direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Gorredijk - Verplaatsing supermarkt
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0086.05BPHoofdstraat88-0101

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor een nieuw bestemmingsplan

Aldi Drachten B.V. is momenteel aan de Schoolstraat 1 in Gorredijk gevestigd. De omvang van deze winkel bedraagt 935 m2 winkelvloeroppervlakte (WVO) (Locatus, 2020). De winkel is op deze locatie te klein en de bevoorrading en parkeersituatie zijn niet ideaal. De winkel voldoet niet meer aan de wensen die de consument stelt aan een moderne harddiscounter. Aldi is daarom voornemens de winkel te verplaatsen naar de hoek van de Badweg en de Hoofdstraat in Gorredijk. Hier kan een nieuwe moderne winkel (1.113 m2 WVO) worden gerealiseerd. Daarnaast is op deze locatie voldoende ruimte aanwezig om de bevoorrading en de parkeersituatie op een juiste wijze te borgen. In onderstaand overzicht zijn de oppervlaktes opgenomen van de huidige en toekomstige supermarkt.

  Bruto Vloeroppervlakte   Winkelvloeroppervlakte  
Huidige locatie Schoolstraat 1   1.170 m²   935 m²  
Nieuwe locatie Badweg / Hoofdstraat   1.557 m²   1.113 m²  

De verplaatsing van de supermarkt past niet binnen het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling toch juridisch-planologisch mogelijk te maken, is een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Met dit bestemmingsplan wordt voor de huidige locatie de functieaanduiding 'supermarkt' verwijderd en op de nieuwe locatie een supermarkt mogelijk gemaakt. Het aantal supermarkten blijft hierdoor gelijk. Per saldo bedraagt de toename aan winkelvloeroppervlakte 178 m2.

1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied

Het plangebied is afgestemd op de huidige - en toekomstige inrichting van de supermarkt. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPHoofdstraat88-0101_0001.png" Figuur 1.1 De ligging van het plangebied (bron: Kadaster)

1.3 Geldend bestemmingsplan

De gronden van de huidige supermarkt en de toekomstige supermarkt zijn geregeld in het bestemmingsplan 'Gorredijk Kom'. Dit bestemmingsplan is op 4 april 2016 vastgesteld.

De gronden van de huidige supermarkt zijn voorzien van de bestemming 'Centrum' met daarbij de functieaanduiding 'supermarkt'. De omvang van de functieaanduiding bedraagt 1.170 m². Hierbinnen is een winkelvloeroppervlakte van 935 m² gerealiseerd.

De gronden van de nieuwe supermarkt hebben de bestemmingen 'Wonen', 'Centrum' en 'Verkeer - Verblijf'. Binnen de bestemming 'Wonen' en 'Verkeer - Verblijf' zijn supermarkten niet toegestaan. Binnen de bestemming 'Centrum' is een supermarkt alleen toegestaan binnen de aanduiding 'supermarkt'. Ter plaatse van het plangebied is hier geen sprake van. De vestiging van een supermarkt op de beoogde locatie is daarom op basis van het geldende bestemmingsplan niet toegestaan.

Een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan is weergeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPHoofdstraat88-0101_0002.png"

Figuur 1.2. Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan (bron ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

De toelichting op het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

In hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. In hoofdstuk 4 vindt een toetsing plaats aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van het plan. In hoofdstuk 6 wordt tot slot de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Dit hoofdstuk beschrijft de huidige en de gewenste situatie in het plangebied. De gewenste situatie is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. De gewenste situatie moet goed passen in de huidige situatie. Ook dat wordt in dit hoofdstuk gemotiveerd.

2.1 Huidige situatie

Zowel de huidige locatie van de supermarkt als de nieuwe locatie liggen aan de zuidkant van het centrum van Gorredijk. De Hoofdstraat vormt de belangrijkste doorgaande route door het dorp. Langs deze straat bevinden zich ook de meeste centrumvoorzieningen.

De Aldi bevindt zich in de huidige situatie in het complex aan de Schoolstraat 1. De oppervlakte van de functieaanduiding 'supermarkt' bedraagt 1.170 m². De werkelijke omvang van de supermarkt bedraagt 935 m2 WVO. Figuur 2.1 geeft de locatie van de huidige supermarkt weer. In figuur 2.2 is het aanzicht van de huidige supermarkt vanaf de Schoolstraat weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPHoofdstraat88-0101_0003.jpeg"

Figuur 2.1 Luchtfoto huidige locatie supermarkt (bron Kadaster)

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPHoofdstraat88-0101_0004.png"

Figuur 2.2 Aanzicht plangebied huidige locatie vanaf de Schoolstraat (bron Google Maps)

De nieuwe locatie van de supermarkt, op de hoek van de Badweg en de Hoofdstraat, is een gemengd gebied van woningen, detailhandel en horeca. Daarnaast zijn er enkele openbare parkeervoorzieningen en een rij garageboxen. De bebouwing bestaat hier afwisselend uit één of twee bouwlagen met kap. Figuur 2.3 geeft de nieuwe locatie van de nieuwe supermarkt weer. Figuur 2.4 en 2.5 geven een aanzicht op de huidige bebouwing weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPHoofdstraat88-0101_0005.jpeg"

Figuur 2.3 Luchtfoto nieuwe locatie op de hoek van de Badweg en de Hoofdstraat (bron Kadaster)

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPHoofdstraat88-0101_0006.png"

Figuur 2.4 Aanzicht plangebied nieuwe locatie vanaf de kruizing Hoofdstraat / Badweg (zuidzijde) (bron Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPHoofdstraat88-0101_0007.png"

Figuur 2.5 Aanzicht plangebied nieuwe locatie vanaf de Hoofdstraat (noordzijde) (bron Google Maps)

2.2 Behoefte uitbreiding supermarkt

De huidige winkel voldoet niet meer aan de wensen van de consument ten aanzien van een moderne harddiscounter. Om optimaal te kunnen functioneren, is een grotere winkelvloeroppervlakte vereist dan nu het geval is.

Op de locatie van de huidige supermarkt is geen optimale ruimte om te voldoen aan de specifieke eisen aan de winkelindeling die Aldi stelt. Op de nieuwe locatie is voldoende ruimte aanwezig om te voldoen aan alle eisen die de consument tegenwoordig stelt aan een supermarkt. Er is voldoende ruimte voor de uitstalling van producten, bredere gangpaden en een lichtere uitstraling van de winkel. Ook de gewenste omvang in combinatie met de specifieke indelingseisen, kan op de nieuwe locatie worden gerealiseerd. Daarnaast is voldoende ruimte aanwezig om het parkeren en de bevoorrading zo optimaal mogelijk plaats te laten vinden.

Voor een uitgebreide beschrijving van de behoefte van de uitbreiding wordt verwezen naar bijlage 1 'Ladderonderbouwing'.

2.3 Toekomstige situatie

Voor de nieuwe locatie van de supermarkt is het plan om het grootste gedeelte van de bebouwing in het plangebied te slopen en het gebied een nieuwe inrichting te geven met daarin één supermarkt. Een deel van de (gevels van de) panden aan de Hoofdstraat blijft behouden, zodat de bebouwingswand aan deze weg grotendeels intact blijft. In figuur 2.6 is een tekening opgenomen van de gewenste inrichting van het plangebied.

Het nieuwe gebouw (supermarkt) krijgt een oppervlakte van 1.557 m2 bruto vloeroppervlakte (BVO). De winkelvloeroppervlakte bedraagt 1.113 m2 WVO. Hiermee voldoet de gewenste moderne discounter supermarkt aan de eisen en wensen van de supermarktklant. Aan de achterzijde van het terrein worden parkeervoorzieningen gecreëerd. De bouwhoogte van het bebouw bedraagt voor het grootste gedeelte 6 meter. Langs de Hoofdstraat worden een aantal panden geïntegreerd in het gebouw. Deze panden zijn voorzien van kappen en hebben een afwijkende hoogte. De goothoogte bedraagt maximaal 6 meter en een nokhoogte maximaal 9 meter. Dit geldt eveneens voor de panden die niet in het gebouw worden geïntegreerd.

Bij de ontwikkeling van de nieuwe situatie is een ruimtelijk model en beeldkwaliteitskader opgesteld. (bijlage 2). Dit document is het vertrekpunt geweest voor de verdere ontwikkeling van het terrein. In overleg met diverse partijen, waaronder de welstandcommissie Hûs, plaatselijk belang, de winkeliersvereniging en de gemeente, is besloten de positionering van het hoofdgebouw te wijzigen. Het gebouw wordt in afwijking van het ruimtelijk model gepositioneerd aan de Hoofdstraat. Hiermee blijft de huidige bebouwingswand van de Hoofdstraat intact. Daarnaast blijven enkele (voorgevels) van bestaande panden intact. Paragraaf 2.4 en het opgestelde beeldkwaliteitsplan (zie bijlage 2) gaat hier nader op in.

In figuur 2.6 is de plattegrond van het nieuwe gebouw weergegeven. Een aanzicht van het gebouw is weergegeven in figuur 2.7.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPHoofdstraat88-0101_0008.png"

Figuur 2.6 Gewenste inrichting plangebied nieuwe locatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPHoofdstraat88-0101_0009.png"

Figuur 2.7 Aanzicht plangebied nieuwe locatie

Voor de huidige locatie van de supermarkt wordt de functieaanduiding 'supermarkt' verwijderd. Hierdoor is het juridisch-planologisch niet meer mogelijk om een supermarkt op deze locatie te vestigen. De huidige bebouwing blijft bestaan.

2.4 Stedenbouwkundige inpassing

Voor het stedenbouwkundig ontwerp en de inrichting van het terrein is een beeldkwaliteitsplan met daarin beeldkwaliteitsrichtlijnen opgesteld. Dit plan is als bijlage 2 toegevoegd. Dit beeldkwaliteitsplan geeft een ruimtelijk model en beeldkwaliteitsrichtlijnen voor een goede ruimtelijke inpassing van de supermarkt. De positionering van het gebouw is gewijzigd ten opzichte van het stedenbouwkundig ontwerp. De aanpassingen zijn doorgevoerd op basis van advies en op basis van gesprekken met diverse partijen waaronder de welstandscommissie Hûs en Hiem, plaatselijk belang, de winkeliersvereniging en de gemeente.

De bestaande kwaliteiten worden op een nieuwe manier ingezet om te komen tot een ruimtelijk model dat een verrijking vormt voor Gorredijk. Het ruimtelijk model is tot stand gekomen op basis van de analyse van het gebied en de specifieke randvoorwaarden die samenhangen met het inpassen van een supermarkt. Met de invulling van het gebied worden onderstaande ambities waargemaakt.

De hoofdopzet van het ruimtelijk model:

  • draagt bij aan het realiseren van een compact centrum;
  • geeft (mede) vorm aan de entree van het centrum van Gorredijk;
  • past in de ruimtelijke reeks aan de Hoofdstraat;
  • heeft een ontwerp met een representatief en uitnodigend karakter;
  • heeft een positief effect op de verkeersstructuur en draag bij aan het genereren van meer beweging/reuring van en naar het centrum.

De terreininrichting van het ruimtelijk model:

  • heeft een openbare en representatieve uitstraling (verblijfsgebied);
  • heeft een goede balans tussen groene elementen en verharding;
  • heeft een positief effect op de verkeersstructuur;
  • voorziet in een passende parkeeroplossing voor auto’s en fietsen;
  • draagt bij aan het zoveel mogelijk voorkomen van negatieve effecten op de belendende percelen.

Beeldkwaliteit

Het uitgangspunt voor de invulling van het plangebied is het transformeren van het plangebied, waarbij gebruik gemaakt wordt van de bestaande kwaliteiten om te komen tot een nieuwe stedenbouwkundige situatie. Door de situering en vormgeving van de bebouwing en de inrichting van het terrein ontstaat een mooie entree van het dorp, die de relatie tussen buitengebied en het centrum versterkt. De nieuwbouw voegt zich goed in de bestaande bebouwing. Door de positionering van het gebouw aan de Hoofdstraat wordt de bestaande bebouwingswand versterkt. Dit wordt nog verder versterkt doordat een aantal (voorgevels) van bestaande panden blijven bestaan. Het parkeerterrein is hierachter gelegen, waardoor deze grotendeels aan het zicht wordt onttrokken. Er wordt een goede afscheiding gecreëerd tussen het terrein van de nieuwe supermarkt en de omliggende bebouwing. Het materiaalgebruik is hoogwaardig.

Het bouwplan dient te passen binnen de vigerende welstandsnota van de gemeente Opsterland (juni 2009). In deze welstandsnota valt het projectgebied binnen de gebiedsnummers 1 en 2, lintbebouwing. Kenmerkt van deze gebieden is dat de hoofdbebouwing overwegend in de historisch gegroeide rooilijn geplaatst dient te worden en dat de bebouwing haaks of evenwijdig aan de weg wordt geplaatst. In het bouwplan worden enkele bestaande panden in de historische rooilijn gehandhaafd en geïntegreerd in de nieuwbouw. Hierdoor wordt niet alleen gebouwd in de historisch gegroeide rooilijn, maar blijft de uitstraling vanaf de Hoofdstraat ook grotendeels behouden. Dit wordt nog verder versterkt door het behoud van een tweetal losstaande panden aan de Hoofdstraat. Hiermee blijft de huidige bebouwingswand nog meer behouden en worden de parkeervoorzieningen niet geplaatst aan de Hoofdstraat, maar achter de te behouden panden.

De te handhaven panden worden verbonden met een voornamelijk platte bouwmassa. Aan de hoofdstraat is deze bouwmassa iets terug liggend, zodat de uitstalling van de te handhaven bebouwing en daarmee de uitstraling vanaf de Hoofdstraat intact blijft. Het geheel heeft verder een stenig karakter. De voorgestelde bebouwing is hierdoor passend binnen de welstandsnota gemeente Opsterland (juni 2009).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

De ontwikkeling in het plangebied moet passen binnen de beleidskaders van het Rijk, de provincie en de gemeente. Dit beleid kan uitgangspunten geven voor het bestemmingsplan en de daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen. In dit hoofdstuk staat omschreven welk beleid van belang is en welke uitgangspunten dit geeft.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 door de Minister vastgesteld. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energiestrategie.
  • Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • Sterke en gezonde steden en regio's.
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Vier prioriteiten

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie

Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, zoals zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren, wateroverlast en langere perioden van droogte. Nederland is in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt maatregelen in de leefomgeving, bijvoorbeeld voldoende groen en ruimte voor wateropslag in onze steden. Voordeel is dat daarmee tegelijk de leefomgevingskwaliteit verbeterd wordt en het kansen biedt voor natuur.

In 2050 heeft Nederland een duurzame energievoorziening. Dit vraagt ruimte, onder meer voor windmolens en zonnepanelen. Wind op zee heeft de voorkeur, maar ook op land zijn windmolens nodig. Door deze zoveel mogelijk te clusteren, voorkomen we versnippering over het landschap en benutten we de ruimte zo efficiënt mogelijk. Voorwaarde is steeds dat bewoners echt goed betrokken zijn en invloed hebben op het gebruik en waar dat kan, meeprofiteren in de opbrengsten.

De aanleg van zonneparken in het landschap moeten zoveel mogelijk worden beperkt. Het Rijk plaatst bij voorkeur eerst zoveel mogelijk zonnepanelen op daken en gevels. Het Rijk zet zich in voor het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.

  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel

Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Dit vraagt goede verbindingen via weg, spoor, lucht, water en digitale netwerken en een nauwe samenwerking met onze internationale partners, zowel met onze directe buren als met andere landen in Europa en over de wereld, ook op defensieterrein. Ingezet wordt op een sterk en innovatief vestigingsklimaat met een goede quality of life: een leefomgeving die de inwoners volop voorzieningen biedt op het gebied van wonen, bewegen, recreëren, ontmoeten en ontspannen.

Belangrijk is wel dat de economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam, en circulair. Daarbij wordt ingezet op het gebruik van duurzame energiebronnen en op verandering van productieprocessen, zodat we niet langer afhankelijk zijn van eindige, fossiele bronnen.

  • 3. Sterke en gezonde steden en regio’s

Er zijn vooral in steden en stedelijke regio’s nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Tegelijk willen we de leefbaarheid en klimaatbestendigheid in steden en dorpen verbeteren. Schonere lucht, voldoende groen en water en genoeg publieke voorzieningen waar mensen kunnen bewegen (wandelen, fietsen, sporten, spelen), ontspannen en samenkomen. Daarbij hoort een uitstekende bereikbaarheid en toegankelijkheid, ook voor mensen met een handicap.

Er wordt naar gestreefd dat de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid verder toeneemt. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd.

  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. Dit levert ook een noodzakelijke positieve bijdrage aan het verbeteren van de biodiversiteit.

Bodemdaling moet worden aangepakt. Verhoging van het waterpeil is in bepaalde veenweidegebieden op termijn noodzakelijk. Met de betrokken regio's en gebruikers wordt afgesproken waar en hoe dit zorgvuldig zal gebeuren. In alle gevallen wordt ingezet op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  • 1. De Omgevingsagenda
    In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
  • 2. De NOVI-gebieden
    Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

De gemeente Opsterland, waarvan het plangebied deel uitmaakt, is niet aangewezen als NOVI-gebied. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de NOVI en is in overeenstemming met de opgave om de regio sterker en leefbaarder te maken.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

De nieuwe supermarkt heeft een omvang van 1.113 m2 WVO. Omdat de bestaande supermarkt met dit bestemmingsplan wordt wegbestemd, bedraagt de toename aan winkelvloeroppervlakte per saldo 178 m2 WVO. De ontwikkeling wordt daarom gezien als stedelijke ontwikkeling en moet derhalve getoetst worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Omdat de ontwikkeling gerealiseerd wordt binnen bestaand stedelijk gebied, moet de behoefte beschreven worden. In de ladderonderbouwing is hiervoor een behoefte onderzoek opgenomen. Ook wordt in deze ladderonderbouwing ingegaan op de huidige en toekomstige detailhandelsplancapaciteit. Dit onderzoek is als bijlage 1 bij de toelichting toegevoegd. Geconcludeerd wordt dat er behoefte is aan de verplaatsing en uitbreiding van Aldi in Gorredijk. Met de herontwikkeling is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Fryslân

Op 21 oktober 2020 is de omgevingsvisie Fryslân vastgesteld. In wat voor Fryslân wilt u in 2025-2030 wonen, werken, recreëren, kortom: leven? Deze vraag stond centraal bij het maken van de nieuwe Omgevingsvisie van de provincie Fryslân. In het plan komt al het provinciale beleid voor de fysieke leefruimte te staan. Het gaat om de hoofdlijnen voor de ruimtelijke inrichting van Fryslân, de provinciale waterhuishouding, infrastructuur, natuur, landschap en milieu.

Vanuit de gezamenlijke Friese Retail-aanpak ondersteund de provincie projecten en initiatieven die bijdragen aan goed functionerende, aantrekkelijke en toekomstbestendige winkelgebieden. De provincie stimuleert in dit verband regionale afstemming van gemeentelijk detailhandelsbeleid/ visies. Er worden afspraken met gemeente gemaakt om te komen tot duidelijke afbakening van de winkelgebieden met toekomstperspectief. In noordelijk verband maken we afspraken om negatieve effecten van grootschalige detailhandelsclusters op stads- en dorpscentra te voorkomen.

In het kader van de Friese Retailaanpak houdt de provincie oog voor de sterke en zwakke punten van winkelgebieden. De provincie stimuleert op diverse manieren het aantrekkelijk maken en houden van winkelgebieden, onder meer op het gebied van samenwerking, profilering en presentatie, ondernemerschap en inrichting van de openbare ruimte. Daarnaast werken wij samen met de gemeenten aan een gerichte aanpak van de (structurele) winkelleegstand. We ondersteunen lokale initiatieven en projecten die vitaliteit en leefbaarheid ten goede komen, uitgaande van de kracht en veerkracht van de gemeenschap;

3.2.2 Verordening Romte

In de verordening (geconsolideerde versie van 23-03-2021) zijn regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.

De Verordening betreft de juridische borging van de provinciale belangen. In de verordening is beschreven dat bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de 'Rijksladder' van toepassing is om zorgvuldig ruimtegebruik te borgen. Op de ladder voor duurzame verstedelijking is reeds ingegaan in paragraaf 3.1.2.

Nieuwe detailhandelsontwikkelingen zijn primair een gemeentelijke afweging. Het is immers juist ook een gemeentelijk belang dat de bestaande winkelgebieden aantrekkelijk blijven. Bij de overweging voor nieuwe detailhandelsontwikkelingen moeten functionele – en ruimtelijke kwaliteit centraal staan (zie onderstaand). Primair zijn beperkingen opgenomen ten aanzien van detailhandel buiten de kernwinkelgebieden.

4.4 Detailhandel

4.4.1

  • 1. Onverminderd de mogelijkheden voor ondergeschikte detailhandel op grond van de artikelen 1.2.1, 1.3.1 en 6.2.1, kan in een ruimtelijk plan detailhandel buiten het bestaande kernwinkelgebied en het gebied direct daarop aansluitend slechts worden toegestaan indien sprake is van perifere detailhandel.
  • 2. In dat geval is in de plantoelichting gemotiveerd dat:
    • a. de detailhandel geen afbreuk doet aan de functionele en ruimtelijke kwaliteit van het bestaande kernwinkelgebied,
    • b. de detailhandel wat betreft schaal en functionele en ruimtelijke kwaliteit aansluit bij aard en schaal van de kern, en
    • c. vestiging in het kernwinkelgebied of de centrumrand redelijkerwijs niet mogelijk is, voor zover sprake is van detailhandel in fietsen, autoaccessoires en supermarkten.

4.4.2

  • 1. In afwijking van artikel 4.4.1 eerste lid kan in een ruimtelijk plan nieuwe detailhandel worden toegestaan: als onderdeel van een buurtwinkelcentrum mits in de plantoelichting wordt gemotiveerd dat de detailhandel geen afbreuk doet aan de functionele en ruimtelijke kwaliteit van het bestaande kernwinkelgebied, of
  • 2. als solitaire kleinschalige winkelvestiging in een woonbuurt of gemengde buurt.

Beide projectgebieden zijn volgens de verordening gelegen in bestaand stedelijk gebied. Onderhavig plan voorziet in het verplaatsen van een bestaande supermarkt en niet in de vestiging van nieuwe detailhandel. Nieuwe detailhandelsontwikkelingen zijn primair een gemeentelijke afweging en de voorgenomen verplaatsing past binnen het gemeentelijk beleid. Zie paragraaf 3.3. De verordening Romte verzet zich niet tegen deze verplaatsing. Derhalve is het plan in overeenstemming met de Verordening Romte.

Conclusie

De voorgestelde ontwikkeling past binnen de kaders van de verordening Romte.

3.2.3 Friese Retailaanpak

Broekhuis-Rijs heeft in 2017 voor de provincie een koopstromenonderzoek uitgevoerd. De uitkomsten van het koopstromenonderzoek tonen aan dat het veranderde retaillandschap gevolgen heeft voor het functioneren van de Friese winkelgebieden. De conclusies en aanbevelingen van het Friese koopstromenonderzoek, een regionale vertaalslag van de IPO-Retaildeals en de landelijke Retailagenda (2018-2020) waaraan de Provincie Fryslân en (een deel van de) Friese gemeenten zich eveneens verbonden hebben, zijn vervolgens vertaald in De Friese Retailaanpak.

De centrale ambitie van de Friese Retailaanpak is de volgende: Goed functionerende, aantrekkelijke en toekomstbestendige winkelgebieden in een veranderend retaillandschap.

De ambitie kan vertaald worden naar de volgende doelen, waaraan de activiteiten die vanuit de Friese Retailaanpak worden ondernomen, direct dan wel indirect, een bijdrage zullen leveren:

  • 1. Gezonde retailmarkt: Terugdringen van overcapaciteit en overbodige plancapaciteit in winkelmeters en leegstand;
  • 2. Versterkingondernemerschap:Professionalisering van ondernemerschap in de retailsector;
  • 3. Stimuleren en ondersteunen van startende retail-ondernemers:
  • a. Vergroten van de flexibiliteit en het innovatievermogen van de retailsector om in te kunnen spelen op maatschappelijke en economische veranderingen/ontwikkelingen (onder meer in de omgeving, koopgedrag en bestedingspatronen van consumenten, de economische conjunctuur en technologische ontwikkelingen);
  • b. (Bij)scholing, opleiding en competentie-ontwikkeling van retail -personeel zodat deze aansluiten bij een veranderende omgeving, en nieuwe ontwikkelingen en trends (kwalitatief);
  • c. Optimale aansluiting onderwijs —arbeidsmarkt en beschikbaarheid van voldoende geschoold personeel (kwantitatief);
  • d. Kenniscreatie, -overdracht en netwerkontwikkeling;
  • e. Ontwikkeling van innovatieve concepten en oplossingen, business modellen of ondernemingsvormen, en product-markt/functie-combinaties.
  • 4. Creëren van reuring: Versterken van de uitstraling, beleving en aantrekkelijkheid van winkelgebieden;
  • 5. Professionaliseren en promotie: Profilering en duidelijke positionering van winkelgebieden:
    • a. Het promoten van het unieke vestigingsmilieu van de Friesewinkelkernen om nieuwe concepten en formules aan te trekken.

Conclusie

Ondanks dat de locatie van de huidige supermarkt vrijkomt voor detailhandel in niet dagelijkse goederen, neemt in dit bestemmingsplan het aantal m² detailhandel in niet-dagelijkse goederen af. Op de nieuwe locatie van de Aldi wordt de huidige bestemming 'Centrum' namelijk aangepast in de specifieke bestemming voor een supermarkt. Hiermee wordt voldaan aan de ambitie van een gezonde retailmarkt. In het behoefteonderzoek wordt hierop verder ingedaan. Het behoefteonderzoek is als bijlage 1 bij deze toelichting toegevoegd.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie gemeente Opsterland 2015-2030

De missie van de gemeente Opsterland is het creëren van randvoorwaarden, die zorgen voor vitale leefgemeenschappen in een aantrekkelijke en duurzame leefomgeving. De missie van de gemeente kan worden vertaald in vier hoofddoelen:

  • 1. De kracht van de gemeenschap (Mienskip). De gemeente Opsterland wil de kracht van de samenleving aanboren en optimaal benutten;
  • 2. De kracht van de leefomgeving. Opsterland is met haar landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, tussen de stedelijke buurgemeenten, bij uitstek een woon- en recreatiegemeente. Deze kwaliteiten moeten behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt;
  • 3. De krachten bundelen: regionale samenwerking. De gemeente Opsterland is een robuuste en zelfstandige gemeente, die door samenwerking met andere gemeenten prima in staat is om toekomstige opgaven het hoofd te bieden;
  • 4. De rol en werkwijze van de gemeente. De gemeente Opsterland ontwikkelt zich van een aanbod-gestuurde organisatie naar een faciliterende, vraag-gestuurde organisatie.

Detailhandelsstructuur

De gemeente verwacht voor de toekomst een verdere verdunning van de winkelstructuur. In diverse plaatsen is de afgelopen jaren al een proces gaande, waarbij verschillende winkels zijn gesloten. Hoewel ook winkels in kerngebieden soms sluiten, gaat het vooral om winkels in de kleinere dorpen en wijken waar het potentieel te gering is geworden. Daarnaast gaat het om winkels waarvan de locatie niet optimaal is; zij zijn vaak gevestigd aan de rand van of buiten het kernwinkelgebied, en kunnen niet meer profiteren van de (kleiner wordende) klantenstroom. Voor de verschillende kernen betekent dit dat er maatwerk geleverd moet worden.

Om ook in de verdere toekomst te zorgen voor goede voorzieningen op redelijke afstand, is het van belang vast te stellen welke kernen het meest kansrijk zijn in het vasthouden van de noodzakelijke dagelijkse voorzieningen, ook op de langere termijn. De gemeente onderscheidt drie categorieën van voorzieningencentra. Gorredijk is aangemerkt als regionaal centrum, met een regionaal voorzieningenniveau op het gebied van cultuur, onderwijs, sport, recreatie, medische zorg en detailhandel. Naast enkele grote supermarkten heeft Gorredijk ook veel winkels voor niet-dagelijkse goederen.

Als de gemeente in staat is voor Gorredijk en de drie centrumdorpen een volledig pakket aan dagelijkse voorzieningen vast te houden, dan houdt elke inwoner van Opsterland, ook op de langere termijn, binnen een afstand van zo'n 5 km een basisschool, een huisarts, een supermarkt, openbaar vervoer en voldoende sportvoorzieningen. Om dat te kunnen garanderen wil het gemeentebestuur van Opsterland deze vier dorpen stimuleren het gewenste voorzieningenniveau vast te houden, onder andere door ruimte te bieden voor woningbouw, door te investeren in de bereikbaarheid en in de kwaliteit van de huisvesting van openbare voorzieningen, zoals het basisonderwijs, zorgvoorzieningen en sportaccommodaties. De kwaliteit van het winkelapparaat zal worden ondersteund door, samen met verantwoordelijke ondernemers, te werken aan een concentratie van de winkels, een aantrekkelijke inrichting van de openbare ruimte, voldoende parkeervoorzieningen en een goede ontsluiting.

Relatie met plan initiatief

De gemeente Opsterland zet in op het op peil houden van het voorzieningenniveau van Gorredijk. Gorredijk is aangemerkt als regionaal centrum en heeft dus een verzorgingsfunctie die verder reikt dan enkel de kern Gorredijk. De Aldi in Gorredijk kan op dit moment niet duurzaam functioneren op haar huidige locatie. Met de verplaatsing naar de Hoofdstraat kan Aldi een winkel van een moderne omvang realiseren. Op deze manier kan de harddiscounter behouden blijven voor de inwoners van Gorredijk. Hiermee blijft voor de inwoners van Gorredijk en de regio een volwaardig supermarkt aanbod behouden. De beoogde verplaatsing en uitbreiding van Aldi past dus binnen de kaders van de Omgevingsvisie van de gemeente Opsterland.

3.3.2 Detailhandelsvisie gemeente Opsterland (2015)

De gemeente Opsterland heeft een Detailhandelsvisie opgesteld om actief in te spelen op de veranderingen in de detailhandel en te zorgen voor een kwalitatief en kwantitatief goed aanbod van winkels voor dagelijkse en niet-dagelijkse boodschappen.

Gorredijk is een kern met een echt centrumgebied. Het centrum ligt centraal in de plaats en is in principe goed bereikbaar vanuit de diverse kanten. Het accent ligt in het centrum op het dagelijkse en modisch-recreatieve aanbod. Gorredijk neemt dan ook een sterke regionale positie in. Van oudsher zijn de Hoofdstraat samen met de Langewal en Brouwerswal de belangrijkste winkelstraten. Vooral door de ligging van de belangrijkste bronpunten in combinatie met de supermarkten zijn er sterke gebieden aan toegevoegd aan de zuid- (Marktstraat) en noordzijde (Lijnbaan). De leegstand aan de Hoofdstraat is de laatste jaren wel toegenomen. Om de zuidelijke kant van de Hoofdstraat weer in kracht te laten toenemen zou een echte trekker zich in dit deel moeten vestigen (figuur 3.1).

Uit distributieplanologisch onderzoek wordt geconcludeerd dat uitbreidingsruimte in Gorredijk niet direct beschikbaar is, maar wijzigingen in de markt zullen altijd blijven bestaan en zijn ook gewenst. Het gevolg is wel dat gemiddeld de vloerproductiviteit van de aanwezige ondernemers relatief laag zal liggen, waarbij er onderling en per branche uiteraard grote verschillen zullen zijn.

Het centrum van Gorredijk heeft primair een verzorgende functie voor de inwoners van Opsterland zelf en de direct aangrenzende dorpen. Daarnaast kent het centrum in de dagelijkse sector een verzorgende functie voor een aanzienlijk regiogebied. In de niet-dagelijkse sector is sprake van een bovenregionale functie, vooral door de aanwezigheid van een aantal grote spelers in dit veld, zoals Rinsma in de modebranche en Bergsma op het gebied van wonen. Uit het totale aanbod blijkt duidelijk deze functie; het aanbod is veel groter (vooral in de mode en in/om huis) dan verwacht zou worden in vergelijking met andere kernen met een vergelijkbaar inwonertal als Gorredijk.

Relatie met plan initiatief

In de detailhandelsvisie van de gemeente wordt Gorredijk als centrum met een regionale verzorgingsfunctie aangewezen. Het aanbod in de kern is daardoor ook groter dan verwacht zou worden op basis van het inwonertal. Ondanks dat de marktruimte beperkt is, zijn veranderingen in de markt wel gewenst. Het is dan ook van belang het dagelijks aanbod op peil te houden. Met de uitbreiding en verplaatsing kan Aldi een kwaliteitsverbetering doorvoeren en kan zij als harddiscounter behouden blijven voor de inwoners van Gorredijk en de kernen er omheen. Daarnaast past een verplaatsing naar het zuidelijk deel van de Hoofdstraat binnen de visie van de gemeente. Om de aantrekkelijkheid van dit deel van de Hoofdstraat te vergroten, is een trekker in de vorm van een supermarkt gewenst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPHoofdstraat88-0101_0010.png"

Figuur 3.1 Winkelstructuur Gorredijk (bron: Detailhandelsvisie Opsterland, Broekhuis Rijs Advisering, 2015)

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Bij realisatie van nieuwe ontwikkelingen dient, met het oog op de uitvoerbaarheid van het plan, te worden onderzocht of in de toekomst sprake is van een goede omgevingssituatie. Daarbij wordt getoetst aan de sectorale wet- en regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

4.1 M.e.r.-beoordeling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor een supermarkt is een 'stedelijk ontwikkelingsproject' uit onderdeel D van de bijlage relevant. Hierbij is een ontwikkeling m.e.r.-beoordelingsplichtig indien het gaat om een ontwikkeling met een oppervlakte van 100 hectare of meer of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. De nieuwe supermarkt blijft verreweg onder deze drempelwaarden.

Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling:

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen;
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Het college van burgemeester en wethouders heeft besloten dat geen MER nodig is (op basis van de vormvrije mer-beoordeling). Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Mitigerende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.

4.2 Verkeer en parkeren

Toetsingskader

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. De verkeerskundige gevolgen van een Aldi filiaal op de hoek van de Badweg en de Hoofdstraat in Gorredijk zijn hieronder beschreven.

Voor het bepalen van de verkeersgeneratie worden kencijfers uit CROW publicatie 381 gebruikt. Volgens de Parkeernotitie Gorredijk, 05-07-2011 kan er voor Gorredijk worden uitgegaan van een niet-stedelijke omgeving, schil centrum. Er wordt uitgegaan van het gemiddelde kengetal binnen de bandbreedte.

Voor het berekenen van de parkeerbehoefte wordt kencijfers uit CROW publicatie 381 gebruikt. Er wordt conform Parkeernotitie Gorredijk uitgegaan van het minimale kengetalen binnen de bandbreedte.

Ontsluiting

Gemotoriseerd verkeer

Het verkeer van en naar het plangebied wikkelt af over de verschillende ontsluitingswegen in het gebied. Het parkeerterrein van de supermarkt zal bereikbaar zijn middels twee aansluitingen: op de Hoofdstraat en op de Badweg. De bezoekers verlaten het terrein via de Hoofdstraat. Het plangebied is gelegen op de hoek van het kruispunt van de Hoofdstraat, Badweg, Nijewei en Hegedyk. Deze wegen liggen allen binnen de bebouwde kom van Gorredijk. Op de Hoofdstraat, Nijewei en Hegedyk geldt een maximum snelheid van 30 km/uur. Voor de Badweg geldt dat deze weg vanaf de rotonde tot de Badweg 8 een maximum snelheid geldt van 30 km/uur (gedeeltelijk als zondanig ingericht) en vervolgens overgaat in een 50 km/uur regime. Via de Badweg, Hegedyk en Nijewei kan de N392 tussen Oudehorne en Akkrum worden bereikt.

Langzaam verkeer

Op de Hoofdstraat, Nijewei en Hegedyk deelt fietsverkeer de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer. Op de hoofdrijbaan van de Badweg geldt een verbod voor fietsers, zij maken gebruik van de parallelweg aan de noordzijde van de weg. Langs de ontsluitingswegen zijn tevens voetpaden aanwezig.

Openbaar vervoer

De dichtstbijzijnde bushalte is gelegen op circa 100 meter loopafstand aan de Hegedyk. Bij deze halte halteren twee buslijnen. Buslijn 20 tussen Heerenveen busstation en Station Leeuwarden met een frequentie van 1 keer per uur op werkdagen. Buslijn 21 rijdt tussen Heerenveen Busstation en Station Leeuwarden, via Gorredijk.

Verkeersgeneratie

In de huidige situatie liggen er in het plangebied woon- en winkelgebouwen die een verkeersaantrekkende werking hebben. Het gaat om een bruin- en witgoedzaak, een café, een telecomwinkel, een kledingwinkel en enkele woningen. Met de komst van de supermarkt komen deze verkeersbewegingen te vervallen, maar komt hier de verkeersaantrekkende werking van de supermarkt voor in de plaats. De beoogde ontwikkeling bestaat uit een moderne discount supermarkt van 1.557 m2 bvo.

In tabel 4.1 is de verkeersgeneratie van het plangebied berekend in de huidige en toekomstige situatie aan de hand van kengetallen uit CROW-publicatie 381. Hierbij wordt op basis van de omgevingsadressendichtheid en het autobezit het gemiddelde van de bandbreedte gehanteerd. Er wordt uitgegaan van een niet-stedelijke omgeving, schil centrum.

Bestaande situatie  
Functie   Aantal   Kencijfers CROW   Verkeersgeneratie (weekdag)   Verkeersgeneratie (werkdag)  
Buurt- en dorpscentrum   1.400 m2 bvo   53,05 per 100 m2 bvo   742,7   742,7  
Woningen (tussen/hoek)   10 woningen   7,3 per woning   73,0   81,0  
Totale verkeersgeneratie bestaande situatie       816   824  
 
Toekomstige situatie  
Functie   Aantal   Kencijfers CROW   Verkeersgeneratie (weekdag)   Verkeersgeneratie (werkdag)  
Fullservice-supermarkt
(discount supermarkt)  
1.557 m2 bvo   115,5 per 100 m2 bvo   1.798,3   1.798,3  
Totale verkeersgeneratie toekomstige situatie       1.799   1.799  
Totale toename       983   975  

Tabel 4.1: Verkeersgeneratie bestaande en toekomstige situatie

De beoogde ontwikkeling zal leiden tot een verkeerstoename van 983 mvt/etmaal gedurende de gemiddelde weekdag. Bij het beoordelen van de verkeersafwikkeling gekeken te worden naar het maatgevende uur, waarin doorgaans 10% van de etmaalintensiteit wordt afgewikkeld. Gedurende het drukste spitsuur zorgt de ontwikkeling van het plangebied voor een verkeersgeneratie van 99 mvt/uur.

Verkeerstoedeling

Naar verwachting zal 20% binnen de kern blijven. Van de overige intensiteiten zal ongeveer 40% via de Badweg naar het westen gaan richting de A7 en 40% via de Nijewei naar het oosten gaan richting de N392. De overige 20% zal via de Hegedyk naar het zuiden gaan richting Langezwaag. De verkeerstoedeling is te zien op figuur 4.1.

Hierbij moet in de overweging worden meegenomen dat veel bezoekers van de supermarkt op de huidige locatie aan de Schoolstraat het parkeerterrein daar verlaten via de Nieuwstraat en de Hoofdstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPHoofdstraat88-0101_0011.png"

Figuur 4.1 Verkeerstoedeling beoogde ontwikkeling

Bevoorrading

Bevoorrading vindt op eigen terrein plaats. Vrachtwagens bereiken de laad- en losplaats (gesitueerd aan zuidzijde van het pand) door vanaf de Badweg vooruit de parallelweg in te rijden. Vervolgens draait hij achteruit de laad- en losplaats in. De vrachtwagen vertrekt vooruit richting de Badweg. In figuur 4.2 is de manoeuvre weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPHoofdstraat88-0101_0012.png"

Figuur 4.2 Draaicirkel vrachtwagen achteruit inrijden

Verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid

De verkeerstoename in een spitsuur bedraagt 99 mvt. De verkeerstoename kan merkbaar zijn op piekmomenten van de supermarkt (bijvoorbeeld zaterdagmiddag), maar zal geen negatieve gevolgen hebben voor de verkeersafwikkeling.

De beoogde ontwikkeling leidt tot een verkeerstoename van circa 975 mvt/etmaal. Volgens de gehouden verkeerstellingen ligt de huidige fietsintensiteit op 386 fietsen/etmaal. Gezien de breedte van de Badweg en de Hoofdstraat kan het gemotoriseerd verkeer het fietsverkeer veilig passeren.

Het parkeerterrein van de nieuwe supermarkt krijgt voor auto's een inrit aan de Badweg en een in- en uitrit aan de Hoofdstraat. Fietsers en voetgangers kunnen aan de Badweg en aan de Hoofdstraat het terrein betreden en verlaten. Aan de Hoofdstraat is een extra toegang voor fietsers en voetgangers bij de voorgevel van de nieuwe supermarkt. Op figuur 4.3 zijn de rijrichtingen van het parkeerterrein en de Hoofdstraat te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPHoofdstraat88-0101_0013.png"

Figuur 4.3. Rijrichtingen parkeren

Ten behoeve van de bevoorrading van de Aldi aan de Badweg is een apart verkeerskundig advies opgesteld. Dit is als bijlage 3 toegevoegd. Hierbij is een drietal varianten onderzocht, waarbij variant 3 uiteindelijk de voorkeur heeft. Hierbij wordt een combinatie van het fietsverkeer met het bevoorradende verkeer voorkomen. Dit door de fietsers al eerder vanaf de parallelweg naar de hoofdrijbaan te geleiden. Dit wordt gerealiseerd ter plaatse van de overgang van het 50 km/h naar het 30 km/h regime op de Badweg. Om de overgang van parallelweg naar de hoofdrijbaan voor fietsers veilig te maken, wordt geadviseerd dit te combineren met een snelheidsremmende maatregel op de Badweg. Deze optie biedt een aantal voordelen:

  • geen combinatie van fietsers en bevoorradend vrachtverkeer, waardoor een veiligheidsrisico voorkomen wordt;
  • het zorgt voor een duidelijker overgang van het 50 km/h regime naar de 30 km/h zone. In de huidige situatie is deze overgang in het wegbeeld niet zichtbaar;
  • het zorgt voor een snelheidsremmend effect van het gemotoriseerde verkeer op de Badweg;
  • het voorkomt het tegen de richting in rijden van de fietsers richting de Nijewei. Daarmee zorgt het voor een veiliger oversteek voor fietsers komende vanaf de parallelweg.

De oversteeklocatie van de fietsers geeft ook een mogelijkheid om de overgang van het snelheidsregime van 50 km/h naar 30 km/h duidelijk in het wegbeeld weer te geven. Om dit te realiseren wordt geadviseerd de bestaande klinkerverharding op de Badweg door te trekken tot en met de nieuwe fietsoversteek. De overgang van asfalt naar klinkers zorgt voor een visuele aanpassing waardoor de overgang voor weggebruiker duidelijk zichtbaar wordt. Door de fietsoversteek te combineren met een plateau en mogelijk een eenzijdige wegversmalling, wordt de snelheid van het gemotoriseerde verkeer ter plaatse geremd. Dit komt de verkeersveiligheid ten goede.

Parkeren

Parkeerbehoefte

De parkeerbehoefte van de ontwikkeling is berekend aan de hand van parkeerkencijfers uit CROW publicatie 381. De parkeerbehoefte is opgenomen in tabel 4.2.

  Functie   Oppervlakte
(m2 bvo)  
Kencijfer CROW
(gemiddeld)  
Parkeerbehoefte  
Toekomstige situatie   Fullservice-supermarkt(discount supermarkt)   1.557 m2   3,8 per 100 m2 bvo   60 parkeerplaatsen  

Tabel 4.2: Parkeerbehoefte

Op basis van tabel 4.2 heeft de ontwikkeling een gemiddelde parkeerbehoefte van 60 parkeerplaatsen. Aldi is voornemens om bij de supermarkt een parkeerterrein met 72 parkeerplaatsen te realiseren waarmee wordt voorzien in de berekende parkeerbehoefte.

Fietsparkeren

Aan de noordoostzijde van de supermarkt worden stallingsplaatsen voor fietsen gerealiseerd. Hier kunnen bezoekers en werknemers van de supermarkt hun fiets stallen.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is goed voor de verschillende vervoerswijzen. De parkeerbehoefte en verkeersgeneratie van de ontwikkeling zijn berekend aan de hand van gemiddelde CROW kencijfers. Het beoogde parkeeraanbod op eigen terrein voorziet in de berekende parkeerbehoefte. De ontwikkeling leidt tot een verkeerstoename. De doorstroming en verkeersveiligheid op de verschillende ontsluitingswegen van het plangebied blijven acceptabel.

De verkeersveiligheid ten gevolge van de bevoorrading is een aandachtspunt. Geadviseerd wordt de inrichting van de weg hierop aan te passen. Met het aanpassen van de inrichting staat het aspect verkeer en parkeren de ontwikkeling in dat geval niet in de weg.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Bij het plangebied is vooral sprake van een uitwaartse werking; een supermarkt betreft geen bedrijfshindergevoelig object en dus hoeft geen onderzoek naar mogelijke hinder van omringende bedrijven gedaan te worden.

De supermarkt heeft op het gebied van milieu een uitstraling op de omgeving. De richtafstand bepaalt de afstand van deze uitstraling. Voor een supermarkt is dit 10 meter (milieucategorie 1) ten opzichte van de woningen van derden, gebaseerd op het aspect geluid. In dit geval is sprake van een gemengd gebied. Er is namelijk sprake van een centrumgebied waar verschillende bedrijfsfuncties voorkomen. De geldende richtafstanden kunnen hierdoor met één stap terug gerekend worden. De aan te houden richtafstand voor een supermarkt bedraagt in dit geval 0 meter.

Geluid

De achterliggende geluidnormen die in de VNG-publicatie worden gehanteerd om de richtafstanden te bepalen, zijn weergegeven in tabel 4.3.

Periode   Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus (LAr,LT)   Maximale geluidniveaus (LAmax)  
dagperiode (07:00 - 19:00 uur)   50 dB(A)   70 dB(A)  
avondperiode (19:00 - 23:00 uur)   45 dB(A)   65 dB(A)  
nachtperiode (23:00 - 07:00 uur)   40 dB(A)   60 dB(A)  

Tabel 4.3: Geluidnormen (richtwaarden) voor een "Gemengd gebied".

Deze richtwaarden hebben geen wettelijke status, maar zijn algemeen aanvaarde waarden. Het is mogelijk om op basis van een bestuurlijke afweging af te wijken van deze richtwaarden. De VNG-publicatie biedt hiervoor een stappenplan, opgenomen in bijlage B5.3 van de VNG-publicatie. Het stappenplan omvat de volgende methodiek:

stap 1:

indien de richtafstand voor het aspect geluid niet wordt overschreden, kan verdere toetsing voor het aspect geluid in beginsel achterwege blijven: inpassing is dan mogelijk;

stap 2:

indien stap 1 niet toereikend is, dan is inpassing mogelijk bij een geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen van maximaal 45 dB(A) in een rustige woonwijk/rustig buitengebied en 50 dB(A) in gemengd gebied voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (etmaalwaarde), 65/60/65 dB(A) voor maximale geluidniveaus en 50 dB(A) etmaalwaarde t.g.v. de verkeersaantrekkende werking (indirecte hinder);

stap 3:

indien stap 2 niet toereikend is, dan is inpassing mogelijk bij een geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen van maximaal 50 dB(A) in een rustige woonwijk/rustig buitengebied en 55 dB(A) in gemengd gebied voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, 70/65/60 dB(A) voor maximale geluidniveaus en 65 dB(A) etmaalwaarde t.g.v. de verkeersaantrekkende werking (indirecte hinder). Met betrekking tot de maximale geluidsniveaus geldt dat de beoordeling plaatsvindt exclusief de maximale geluidniveaus vanwege aan- en afrijdend verkeer.

In het kader van stap 3 dient het bevoegd gezag te motiveren waarom het deze geluidbelasting in de concrete situatie acceptabel acht, waarbij tevens de cumulatie met eventueel reeds aanwezige geluidbelasting moet worden betrokken.

Bij een hogere geluidbelasting dan aangegeven in stap 3 zal inpassing doorgaans niet mogelijk zijn. Indien het bevoegd gezag niettemin tot inpassing wil overgaan, dient dit grondig onderzocht, onderbouwd, en gemotiveerd te worden, waarbij cumulatie met andere geluidbronnen/geluidbelastingen moet worden meegenomen. Deze laatste stap wordt aangeduid als stap 4.

Geluidsonderzoek

Voor de nieuw te realiseren supermarkt is een akoestisch onderzoek verricht ter beoordeling van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de omliggende woningen. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 4 van deze toelichting.

Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus

Uit het geluidsonderzoek komt naar voren dat in de dagperiode op nagenoeg alle toets-/rekenpunten wordt voldaan aan de VNG-richtwaarde van 50 dB(A) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau. Dit geldt niet voor de bovenwoning aan de Hoofdstraat 86, welke direct naast het nieuwe parkeerterrein is gesitueerd. De hoogste berekende waarde bedraagt LAr,LT = 52 dB(A), veroorzaakt door het rijden/manoeuvreren van personenauto’s.

 

Voor wat betreft de avondperiode geldt dat op een 4-tal toets-/rekenpunten (2 woningen) de VNG -richtwaarde van 45 dB(A) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau wordt overschreden; het betreft de woning aan de Badweg 8 (naast de nieuwe in-/uitrit) en de bovenwoning aan de Hoofdstraat 86, waarbij ook de bijdrage vanwege personenauto’s maatgevend is.

Maximale geluidsniveaus

Voor 5 woningen/adressen geldt dat de berekende maximale geluidniveaus hoger zijn dan de VNG- richtwaarden. Het betreft de woning Badweg 8 en 10, de bovenwoning aan de Hoofdstraat 86 en de bovenwoningen aan de Hoofdstraat 65 en 79. De hoogst berekende waarde bedraagt LAmax = 72 dB(A) in de dagperiode voor Badweg 8 vanwege het wegrijden van vrachtwagens en LAmax = 69 dB(A) vanwege het dichtslaan van autoportieren op het parkeerterrein. In de avondperiode bedraagt de hoogste berekende waarde aan de Badweg 8 LAmax = 73 dB(A) vanwege het wegrijden van vrachtwagens en LAmax = 72 dB(A) vanwege laden/lossen in de avondperiode.

 

Voor de (boven)woningen aan de Hoofdstraat 86/65 is het dichtslaan van autoportieren en het nesten van winkelwagens de maatgevende geluidbron en het maximale geluidniveau bedraagt LAmax = 74 dB(A) voor de Hoofdstraat 86. Voor de woning Hoofdstraat 79 (op de hoek Hoofdstraat/Badweg) bedraagt het berekende maximale geluidniveau LAmax = 69 dB(A), veroorzaakt door het wegrijden van vrachtwagens in de avondperiode.

 

Indirecte hinder

De algemene voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde voor indirecte hinder wordt overschreden, maar er wordt wel voldaan aan de grenswaarde van 65 dB(A) etmaalwaarde. De hoogst berekende waarde bedraagt 52 dB(A) etmaalwaarde. Uitgaande van een minimaal aanwezige geluidwering van 20 dB(A) bij bestaande woningen, wordt ruimschoots voldaan aan de binnenwaarde van 35 dB(A).

Maatregelen

De VNG-richtwaarde van 50 dB(A) als etmaalwaarde wordt bij een tweetal woningen overschreden; Badweg 8 en de bovenwoning Hoofdstraat 86. Voor beide woningen geldt dat er in het ontwerp van de inrichting van het plangebied rekening is gehouden met het aspect geluid; er komt een geluidafscherming langs de rand van het parkeerterrein met een hoogte van 2 m en de laad-/loslocatie wordt eveneens afgeschermd met een wand/scherm van 3 m hoog (zie ook figuur 4.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPHoofdstraat88-0101_0014.png"

Figuur 4.4 Geluidafscherming

De afscherming langs het parkeerterrein is een stedenbouwkundig compromis, hogere schermen zijn niet gewenst. Voor de woning Badweg 8 geldt dat in de dagperiode dit scherm voldoende effectief is (beoordelingshoogte + 1,5 meter); voor de avondperiode geldt een hogere beoordelingshoogte (+ 5 meter) en is het scherm minder effectief. Dit geldt tevens voor de bovenwoning aan de Hoofdstraat 86; deze is vlak naast het parkeerterrein gesitueerd met nagenoeg direct zicht. Alleen schermen vanaf 4 m hoogte zullen in dat geval enig effect kunnen hebben.

 

Geconcludeerd kan worden dat aanvullende maatregelen niet wenselijk zijn vanuit stedenbouwkundig oogpunt. Omdat de grenswaarden van 55 dB(A) niet wordt overschreden, kunnen de berekende geluidniveaus als aanvaardbaar worden geacht.

Voor de maximale geluidniveaus geldt globaal hetzelfde als bij de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus: de hoogste overschrijdingen vinden met name plaats bij de woning Badweg 8 en de bovenwoning Hoofdstraat 86. Afscherming vanwege het wegrijden van vrachtwagens bij de openbare weg op is vanwege zichtbeperkingen niet mogelijk/wenselijk. Hogere geluidafscherming voor het dichtslaan van portieren is vanwege stedenbouwkundig oogpunt niet mogelijk. Om deze redenen kunnen de berekende geluidniveaus als aanvaardbaar worden geacht. Voor wat betreft de bevoorrading in de avondperiode geldt dat dit plaatsvindt tijdens de openingstijden van de supermarkt en daarmee tot uiterlijk en altijd voor 21.00 uur, dat wil zeggen de eerste helft van de avondperiode. De kans op eventuele slaapverstoring door maximale geluidniveaus is daarmee klein.

Conclusie

Met het nieuwe plan voor de nieuwe Aldi te Gorredijk zijn met name de geluidniveaus bij de woningen Badweg 8 en Hoofdstraat 86 (bovenwoning) hoger dan de gebruikelijk richt-/grenswaarden. In mindere mater geldt dit voor de woningen Badweg 10, Geert van der Zwaagstrjitte 45 en Hoofdstraat 65/79. Voor zover de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” wordt gevolgd, geldt primair dat er wordt voldaan aan de richtafstand van 0 meter. Om de geluidniveaus zoals berekend als toelaatbaar te achten gelden de volgende motivatiegronden:

 

  • Bij de berekening van het geluid afkomstig van de nieuwe Aldi supermarkt te Gorredijk is het geluid vanwege het parkeerterrein beschouwd als onderdeel van de inrichting. Tijdens de openingstijden van de supermarkt kan het parkeerterrein als openbaar toegankelijk worden gezien en mag het geluid vanwege het parkeerterrein ook worden gezien als indirecte hinder. Hiervoor geldt dan het beoordelingskader voor indirecte hinder waarbij maximale geluidniveaus niet worden beoordeeld/getoetst. Buiten de openingstijden wordt het parkeerterrein afgesloten. Dat betekent dat na 21.00 uur er geen parkeeractiviteiten zijn;
  • In het kader van het Activiteitenbesluit worden maximale geluidniveaus vanwege laad-/losactiviteiten niet getoetst. In de ruimtelijke afweging kan hierbij worden aangesloten, daarbij meegewogen dat de laad-/loslocatie wel wordt afgeschermd, maar dat het wegrijden van vrachtwagens altijd overblijft en niet kan worden afgeschermd;
  • Het gehele parkeerterrein wordt voorzien van een geluidafschermende voorziening met een hoogte van 2 m; hogere afscherming is stedenbouwkundig gezien niet wenselijk;
  • In vergelijking met het eerdere inrichtingsplan ontstaat er een verbetering van de geluidsituatie voor de (boven)woningen aan met name de overzijde van de Hoofdstraat doordat er twee in-/uitritten worden gerealiseerd en dat er een visuele afscherming van het parkeerterrein komt, bestaande uit achterblijvende voorgevels van nu nog bestaande panden;
  • Voor de woning Badweg 8 geldt in de avondperiode een maximaal geluidniveau van LAmax = 69 dB(A) als gevolg van het dichtslaan van portieren. Het verder reduceren vereist hogere geluidafscherming; dit is stedenbouwkundig niet gewenst. Deze hogere niveaus kunnen worden vastgelegd in een maatwerkvoorschrift. Voorwaarde is dat wordt voldaan aan een binnenwaarde van 50 dB(A). Op basis van een minimale geluidwering die bij woningen aanwezig mag worden verondersteld (minimum-eis Bouwbesluit) van 20 dB(A), kan hieraan worden voldaan;
  • Voor de bovenwoning aan de Hoofdstraat geldt een berekend maximaal geluidniveau van LAmax = 74 dB(A). De direct naast deze woning gelegen parkeervakken en het dichtslaan van portieren op die locatie zijn daarvoor maatgevend. Alleen hoge geluidschermen (onderbreken zichtlijn) zorgen voor reductie. Er worden in het kader van de vergunningverleningen metingen uitgevoerd om de geluidswering van de betreffende woning te meten. Mocht dit niet afdoende zijn dan is er een mogelijkheid de maatgevende parkeervakken na 19:00 uur te sluiten.
  • In de Hoofdstraat kan langs de weg worden geparkeerd, ook ’s avonds en ’s nachts. Dit is inherent aan het karakter van de Hoofdstraat. Maximale geluidniveaus vanwege openbaar parkeren aan de weg zullen hoger zijn dan vanwege het openbare parkeerterrein van Aldi, waarmee de geluidniveaus vanwege Aldi zelfs als ondergeschikt kunnen worden gezien. Wanneer er meer op het parkeerterrein wordt geparkeerd dan in de straat, kan dit voor een aantal woningen aan de Hoofdstraat zelfs een verbetering opleveren;
  • Het Aldi-parkeren wordt verplaatst van een openbaar parkeerterrein aan de Schoolstraat naar het nieuwe parkeerterrein. Voor de rond de Schoolstraat (en boven de huidige Aldi) gelegen woningen treedt er een verbetering op.

Met de aanleg van de geluidsschermen en op basis van bovenstaande argumenten wordt het bestemmingsplan op dit aspect uitvoerbaar geacht.

Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van de supermarkt worden de geluidsmaatregelen nader uitgewerkt.

4.4 Wegverkeerslawaai

In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige functies enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Indien geluidsgevoelige functies binnen de geluidszone van een weg worden geprojecteerd, moet worden bepaald of ter plaatse van deze functies wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.

Met het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Wel zal er sprake zijn van een toename van het aantal klanten. Gezien de ligging van het perceel nabij grotere ontsluitingswegen, zal dit geen negatieve effecten hebben. Er zal dan ook geen sprake zijn van reconstructie (dus een significante toename van geluid op omliggende woningen). Een akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder is niet aan de orde.

4.5 Water

Watertoets

Vanwege het grotere belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de bestemmingsplanprocedure geworden. In het kader van de watertoets is de ontwikkeling voorgelegd aan Wetterskip Fryslân voor een wateradvies. Via www.dewatertoets.nl is het plan in november 2019 aangemeld bij het Wetterskip Fryslân (dossiercode 20191210-2-22016). Hieruit blijkt dat de korte watertoetsprocedure van toepassing is. De voor dit plan relevante uitgangspunten zijn in deze paragraaf verwerkt.

Watercompensatie

Door de komst van Aldi neemt de hoeveelheid verhard oppervlak met 156 m2 toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden.

Het is verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater.

Bij het graven van extra oppervlaktewater is onderstaande tabel van toepassing. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Afhankelijk van de maatregel kunnen andere normen gelden dan vermeld in het onderstaande tabel. Zie hiervoor de Leidraad watertoets voor meer informatie over compenserende maatregelen. Indien er niet wordt gecompenseerd door extra oppervlaktewater te graven waarbij onderstaande percentages worden gehanteerd of indien er geen overeenstemming plaatsvindt in de watertoetsprocedure over alternatieve maatregelen dan dient een watervergunning bij het waterschap te worden gevraagd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPHoofdstraat88-0101_0015.jpg"

Tabel 4.4: Watercompensatie

De locatie is in de huidige situatie bijna volledig verhard. Er is hierdoor sprake van geen tot een zeer beperkte toename aan verharding. Een overzicht van de huidige -en toekomstige verharding is weergeven in figuur 4.5. De toename aan verharding is minder dan 200 m2. Bij de aanleg van dit terrein zijn watercompenserende maatregelen niet nodig. Dit zal hoofdzakelijk plaatsvinden in de groene zone rondom het parkeerterrein of via infiltratie in de bestrating.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPHoofdstraat88-0101_0016.png"

Figuur 4.5 Overzicht huidige -en toekomstige verharding

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving. Het plangebied ligt echter wel vrij voor de boezem. Dit wil zeggen dat het gebied niet is beschermd tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. Bij het bepalen van de aanleghoogte wordt hier rekening mee gehouden.

Ruimtelijke adaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het planvormingsproces worden meegenomen. Bij de uiteindelijke uitwerking van het bouwplan zal rekening worden gehouden met een klimaat robuuste inrichting.

Proces

Het wateradvies zal worden overgenomen door de initiatiefnemer. Het wordt gehanteerd als uitgangspunt voor de verdere planvorming en voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.6 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

In Nederland zijn via de Wet natuurbescherming de Natura 2000-gebieden beschermd. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Natuurnetwerk Nederland (NNN). Voor ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het beleid voor het NNN is opgenomen in de provinciale verordening.

Het plangebied ligt midden in bebouwd gebied. Het meest nabij gelegen stikstof gevoelige Natura 2000-gebied is de Van Oordt's Mersken (dit is tevens een NNN-gebied). Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling in het plangebied, treden geen nadelige effecten op voor dit natuurgebied. Zekerheidshalve is voor de ontwikkeling een stikstofberekening uitgevoerd. De resultaten zijn als bijlage 6 toegevoegd. Uit de berekening blijkt dat er geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan 0,00 mol N/ha/jr op Natura 2000-gebied. Er is geen sprake van vergunningplicht in het kader van de Wet natuurbescherming.

Het projectgebied is door de Provincie niet aangewezen als weidevogelleefgebied. Verstoring van weidevogels is daarom niet aan de orde.

Soortenbescherming

Ook de bescherming van soorten is opgenomen in de Wet natuurbescherming. Vanuit deze wet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor sommige soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

In verband met het slopen van bebouwing is op basis van de Wet natuurbescherming een ecologisch onderzoek in de vorm van een quickscan uitgevoerd. Met voorgenoemde activiteiten kunnen namelijk mogelijk biotopen van beschermde soorten verstoord worden. De ecologische quickscan is als bijlage 7 toegevoegd. Het voorkomen van verblijfplaatsen huismus, gierzwaluw en diverse vleermuizen kan niet worden uitgesloten. Om deze reden is een nader ecologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 8 van deze toelichting. Hieronder worden de conclusies uit dit nader onderzoek weergegeven.

  • Binnen het plangebied is één jaarrond beschermd nest van een huismus vastgesteld. Het vernielen of verstoren van vaste verblijfplaatsen van de soort is ontheffingsplichtig. De verwachting is dat de aangetroffen nestlocatie bij de voorgenomen werkzaamheden verloren gaat. Met het oog hierop moet bij het bevoegd gezag, de provincie Fryslân, een ontheffing worden aangevraagd. De ontheffing wordt aangevraagd op basis van een activiteitenplan. Onderdeel van de ontheffing vormen mitigerende en compenserende maatregelen. De verblijfplaatsen die verloren gaan dienen ook gecompenseerd te worden. Voor de huismus moet het aantal nestlocaties dat verloren gaat ten gevolge van het planvoornemen, met minimaal een factor twee gecompenseerd worden. In dit geval gaat het om minimaal 2 vervangende nestlocaties.
  • Bij het nader onderzoek naar jaarrond beschermde nesten van gierzwaluwen zijn geen nestlocaties aangetroffen. In het kader van de voortgang van het project hoeft er voor deze soort geen ontheffing aan de Wet Natuurbescherming te worden aangevraagd.
  • Bij het nader onderzoek naar verblijfplaatsen van vleermuizen zijn geen verblijfplaatsen aangetroffen. In het kader van de voortgang van het project hoeft er voor deze soort geen ontheffing aan de Wet Natuurbescherming te worden aangevraagd.

Geconstateerd is dat er ten behoeve van de ontwikkeling bomen gekapt dienen te worden. Deze waren ecologisch niet onderzocht in de ecologische quickscan. op 14 januari 2021 is de locatie opnieuw bezocht. Dit is vastgelegd in een notitie die als bijlage 9 bij deze toelichting is toegevoegd. Geconcludeerd wordt dat in de bomen geen geschikte openingen vastgesteld zijn waarin vleermuizen kunnen verblijven. In de bomen ontbreekt het aan gaten waarin vleermuizen zich kunnen ophouden zoals spechtengaten.

Er zijn ook geen (oude) nesten van sperwer, boomvalk, havik, buizerd of ransuil vastgesteld in de bomen. Tevens zijn geen (sporen van) roestplaatsen van ransuil aangetroffen. Negatieve effecten op nesten en eieren van boombewonende vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen kunnen derhalve worden uitgesloten.

Conclusie

Ten aanzien van de gebiedsbescherming bestaan er geen belemmeringen voor de uitvoering van de plannen. Voor wat betreft de soortenbescherming is er één jaarrond beschermd nest van een huismus aangetroffen. Hiervoor wordt ontheffing aangevraagd bij de provincie Fryslân. Onderdeel van deze ontheffingsaanvraag is het opstellen van een activiteitenplan met mitigerende en compenserende maatregelen en het compenseren van de verloren nestlocatie. Deze ontheffing wordt toegevoegd aan het vast te stellen bestemmingsplan.

4.7 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, artikel 5.2 van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2-jaargemiddelde) en fijn stof (PM10-jaar- en daggemiddelde) van belang.

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de

concentratie in de buitenlucht.

NIBM

In dit Besluit 'niet in betekenende mate' is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouwprojecten met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.
  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10).

Onderzoek Wet Milieubeheer

Op basis van de Grootschalige Concentratiekaart Nederland (GCN) geldt ter plaatse van het plangebied een gemiddelde concentratie van 11 µg/m3 voor stikstofdioxide en 12 µg/m3 voor fijn stof (PM10). De normen voor stikstofdioxide en fijn stof liggen op 40 respectievelijk 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Er is derhalve geen sprake van een (dreigende) overschrijding van de streefwaarde.Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van het plangebied wordt voldaan aan een goede woon- en leefklimaat voor wat betreft de luchtkwaliteit.

Onderzoek NIBM

Deze ontwikkeling is dusdanig van omvang dat dit ten opzichte van de huidige situatie voor een verkeer aantrekkende werking zorgt. Deze verkeer aantrekkende werking is bepaald in de verkeersparagraaf. Het effect op de luchtkwaliteit is vervolgens met de NIBM rekentool bepaald. Het effect op de luchtkwaliteit bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2. Op het plan is daarom het besluit NIBM van toepassing.

Worst-case berekening voor de bijdrage van het extra verkeer
als gevolg van een plan op de luchtkwaliteit  
Extra verkeer als gevolg van het plan
Extra voertuigbewegingen (weekdaggemiddelde)
Aandeel vrachtverkeer  

1.120
1,5%  
Maximale bijdrage extra verkeer
NO2 in ug/m3
PM 10 in ug/m3  
 
1,18
0,26  
Grens voor "Niet in Betekende Mate in ug/m3   1,2  
Conclusie:
De bijdrage van het extra verkeer is niet in betekende mate;
geen nader onderzoek nodig  

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet belemmert. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering.

Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Voor het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Voor (beperkt) kwetsbare objecten binnen de GR-contour moet een bestuurlijke verantwoording plaatsvinden.

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Ook worden binnen korte afstand van het plangebied geen gevaarlijke stoffen vervoerd over de weg, het spoor, het water of door leidingen.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid geeft geen belemmeringen en uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

4.9 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om de bodemkwaliteit te onderzoeken. Bij functiewijzigingen moet gekeken worden of de bodemkwaliteit voldoende is ten dienste van de beoogde nieuwe functie. Gezien de ligging van het plangebied midden in het centrum van Gorredijk waar reeds gevoelige functies zijn toegestaan, worden hier geen belemmeringen in verwacht. In het kader van dit bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek daarom niet direct noodzakelijk.

Onderzoek

In het plangebied zijn twee bodemonderzoeken uitgevoerd, "Verkennend en aanvullend bodemonderzoek ter plaatse van de percelen aan de Hoofdstraat 88-100 in Gorredijk" die is opgenomen in bijlage 10 van deze toelichting en "Verkennend en nader bodemonderzoek ter plaatse van de Hoofdstraat 102-104 b en Badweg 2 t/m 6 in Gorredijk" die is opgenomen in bijlage 11 van deze toelichting. Hieronder worden de conclusies uit deze onderzoeken weergegeven.

Verkennend en aanvullend bodemonderzoek ter plaatse van de percelen aan de Hoofdstraat 88-100 in Gorredijk

Door WMR Rinsumageest bv is een verkennend en aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de percelen aan de Hoofdstraat 88-100 in Gorredijk. Het onderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5725 en NEN 5740

Uit het vooronderzoek blijkt dat op basis van de historie van de onderzoekslocatie het perceel met huisnummer 88 als een separate milieuverdachte deellocatie wordt beschouwd. Ter plaatse is in het verleden een schildersbedrijf gevestigd geweest. Voor het overige deel van de onderzoekslocatie geldt dat erg geen directe aanwijzingen bestaan voor een vermoeden van bodemverontreiniging. Ten aanzien van de verontreinigingssituatie ter plaatse van het voormalige benzineservicestation aan de hoofdstraat 84-86 geldt dat deze door historisch onderzoek voldoende is onderzocht en gesaneerd is. Wel is het aannemelijk dat op de gehele onderzoekslocatie door historische menselijke activiteiten enige (heterogeen verdeelde) bodemverontreiniging is ontstaan. De locatie wordt derhalve als verdacht voor lichte en diffuse bodemverontreiniging beschouwd.

Er is een verkennend en aanvullend bodemonderzoek per deellocatie uitgevoerd.

Conclusie

Vanwege de sterk tot licht verhoogde gehalten in de grond kan de onderzoekshypothese voor een verdachte locatie worden aangenomen. Met betrekking tot de bijmenging met puin in de grond wordt gesteld dat deze als asbestverdacht dient te worden aangemerkt. Op basis van de huidige onderzoeksresultaten kan geen uitspraak worden gedaan over verontreiniging met asbest, daar waar het onderzoek niet volgens de NEN 5707 (onderzoek naar asbest in bodem) is uitgevoerd.

Geconcludeerd kan worden dat ter plaatse van een deel van de onderzoekslocatie (boring 5) sprake is van sterke bodemverontreiniging met lood. De totale omvang van de verontreiniging kan op basis van de huidige onderzoeksresultaten niet exact worden vastgesteld. Mogelijk is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging (meer dan 25 m3 sterk verontreinigde grond), hetgeen middels een nader onderzoek vastgesteld dient te worden. Wel wordt aangenomen dat de verontreiniging met lood dusdanig is, dat deze een belemmering zal vormen voor de toekomstige ontwikkelingsplannen (nieuwbouw) van het perceel.

Met betrekking tot de overige (lichte tot matige) verontreinigingen ter plaatse van de gehele onderzoekslocatie geldt dat de betreffende verhoogde parameters slechts de achtergrondwaarde tot maximaal de tussenwaarde (vastgesteld na aanvullend onderzoek) overschrijden. Ons inziens mogen alle overige verontreinigingen op de locatie daarom als voldoende onderzocht worden beschouwd.

Aanbevolen wordt de aangetroffen sterke verontreiniging met lood middels een nader bodemonderzoek in voldoende mate af te perken (in zowel horizontale als verticale richting). Op basis van de hieruit voortvloeiende onderzoeksresultaten kan het totale bodemvolume sterk met lood verontreinigde grond worden vastgesteld. Met behulp van dergelijke gegevens kan een eventueel saneringsplan worden opgesteld voor het verwijderen van de geconstateerde sterke en mogelijk ernstige verontreiniging. Vanwege de bijmening met puin in de bodem van de onderzoekslocatie wordt geadviseerd het terrein te onderzoeken op asbest in bodem conform de NEN 5707.

Verkennend en nader bodemonderzoek ter plaatse van de Hoofdstraat 102-104b en Badweg 2 t/m 6 in Gorredijk

Door WMR Rinsumageest bv een verkennend, aanvullend en nader bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de percelen aan de Hoofdstraat 102-104b en Badweg 2 t/m 6 in Gorredijk. Het onderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5725 en NEN 5740

Uit het vooronderzoek blijkt dat op basis van de historie van de percelen de onderzoekslocatie als verdacht voor bodemverontreiniging wordt aangemerkt. Er is één verdachte deellocatie aan te wijzen, dit betreft de voormalige ondergrondse benzinetank met vul- en afleverpunt.

Conclusie

Voor de voormalige benzinepomp installatie geldt dat vanwege de licht verhoogde gehalten aan minerale olie in de ondergrond en het grondwater, de onderzoekshypothese, een verdachte locatie, aangenomen dient te worden. De gemeten gehalten en concentraties zijn dusdanig dat er geen aanleiding is voor een aanvullend onderzoek.

Voor het overige terrein geldt dat vanwege de aangetoonde (sterke) verontreinigingen de onderzoekshypothese, een verdachte locatie, aangenomen kan worden. De omvang van de sterke verontreiniging is middels het nader bodemonderzoek voldoende afgeperkt en geschat op 90 m3. Omdat het saneringscriterium (bodemvolume sterk verontreinigde grond is groter dan 25 m3 wordt overschreden, is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

Aanbevolen wordt om vanwege de aangetroffen betonpuinresten de grond als asbestverdacht te beschouwen. Geadviseerd wordt om een verkennend onderzoek naar asbest in bodem (volgens NEN 5707) uit te voeren.

Bij grondwerkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de sterke bodemverontreiniging. Indien graafwerkzaamheden plaats zullen vinden ter plaatse van de sterke verontreiniging dient een saneringsplan (BUS melding) opgesteld te worden en voor goedkeuring voorgelegd te worden aan het bevoegd gezag Wet Bodembescherming (Provinsje Fryslân). De saneringswerkzaamheden dienen door een BRL 7000 erkende aannemer uitgevoerd te worden, de milieukundige begeleiding dient plaats te vinden door een BRL 6000 erkende aannemer.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de planlocatie enkele verdachte locaties zijn aangetroffen. Aanvullend onderzoek is hierbij noodzakelijk. De locatie is echter ook voor een groot gedeelte verhard. Hierdoor kan geen goed aanvullend onderzoek worden uitgevoerd. Na sloop van de bestaande opstallen zal nader onderzoek worden uitgevoerd. Bij een aangetroffen vervuiling dient de grond gesaneerd te worden. Toetsing hiervan vindt plaats in het kader van de vergunningverlening.

In het kader van deze bestemmingsplan herziening is de bodem voldoende onderzocht. Nader onderzoek moet uitwijzen waar en hoeveel er gesaneerd dient te worden. De initiatiefnemer houdt in zijn planvorming rekening met de mogelijke sanering van de gronden.

4.10 Archeologie en cultuurhistorie

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Valletta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Archeologie

De provincie heeft in dit kader de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) opgesteld. Hierop zijn archeologische adviezen voor de provincie Fryslân gegeven. Op deze kaart worden voor zowel de Steentijd - Bronstijd als de IJzertijd - Middeleeuwen, adviezen gegeven over eventueel te verrichten onderzoeken.

Voor beide kaarten geldt een onderzoeksplicht bij ingrepen groter dan 5.000 m2. Met dit bestemmingsplan wordt een dergelijke ingreep niet mogelijk gemaakt. Archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Cultuurhistorie 

Het centrum van Gorredijk maakt deel uit van een oud bebouwingslint. Door plaatsing van het gebouw aan de Hoofdstraat wordt dit bebouwingslint niet aangetast. De bebouwing wordt getoetst aan het geldende welstandskader.

Conclusie

Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk. De cultuurhistorische uitgangspunten worden geborgd in de opgenomen beeldkwaliteitseisen.

4.11 Kabels, leidingen en zonering

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Daarnaast liggen er geen relevante zones over het plangebied.

Conclusie

Het aspect kabels, leidingen en zonering vormen geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk wordt de juridische systematiek toegelicht.

5.1 De systematiek

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de wetgeving. Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld.

De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden en voldoen aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd en in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld en om de uitleg daarvan.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Binnen het bestemmingsplan worden de volgende bestemmingen en aanduidingen gehanteerd:

5.2.1 Centrum

De gronden van de huidige supermarkt blijft de bestemming 'Centrum' behouden. Met dit bestemmingsplan is het echter niet meer toegestaan om ter plaatse een supermarkt te vestigen. De aanduiding 'supermarkt' is hierdoor niet meer opgenomen op het betreffende perceel. Voor het overige blijven de regels van het bestemmingsplan "Gorredijk Kom" van toepassing.

Bij de nieuwe supermarkt blijven twee panden bestaan. Deze hebben eveneens de bestemming 'centrum' gekregen.

5.2.2 Detailhandel

De nieuwe supermarkt heeft in het bestemmingsplan de bestemming 'detailhandel' gekregen. De omvang van de supermarkt (zowel bvo als wvo) is vastgelegd in de regels van het bestemmingsplan onder het strijdig gebruik. Hiermee wordt beoogd om de maximale omvang van de supermarkt te verankeren.

De omvang en hoogte van het gebouw is afgestemd op het uiteindelijke ontwerp van het gebouw. Het gebouw is voorzien van diverse kappen. De maximale bouwhoogte (bij platte afdekking) en de maximale goot- en bouwhoogte (bij afdekking met kap) is vastgelegd.

5.2.3 Verkeer - Verblijf

Het parkeerterrein en de ontsluitingswegen krijgen de bestemming Verkeer - Verblijf.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient ten aanzien van een bestemmingsplanprocedure vroegtijdig overleg plaats te vinden met de betrokken adviespartners en overheden. Het bestemmingsplan wordt derhalve voorgelegd aan de overlegpartners.

Informatieavond

Er is een bewonersavond georganiseerd over de stedenbouwkundige uitgangspunten.

Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpplan wordt vervolgens gedurende 6 weken ter inzage gelegd, waarbij eenieder in de gelegenheid wordt gebracht zienswijzen in te dienen.

Vastgesteld bestemmingsplan

Het plan wordt ten slotte door de gemeenteraad - al dan niet gewijzigd - vastgesteld. Tegen de vaststelling is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een plan wordt bepaald door de financiële haalbaarheid ervan en door de wettelijk vastgelegd grondexploitatieregeling (kostenverhaal).

6.2.1 Financiële haalbaarheid

De onderhavige ontwikkeling betreft het realiseren/verplaatsen van een supermarkt. Dit betreft een particulier initiatief. De kosten worden dus gedragen door de particuliere initiatiefnemer. De aanpassingen aan het openbaar gebied komen ook voor rekening van de initiatiefnemer. Dit is vastgelegd in een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierdoor geen financiële bemoeienis met het project. Het bestemmingsplan wordt daarom economisch uitvoerbaar geacht.

6.2.2 Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, woningbouw categorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

In dit geval wordt tussen de initiatiefnemer en de gemeente een anterieure overeenkomst opgesteld.