direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Turfsteker te Haulerwijk
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0085.WPHaulTurfsteker-VA01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Ten noorden van Haulerwijk ligt het bedrijventerrein Haulerwijk. Aan de westzijde van dit terrein ligt een braakliggende kavel die op basis van het geldende bestemmingsplan Bedrijventerreinen (zie paragraaf 1.3) een agrarische bestemming heeft. Voor deze kavel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee de bestemming kan worden gewijzigd ten behoeve van een uitbreiding van het bedrijventerrein.

Bij de gemeente Ooststellingwerf heeft zich een onderhouds- en reparatiebedrijf voor landbouwmachines gemeld, dat zich op de kavel wil vestigen. De gemeente wil medewerking verlenen aan het voornemen door gebruik te maken van de genoemde wijzigingsbevoegdheid. Om hier toepassing aan te geven is dit wijzigingsplan opgesteld.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt aan de westelijke rand van het bedrijventerrein Haulerwijk, ten noorden van het perceel Turfsteker 51. De begrenzing is afgestemd op het geldende bestemmingsplan. De ligging van het plangebied is, weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.WPHaulTurfsteker-VA01_0001.png"

Figuur 1.1 De ligging van het plangebied

1.3 Geldende regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Bedrijventerreinen, dat is vastgesteld op 17 september 2013. Het perceel is hierin bestemd als 'Agrarisch'. Binnen deze bestemming wordt niet voorzien de vestiging van bedrijven.

Op de kavel (en op een groter terrein aan de noordelijke rand van het bedrijventerrein) ligt de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2'. Binnen deze aanduiding geldt op grond van artikel 3, lid 3.4, een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders om de bestemming te wijzigingen in 'Bedrijventerrein' of 'Groen'. Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' mogen bouwvlakken en aanduidingen ten behoeve van de vestiging van een bedrijf worden opgenomen. De gewenste situatie kan mogelijk worden gemaakt door het toepassen van deze bevoegdheid.

Voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid geldt een aantal wijzigingscriteria. In paragraaf 2.3 wordt getoetst aan deze criteria.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie, de voorgestelde ontwikkelingen en de uitgangspunten voor het plan. In hoofdstuk 3 wordt het, voor het plan relevante, beleid op de verschillende niveaus beschreven. In hoofdstuk 4 worden de ontwikkelingen getoetst aan de omgevingsaspecten. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 het juridische systeem toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van het plan behandeld.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en beschrijving initiatief

2.1 Huidige situatie

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op een open kavel aan de rand van het bedrijventerrein Haulerwijk. Dit bedrijventerrein wordt sinds het eind van de jaren '90 aan de Turfsteker ontwikkeld, achter oudere bedrijfsbebouwing aan de Leeksterweg. Het totale terrein is landschappelijk ingepast door het volgen van de oorspronkelijke landschappelijke structuur (verkavelingsrichting en -schaal) en een omzoming door een bosstrook. Langs de westzijde, aangrenzend aan het plangebied, ligt een brede bosstrook. Deze bosstrook is ter hoogte van het plangebied voor een deel onderbroken. In deze opening ligt een grondwal.

Het plangebied zelf is ingericht als een grasveld dat extensief agrarisch wordt gebruikt. De kavel is aan de zuidzijde ontsloten op de Turfsteker. Een aanzicht op het plangebied is weergegeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.WPHaulTurfsteker-VA01_0002.png"

Figuur 2.1. Aanzicht op het plangebied

Nabij het plangebied komen verschillende bedrijven voor. Het gaat om middelzware bedrijven uit categorie 3.1 en 3.2. Aangrenzend aan het plangebied liggen een aannemersbedrijf (dakbedekking) en een transportbedrijf.

2.2 Beschrijving initiatief

Het initiatief omvat het vestigen van een onderhouds- en reparatiebedrijf voor landbouwmachines op het perceel. Op het perceel wordt een gebouw voorgesteld dat qua vorm en formaat vergelijkbaar is met het gebouw van het aannemersbedrijf ten zuiden van het plangebied. De mogelijke inrichting van het plangebied in de nieuwe situatie is weergegeven in figuur 2.2

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.WPHaulTurfsteker-VA01_0003.png"

Figuur 2.2 Globale mogelijke nieuwe inrichting plangebied

2.3 Toetsing aan wijzigingscriteria

Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3 lid 3.4 van het bestemmingsplan. Hiermee kan de agrarische bestemming worden gewijzigd in 'Bedrijventerrein'. In deze paragraaf wordt het plan getoetst aan de wijzigingscriteria die hiervoor gelden.

  • 1. De wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2'.

De aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' is op de gehele kavel van toepassing. Het plangebied is één op één overgenomen van de begrenzing van deze aanduiding.

  • 2. Op de overgang met het agrarisch gebied moeten beplantingsstroken worden aangelegd.

Langs de westzijde van het plangebied ligt een bosstrook die de overgang naar het agrarisch gebied vormt. Deze bosstrook is ter hoogte van de noordelijke helft van het plangebied (circa 45 meter) onderbroken. Hier ligt een grondwal.

De bosstrook langs de westzijde van het bedrijventerrein is bestemd als 'Groen' en valt buiten de reikwijdte van dit wijzigingsplan. Wel zijn tussen de gemeente en het bedrijf afspraken gemaakt over de invullen van het nu nog open deel in de beplantingsstrook. Hiermee wordt voldaan aan dit wijzigingscriterium.

  • 3. Er moet een goede ruimtelijke en stedenbouwkundige inpassing worden gerealiseerd, waarbij wordt aangesloten op de ruimtelijke structuur en kwaliteit van de omgeving.

Het plangebied vormt een open kavel in de stedenbouwkundige structuur van het bedrijventerrein. Het invullen van deze kavel met één bedrijf vormt een logische afronding van het terrein. Het is daarom niet nodig om nadere eisen op dit punt te stellen.

  • 4. De geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

Er wordt geen bedrijfswoning mogelijk gemaakt. Van geluidsgevoelige objecten is daarom geen sprake. Bovendien ligt het plangebied buiten de geluidszones van doorgaande wegen.

  • 5. Voorafgaand aan de ontwikkeling van het gebied moet overleg worden gepleegd met het waterschap.

Voor dit wijzigingsplan heeft de watertoets plaatsgevonden. In dat kader is Wetterskip Fryslân bij de ontwikkeling betrokken. Het waterschap heeft op 23 juli 2015 gereageerd op het plan. De resultaten hiervan zijn opgenomen in 4.3.

  • 6. Voorafgaand aan de ontwikkeling van het gebied moet archeologisch onderzoek worden verricht.

De wijzigingsbevoegdheid maakt, naast de invulling van het plangebied, ook nog een grotere uitbreiding van het bedrijventerrein Haulerwijk mogelijk. In dat gebied is sprake van een archeologisch waardevolle plek. De onderhavige ontwikkeling is getoetst aan het relevante archeologiebeleid van de provincie (FAMKE). Geconcludeerd wordt dat er geen onderzoek nodig is. De omvang van het plangebied is namelijk kleiner dan de vrijstellingsoppervlakte voor archeologisch onderzoek (5.000 m2 voor de periode steentijd - bronstijd). Paragraaf 4.5 gaat hier nader op in.

  • 7. Na de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt artikel 5 van het bestemmingsplan van toepassing, waarbij geldt dat:
    • a. bedrijven tot maximaal categorie 3.2 of gelijkwaardig zijn toegestaan;
    • b. uitsluitend locatie gebonden bedrijven zijn toegestaan;
    • c. bedrijfsgebouwen en overkappingen een goothoogte van maximaal 10 meter hebben;
    • d. de bedrijfskavel niet groter is dan 2.500 m2.

Het bedrijf dat zich op de locatie wil vestigen betreft een lokaal en aan de agrarische sector gebonden bedrijf uit milieucategorie 3.2. Dit is de maximale categorie zoals vastgelegd op de verbeelding van dit wijzigingsplan. Dat geldt ook voor de maximale goothoogte van 10 meter. De oppervlakte van het plangebied is circa 2.100 m2, waarmee automatisch wordt voldaan aan de gestelde maximale omvang van de bedrijfskavel.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het ontwikkelen van één bedrijfskavel wordt niet gezien als verstedelijking in dit kader. De ladder is zodoende niet van toepassing. Overigens betreft het hier een lokaal en concreet initiatief, waarmee de behoeftevraag niet ter discussie staat. In deze behoefte wordt voorzien binnen de afkadering van een bestaand bedrijventerrein, dat in de provinciale verordening is aangewezen als 'bestaand stedelijk gebied'.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Streekplan wordt het provinciaal omgevingsbeleid verwoord. Met betrekking tot dit bestemmingsplan worden enkele beleidsuitgangspunten genoemd.

Het vestigingsbeleid van de provincie richt zich op het sturen van vestigingsmogelijkheden naar typen kernen. Bedrijfsontwikkelingen zijn in eerste instantie alleen mogelijk in de stedelijke en regionale centra. In de andere kernen is alleen ruimte voor het realiseren van lokale initiatieven.

Bij de ruimtelijke inpassing van werkfuncties dient aandacht te worden besteed aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Dit kan door efficiënt ruimtegebruik, bijvoorbeeld door de mogelijkheden van herstructurering te onderzoeken. Ook zijn een goede beeldkwaliteit en een zorgvuldige landschappelijke inpassing van groot belang.

In de Verordening Romte Fryslân zijn de beleidsuitgangspunten van de provincie vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.

Structuurvisie Grutsk op 'e Romte

In het Streekplan worden de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap beschreven. Onder kernkwaliteiten wordt verstaan: 'die ruimtelijke eigenschappen die zo typisch zijn voor het Friese landschap, dat zij tezamen de ruimtelijke identiteit van Fryslân vormen'. Het Streekplan bevat een beschrijving van welke kernkwaliteiten er zijn en kondigt een nadere uitwerking en waardering aan van deze kernkwaliteiten. De thematische structuurvisie Grutsk op 'e Romte, zoals vastgesteld op 26 maart 2014, vormt deze uitwerking en geeft de provinciale belangen en ontwikkelingsrichting ten aanzien van de kernkwaliteiten.

Volgens de kaart bij de structuurvisie ligt het plangebied in de Zuidelijke Wouden. Het plangebied ligt in een hoogveenontginningsgebied, waar de langgerekte, lintvormige structuren van vaarten en wegen (met beplanting), met haaks hierop de planmatig aangelegde verkaveling en wijken een kernkwaliteit vormen. Voor het plan is de vrij robuuste groenstructuur van singels, houtwallen, grotere en kleinere boscomplexen en boombeplanting langs wegen een belangrijke kwaliteit. Het behoud van de houtwallen, singels en boscomplexen, die samen een essentieel onderdeel vormen van de landschappelijke structuur staat voorop. Het versterken en ontwikkelen op basis van huidig gebruik van deze structuur is uitgangspunt.

Dit wijzigingsplan maakt het invullen van een kavel binnen de bestaande structuur van een bedrijventerrein mogelijk. Bij de inrichting van het gehele bedrijventerrein zijn de structuren en kwaliteiten van de omgeving als uitgangspunt gehanteerd. Ook is voorzien in een goede landschappelijke inpassing.

Verordening Romte Fryslân 2014

Op 18 juni 2014 is de nieuwe Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. In de verordening zijn, net als in de eerdere verordening, regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Bundeling

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Is dit niet mogelijk is, dan kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. De begrenzing van het bestaand stedelijk gebied is weergegeven in figuur 3.1. Hieruit blijkt dat de locatie binnen het bestaand stedelijk gebied ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.WPHaulTurfsteker-VA01_0004.png"

Figuur 3.1 Begrenzing bestaand stedelijk gebied en ligging plangebied

Programmering bedrijventerreinen

Op grond van artikel 4, lid 4.1.1. kan een ruimtelijk plan een nieuw bedrijventerrein of uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein mogelijk maken, indien dit wat betreft oppervlakte en invulling van bedrijfstypen in overeenstemming is met een bedrijventerreinenplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

In afwijking hiervan kan een bedrijf worden toegevoegd aan een bedrijventerrein, als er sprake is van een directe, concrete behoefte van bedrijven die naar aard en schaal passen bij de kern en is aangetoond dat deze behoefte niet inpasbaar is op een bestaand bedrijventerrein. Verder moet het bedrijf ruimtelijk verantwoord worden ingepast. In deze toelichting is aangetoond dat aan deze voorwaarden wordt voldaan.

Werkfuncties per type kern

Op basis van artikel 4.2.3 zijn in een ruimtelijk plan voor een overige kern, waaronder Haulerwijk, de volgende bedrijfsvormen toegestaan:

  • een kantoor met een vloeroppervlakte van maximaal 600 m²;
  • een bedrijf tot en met milieucategorie 2
  • een bedrijf met een kavelomvang van maximaal 2.500 m².

Dit wijzigingsplan maakt een bedrijf uit milieucategorie 3.2 mogelijk. Hiermee wordt, op basis van artikel 4.2.4, afgeweken van artikel 4.2.2. Dit kan mits onderbouwd dat de bedrijven qua aard en schaal van de functie aansluiten bij de aard en schaal van de kern. Het bedrijf dat zich op de locatie gaat vestigen sluit qua aard en schaal aan op de bestaande bedrijven op het bedrijventerrein.

Conclusie

Hiermee wordt voldaan aan de regels uit de Verordening Romte Fryslân 2014.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 2010-2020-2030 (de grenzeloze toekomst)

De gemeenteraad van de gemeente Ooststellingwerf heeft op 15 september 2009 de 'Structuurvisie 2010-2020-2030 Ooststellingwerf' vastgesteld. In de structuurvisie legt de gemeente haar profiel voor de toekomst vast. De structuurvisie geeft op hoofdlijnen richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van de gemeente Ooststellingwerf.

Voor de dorpen noemt de structuurvisie dat deze vitaal en leefbaar moeten blijven. In Haulerwijk moet ruimte blijven voor bestaande en nieuwe, naar aard en schaal passende, bedrijven. Dit wijzigingsplan geeft invulling aan deze ruimte.

Bestemmingsplan Bedrijventerreinen

Het bestemmingsplan voor de bedrijventerreinen van de gemeente Ooststellingwerf vormt een uitvoeringskader voor het ruimtelijk beleid ten aanzien van de ontwikkeling van bedrijvigheid op bedrijventerreinen. Voor het invullen van nog open ruimten op het bedrijventerrein Haulerwijk is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan deze bevoegdheid. In paragraaf 2.3 is de ontwikkeling getoetst aan de criteria die hiervoor gelden.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Ter bescherming van de kwaliteit van de leefomgeving wordt naast specifieke (milieu)wetgeving op een goede ruimtelijke ordening ingezet. In de volgende paragrafen worden de relevante aspecten per thema onderzocht.

4.1 Milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Het plangebied ligt aan de rand van een bedrijventerrein. Op dit bedrijventerrein zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 toegestaan. Ook binnen het plangebied wordt een bedrijf uit milieucategorie 3.2 toegestaan. Voor dergelijke bedrijven geldt een richtafstand van 100 meter tot hindergevoelige functies. Binnen deze afstand van het plangebied zijn geen woningen of andere gevoelige functies aanwezig. Er wordt dus voldaan aan de richtafstanden. In de toekomstige situatie is daarom sprake van een verantwoorde milieuzonering. Dit aspect heeft geen gevolgen voor dit wijzigingsplan.

4.2 Geluid

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

Binnen het plangebied worden geen geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Er hoeft dus niet getoetst te worden aan de Wgh.

4.3 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

De ontwikkeling is kenbaar gemaakt bij Wetterskip Fryslân via de digitale watertoets (kenmerk: 20150715-3-11280). Naar aanleiding hiervan stelt het waterschap een wateradvies op.

In de Leidraad Watertoets staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Veilig

Dit aspect is niet van toepassing op dit plan.

Voldoende

Drooglegging: Bij het realiseren van bebouwing en het aanleggen van de verharding is het nodig om rekening te houden met voldoende drooglegging om bijvoorbeeld opdrijven van verharding te voorkomen. We adviseren voor bebouwing met kruipruimte een drooglegging van 1,10 m en voor bebouwing zonder kruipruimte een drooglegging van 0,70 m gerekend vanaf de te realiseren bovenkant vloer. Ook voor verharding adviseren wij een drooglegging van 0,70 m. Het plangebied ligt in een peilgebied met een vast peil van +5,35 m NAP. De geschatte gemiddelde maaiveldhoogte ligt tussen de +06.60 m NAP en de +7.20 m NAP. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de droogleggingsnorm.

Grondwateronttrekking: Als het nodig is om bij de aanleg van gebouwen of infrastructuur grondwater te onttrekken, is daarvoor een vergunning of melding nodig.

Toename verharding: Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat bij een toename van meer dan 200 m2 aan verhard oppervlak 10% van deze toename wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Te dempen watergangen moeten geheel worden gecompenseerd. In dit geval is er sprake van een potentiële verhardingstoename van 2.100 m2. Dit betekent dat er 210 m2 nieuw oppervlakte water gerealiseerd moet worden. Deze compensatie wordt gerealiseerd door het opwaarderen van twee watergangen langs een nog open kavel, centraal op het bedrijventerrein. Deze watergangen worden opgeschoont en gedeeltelijk verbreed. Hiermee kan worden voldaan aan de compensatieopgave.

Schoon

Afvalwater en regenwatersysteem: Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval kan schoon hemelwater vanaf de verhardingen worden afgevoerd op het oppervlaktewater nabij het plangebied. Afvalwater wordt afgevoerd op een nieuw rioleringssysteem. Dit systeem heeft voldoende capaciteit voor het bedrijf.

Waterkwaliteit: De aanlegwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. Er dient aangelegd te worden met milieuvriendelijk en duurzaam materiaal.

Vervolg

Waterwet: Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure: Wetterskip Fryslân heeft op 23 juli 2015 per mail gereageerd op het wijzigingsplan met een aanpassing van de aspecten 'Veilig' en 'drooglegging'. Deze zijn overgenomen in deze waterparagraaf. Wanneer de vermelde adviezen worden opvolgt heeft het waterschap met betrekking tot dit plan geen waterhuishoudkundige bezwaren. Het plan heeft hiermee een positief wateradvies. De watertoetsprocedure is hiermee afgerond.

4.4 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Het plangebied heeft een agrarische functie. Er zijn geen aanwijzingen dat er verdachte activiteiten hebben plaatsgevonden. Dit aspect veroorzaakt geen belemmeringen voor dit wijzigingsplan. Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van het bedrijfsgebouw wordt een verkennend bodemonderzoek ingediend, waarmee is gewaarborgd dat de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik.

4.5 Archeologie

In de Monumentenwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor Ooststellingwerf wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Uit deze kaart blijkt dat de kans op het aantreffen van archeologische resten in het plangebied laag is. Het is wel mogelijk dat er archeologische resten uit de periode steentijd - bronstijd aanwezig is. De provincie beveelt aan om bij ingrepen groter dan 5.000 m2 een archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd. Het plangebied van dit wijzigingsplan heeft een oppervlakte van 2.100 m2. Ingrepen groter dan 5.000 m2 zijn dus niet mogelijk.

In het kader van dit wijzigingsplan hoeft daarom geen archeologisch veldonderzoek te worden uitgevoerd.

4.6 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

In en rondom het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.

4.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Flora- en faunawet.

Gebiedsbescherming

In de omgeving van Haulerwijk ligt één Natura 2000-gebied, namelijk de Bakkeveense Duinen. Dit gebied ligt ongeveer twee kilometer ten noordwesten van het bedrijventerrein. Dit gebied en een bosgebied ten zuiden van Haulerwijk zijn (tevens) onderdeel van de EHS.

Dit wijzigingsplan maakt het mogelijk om een nieuw bedrijf te realiseren binnen de bestaande structuur van het bedrijventerrein. Het gaat niet om een bedrijf dat verreikende milieugevolgen heeft. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling geen significante effecten op de natuurdoelen en de natuurlijke kenmerken van de beschermde natuurgebieden tot gevolg heeft.

Soortenbescherming

Het plangebied betreft een kavel grasland aansluitend op bedrijfspercelen. Op de kavel is geen opgaande beplanting aanwezig. Ook zijn er geen watergangen aanwezig. Het voorkomen van vaste verblijfplaatsen binnen het plangebied kan daarom worden uitgesloten. Wel is het mogelijk dat de kavel een onderdeel is van een habitat van dieren. In de omgeving is ruim voldoende soortgelijk habitat (grasland) aanwezig. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling geen afbreuk doet aan verblijfplaatsen of het voortbestaan van beschermde soorten. De uitvoering van dit wijzigingsplan veroorzaakt zodoende geen conflicten met de Flora- en faunawet.

Voor alle soorten is de zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (Bevi, Bevb, Basisnet). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.

Op het bedrijventerrein zijn twee risicovolle inrichtingen aanwezig, namelijk een ammonikakoelinstallatie en een vuurwerkbedrijf. Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van deze inrichtingen. Brandweer Fryslân heeft op dit punt een advies uitgebracht. Hieruit volgen geen belemmeringen voor de ontwikkeling die dit wijzigingsplan mogelijk maakt.

Binnen het plangebied worden overigens geen risicovolle inrichting voorgesteld. Als gevolg van dit plan ontstaan dus geen externe risico's.

4.9 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van 16 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 8 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Er is sprake van een erg goede luchtkwaliteit.

Het toevoegen van één relatief kleinschalig bedrijf draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het plan geen overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen tot gevolg heeft.

4.10 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Algemeen

Systematiek

Het wijzigingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Het wijzigingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Verbeelding

Het wijzigingsplan gaat vergezeld van een verbeelding. Op deze verbeelding is het plangebied met de toekomstige bestemming weergegeven. Voor dit gebied vervangt het wijzigingsplan de bestemming van de gronden in het bestemmingsplan Bedrijventerreinen.

Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Bedrijventerrein, zoals vervat in de bestandenset met planidentificatie: NL.IMRO.0085.Bedrijventerreinen-VG01 met de bijbehorende regels (en bijlagen) zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.

5.2 Toelichting op de bestemming

Bedrijventerrein

De bestemming 'Bedrijventerrein' (artikel 5) uit het bestemmingsplan Bedrijventerreinen wordt op het plangebied van toepassing verklaard. Binnen deze bestemming zijn bedrijven uit een, bij het bestemmingsplan opgenomen, bedrijvenlijst toegestaan. In artikel 5 worden beperkingen gesteld ten aanzien van risicovolle en geluidszoneringsplichtige inrichtingen en aan detailhandel en kantoren. Er wordt in het plangebied niet voorzien in bedrijfswoningen.

Op de verbeelding is de aanduiding 'bedrijven tot en met milieucategorie 3.2' opgenomen, waarmee de maximale milieucategorie is geregeld. Tevens is de maximale goothoogte van 10 meter op de verbeelding vastgelegd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een wijzigingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen procedure:

Het wijzigingsplan is in het kader van het vooroverleg (artikel 3.1.1 Bro) voorgelegd aan Provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân. De reactie van Wetterskip Fryslân is verwerkt in de waterparagraaf. De provincie heeft per mail van 21 juli 2015 aangegeven geen opmerkingen te hebben.

Het ontwerpwijzigingsplan is gedurende zes weken ter inzage gelegd (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode is voor belanghebbenden de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen geboden. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Op 6 oktober 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders het wijzigingsplan ongewijzigd vastgesteld.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor uitvoering van het plan worden gedragen door de ontwikkelaar. De ontwikkelaar heeft de ontwikkelingskosten inzichtelijk gemaakt. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.

6.3 Grondexploitatie

Het doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal, waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn.

In dit wijzigingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen dient een grondexploitatieplan opgesteld te worden tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is. In dit geval is de grond nog in eigendom van de gemeente. De kosten voor de procedure worden uit de verkoop van de grond gehaald. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en wordt van het vaststellen van een exploitatieplan afgezien.