw. Daarbij zijn uiteraard voorwaarden aangegeven waaraan voldaan moet worden. Er moet onder meer worden voldaan aan de aantallen woningen die zijn vastgesteld in een woonplan, maar ook aan de geluidsbelasting, wanneer nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt voor alle gronden met de bestemming 'Maatschappelijk'.

Daarnaast is nog een specifieke wijzigingsbevoegdheid opgenomen op de locatie Trimbeets / Burgemeester Harmsma School (artikel 27 lid d). Op deze locatie wordt mogelijk in een herinrichting voorzien in de vorm van multifunctionele voorzieningen (MFA). Voor de locatie Trimbeets was overigens ook al een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het voorheen geldende bestemmingsplan Gorredijk - Trimbeets (2005). Herstructurering ten behoeve van onderwijs en zorg is, gelet op de steeds verder gaande ontwikkelingen in het onderwijs, zorg en welzijn nog steeds actueel.

Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt. De herstructuringsgebieden worden aanmerkt als zodanig aangemerkt en moeten voldoen aan de 'Ladder voor duurzame verstedelijking', zoals in artikel 3.1.6, lid 2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen. Deze ladder bestaat uit de volgende drie treden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Herstructurering vindt pas plaats als er concrete vraag naar is en de plannen uitvoerbaar zijn. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden die zijn opgenomen ten behoeve van deze herstructureringsgebieden, aan de ladder worden getoetst.

2.9.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Maatschappelijke functies als onderwijs en religie zijn mogelijk binnen de bestemming;
  • Wanneer sprake is van ondergeschikte andere (maatschappelijke) functies dan de hoofdfunctie, dan is die ondergeschikte functie ook mogelijk;
  • De ruimtelijke verschijningsvorm is per functie op de verbeelding geregeld;

Uitgangspunten beleid

  • Bij de bestaande maatschappelijke functies worden de nodige ontwikkelingsmogelijkheden geboden (in ruimtelijke en functionele zin);
  • Wanneer geen sprake is van een bestemming 'Maatschappelijk' zijn nieuwe maatschappelijke functies niet toegestaan;
  • Een voorziening met een bovenregionaal verzorgingsgebied wordt niet mogelijk gemaakt;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.9.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het dorp kent meerdere maatschappelijke voorzieningen; kerken en scholen horen hierbij. In het plangebied is vooral sprake van vrij van elkaar staande maatschappelijke voorzieningen. Een voorbeeld van een dergelijke voorziening is de bibliotheek aan de Schansbrug. De ruimtelijke verschijningsvorm van een gebouw met een maatschappelijke functie is bepaald door het gebruiksfunctie ervan. Waar het gaat om de scholen is vooral sprake van hoofdgebouwen van één bouwlaag, met een plat dak. Een kerk is bijvoorbeeld hoger, door de aanwezigheid van een toren. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn in alle gevallen ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

Gorredijk is in deze verordening aangewezen als 'regionaal centrum'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 1.200 m²;
  • een voorziening met een bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot bedrijven en voorzieningen. In de regeling hiervoor is rekening gehouden met de provinciale verordening en het beleid.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Deze gronden in het plangebied vallen onder verschillende het welstandsgebieden. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.10 Maatschappelijk - Begraafplaats

De bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats' maakt de het gebruik van gronden voor een begraafplaats en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.10.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In deze bestemming wordt alleen een begraafplaats, groenvoorzieningen en verhardingen, met de daarbij horende gebouwen voor onderhoud en beheer, erven en tuinen en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Hierdoor wordt flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming gegarandeerd.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn gebouwen voor onderhoud en beheer, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

De gebouwen mogen binnen het op de ruimtelijke verbeelding aangeduide bouwvlak worden gebouwd. In het bouwvlak zijn de maximale dakhelling en bouwhoogte aangeduid. In verband met de ruimtelijke verscheidenheid van de gebouwen, is dit per bouwvlak aangeduid.

Daarnaast zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Hieronder vallen erf- en terreinafscheidingen en overige. In de hele bestemming is het mogelijk om erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 2,00 meter te bouwen. Hierdoor kan de veiligheid voor de gebruikers van de gronden worden vergroot. Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 5,00 meter. Hieronder vallen onder meer palen en lichtmasten.

2.10.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Behoud van de begraafplaats als specifieke maatschappelijke functie binnen de dorpskom.
  • Parkeren is ondergeschikt bij de bestemming toegestaan.
  • Kleinschalige bebouwing ten behoeve van de functie is toegestaan, de maatvoering is opgenomen in de regels.

Uitgangspunten beleid

  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.10.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In het plangebied zijn nu twee begraafplaatsen aanwezig. De begraafplaatsen liggen aan de Hegedyk en het Kerkepad. Bij één van deze begraafplaatsen is een aulagebouw aanwezig. Deze maatschappelijke functie heeft een eigen bestemming, onder meer vanwege de verkeersaantrekkende werking en de parkeervraag. Het parkeren voor de begraafplaats is dan ook bij deze functie geregeld. Bij de begraafplaats is functiespecifieke bebouwing aanwezig. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een baarhuisje en een schuurtje voor de opslag van materiaal van de grafdelver. Een andere specifieke functie is een klokkenstoel of vergelijkbaar bouwwerk. Dit soort bebouwing neemt weinig ruimte in beslag. Het is van belang deze functie met daarbij horende bebouwing te behouden.

Beleid

Voor deze bestemming is geen specifiek provinciaal en gemeentelijk beleid van toepassing.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied geldt het welstandsgebied "sport- en recreatiegebieden, parken en begraafplaatsen". De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.11 Sport

De bestemming 'Sport' maakt de het gebruik van gronden voor sportvoorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.11.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De bestemming is bedoeld voor sport- en speelterreinen, daarbij gaat het om zelfstandige sport- en speelterreinen. Het gebied Kortezwaag is een dergelijk terrein. Daarnaast is geregeld dat de gebouwen, ten behoeve van de hoofdfunctie zijn toegestaan. Ondergeschikte functies, die van belang zijn voor de hoofdfunctie zijn ook toegestaan. Daarbij gaat het om onder meer wegen en paden, parkeervoorzieningen en waterlopen en -partijen. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.

Bouwmogelijkheden 

Binnen de bestemming zijn de gebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

De gebouwen zijn binnen het gehele bestemmingsvlak mogelijk, met daarbij een oppervlaktebeperking per bestemmingsvlak. Verder zijn regels gesteld aan de andere afmetingen. Uitgangspunt hierbij is de bestaande bebouwing met eventuele ruimte voor extra faciliteiten.

Daarnaast zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Hieronder vallen lichtmasten, ballenvangers, en overige bouwwerken. De lichtmasten en ballenvangers hebben vooral een doel bij de sportvoorzieningen. Deze bouwwerken mogen hoog worden, namelijk 15,00 en 10,00 meter hoog. Dit is gebaseerd op de werkelijke maten van dergelijke bouwwerken. Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 5,00 meter. Hieronder vallen onder meer vlaggenmasten, maar ook erf- en terreinafscheidingen.

Flexibiliteitsbepalingen

In de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen, daarbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouwregels van de bestemming. Het gaat om afwijking voor het verhogen van de maximale bouwhoogte van een gebouw naar 10,00 meter. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.11.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • De activiteiten op het sport- en recreatiecentrum Kortezwaag worden mogelijk gemaakt in de bestemming.
  • Bij de hoofdfuncties horende voorzieningen zijn mogelijk, daarbij gaat het om bijvoorbeeld parkeerterreinen.
  • De ruimtelijke verschijningsvorm voor de hoofdgebouwen voor de genoemde functies is specifiek geregeld.
  • Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ruimtelijk en functioneel ondergeschikt aan de hoofdgebouwen.
  • Bouwwerken die nodig zijn voor de functies zijn mogelijk gemaakt, daarbij gaat het bijvoorbeeld om terreinafscheidingen en masten.

Uitgangspunten beleid

  • Het behoud van het huidige sportvoorzieningencomplex is van belang, er wordt rekening gehouden met uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande faciliteiten op het terrein zelf;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.11.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Aan de zuidelijke zijde van het plangebied ligt het sportcomplex Kortezwaag (Mientewei). Binnen de sportfunctie vallen onder andere voetbalvelden, tennisvelden en een zwembad. De ijsbaan ten zuidoosten van het sportcomplex - buiten het plangebied - hoort er ook bij. De bebouwing daarbij, zoals bijvoorbeeld kantines en kleedruimten, hoort bij de genoemde functies. Bij de hoofdfunctie horende voorzieningen zijn aanwezig in de vorm van wandelpaden, parkeerterreinen en speelterreinen. De bebouwing bij deze functie bestaat onder meer uit een sporthal en het verenigingsgebouw van de tennisvereniging. De vorm van de bebouwing is bepaald door de hoofdfunctie ervan. Bij de bebouwing horende aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ruimtelijk ondergeschikt aan de hoofdgebouwen. Voor de functionaliteit van de sport- en recreatievoorzieningen zijn verschillende bouwwerken aanwezig. Daarbij horen onder andere de hekwerken rond de voorzieningen en de ballenvangers achter de goals op de voetbalvelden. Daarnaast zijn er ook (grotere) lichtmasten en vlaggenmasten die dienst doen voor de hoofdfuncties.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot sport geven de visie en verordening geen specifieke regels.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied geldt het welstandsgebied "sport- en recreatiegebieden, parken en begraafplaatsen". De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.12 Verkeer

De bestemming 'Verkeer' maakt het gebruik van gronden voor verkeersafwikkeling en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.12.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Het doel van de bestemming wordt mogelijk gemaakt door in de bestemming de functies wegen, straten, voet- en rijwielpaden bij recht mogelijk te maken. Ook daarbij horende, maar ondergeschikte, functies als groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen zijn toegestaan. In de specifieke gebruiksregels is bepaald dat nieuw aan te leggen wegen en straten niet meer dan twee rijstroken hebben, zodat de wettelijke geluidszones niet wijzigen.

Bouwmogelijkheden

De bestemming biedt alleen ruimte voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de in de bestemming toegestane functies. Gebouwen en overkappingen zijn uitgesloten, om zo hinder voor de verkeersfunctie te voorkomen. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen en overige.

Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Het gaat hier overigens niet om lichtmasten en andere bouwwerken ten behoeve van de beveiliging, regeling en geleiding van het verkeer. Deze zijn namelijk vergunningvrij.

2.12.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het behoud van de verkeersfunctie van de Overtoom en de Badweg als (gebieds)ontsluitingswegen van de kern;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit;

Uitgangspunten beleid

  • Het behoud van de Overtoom en de Badweg als gebiedsontsluitingsweg voor Gorredijk;
  • De herinrichting van de wegen in het plangebied mogelijk maken, met inachtneming van de voorwaarden en inrichtingseisen vanuit het Uitvoeringsplan van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2010;
  • De gewenste nieuwe ontwikkelingen vanuit de verkeersstructuurvisie Gorredijk worden mogelijk gemaakt.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Het aantal rijbanen van de wegen binnen de bestemming blijft gelijk, zodat toename van geluid wordt voorkomen.
2.12.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In het plangebied liggen enkele ontsluitingswegen voor het dorp, onder meer de Overtoom noordelijk in het plangebied. Verder is in het dorp sprake van een grofmazig netwerk van verzamelwegen vallende onder het 30 km/u regiem. Via deze wegen kunnen de bewoners en bezoekers in de dorpskern komen. Door de recentelijk aangelegde nieuwe rondweg (Hans de Jongwei) is de functie van de Nijewei als gebiedsontsluitingsweg verdwenen.

Op een deel van deze wegen is, vanwege de (voormalige) ontsluitingsfunctie, buiten de bebouwde kom een snelheid van 60 km/uur (Stationsweg) en een deel binnen de bebouwde kom 50 km/uur toegestaan. In sommige gevallen is er daarom ook sprake van vrijliggende voet- en/of fietspaden naast de weg, bijvoorbeeld langs de Stationsweg, de Overtoom en de Badweg. Ook parkeerstroken en/of -plaatsen horen bij de inrichting van dergelijke wegen.

De overige wegen in het plangebied zijn erfontsluitingswegen, voet- en fietspaden. Deze hebben vooral een verblijfsfunctie en zijn daarom niet binnen deze bestemming opgenomen. Gebouwen zijn in de gebieden met deze bestemming niet aanwezig. Wel komen gebouwtjes voor nutsvoorzieningen en bouwwerken, zoals hekwerken, voor. Deze hebben een beperkte afmeting in oppervlakte en hoogte.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. De provinciale weg (N392) is opgewaardeerd en zorgt voor een aansluiting van Gorredijk (en ook Jubbega) op de Rijksweg A7. Deze weg is in de provinciale verordening en de structuurvisie niet specifiek aangewezen. Langs de westzijde van Gorredijk is de rondweg (Hans de Jongwei) aangelegd, waardoor het meeste verkeer, dat de provinciale weg wil volgen, nu over de Hans de Jongwei gaat. De Hans de Jongwei ligt buiten het plangebied en heeft de functie als ontsluitingsweg overgenomen van de in de bebouwde kom gelegen Nijewei. In het plangebied zijn verder ook geen ontwikkelingen gepland die een wezenlijke invloed hebben op de verkeersstromen en -bewegingen over de bestaande infrastructuur. Deze verordening heeft geen invloed op de regeling van deze bestemming.

Voor Gorredijk is een verkeersstructuurvisie vastgesteld. Het betreft hier de Verkeersstructuurvisie Gorredijk, vastgesteld op 3 maart 2014. Deze structuurvisie is onder meer gemaakt naar aanleiding van de in van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) 2010 (GVVP 2010) opgestelde verkeersvisie voor onder andere de Nijewei en de Hegedyk en voorziet in een visie voor de verbetering van de verkeerssituatie in het hele dorp.

In deze visie is uitgangspunt dat binnen het dorp zoveel mogelijk wordt voorzien in 30 km-gebied (verzamelwegen binnen de bebouwde kom). Uitgangspunt is dat de Hegedyk / Nijewei (vanaf de verbinding met de Hans de Jongwei) naar aanleiding van de aanleg van de Hans de Jongwei uiteindelijk ook onder het 30 km/u regiem zullen vallen (zie onderstaande figuur).

De Overtoom en de Badweg blijven belangrijke wegen binnen de bebouwde kom (50 km/u). Opgemerkt wordt dat het eindbeeld van de Badweg is dat een deel daarvan in de nieuwe situatie als verzamelweg wordt aangemerkt.

De toekomstige verkeersstructuur is aangegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPKom-0301_0003.png"

Toekomstige verkeersstructuur Gorredijk

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

2.13 Verkeer - Verblijf

De bestemming 'Verkeer - Verblijf' maakt de het gebruik van gronden voor de verkeers- en verblijfsfunctie en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.13.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De functies binnen deze bestemming zijn gericht op zowel de verkeers- als de verblijfsfunctie in het plangebied. Daarom zijn naast wegen en straten, voet- en rijwielpaden en parkeervoorzieningen bijvoorbeeld ook speelvoorzieningen overal in de bestemming mogelijk. Hierdoor komt de verblijfsfuncties naast de verkeersfunctie nadrukkelijk naar voren. Ondergeschikt zijn tuinen, erven, terreinen en nutsvoorzieningen mogelijk. Dit maakt geringe wijziging van begrenzingen van dergelijke functies bijvoorbeeld mogelijk.

Bouwmogelijkheden

In deze bestemming is de bouw van garageboxen (gebouwen) toegestaan binnen het daarvoor aangeduide gebied. De maximale afmetingen hiervoor zijn opgenomen in de regels en afgestemd op de bestaande situatie. Daarnaast biedt de bestemming ruimte aan de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de in de bestemming toegestane functies. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen en overige. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Het gaat hier overigens niet om lichtmasten en andere bouwwerken ten behoeve van de beveiliging, regeling en geleiding van het verkeer. Deze zijn namelijk vergunningvrij.

2.13.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten bestaande situatie

  • Behoud van de verblijfsfunctie naast de verkeersfunctie, door naast de wegen voet- en rijwielpaden, parkeerterreinen en dergelijk toe te staan;
  • Flexibiliteit bieden voor aanpassing van de wegen, door (ondergeschikt) andere functies toe te staan, zoals groen- en watervoorzieningen;
  • Bieden van veiligheid door toestaan van bouwwerken als hekwerken en lichtmasten.

Uitgangspunten beleid

  • Behoud van erftoegangswegen als dusdanig;
  • De herinrichting van de wegen in het plangebied mogelijk maken, met inachtneming van de voorwaarden en inrichtingseisen vanuit het Uitvoeringsplan van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2010;
  • De gewenste nieuwe ontwikkelingen vanuit de verkeersstructuurvisie Gorredijk worden mogelijk gemaakt.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Behoud en waar mogelijk uitbreiding van de 30 km/uur-zones om geluidhinder voor omwonenden te voorkomen of te verminderen.
2.13.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Een groot deel van de infrastructuur in het plangebied heeft naast de verkeersfunctie een nadrukkelijke verblijfsfunctie. Het gaat daarbij vooral om woonstraten/ erfontsluitingswegen, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen. Enkele (kleinere) groenstroken, waterpartijen en/of waterlopen horen bij deze infrastructuur, bijvoorbeeld als scheiding tussen weg en fietspad. Op de woonstraten/ erfontsluitingswegen geldt een maximale snelheid van 30 km/uur, zodat de verblijfsfunctie gegarandeerd kan worden. Rondom deze infrastructuur zijn op sommige plaatsen bouwwerken, zoals hekwerken en lichtmasten, aanwezig. Deze dienen voor de sociale en verkeersveiligheid van de gebruikers van de infrastructuur.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. De provinciale weg (N392) is opgewaardeerd en zorgt voor een aansluiting van Gorredijk (en ook Jubbega) op de Rijksweg A7. Deze weg is in de provinciale verordening en de structuurvisie niet specifiek aangewezen. Langs de westzijde van Gorredijk is de rondweg (Hans de Jongwei) aangelegd, waardoor het meeste verkeer, dat de provinciale weg wil volgen, nu over deze nieuwe weg gaat. Deze Hans de Jongwei ligt buiten het plangebied en heeft de functie als ontsluitingsweg overgenomen van de Nijewei. In het plangebied zijn verder ook geen ontwikkelingen gepland die een wezenlijke invloed hebben op de verkeersstromen en -bewegingen over de bestaande infrastructuur. Deze verordening heeft geen invloed op de regeling van deze bestemming.

Voor Gorredijk is een verkeersstructuurvisie vastgesteld. Het betreft hier de Verkeersstructuurvisie Gorredijk, vastgesteld op 3 maart 2014. Deze structuurvisie is onder meer gemaakt naar aanleiding van de in van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) 2010 (GVVP 2010) opgestelde verkeersvisie voor onder andere de Nijewei en de Hegedyk en voorziet in een visie voor de verbetering van de verkeerssituatie in het hele dorp.

In deze visie is uitgangspunt dat binnen het dorp zoveel mogelijk wordt voorzien in 30 km-gebied (verzamelwegen binnen de bebouwde kom). Uitgangspunt is dat de Hegedyk / Nijewei (vanaf de verbinding met de Hans de Jongwei) naar aanleiding van de aanleg van de Hans de Jongwei uiteindelijk ook onder het 30 km/u regiem zullen vallen (zie onderstaande figuur).

De Overtoom en de Badweg blijven belangrijke wegen binnen de bebouwde kom (50 km/u). Opgemerkt wordt dat het eindbeeld van de Badweg is dat een deel daarvan in de nieuwe situatie als verzamelweg wordt aangemerkt.

De toekomstige verkeersstructuur is aangegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPKom-0301_0004.png"

Toekomstige verkeersstructuur Gorredijk

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

2.14 Water

De bestemming 'Water' maakt het gebruik van gronden voor een waterlopen en/of waterpartijen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.14.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In eerste instantie vallen onder de bestemming de waterlopen en -partijen, bermen en beplanting in het plangebied, waaronder de Opsterlânske Kompanjonsfeart. Ondergeschikt zijn andere functies mogelijk, bijvoorbeeld groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen. Dagrecreatief medegebruik van de gronden binnen deze bestemming is ook toegestaan. Door deze functies bij recht toe te staan ontstaat flexibiliteit en uitwisselbaarheid binnen bestemmingen.

Aanleggelegenheid voor vaartuigen en woonschepen wordt via de Algemene plaatselijke verordening Opsterland 2013 geregeld.

Bouwmogelijkheden

De bestemming biedt alleen ruimte aan de bouw van bouwwerken, voor de in de bestemming toegestane functies. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen, oeverbeschoeiingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Steigers en daarmee vergelijkbare bouwwerken zijn binnen de bestemming niet toegestaan. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Oeverbeschoeiingen mogen een hoogte hebben van maximaal 0,40 meter. Door beschoeiingen van deze hoogte toe te staan, kan bijvoorbeeld verzakking van oevers voorkomen worden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als bruggen, duikers en/of dammen.

Omgevingsvergunning

Een vorm van bescherming van de waterlopen en -partijen is het openhouden ervan. Om die reden is het dempen van waterlopen en -partijen gebonden aan een omgevingsvergunning. Zonder vergunning kunnen deze werken en/of werkzaamheden niet worden uitgevoerd. Bovendien kan een dergelijke vergunning alleen verleend worden wanneer aangetoond wordt dat aan de voorwaarden en toetsingscriteria kan worden voldaan.

2.14.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het behouden van waterhuishoudkundige en ruimtelijk van belang zijnde waterlopen en -partijen;
  • Het behoud van de functie van de Opsterlânske Kompanjonsfeart voor de recreatievaart (Turfroute);
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit.

Uitgangspunten beleid

  • Belangrijke waterlopen uit de structuurvisie behouden.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Voor nieuwe ontwikkelingen die met een flexibiliteitsbepaling mogelijk worden gemaakt, moet een watertoets worden uitgevoerd;
  • Het vrijhouden van 5 meter bufferzone langs in ieder geval één zijde van de hoofdwatergangen in het plangebied. Hierbij horen de watergangen zuidelijk in het plangebied.
2.14.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het plangebied heeft meerdere watergangen en -partijen. Enkele waterpartijen hebben een belangrijke functie als hoofdwatergang, bijvoorbeeld de Opsterlânske Kompanjonsfeart. Deze waterloop is van historisch belang voor de ontstaansgeschiedenis van Gorredijk. Daarnaast is deze waterloop functioneel van belang voor de waterhuishouding, maar ook als vaarwater voor de recreatievaart. Elders in het plangebied zijn waterlopen aanwezig die een ruimtelijk en waterhuishoudkundig belang hebben. De watergangen in het plangebied hebben verschillende afmetingen, van smallere sloten tot een bredere vaart.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In deze verordening is een regeling opgenomen voor vaarwegen met een CEMT-klasse. Deze zijn in het plangebied niet aanwezig. Deze verordening is niet van toepassing op deze bestemming.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

Voor de gemeente is daarnaast specifiek waterbeleid vastgesteld; het Waterplan Opsterland 2008-2011 “Wetter yn 'e Wâlden” en het daarbij horende Maatregelenplan. Vanuit dit beleid wordt waarde gehecht aan schoon water, voldoende water en veiligheid. Deze drie thema's hebben raakvlakken met de ruimtelijke ordening. Vooral de thema's schoon water en voldoende water.

Bij 'schoon water' is het beleid gericht op de realisatie van natuurvriendelijke oevers voor de grotere wateren. De natuurlijke oevers vormen een buffer voor van de omliggende wegen afstromend, mogelijk vervuild, regenwater.

Bij 'voldoende water' is het beleid gericht op de trits 'vasthouden, bergen, afvoeren', om op die manier wateroverlast te voorkomen. Bij nieuwe ontwikkelingen laat de gemeente in het vervolg het aspect water nadrukkelijk meewegen. Het waterschap wordt daarom vroegtijdig bij de planvorming betrokken.

2.15 Wonen

De bestemming 'Wonen' maakt het gebruik van gronden voor een woonhuizen (eengezinswoningen) en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.15.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Alle functies die bij de functie wonen horen, worden in deze bestemming mogelijk gemaakt. Allereerst gaat het om eengezins woonhuizen, deze vormen de hoofdfunctie, met de daarbij horen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Een combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep is mogelijk. In bestaande woonhuizen is een combinatie met andere functies wanneer hiervoor een specifieke aanduiding is opgenomen, bijvoorbeeld de aanduiding 'gemengd'. Deze panden zijn vooral te vinden in de uitloopgebieden van het centrum, bijvoorbeeld langs de Opsterlânske Kompanjonsfeart. Ondergeschikt zijn onder andere woonstraten, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen mogelijk. Hierdoor is uitwisseling tussen functies mogelijk, wat de nodige flexibiliteit biedt.

Enkele functies zijn uitgesloten. Het gaat onder meer om de bewoning van vrijstaande bijgebouwen. Hieronder wordt ook verstaan het gebruik als gastenverblijf of voor bed en brochje. Dit gaat om verblijfsrecreatieve functies die niet als wonen zijn aan te merken en daardoor in strijd zijn met de bestemming. Verder is het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, detailhandel en bedrijvigheid strijdig, tenzij er een specifieke aanduiding voor een perceel geldt. Het gaat daarbij om functies die afwijken van hetgeen mogelijk is onder de regeling voor een aan-huis-verbonden beroep. Een aan-huis-verbonden beroep is alleen bij recht toegestaan wanneer voldaan wordt aan oppervlaktevereisten. Deze regeling is opgenomen in de specifieke gebruiksregels.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende bouwwerken mogelijk gemaakt: hoofdgebouwen, aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Algemeen geldt een regel voor de maximaal te bebouwen oppervlakte. Deze regel bepaalt dat de gezamenlijke oppervlakte van alle bouwwerken, maximaal 50% van het bouwperceel mag zijn. Het bouwperceel is in dit geval niet gelijk aan het bouwvlak (zie ook begrippen). Dit met uitzondering van die gevallen waarbij de totale oppervlakte van alle bouwwerken dit percentage overschrijdt. Deze algemene bouwregel biedt een richtlijn binnen de globale regeling, maar biedt ook flexibiliteit in de locatie en afmetingen van bouwwerken.

Voor de hoofdgebouwen geldt dat het in deze bestemming om woonhuizen gaat, omdat deze in ruimtelijke en functioneel opzicht de hoofdgebouwen op het perceel zijn. Deze moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Uitgegaan wordt daarbij van vrijstaande hoofdgebouwen, mits dit op de ruimtelijke verbeelding anders is aangeduid (maximum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen).

Voor de hoofdgebouwen is geen maximale bouwdiepte aangegeven. Wel is een afstand tot de zijdelingse en achtererfgrens opgenomen, waar het hoofdgebouw minimaal vanaf gebouwd moet worden. Deze regels gelden niet op het moment dat in de bestaande situatie de genoemde afstanden al kleiner zijn, bijvoorbeeld bij rijen- en twee-onder-één-kap woningen. In die gevallen gelden de kleinere afstanden van de bestaande situatie.

De maatvoering van de hoofdgebouwen is in het hele plangebied erg divers. Het is daarom per bouwvlak aangeduid. Het gaat daarbij om de maximale goothoogte en minimale en maximale dakhelling per woongebied aangeduid.

Door deze bouwregels te hanteren kan de hoofdstructuur van een woongebied gehandhaafd blijven, maar zijn de plaatsing en afmetingen van de hoofdgebouwen vrijer dan voorheen.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen nadrukkelijk bij het hoofdgebouw hoofdfunctie maar zijn daaraan ruimtelijk (aan- en uitbouwen en bijgebouwen) en functioneel (bijgebouwen) ondergeschikt. De ruimtelijke ondergeschiktheid komt tot in beginsel tot uitdrukking in de maatvoering ten opzichte van het hoofdgebouw (oppervlakte en/of hoogte). In bepaalde gevallen, zoals bij kleinere hoofdgebouwen, hoeft dit niet zo te zijn. Ook de positionering (achter het hoofdgebouw, of naast het hoofdgebouw maar naar achteren gerooid) of het materiaalgebruik kan de ruimtelijke ondergeschiktheid bepalen. Het gaat er vooral om dat het ruimtelijk en dus visueel waarneembaar is dat er sprake is van bebouwing dat niet tot het (oorspronkelijke) hoofdgebouw behoort, maar wel deel uitmaakt van de bebouwing bij dat hoofdgebouw.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een maximale gezamenlijke oppervlakte opgenomen, uitgedrukt in vierkante meters (maximaal 100 m²) en in een percentage van het bouwperceel (50%). Met dit laatste wordt het volbouwen van kleine (achter)erven voorkomen.

Voor de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwd bijgebouwen is een specifieke regeling opgenomen. Daarbij is gerefereerd aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw. Hetzelfde geldt voor de toegestane dakhelling, wanneer een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping wordt voorzien van een kap. Daardoor kan een dergelijk bouwwerk op een passende manier gebouwd worden aan het bestaande hoofdgebouw.

Om te voorkomen dat er extra woningen op het erf worden gebouwd is een verbodsbepaling opgenomen dat vrijstaande bijgebouwen niet mogen worden gebruikt als (zelfstandige) woning.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

In deze bestemming zijn regels opgenomen die het mogelijk maken - met een omgevingsvergunning - af te wijken van de bouw- en (specifieke) gebruiksregels. Afwijken kan alleen wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de afwijkingsregels. Voorbeelden van mogelijke afwijkingen van de bouwregels zijn de een lagere maximale dakhelling (bijvoorbeeld plat dak) en het bouwen van een hoofdgebouw achter de aangeduide rooilijn, tot een maximum van 5,00 meter. Een voorbeeld van een mogelijke afwijking van de gebruiksregels is het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning voor maximaal één huishouden, waarbij aangetoond is dat er sprake is van zorgbehoefte die tijdelijk van aard is. Hierdoor is het mogelijk om, door toepassing van een relatief korte planologische procedure, ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen op de gronden of in de gebouwen in deze bestemming.

De begrenzing van de woonbestemming is in principe afgestemd op de feitelijke situatie en de kadastrale grenzen. Het komt echter regelmatig voor dat delen van openbare gebiedjes die een openbare bestemming hebben (Groen, Verkeer of Verkeer - Verblijf) bij het erf van de woningen worden betrokken en dat er vanuit de bestaande ruimtelijk-functionele situatie geen bezwaar tegen bestaat. Het gaat bijvoorbeeld om 'snippergroen' dat door de gemeente wordt afgestoten en aan particulieren wordt verkocht. Planologisch is op dat moment echter nog geen sprake van een woonbestemming, waardoor de grond bij de woning niet in gebruik mag worden genomen als erf. Om die reden is een bevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt deze percelen te wijzigen naar een (onbebouwde) woonbestemming. Het toekennen van een woonbestemming mag niet leiden tot de bouw van extra woningen.

De wijzigingsbevoegdheid is uitsluitend bedoeld voor het creëren van erf bij bestaande woningen wat de mogelijkheid biedt voor het realiseren van erfbebouwing. De vergroting van het woonperceel mag echter geen afbreuk doet aan de ruimtelijke bebouwingskarakteristiek van de omgeving.

2.15.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • De functie van de hoofdgebouwen (woonhuizen) is wonen en deze blijft behouden;
  • Aan-huis-verbonden beroep is mogelijk in de woonhuizen, maar is ondergeschikt;
  • De bestaande ruimtelijke hoofdstructuur van de bebouwing blijft behouden, geringe afwijkingen zijn mogelijk;
  • Behoud van de rooilijn van de bebouwing op die plaatsen waar dit nu van toepassing is;
  • De bestaande afmetingen van de hoofdgebouwen zijn leidend voor de toekomst, geringe afwijkingen zijn mogelijk;
  • De bebouwingsmogelijkheden voor hoofdgebouwen en daarbij horende bebouwing zijn verruimd.

Uitgangspunten beleid

  • De bestemming biedt in de regeling voldoende ruimte voor herstructurering van bepaalde delen van het woongebied. In de wijk Loevestein is nog ruimte voor uitbreiding via toepassing van een wijzigingsbevoegdheid (artikel 27 lid f).
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Voordat grootschaligere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moet duidelijk worden of geen hinder door weg verkeerslawaai ontstaat;
  • Bij nieuwe ontwikkelingen moet advies worden gevraagd bij het Wetterskip Fryslân;
  • Voordat grootschaligere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moeten de effecten ervan op de ecologische, archeologische en cultuurhistorische waarden duidelijk zijn.
2.15.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het plangebied bestaat voor een groot deel uit woongebieden, de hoofdfunctie van Gorredijk is wonen. Er zijn verschillende deelgebieden in de woongebieden te onderscheiden, bijvoorbeeld de linten (langs o.a. de Opsterlânske Kompanjonsfeart en Hoofdstraat) en de meer planmatig gerealiseerde woonbuurten in de rest van het dorp.

De genoemde woongebieden zijn in verschillende perioden ontstaan en onderscheiden zich nadrukkelijk in de ruimtelijke structuur. De lintbebouwing kent bijvoorbeeld een afwisselend bebouwingsbeeld in hoofdvorm en afmetingen van de bebouwing. De lintbebouwing is niet planmatig aangelegd tot circa 1950. In de oudere delen van het plangebied staat de lintbebouwing in een strakke rooilijn (o.a. langs de Feart), in andere delen is het meer vrij geplaatst (o.a. langs Hegedyk).

Deze bestemming richt zich op de grondgebonden woningen in de verschillende woongebieden. De woningen zijn in het hele dorp verschillend in verschijningsvorm. Per planmatig opgezette buurt is meer uniformiteit in plaatsing, hoofdvorm en afmetingen van de hoofdgebouwen. Dit vertaald zich onder meer in een vaste rooilijn of een vast ritme van bebouwing in het straatbeeld. Deze woongebieden zijn planmatig aangelegd vanaf circa 1950.

In de loop van de tijd hebben bewoners uitbreidingen gedaan bij de woningen, in de vorm van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. De gemeente Opsterland heeft in de meeste gevallen positieve medewerking aan dergelijke bouwwerken verleend en wil deze lijn doorzetten. Uiteraard worden de bouwwerken vanuit het Besluit omgevingsrecht ook bij de woningen toegestaan. Hiervoor is bij een bestemming een specifieke regeling gemaakt.

Bij woningen zijn, ook in Gorredijk, beroepen- en bedrijven-aan-huis gerealiseerd. Daarbij kan gaat het bijvoorbeeld om een architect of een kapsalon aan huis. De hoofdfunctie moet echter wonen blijven.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In deze verordening zijn regels over inbreiding en uitbreiding van woningbouw aangegeven. Deze regels zijn gericht op een evenredige verdeling van de woningbouwcontingenten over de verschillende kernen. Van belang is dat een woningbouwplan opgenomen is in een (gemeentelijk) woonplan. De regels van dit bestemmingsplan hebben daarom invloed op deze bestemming. Hierna wordt ingegaan op de manier waarop de inbreiding en uitbreiding van woningbouw is opgenomen in de gemeentelijk structuurvisie en het woonplan.

Het Woonplan gemeente Opsterland is door de raad vastgesteld op 6 mei 2002. Het Woonplan betreft een visie op de ontwikkeling van de gehele woningvoorraad. De herstructureringsopgave en de voornemens voor nieuwbouw komen in het woonplan aan de orde. Het woonplan bevatte een woningbouwprogramma voor de periode 2000-2010.

In 2009 is er een nieuw woningbouwprogramma opgesteld voor de periode 2008-2016. Met dit nieuwe woningbouwprogramma is rekening gehouden met de gemaakte regionale woningbouwafspraken tussen de provincie en zes A7-regio gemeenten (Smallingerland, Opsterland, Heerenveen, Skarsterlân en Wymbritseradiel en Sneek) voor de periode 2008-2016.

In verband met de nadien veranderende situatie op de woningmarkt heeft de provincie in 2012 een evaluatie uitgevoerd van de in 2009 gemaakte woningbouwafspraken. Deze evaluatie heeft begin 2013 geleid tot nieuwe regionale woningbouwafspraken voor de periode tot 2020. In het kader van de nieuwe woningbouwafspraken is het beschikbare contingent voor de periode 2008-2016 doorgeschoven naar 2020. Tevens is er een nieuwe regio-indeling gekomen, waarbij Opsterland nu deel uitmaakt van de regio Zuidoost Friesland (samen met de gemeenten Heerenveen, Smallingerland, Ooststellingwerf en Weststellingwerf). Enkele gemeenten uit deze regio, waaronder Opsterland hebben in het kader van de nieuwe woningbouwafspraken de afspraak met de provincie dat er binnenstedelijk een vrije ruimte is voor het toevoegen van woningen (plafondloos bouwen). Op basis van de nieuwe regionale woningbouwafspraken is het gemeentelijk woningbouwprogramma aangepast. Op 13 januari 2014 heeft de gemeenteraad het woningbouwprogramma 2008-2020 vastgesteld. Hierin is een planning van woningbouw opgenomen voor de periode 2013-2020.

Voor Gorredijk wordt in het door de raad vastgestelde woningbouwprogramma 2008-2020 voor de periode 2013-2020 uitgegaan van een ambitie van een netto toename van het aantal woningen van 140. Dit aantal is toegewezen aan verschillende locaties in Gorredijk. De helft daarvan is voorzien buiten het plangebied, namelijk in Loevestein fase 4.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Afhankelijk van het woongebied is een specifiek welstandsregime geldend. De welstandscriteria die horen bij het welstandsregime zijn gerelateerd aan de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken van het betreffende woongebied. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.16 Wonen - Wooncentrum

De bestemming 'Wonen - Wooncentrum' maakt de het gebruik van gronden voor een wooncentrum en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.16.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De mogelijkheden van deze bestemming wijken af van andere woonbestemmingen, omdat het hier nadrukkelijk gaat om een combinatie van wonen met maatschappelijke voorzieningen. Daaronder vallen onder meer zorgvoorzieningen en daaraan gerelateerde functies (dienstverlening en horeca). Bij de bestemming zijn ondergeschikt parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, en waterlopen toegestaan. Bij de bestemming horende tuinen, erven en terreinen zijn bij recht mogelijk. Het gebruik van gronden voor bedrijfsdoeleinden en detailhandel is in de specifieke gebruiksregels uitgesloten.

Bouwmogelijkheden

Binnen deze bestemming wordt een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Algemeen geldt voor alle gebouwen en overkappingen dat deze in het bouwvlak gebouwd moeten worden. Het bouwvlak is in de meeste gevallen ruim om de bestaande bebouwing gelegd, zodat flexibiliteit in plaatsing ontstaat.

Voor hoofdgebouwen zijn specifieke bouwregels opgenomen. Naast de verplichting dat deze in het bouwvlak moeten, is hiervoor ook een maximale bouwhoogte en dakhelling vastgelegd. Dit is op de verbeelding aangeduid, omdat dit per gebouw met deze bestemming kan variëren. Door maximale maten te hanteren is bijvoorbeeld een plat dak mogelijk.

Ook voor bijgebouwen en overkappingen geldt dat deze in een bouwvlak moeten worden gebouwd. De maatvoering van de bijgebouwen en overkappingen is opgenomen in de regels. Deze regeling is uniform en geldt voor alle bijgebouwen en overkappingen bij wooncentra.

Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

In deze bestemming zijn regels opgenomen die het mogelijk maken - met een omgevingsvergunning - af te wijken van de bouwregels. Afwijken kan alleen wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de afwijkingsregels. Een voorbeeld van een mogelijke afwijking van de bouwregels is het buiten het bouwvlak bouw van ondergeschikte gebouwen. Hierdoor is het mogelijk om, door toepassing van een relatief korte planologische procedure, ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen op de gronden of in de gebouwen in deze bestemming.

2.16.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Naast de woonfunctie (niet grondgebonden wonen) zijn ondergeschikt ondersteunende functies toegestaan, bijvoorbeeld zorgvoorzieningen;
  • Bij een wooncentrum horende functies als parkeren en water zijn toegestaan binnen de bestemming;
  • De afmetingen van een wooncentrum worden specifiek geregeld, maar ruimte wordt geboden voor mogelijk toekomstige ontwikkelingen;
  • De maximale bouwhoogte voor het noordelijk deel van het wooncentrum mag hoger zijn dan de maximale bouwhoogte van het zuidelijk deel ervan;
  • Bouwwerken worden mogelijk gemaakt, maar daarbij zijn erf- en terreinafscheidingen uitgesloten.

Uitgangspunten beleid

  • De bestemming biedt ontwikkelingsmogelijkheden, zodat een kwalitatieve verbetering van speciale woongebouwen en woonzorgcomplexen mogelijk is;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.16.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In Gorredijk is op enkele plaatsen sprake van een wooncentrum, bijvoorbeeld aan de Mientewei. Een wooncentrum bevat woningen met ondersteunende functies. Gedacht kan worden aan zorgvoorzieningen en maaltijdverzorging. Bij een wooncentrum horen (ondergeschikt) voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groen- en watervoorzieningen.

De maatvoering en architectuur van de bebouwing van een wooncentrum is ingegeven door de periode waarin deze is gebouwd en de functie. Over het algemeen is sprake van gebouwen met een grotere oppervlakte en hoogte, dan een grondgebonden woning. Op het dak van een gebouw is vaak sprake van een dakopbouw voor de lift en dergelijke. Meestal is bij een wooncentrum geen sprake van aan- en uitbouwen en bijgebouwen. De functies daarvan zijn ondergebracht in de hoofdgebouwen.

Rond een wooncentrum zijn vrijwel geen hekwerken aanwezig, de bebouwing staat in een open groene omgeving (erf). Op het erf zijn naast de groenvoorzieningen ook parkeervoorzieningen aanwezig.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In deze verordening zijn regels over inbreiding en uitbreiding van woningbouw aangegeven. Deze regels zijn gericht op een evenredige verdeling van de woningbouwcontingenten over de verschillende kernen. Van belang is dat een woningbouwplan opgenomen is in een (gemeentelijk) woonplan. De regels van deze verordening hebben echter geen invloed op deze bestemming. Zorgwoningen vallen niet onder het 'normale' woningbouwcontingent.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

Het Woonplan gemeente Opsterland is door de raad vastgesteld op 6 mei 2002. Het Woonplan betreft een visie op de ontwikkeling van de gehele woningvoorraad. De herstructureringsopgave en de voornemens voor nieuwbouw komen in het woonplan aan de orde. Het woonplan bevatte een woningbouwprogramma voor de periode 2000-2010.

In 2009 is er een nieuw woningbouwprogramma opgesteld voor de periode 2008-2016. Met dit nieuwe woningbouwprogramma is rekening gehouden met de gemaakte regionale woningbouwafspraken tussen de provincie en zes A7-regio gemeenten (Smallingerland, Opsterland, Heerenveen, Skarsterlân en Wymbritseradiel en Sneek) voor de periode 2008-2016.

In verband met de nadien veranderende situatie op de woningmarkt heeft de provincie in 2012 een evaluatie uitgevoerd van de in 2009 gemaakte woningbouwafspraken. Deze evaluatie heeft begin 2013 geleid tot nieuwe regionale woningbouwafspraken voor de periode tot 2020. In het kader van de nieuwe woningbouwafspraken is het beschikbare contingent voor de periode 2008-2016 doorgeschoven naar 2020. Tevens is er een nieuwe regio-indeling gekomen, waarbij Opsterland nu deel uitmaakt van de regio Zuidoost Friesland (samen met de gemeenten Heerenveen, Smallingerland, Ooststellingwerf en Weststellingwerf). Enkele gemeenten uit deze regio, waaronder Opsterland hebben in het kader van de nieuwe woningbouwafspraken de afspraak met de provincie dat er binnenstedelijk een vrije ruimte is voor het toevoegen van woningen (plafondloos bouwen). Op basis van de nieuwe regionale woningbouwafspraken is het gemeentelijk woningbouwprogramma aangepast. Op 13 januari 2014 heeft de gemeenteraad het woningbouwprogramma 2008-2020 vastgesteld. Hierin is een planning van woningbouw opgenomen voor de periode 2013-2020.

Voor Gorredijk wordt in het door de raad vastgestelde woningbouwprogramma 2008-2020 voor de periode 2013-2020 uitgegaan van een ambitie van een netto toename van het aantal woningen van 140. Dit aantal is toegewezen aan verschillende locaties in Gorredijk. De helft daarvan is voorzien buiten het plangebied, namelijk in Loevestein fase 4.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Afhankelijk van het woongebied is een specifiek welstandsregime geldend. De welstandscriteria die horen bij het welstandsregime zijn gerelateerd aan de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken van het betreffende woongebied. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.17 Wonen - Woongebouw

De bestemming 'Wonen - Woongebouw' maakt het wonen in (niet grondgebonden) woongebouwen, met de daarbij horende voorzieningen, mogelijk.

2.17.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De bestemming staat woongebouwen (bijvoorbeeld appartementen), al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroep, en daarbij horende bijgebouwen toe. Ondergeschikt zijn voor de hoofdfunctie van belang zijnde voorzieningen, zoals parkeer- en groenvoorzieningen, mogelijk.

Aan-huis-verbonden beroep is bij recht mogelijk, maar wel gebonden aan specifieke gebruiksregels. Deze sluiten daarnaast het gebruik van gronden en gebouwen voor onder meer detailhandel en horeca uit.

Bouwmogelijkheden

Binnen deze bestemming wordt een onderscheid gemaakt tussen woongebouwen, bijgebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor gebouwen en overkappingen geldt dat deze in een bouwvlak mogen worden gerealiseerd. Het bouwvlak is ruim om de bestaande bebouwing gelegd, zodat flexibiliteit in plaatsing ontstaat.

De maatvoering van de woongebouwen is in de ruimtelijke verbeelding aangeduid, daarbij gaat het om een maximale bouwhoogte en een maximale dakhelling. Hierdoor is een plat dak bij dit type gebouw ook mogelijk. Woongebouwen vallen onder de gebouwen die in het bouwvlak geplaatst moeten worden. In sommige gevallen is hierbij een gevellijn aanwezig. In die gevallen moet de woonbebouwing in de gevellijn worden gebouwd.

Ook voor bijgebouwen en overkappingen geldt dat deze in een bouwvlak moeten worden gebouwd. De maatvoering van de bijgebouwen en overkappingen is opgenomen in de regels. Deze regeling is uniform en geldt voor alle bijgebouwen en overkappingen bij woongebouwen.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

In deze bestemming zijn regels opgenomen die het mogelijk maken - met een omgevingsvergunning - af te wijken van de bouwregels. Afwijken kan alleen wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de afwijkingsregels. Een voorbeeld van een mogelijke afwijking van de bouwregels is het buiten het bouwvlak bouw van ondergeschikte gebouwen. Hierdoor is het mogelijk om, door toepassing van een relatief korte planologische procedure, ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen op de gronden of in de gebouwen in deze bestemming.

Herstructurering

In het gebied van en rond het senioren- en zorgcomplex De Miente wordt via het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid (artikel 27 lid b) de mogelijkheid geboden voor herinrichting van het gebied in combinatie met maatschappelijke en dienstverlenende functies.

De wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toepast onder de voorwaarde dat zowel in ruimtelijke als in functionele zin integratie in het bestaande woongebied plaatsvindt.

Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt. De herstructuringsgebieden worden aanmerkt als zodanig aangemerkt en moeten voldoen aan de 'Ladder voor duurzame verstedelijking', zoals in artikel 3.1.6, lid 2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen. Deze ladder bestaat uit de volgende drie treden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Herstructurering vindt pas plaats als er concrete vraag naar is en de plannen uitvoerbaar zijn. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden die zijn opgenomen ten behoeve van deze herstructureringsgebieden, aan de ladder worden getoetst.

2.17.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Niet grondgebonden woningen (appartementen) mogelijk maken;
  • Bij de hoofdfunctie horende voorzieningen als parkeren en groen mogelijk maken;
  • Aan-huis-verbonden beroep is mogelijk in de woningen, maar is ondergeschikt;
  • Alle gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd.

Uitgangspunten vanuit beleid

  • Flexibiliteit in bouwvlak voor de in het plangebied aanwezige woongebouwen, om zo herinrichting ten behoeve van herstructurering te vergemakkelijken;
  • Beroep-aan-huis is in beperkte mate mogelijk; (meergezins) wonen is de hoofdfunctie.
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Voordat grootschaligere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moet duidelijk worden of geen hinder door weg verkeerslawaai ontstaat;
  • Bij nieuwe ontwikkelingen moet advies worden gevraagd bij het Wetterskip Fryslân;
  • Voordat grootschaligere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moeten de effecten ervan op de ecologische, archeologische en cultuurhistorische waarden duidelijk zijn.
2.17.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Op verschillende plaatsen in het plangebied is sprake van niet grondgebonden woningen (appartementen). In veel gevallen zijn deze gecombineerd met commerciële ruimten op de begane grond en wordt daarboven gewoond. In andere gevallen zijn de gebouwen helemaal als appartementengebouw of voor boven-benedenwoning ingericht. Deze laatstgenoemde bebouwing maakt deel uit van deze bestemming. Bij de niet grondgebonden woningen zijn bijbehorende voorzieningen aanwezig. Daarbij gaat het om parkeerruimte en groenvoorzieningen.

De oriëntatie van de verschillende gebouwen is divers en is al dan niet in een vaste rooilijn geplaatst. Deze gebouwen zijn vaak alzijdig gericht. De bouwhoogte van de bebouwing is per gebouw verschillend. Dit heeft te maken met de periode waarin ze zijn gebouwd en de omgeving waarin ze geplaatst zijn.

Bij de appartementengebouwen zijn kleinere en grotere bijgebouwen aanwezig. In sommige gevallen aangebouwd, vaak ook vrijstaand. De afmeting van deze bijgebouwen varieert, afhankelijk van de functie van het bijgebouw.

 

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In deze verordening zijn regels over inbreiding en uitbreiding van woningbouw aangegeven. Deze regels zijn gericht op een evenredige verdeling van de woningbouwcontingenten over de verschillende kernen. Van belang is dat een woningbouwplan opgenomen is in een (gemeentelijk) woonplan. De regels van deze verordening hebben daarom invloed op deze bestemming. Hierna wordt ingegaan op de manier waarop de inbreiding en uitbreiding van woningbouw is opgenomen in de gemeentelijk structuurvisie en het woonplan.

Het Woonplan gemeente Opsterland is door de raad vastgesteld op 6 mei 2002. Het Woonplan betreft een visie op de ontwikkeling van de gehele woningvoorraad. Zowel de herstructureringsopgave als de nieuwbouwvoornemens komen in het woonplan aan de orde. Het woonplan bevatte een woningbouwprogramma voor de periode 2000-2010.

In 2009 is er een nieuw woningbouwprogramma opgesteld voor de periode 2008-2016. Met dit nieuwe woningbouwprogramma is rekening gehouden met de gemaakte regionale woningbouwafspraken tussen de provincie en zes A7-regio gemeenten (Smallingerland, Opsterland, Heerenveen, Skarsterlân en Wymbritseradiel en Sneek) voor de periode 2008-2016.

In verband met de nadien veranderende situatie op de woningmarkt heeft de provincie in 2012 een evaluatie uitgevoerd van de in 2009 gemaakte woningbouwafspraken. Deze evaluatie heeft begin 2013 geleid tot nieuwe regionale woningbouwafspraken voor de periode tot 2020. In het kader van de nieuwe woningbouwafspraken is het beschikbare contingent voor de periode 2008-2016 doorgeschoven naar 2020. Tevens is er een nieuwe regio-indeling gekomen, waarbij Opsterland nu deel uitmaakt van de regio Zuidoost Friesland (samen met de gemeenten Heerenveen, Smallingerland, Ooststellingwerf en Weststellingwerf). Enkele gemeenten uit deze regio, waaronder Opsterland hebben in het kader van de nieuwe woningbouwafspraken de afspraak met de provincie dat er binnenstedelijk een vrije ruimte is voor het toevoegen van woningen (plafondloos bouwen). Op basis van de nieuwe regionale woningbouwafspraken is het gemeentelijk woningbouwprogramma aangepast. Op 13 januari 2014 heeft de gemeenteraad het woningbouwprogramma 2008-2020 vastgesteld. Hierin is een planning van woningbouw opgenomen voor de periode 2013-2020.

Voor Gorredijk wordt in het door de raad vastgestelde woningbouwprogramma 2008-2020 voor de periode 2013-2020 uitgegaan van een ambitie van een netto toename van het aantal woningen van 140. Dit aantal is toegewezen aan verschillende locaties in Gorredijk. De helft daarvan is voorzien buiten het plangebied, namelijk in Loevestein fase 4.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Afhankelijk van het woongebied is een specifiek welstandsregime geldend. De welstandscriteria die horen bij het welstandsregime zijn gerelateerd aan de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken van het betreffende woongebied. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.18 Leiding - Riool

De dubbelbestemming 'Leiding - Riool' heeft tot doel de nodige bescherming te bieden voor de aanwezige rioolpersleiding.

2.18.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De gronden waarop deze bestemming ligt zijn, naast de gebruiksmogelijkheden van onderliggende bestemmingen, ook bedoeld voor een rioolpersleiding. Dit betekent dat bij het gebruik van de gronden altijd rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van de rioolpersleiding.

Bouwmogelijkheden

Ongeacht de regels van de onderliggende bestemmingen, zijn op de gronden met deze bestemming alleen vormen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bestemming toegestaan. Deze mogen een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om erfafscheidingen.

Omgevingsvergunning

Werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden na het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Het kan daarbij gaan om het ontgronden en afgraven van gronden (dieper dan 0,30 meter), of het aanleggen van oppervlakteverhardingen. Hieraan zijn toetsingscriteria gekoppeld. Door een omgevingsvergunning op te nemen worden werken en werkzaamheden toegestaan. Door de criteria op te nemen kan getoetst worden of een goede functionaliteit van de rioolpersleiding gewaarborgd blijft wordt na de ingreep.

De omgevingsvergunning is niet nodig voor normaal onderhoud van geringe omvang en al in uitvoering zijnde werken en werkzaamheden. Bijvoorbeeld voor werken die niet dieper gaan dan 0,30 meter. Dit laatste geldt op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

Flexibiliteitsbepalingen

In de bestemming is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Door de verlening van een omgevingsvergunning voor afwijking, kan van de bouwregels afgeweken. Deze regeling maakt het mogelijk, binnen de onderliggende bestemmingen, gebouwen en andere bouwwerken toe te staan. Belangrijk is dat hierbij voldaan wordt aan de bij de afwijkingsregels opgenomen voorwaarden. Hierdoor kunnen bestaande rechten toch worden uitgevoerd.

2.18.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten vanuit omgevingsaspecten

  • De rioolpersleiding moet beschermd worden;
  • Aan weerszijden van de leidingen moet een zone van 3,00 meter vrij worden gehouden van bebouwing en diepwortelende beplanting;
  • Werkzaamheden rond de leidingen zijn toegestaan, mits vooraf een omgevingsvergunning is verkregen.
2.18.3 Huidige situatie en beleid

In het plangebied is een rioolpersleiding aanwezig. Een nadere toelichting op deze leiding is opgenomen bij de beschrijving van het omgevingsaspect 'Water'.

2.19 Waarde - Archeologie 2

De bestemming 'Waarde - Archeologie 2' biedt een regeling voor de bescherming en bijbehorende onderzoeksplicht voor archeologische waarden (zie paragraaf 3.4).

2.19.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De gronden waarop deze bestemming ligt zijn, naast de gebruiksmogelijkheden van onderliggende bestemmingen, bedoeld voor de bescherming van de archeologische waarden in de gronden.

Bouwmogelijkheden

Om het doel van deze bestemming te halen is het, ongeacht de regels van de onderliggende bestemmingen, noodzakelijk om bij het bouwen over een grotere oppervlakte dan 500 m², archeologisch onderzoek te laten uitvoeren.

Omgevingsvergunning

Werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden na het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Het kan daarbij gaan om het ontgronden en afgraven van gronden. Hieraan zijn toetsingscriteria gekoppeld. Door een omgevingsvergunning op te nemen worden werken en werkzaamheden toegestaan. Door de criteria op te nemen kan getoetst worden of de archeologische waarden behouden kunnen blijven. De omgevingsvergunning is niet nodig voor normaal onderhoud en ingrepen over een oppervlakte van minder dan 500 m² en ondieper dan 50 cm.

2.19.2 Uitgangspunten van de regeling

Omgevingsaspecten

  • Bij ingrepen groter dan 500 m2 is onderzoek nodig, voordat een omgevingsvergunning voor ingrepen (bebouwing en gebruik) eventueel wordt verleend.
2.19.3 Huidige situatie en beleid

De huidige situatie en het beleid met betrekking tot archeologie zijn opgenomen in paragraaf 3.4.

2.20 Algemene aanduidingen

In het plangebied is sprake van enkele aanduidingen die niet gebonden zijn aan één bestemming, maar over meerdere heen liggen. Bij dit plangebied is dit het geval met betrekking tot de 'geluidzone - industrie' rond het bedrijventerrein Overtoom / Tolbaas.

2.20.1 geluidzone - industrie

De bedrijventerreinen aan de noordzijde van Gorredijk zijn gezoneerd. Dit betekent dat rond deze terreinen een vaste geluidszone is vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPKom-0301_0005.png"

Geluidzonering bedrijventerrein 'Overtoom / Tolbaas'

Deze geluidszone is een ruimtelijke verbeelding van de geluidruimte die de bedrijven hebben. Deze geluidzone is op de ruimtelijke verbeelding van het plan aangeduid als 'geluidzone - industrie'. De regeling bij deze zone geeft garanties voor de voortzetting van de bedrijfsvoering van de aanwezige bedrijven. De geluidzone heeft invloed op de mogelijkheden voor de realisatie en/of uitbreiding van geluidgevoelige functies binnen de zone. De bestaande geluidgevoelige functies mogen worden doorgezet, uitbreiding van het aantal is niet mogelijk, omdat dit mogelijk de bedrijfsvoering van de bedrijvigheid op het gezoneerde terrein beperkt.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de omgevingsaspecten. Deze omgevingsaspecten kunnen invloed hebben op de (on)mogelijkheid van gewenste ontwikkelingen in het plangebied. In dit hoofdstuk volgt daarom een korte beschrijving van de aanwezige en te verwachten (negatieve) effecten van de verschillende aspecten op het plangebied en haar functies.

3.1 Milieuaspecten

Om inzicht te krijgen in potentiële hinder van bedrijven op het woongebied, wordt eerst gekeken naar de bedrijven en hun milieuzonering. Daarnaast en aan de hand van bedrijven en milieuzonering komen de milieuaspecten geluid, geur en bodem aan bod.

3.1.1 Bedrijven en milieuzonering

In en om het plangebied zijn bedrijven aanwezig die mogelijk hinder veroorzaken. Een eerste indicatie van mogelijke hinder is te achterhalen door het raadplegen van de VNG publicatie "Bedrijven en milieuzonering". De bedrijven in het plangebied vallen vooral in de categorieën 1 en 2. Dit zijn categorieën met een grootste afstand van respectievelijk 10 en 30 meter ten opzichte van een rustige woonwijk, of een rustig buitengebied. Deze bedrijven zijn verspreid over Gorredijk aanwezig, bijvoorbeeld het tankstation aan de Stationsweg. Omdat deze bedrijven tussen woongebieden liggen, moeten genoemde categorieën hier maximaal mogelijk zijn. Uitzondering hierop zijn bedrijven met een zwaardere categorie die al aanwezig zijn, deze worden specifiek aangeduid, een voorbeeld hiervan is het (voormalige) bedrijf van De Vries Kozijnen (timmerfabriek) aan de Jodocus Heeringastraat. De bedrijven met een hogere categorie kunnen in veel gevallen worden toegestaan, omdat dit een van oudsher gegroeide situatie is en de afstand tot woningen meestal voldoende groot is om overlast te voorkomen. Uitbreidingsplannen van de bedrijvigheid richting woonpercelen en woningen kunnen bij deze bedrijven alleen plaatsvinden wanneer aangetoond is dat de overlast voor de bewoners niet groter wordt.

Rond het plangebied, vooral aan de Nijewei, De Leijen en de Hegedyk, zijn enkele (agrarische) bedrijven aanwezig die invloed kunnen hebben op het plangebied. Het gaat daarbij vooral om (extensieve) veehouderijen. Deze hebben een categorie 3.2 met een richtafstand van 100 meter, gebaseerd op het aspect geur. Daarnaast zijn wettelijke afstanden (Wet geurhinder en veehouderijen) van toepassing die aangehouden moeten worden tussen een veehouderij en een geurgevoelig object (bijvoorbeeld woningen) binnen en buiten de bebouwde kom.

In de gemeente Opsterland is een Geurverordening van kracht. Deze geeft een afwijking van de wettelijke afstanden. De in de Geurverordening opgenomen afstand betreft ten minste 50 meter tussen een veehouderij en een geurgevoelig object binnen de bebouwde kom (wettelijk is dit 100 meter). Daarnaast moet de afstand tussen een veehouderij en een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom ten minste 25 meter zijn (wettelijk is dit 50 meter).

De (agrarische) bedrijven liggen allemaal op een ruime afstand van het plangebied. De woningen in het plangebied liggen niet binnen de grootste afstand van de (agrarische) bedrijven in het buitengebied. Door deze gereduceerde afstanden is in het plangebied bij woningen geen sprake van overlast van aanwezige veehouderijen. Bovendien is sprake van een bestaande (planologische) situatie, waarbij geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen nabij de bedoelde agrarische bedrijven. De afstanden rond de veehouderijen zijn bij ontwikkeling van (nieuwe) geurgevoelige objecten van belang.

3.1.2 Geluid

Het aspect geluid is in dit plangebied onder te verdelen in twee typen: weg verkeerslawaai en industrielawaai. Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van geluidhinder op bestaande gevoelige objecten wordt daarom niet verwacht. Mocht er sprake zijn van nieuwe ontwikkelingen, dan is in de meeste gevallen een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.

Wegverkeerslawaai

Negatieve effecten door weg verkeerslawaai zijn in de huidige situatie in het plangebied niet uit te sluiten. In het grootste deel van het plangebied zijn de wegen niet (wettelijk) zoneringsplichtig, dit zijn erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur. Daarnaast zijn in en rond het plangebied ook enkele wettelijk zoneringsplichtige wegen aanwezig. Dit zijn wegen waar een maximale snelheid van 50 km/uur of meer is toegestaan. Het gaat daarbij onder meer om de Stationsweg noordelijk in het plangebied (80 km/uur) en de Hegedyk en Nijewei westelijk in het plangebied (50 km/uur). Akoestische onderzoeken zijn nodig op het moment dat met ontwikkelingen binnen de wettelijke zones langs deze wegen geluidsgevoelige objecten gerealiseerd kunnen worden.

Industrielawaai

Verder is de geluidzone van het bedrijventerrein Overtoom te Gorredijk van belang. Deze zone geeft de grens aan, waarbinnen woningen en andere geluidgevoelige gebouwen geen hogere geluidbelasting dan 50 dB(A) vanwege het genoemde bedrijventerrein mogen ondervinden. Deze zone moet vastgelegd worden via een bestemmingsplan. Dit is opgenomen in de Wet geluidhinder. De geluidzone van het bedrijventerrein loopt grotendeels buiten het plangebied. Een deel valt echter ook binnen het plangebied, wat beperkingen oplevert voor de mogelijkheid voor de bouw van nieuwe woningen en/of uitbreiding van bestaande woningen. De bestaande geluidgevoelige functies binnen de geluidzone kunnen gehandhaafd blijven, maar mogen niet dichter bij de bedrijvigheid komen dan in de bestaande situatie. Zo wordt het bedrijventerrein niet in het functioneren belemmerd.

Geluid van wegverkeer en industrie is wettelijk vastgelegd in de Wet geluidhinder.

3.1.3 Bodem

Bodem is een belangrijk toetsingskader op het moment dat nieuwe ontwikkelingen spelen. Vooral bij nieuwe woningbouwontwikkelingen moet aangetoond worden dat woningen op bodem van voldoende kwaliteit worden gebouwd. Dit bestemmingsplan heeft als uitgangspunt de bestaande situatie te voorzien van een actuele regeling.

 

In planologische zin worden bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Voor de ontwikkelingen in het plangebied die bij recht zijn toegestaan zijn in veel gevallen al bodemonderzoeken uitgevoerd, of deze ontwikkelingen zijn dusdanig van aard dat onderzoek niet noodzakelijk is. Bij volledig nieuwe ontwikkelingen is in enkele gevallen een bodemonderzoek noodzakelijk, bijvoorbeeld bij de toevoeging van gevoelige objecten als woningen.

3.2 Water

Water is een belangrijk ordenend principe. Voor het plangebied is daarom een watertoets uitgevoerd. Daaruit blijkt dat er geen waterschapsbelang is, omdat de huidige situatie in het plangebied nagenoeg niet wijzigt. Belangrijk aspecten die blijken uit de watertoets staan in deze paragraaf vermeld. De resultaten zijn opgenomen in de bijlagen bij dit bestemmingsplan.

Het plangebied valt onder het beheer van het Wetterskip Fryslân, dat zorgdraagt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en dat de grotere boezemwateren en sloten beheert, alsmede de waterkeringen, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het plangebied.

Voor de watergangen en waterpartijen in het plangebied geldt dat de bestaande situatie niet wijzigt. De hoofdwatergang(en), waaronder de Opsterlânske Kompanjonsfeart, die een waterhuishoudkundige en/of ruimtelijke functie hebben zijn bij recht bestemd in dit bestemmingsplan. Zo is de kwaliteit- en kwantiteitsfunctie van het water in het plangebied gewaarborgd.

Daar waar nog ontwikkelingen spelen wordt met het waterschap overlegd als dit wijzigingen betreffen ten opzichte van de oorspronkelijke plannen. Zo zijn bijvoorbeeld als gevolg van het bestemmingsplan Voltawerk aan de Burgemeester Selhortsstraat appartementengebouwen gepland in een waterrijke setting. De inbreng van oppervlaktewater op deze locatie was mede van belang voor de watercompensatie van het ontwikkelingsgebied tussen deze straat en de Stationsweg. Door de gewijzigde marktomstandigheden zijn mogelijk alternatieven noodzakelijk om de vereiste watercompensatie te realiseren. In het nieuwe bestemmingsplan wordt er in ieder geval voor gezorgd dat de benodigde watercompensatie overal in het plangebied mogelijk is.

In het plangebied zijn een rioolpersleiding en een hoofdwaterleiding aanwezig. Deze leidingen moeten beschermd worden, waardoor hiervoor in het bestemmingsplan dubbelbestemmingen opgenomen zijn. Deze bestemmingen regelen dat aan weerszijden van de leidingen een strook van 5 meter vrij gehouden wordt van bebouwing en diepwortelende beplanting.

Verder is in het plangebied een regionale waterkering aanwezig (langs de Nijewei). Deze regionale waterkering is opgenomen in de Legger van het Wetterskip. Voor deze waterkering is het waterschapsbeleid van toepassing. Voor het bestemmingsplan worden hierin echter geen specifieke regelingen gevraagd.

Hetzelfde geldt voor de provinciale vaarweg de Turfroute. Deze heeft een beheer- en bebouwingsvrije zone van 10 meter. Werken daarbinnen zijn ontheffingplichtig op grond van de Vaarwegenverordening Fryslân. Omdat hier de Vaarwegenverordening van toepassing is, is in het bestemmingsplan geen specifieke regeling nodig.

De wet en regelgeving rond het aspect water is opgenomen in onder meer de Waterwet, Nota Ruimte en Kaderrichtlijn Water. De watertoets is aangevraagd via de website www.dewatertoets.nl.

3.3 Ecologie

Deze paragraaf geeft inzicht in de verwachten effecten van het bestemmingsplan op de beschermde natuurgebieden en soorten.

Noordelijk van Gorredijk is het natuurgebied Van Oordt's Mersken aangewezen als Natura 2000. Voor het Natura 2000-gebied is een beheersplan opgesteld. Een Natura 2000-gebied is beschermd in de Natuurbeschermingswet. De bestemmingen die binnen een Natura 2000-gebied liggen, moeten een beschermende regeling bieden voor de natuurlijke waarden zoals die zijn opgenomen in het beheersplan. Hetzelfde gebied is ook aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De bescherming van EHS-gebieden is opgenomen in de provinciale Verordening Romte. Naast de EHS zijn ook voor natuurgebieden buiten de EHS regelingen in de provinciale Verordening Romte opgenomen. Een dergelijk natuurgebied ligt oostelijk langs het plangebied.

Het opnemen van een beschermende regeling voor deze gebieden is in dit bestemmingsplan niet aan de orde. De natuurgebieden liggen op anderhalve kilometer afstand van het plangebied. Het is niet aannemelijk dat de planologische mogelijkheden in het plangebied invloed hebben op deze natuurgebieden door deze afstand en de omvang en aard van de mogelijkheden. Het betreft een actualisatie van de voorheen geldende planologische regeling.

Wanneer sprake is van nieuwe ontwikkelingen, moet altijd de soortenbescherming overwogen worden. Ontwikkelingen kunnen altijd invloed hebben op aanwezige beschermde soorten, bijvoorbeeld vleermuizen en/of broedvogels. Een onderzoeksverplichting voor beschermde soorten is echter niet nodig in dit bestemmingsplan, omdat de bestaande situatie gehandhaafd blijft.

3.4 Archeologie

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van archeologische en cultuurhistorische waarden wordt daarom niet verwacht.

Voor Gorredijk is op grond van de Wet op de archeologisch monumentenzorg (wijziging van de Monumentenwet) onderzocht of er archeologische waarden aanwezig zijn. Hiervoor is de Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) van de provincie Fryslân gebruikt. Op deze kaart is op basis van zowel de aanwezige archeologische monumenten als de te verwachten archeologische waarden een advies aangegeven. De FAMKE bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - Bronstijd, en één voor de periode Ijzertijd - Middeleeuwen. Deze kaart is ook gekoppeld aan de provinciale ruimtelijke verordening. In onderstaande afbeeldingen staan afbeeldingen vanuit FAMKE.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPKom-0301_0006.png"

FAMKE Ijzertijd - Middeleeuwen

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPKom-0301_0007.png"

FAMKE Bronstijd - Steentijd

Voor het hele plangebied geldt dat bij nieuwe ontwikkelingen een archeologische quickscan (steentijd-bronstijd) nodig is. Voor een groot deel van het plangebied is bij ontwikkelingen groter dan 5.000 m2 bovendien een karterend onderzoek 3 (middeleeuwen) vereist. Het hele plangebied kent een middelhoge of hoge verwachtingswaarde voor archeologische vondsten. In sommige delen van het plangebied is een karterend onderzoek 1 (steentijd) nodig bij ontwikkelingen met een oppervlakte van tenminste 500 m2. Voor de gebieden waarvoor onderzoek nodig is, is in dit bestemmingsplan een specifieke regeling opgenomen. De kleinste oppervlaktemaat bepaald daarbij de onderzoeksplicht.

3.5 Cultuurhistorie

Vanaf 1 januari 2012 moet ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) ieder nieuw bestemmingplan een analyse van cultuurhistorische waarden bevatten.

Historische kenschets

Gorredijk, op de grens van de Wouden en het lage midden van Fryslân, was van oorsprong een veenkoloniale handelsplaats. In de jaren vijftig van de 20e eeuw werd Gorredijk een industriële ontwikkelingskern, wat zowel op het karakter van de bedrijvigheid als op de woonbuurten uit die tijd zijn stempel heeft gedrukt. De oorspronkelijke dorpsbebouwing bevindt zich bij de kruising van de Opsterlânske Kompanjonsfeart en de Hegedyk. Met de verveningswerkzaamheden ontstonden vanaf het midden van de 16e eeuw dorpen als Gorredijk, Bakkeveen, Nij Beets en Tijnje aan de veenvaarten. Gorredijk ontstond aan de Opsterlânske Kompanjonsfeart rond de sluis in de Hegedyk. De nederzetting kreeg een kruisvormige plattegrond met de langgerekte buurten langs de vaart en de kortere langs de dijk.

Gorredijk was omstreeks het midden van de 18e eeuw uitgegroeid tot een marktcentrum, een plaats waar kooplieden, ambachtslieden en schippers woonden. Handel en foerage vonden vooral plaats via de waterweg.

De oudste dorpsdelen van Gorredijk, de lintbebouwing langs respectievelijk de Hoofdstraat / Stationsweg en de Compagnonsvaart, worden nog steeds gekenmerkt door een gesloten karakter, met panden die een eigen identiteit hebben. In de eerste helft van deze eeuw werden meer planmatige woonbuurtjes aangelegd aan alle vier de kanten van het oorspronkelijke kruispunt van weg en water, en breidde de lintbebouwing langs de Stationsweg en langs de Badweg / Nijewei zich uit.

De naoorlogse ontwikkeling deelde Gorredijk verder op in een woongebied aan de oostkant van de Hoofdstraat / Stationsweg en een industrieel gebied op Overtoom, aan de westkant. Na 1950 ging de ontwikkeling van Gorredijk in versneld tempo. Uitbreidingen van deze periode bevinden zich voornamelijk aan de noordoostkant en oostkant (Uitbreidingsplan Noord-Oost en plan Trimbeets). Door de uitbreiding in oostelijke richting is het van origine afzonderlijke dorp Kortezwaag ('t Weike) in de loop der jaren binnen de kom van Gorredijk komen te liggen. Ook het bedrijventerrein aan de westzijde van het dorp, Overtoom, heeft zich de afgelopen 30 jaar sterk ontwikkeld. Naoorlogse industriële stimulering bracht aan Gorredijk een groei van de metaalwaren-, timmer- en textielindustrie. Met de aanleg van de noordwestelijke rondweg in de jaren zeventig (de Overtoom), is de ontsluiting van het nu 80 ha grote bedrijventerrein losgekoppeld van de overige dorpsdelen. Een forse uitbreiding van Overtoom in westelijke richting, is in voorbereiding. Het meest recente woongebied Loevestein bevindt zich aan de noordoostkant van het dorp. Dit plan is nog steeds in ontwikkeling.

Uitgangspunten cultuurhistorie

De herkenbaarheid van de oude structuur van het kruisdorp, van gegraven vaarweg en oude hoofdweg in het veengebied, dient bewaard te blijven.

De verkavelingsrichting van de oude huiskavels, loodrecht op de turfvaart, is een basisrichting voor verdere ontwikkeling in het hele gebied.

De Opsterlânske Kompanjonsfeart dient als doorgaand water behouden te blijven, met ophaalbruggen, voetbruggen en sluis. Het profiel van vaart, kaden en bebouwing kent een grote mate van harmonie en samenhang met de historische gebruiksfunctie. De kaden zijn over het algemeen smal. Kenmerkend voor het vroegere handelsbelang is de bredere Langewâl, ter plekke waar nu het winkelvoetgangersgebied is. De kaden dienen hersteld te worden met materiaal en een vormgeving die bij het ruimtelijk waardevolle beeld past. De hoofdbrug in de Hoofdstraat markeert het centrale punt van de kruising van weg en water en dient als zodanig ook herkenbaar te blijven.

De gesloten en gladde gevelwand van de merendeels kleinschalige woonhuizen en werk- en winkelplaatsen is karakteristiek.

Iedere open plek, maar ook vooruitstekende gevels en luifels, werken verstorend op dit beeld. Onder de panden zijn veel rijksmonumenten en karakteristieke panden uit de tijd rond begin 20e eeuw. Deze panden zijn de dragers van het beeld van de gevelwand. Het renoveren van veel van deze panden dient waar mogelijk te worden gestimuleerd.

De van oudsher belangrijkste bebouwing bij de kruising is hoger dan in de uitlopers. Het centrale deel van de Hoofdstraat met aangrenzende delen van Brouwerswâl, Langewâl, Kerkewal en Molenwal heeft een kenmerkende hoogte van twee, soms drie bouwlagen met kap.

Verder van het centrum is één bouwlaag met kap en dakkapel hét kenmerk. Woningen, werkplaatsen en winkelpanden zijn alle individueel her-kenbaar door verschillende bouwstijlen en bouwperiodes. In een aantal gevallen is sprake van vroege vormen van sociale woningbouw, waar door particuliere bouwheren, arbeiderswoningen van vaak vier tot zes onder één kap werden gebouwd.


Bij alle panden is sprake van een verticale geleding van de gevel, zowel door materiaalgebruik, indeling en vorm van ramen en deuren, toepassing van dakkapellen als door kleurtoepassing. In de kleurstelling overheerst gedekt grijs tot grijs. Het merendeel van de panden is tussen de 6 en 9 meter breed, incidenteel is er een groter pand. Smalle stegen tussen de panden accentueren het verticale element.

Ruimtelijk waardevol gebied

Het gebied van de Langewâl, de Brouwerswâl, de Kerkewal en de Molenwal, met de tussenliggende Opsterlânske Kompanjonsfeart en een groot deel van de Hoofdstraat, kan worden gekenmerkt als een ruimtelijk waardevol gebied.

Het gaat hier niet om een beschermd dorpsgezicht. Niettemin wordt de waarde van dit gebied door de eenvoudige panden in hun setting in een gladde, gesloten gevelwand, in samenhang met de vaart en de kaden, als waardevol en te behouden beschouwd.

In beginsel wordt de Welstandsnota ingezet ten behoeve van het behoud van de beeldkwaliteit die past bij het cultuurhistorisch centrum van Gorredijk. Uitsluitend het behoud en (waar mogelijk) het versterken van de oude bebouwingslinten in het centrumgebied in de vorm van de lintvormige structuur langs de vaart en langs de Hoofdstraat met een vrijwel gesloten gevelwand, wordt nagestreefd met het bestemmingsplan.

Ten behoeve hiervan is de regeling opgenomen waarin de panden (hoofdgebouwen) in de 'gevellijn' moeten worden gebouwd. Binnen de gebieden die van een 'gevellijn' zijn voorzien, wordt eveneens een gesloten gevelwand nagestreefd. Dit wordt vertaald in de regeling dat de maximale afstand tussen in de gevellijn gebouwde panden (dan wel een blokken van aaneen gebouwde panden) niet meer dan 5,00 meter mag zijn. Aspecten, zoals gevelgeleding, kleur- en materiaalgebruik, indeling en vorm van ramen en deuren, toepassing van dakkapellen als door kleurtoepassing wordt via welstand gestuurd.

Voor wat betreft het behoud van de cultuurhistorische waarden in de openbare ruimte kan worden gesteld dat dit bestemmingsplan een gedetailleerd karakter kent. Alle functies zijn vrij specifiek bestemd. De wegen-, straten. groen en waterstructuur is vastgelegd door middel van eigen bestemmingen. Hierdoor wordt het behoud van de cultuurhistorische patronen van het dorp afdoende gewaarborgd.

Daarnaast wordt de ruimtelijke kwaliteit van Gorredijk bepaald door een aantal historische gebouwen. Verspreid in het centrumgebied komt nog een aantal bijzonder waardevolle panden voor. Het gaat om een aantal rijksmonumenten en panden uit de jongere stedenbouw en bouwkunst (periode 1850-1940).

Bij ontwikkelingen aan de rijksmonumenten is - voor verlening van een omgevingsvergunning - een toetsing nodig. Voor de rijksmonumenten is de Monumentenwet van toepassing, waarin beschermende regelingen zijn opgenomen. In dit bestemmingsplan behoeven ze hierom geen extra regeling.

De niet als rijksmonument geselecteerde panden, hebben geen wettelijke status. Voor deze panden is in de Welstandsnota een regeling opgenomen. Bij de beoordeling van een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden aan deze gebouwen vindt toetsing aan de welstandsnota plaats. Met het welstandstoezicht wordt het voorkomen van aantasting van de karakteristieken en de versterking van de bestaande en/of gewenste kwaliteit nagestreefd.

3.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beperken van risico's, bij risicovolle inrichtingen en transport van gevaarlijke stoffen (ondergronds en bovengronds). In deze paragraaf wordt hier verder op ingegaan.

Risicovolle inrichtingen

In Gorredijk zijn meerdere risicovolle inrichtingen aanwezig. Het gaat daarbij om de volgende;

  • LPG-tankstation op het bedrijventerrein Overtoom (Wetterkant 2);
  • een gasontvangststation aan de Kerkewal 60;
  • opslag gevaarlijke stoffen aan de Leitswei 11;
  • opslag brandgevaarlijke stoffen aan de Klok 5.

De risicovolle inrichtingen liggen allemaal buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. Ook de risicocontouren van het plaatsgebonden risico en/of het invloedsgebied van het groepsrisico van deze inrichtingen liggen niet over het plangebied.

In het plangebied is wel een chloorbleekopslag aanwezig bij het Sportcentrum Kortezwaag aan de Mientewei. Het gaat om een opslag van 2 m3. Een dergelijke opslag valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Aan een dergelijke opslag zijn geen risicocontouren verbonden. Dit heeft dan ook geen invloed op de regeling van dit bestemmingsplan.

Transport gevaarlijke stoffen

Naast de risicovolle inrichtingen moet ook rekening worden gehouden met het ondergrondse en bovengrondse transport van gevaarlijke stoffen. Ondergronds vindt dit in Gorredijk plaats via gasleidingen, bovengronds over de weg.

De gasleidingen liggen buiten het plangebied, noordelijk van de Stationsweg en in het bedrijventerrein Overtoom. Rond de gasleidingen is een plaatsgebonden risicocontour aanwezig (PR 10-6), waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen) aanwezig mogen zijn. Deze PR 10-6 ligt vlak rond de leidingen en daarmee ver buiten de grenzen van het plangebied. Rond de gasleidingen is ook een inventarisatieafstand voor het groepsrisico aanwezig. Deze afstand wordt bepaald door de diameter van de buis en de maximale gasdruk.

De dichtst bij het plangebied gelegen gasleiding is deze noordelijk langs de Stationsweg. Deze ligt op een afstand van circa 100 meter van de dichtstbijzijnde kwetsbare objecten in het plangebied. De gasleiding heeft een diameter van 8" en een gasdruk van maximaal 40 bar. De inventarisatieafstand bedraagt 95 meter. De bestaande kwetsbare objecten liggen hier buiten. Dit betekent dat bij ontwikkelingen in dit gebied het groepsrisico naar verwachting geen beperkingen oplevert. Een verantwoording van het groepsrisico is niet nodig.

Transport van gevaarlijk stoffen over de weg is in Gorredijk aan de orde vanaf de snelweg A7 naar bijvoorbeeld het LPG-tankstation op het bedrijventerrein Overtoom. Deze route loopt via de Koaibosk en Badweg en daarom niet direct langs het plangebied. Het transport van gevaarlijke stoffen over deze route vindt slechts sporadisch plaats, de route is niet officieel aangewezen in de wet- en regelgeving.

Wettelijk is externe veiligheid onder andere vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

Digitale Veligiheidstoets

Voor het plangebied is de digitale veiligheidstoets uitgevoerd (zie bijlage 2). Hieruit blijkt dat de wet- en regelgeving betreffende externe veiligheid geen gevolgen voor het bestemmingsplan heeft.

3.7 Luchtkwaliteit

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van de luchtkwaliteit wordt daarom niet verwacht.

De luchtkwaliteit levert in de huidige situatie geen negatieve effecten op. Ook bij mogelijk toekomstige ontwikkelingen worden negatieve effecten niet verwacht. Grootschalige ontwikkelingen worden immers in dit bestemmingsplan niet voorzien en de mogelijke ontwikkelingen zijn hiervoor te kleinschalig van aard. Hierdoor vallen de mogelijke ontwikkelingen onder de gevallen "niet in betekenende mate". Ze voldoen aan de vereisten van de Wet milieubeheer, waarin de regelgeving over luchtkwaliteit opgenomen is.

3.8 Kabels en leidingen

Zoals aangegeven in paragraaf 3.2 zijn in het plangebied een hoofdwaterleiding en een rioolpersleiding aanwezig. Deze worden in dit bestemmingsplan beschermd door middel van een dubbelbestemming met eigen regels. De overige kabels en leidingen in het plangebied hebben niet een dergelijke bescherming nodig. Het gaat daarbij vooral om (kleinere) huisaansluitingen.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Om te achterhalen of dit bestemmingsplan maatschappelijk uitvoerbaar is, wordt de bestemmingsplanprocedure doorlopen. Tijdens deze procedure zijn verschillende momenten waarop burgers en instanties kunnen reageren op het plan, namelijk; inspraak, overleg, zienswijzen en tot slot beroep. De uitkomsten hiervan kunnen ook nog nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven. De bestemmingsplanprocedure ziet er globaal als volgt uit:

4.1.1 Voorontwerpbestemmingsplan

In de bestemmingsplanprocedure is het verplicht overleg te voeren met verschillende van belang zijnde instanties. Dit is geregeld in artikel 3.1.1 Bro.

Het houden van inspraak is niet verplicht. De gemeente Opsterland hecht er echter waarde aan en heeft in haar Inspraakverordening opgenomen dat een inspraakperiode van 6 weken in een bestemmingsplanprocedure wenselijk is. De publicatie ten behoeve van deze inspraakperiode vond plaats op 4 maart 2015 in de plaatselijke krant en op internet. Met deze publicatie voor de inspraakperiode is voldaan aan de publicatieplicht zoals opgenomen in artikel 1.3.1 van het Bro. Er zijn geen inspraakreacties ingediend. Het Eindverslag Inspraak (met de kennisgeving van de ter inzage legging) is opgenomen in bijlage 4.

Het bevoegd gezag heeft gereageerd op de ingekomen overleg- en inspraakreacties. In hoofdstuk 5 is aangegeven op welke wijze met de reacties is omgegaan en op welke wijze deze zijn verwerkt.

4.1.2 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 14 januari 2016 zes weken ter inzage gelegen. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het plan in te dienen. Deze procedure heet de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Deze is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Er zijn twee zienswijzen ingediend die beiden niet hebben geleid tot aanpassingen van het plan. Wel zijn bij de vaststellingsprocedure aan de raad een aantal ambtshalve aanpassingen voorgesteld die grotendeels te maken hadden met de geldende rechten uit de vorige plannen.

4.1.3 Vastgesteld bestemmingsplan

De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan naar aanleiding van een aantal ambtshalve aanpassingen gewijzigd vastgesteld op 4 april 2016. Na de vaststelling wordt het plan nogmaals ter inzage gelegd gedurende een termijn van zes weken. Tijdens deze termijn is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.

4.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

4.2.1 Financiële uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is financieel uitvoerbaar. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente. De gemeenteraad heeft hiervoor in de begroting middelen beschikbaar gesteld. De kosten kunnen hieruit gedekt worden.

4.2.2 Grondexploitatie

De vaststelling van een exploitatieplan is bij dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. De grondexploitatieregeling uit de Wro en het Bro is niet van toepassing. Het gaat in dit bestemmingsplan om een bestaande situatie, in beginsel is er geen sprake van nieuwe ontwikkelingen en dus niet om 'bouwplannen' in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 5 Inspraak en Overleg

5.1 Overleg

In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening

(Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan:

  • 1. Provincie Fryslân;
  • 2. Rijkswaterstaat Directie Noord-Nederland;
  • 3. Ministerie EL&I / energie;
  • 4. Ministerie van Defensie;
  • 5. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
  • 6. Vitens;
  • 7. Brandweer Fryslân;
  • 8. Kamer van Koophandel;
  • 9. Liander;
  • 10. Bestuur Plaatselijk Belang Gorredijk;
  • 11. Bestuur WHI;
  • 12. Bestuur CCG;
  • 13. Centrummanager Gorredijk;
  • 14. Enexis;
  • 15. KPN;
  • 16. Ziggo;
  • 17. Teamchef politie regionale eenheid Noord Nederland, basisteam Oost Fryslân;
  • 18. Directie van het Wetterskip Fryslân;
  • 19. de directie van de N.V. Nederlandse Gasunie;
  • 20. de directie van Elkien.
  • 21. de directie van WoonFriesland.

De provincie Fryslân en de Gasunie hebben gereageerd. De volledige reacties van beide

instanties is opgenomen in bijlage 3. De Gasunie heeft geen opmerkingen.

Provincie Fryslân heeft bij brief van 31 maart 2015 een aantal op- en aanmerkingen op het plan gemaakt:

Wonen - Uit te werken (categorie 2: motivering)

Geconstateerd wordt dat een deel van de woonwijk Loevestein nog niet is ingevuld en in het bestemmingsplan Gorredijk - Uitbreiding Loevestein een uit te werken woonbestemming heeft. Deze is opnieuw in dit plan opgenomen als 'Wonen - Uit te werken'. De bedoelde locatie met de uit te werken bestemming is onderdeel van Loevestein 3. Deze restcapaciteit is, waarschijnlijk per abuis, niet in uw woningprogrammering opgenomen. Loevestein 3 is daarom benoemd als "gereed". De circa 30 à 35 woningen die hier kunnen worden gerealiseerd komen vooralsnog voor rekening van de 70 woningen die voor Loevestein 4 zijn geprogrammeerd. De provincie verzoekt het bestemmingsplan en het woonprogramma op elkaar af te stemmen en het programma voor de uit te werken bestemming nader te motiveren.

Verder valt het de provincie op dat in het geldende plan wordt gesproken over woningen in een parkachtige omgeving met bijbehorende kwalitatieve stedenbouwkundige opzet. De kwalitatieve voorwaarden komen in de toelichting en in de regels van dit plan niet terug. De provincie verzoekt in te gaan op het segment dat wordt gebouwd en na te gaan of voor de gewenste kwaliteit in de regels voldoende houvast wordt geboden.

Gemeentelijke reactie:

Gelet op ontwikkelingen in de woningmarkt is het niet aannemelijk dat er vóór 2020 in het uitwerkingsgebied wordt gebouwd. Bij nader inzien is er dan ook op dit moment geen aanleiding (meer) om een uitwerkingsplicht op te nemen. Om die reden hebben wij er voor gekozen om voor het gebied een wijzigingsbevoegdheid op te nemen, met onder meer als voorwaarde een koppeling met de woningbouwprogrammering. Mocht de behoefte aan woningen op deze locatie actueel worden dan zal beoordeeld worden of deze passen in het woningbouwprogramma. In het bestemmingsplan is dit gewaarborgd door aan de wijzigingsbevoegdheid het toetsingscriterium op te nemen dat "de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft". Een vergelijkbare juridische constructie is ook toegepast naar aanleiding van het overleg over het bestemmingsplan Ureterp - Kom, vastgesteld 26 mei 2014. Hiermee heeft de provincie ingestemd, gelet op het feit dat daartegen geen zienswijze is ingediend.

Voor wat betreft de kwalitatieve stedenbouwkundige opzet. In het oorspronkelijke bestemmingsplan "Gorredijk - Uitbreiding Loevestein" (8 mei 2000) zijn in kwalitatieve zin  stedebouwkundige structuren en woonmilieutypes aangegeven. Fase 3 is inmiddels gerealiseerd, althans wat betreft het in het onderhavige plan bestemde gedeelte. In het bestemmingsplan "Gorredijk - Loevestein fase 4" (20 december 2012) wordt hier in samenhang met de gerealiseerd ontsluitingsweg de hoofdopzet in structuur doorgetrokken. Onderdeel van de structuur vormt de “groen c.q. parkachtige zone”, lopende van de Stationsweg tot aan de Compagnonsfeart, zijnde een belangrijke ruimtelijke kwaliteit die ook in dit bestemmingsplan is gewaarborgd.

Bij het verder gestalte geven van het plan Loevestein zal zoveel mogelijk en voorzienbaar de gekozen structuren worden voortgezet. In het onderhavige bestemmingsplan wordt in vergelijking tot het plan van 2000 afgezien de eerdere opzet om aan de zuidkant en ook in beperkte mate in de bosstrook in planologische zin woonhuizen mogelijk te maken. Dit voornemen vloeit voort uit eerdere besluitvorming van Gedeputeerde Staten goedkeuring te onthouden aan dit voornemen.

Vaarwegenverordening (categorie 3: overig provinciaal belang)

In het plan zit de provinciale vaarweg de Turfroute. Deze heeft een beheer- en bebouwingsvrije zone van 10 meter. Werken daarbinnen zijn ontheffingplichtig op grond van de Vaarwegenverordening Fryslân. De provincie verzoekt hier aandacht aan te besteden.

Gemeentelijke reactie:

De opmerking van de provincie is overgenomen in die zin dat in de toelichting van het bestemmingsplan aandacht is besteed aan deze beheer- en bebouwingsvrije zone. Een juridische regeling is ons inziens niet nodig, omdat de beperkingen voor deze zone via de Vaarwegenverordening worden geregeld en er dus een dubbeling van regelgeving zou ontstaan.

5.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan “Gorredijk Kom” heeft, op grond van de Algemene inspraakverordening Opsterland 2006, vanaf 9 maart 2015 gedurende een termijn van

6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode konden burgers, organisaties e.d. hun

reactie op het voorontwerpbestemmingsplan kenbaar maken. Van de gelegenheid een

inspraakreactie in te dienen is geen gebruik gemaakt.