direct naar inhoud van Regels
Plan: Onderstation Nanningaweg 47 Oosterwolde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0085.BPOSOosterwolde-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Onderstation Nanningaweg 47 Oosterwolde' met identificatienummer NL.IMRO.0085.BPOSOosterwolde-VG01 van de gemeente Ooststellingwerf.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.6 bebouwingspercentage

de oppervlakte van de bebouwing binnen een bouwvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.

1.7 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de functie van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.8 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het plan.
1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd, of ander bouwwerk, met een dak.

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.15 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.18 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.19 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

1.20 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;

1.21 geluidsbelasting

etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats;

1.22 geluidsruimte

equivalent geluidvermogen in dB(A)/m2;

1.23 geluidzone

geluidzone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder;

1.24 geluidszoneringsplichtige inrichting

Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.25 grenswaarde

De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting;

1.26 hogere waarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;

1.27 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorstations, regelstations, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de zijdelingse grens van het bouwperceel

de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens.

2.7 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de plaatsing van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de voor de plaatsing van gebouwen geldende regeling met niet meer dan 1 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorzieningen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorzieningen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van voorzieningen van openbaar nut van maximaal milieucategorie 3.1 zoals 'genoemd in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' editie 2009;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf t/m categorie 4.2' het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van voorzieningen van openbaar nut van maximaal milieucategorie 4.2 zoals 'genoemd in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' editie 2009, waaronder begrepen een geluidzoneringsplichtige inrichting;
  • c. transformatoren en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transformatoren';
  • d. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met daarbij behorende:

  • e. terreinen;
  • f. wegen en paden
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 3.1 genoemde activiteiten gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ mag de bouwhoogte van een gebouw maximaal de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak maximaal het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;
3.2.2 Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning mag:

  • a. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
  • b. een maximale oppervlakte hebben van 150 m², tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximum geldt;
  • c. een maximale goothoogte hebben die niet groter is dan 3,50 meter, tenzij de bestaande goothoogte groter is, in welk geval de bestaande goothoogte als maximum geldt.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, niet zijnde overkappingen, bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte is maximaal:
    • 1. 100 m² bij een bouwperceel met een oppervlakte die niet groter is dan 500 m2;
    • 2. 125 m2 bij een bouwperceel met een oppervlakte die groter is dan 500 m2 en niet groter is dan 800 m2;
    • 3. 150 m2 bij een bouwperceel met een oppervlakte die groter is dan 800 m2;
  • b. de goothoogte is maximaal 3,50 meter.
3.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte is maximaal 6 meter;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte per perceel is maximaal 30 m², tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximum geldt.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,5 m bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transformatoren' mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 8 m bedragen.
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van bliksemafleiding, mag maximaal 23 m bedragen.
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gebouwen voor risicovolle inrichtingen.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transformatoren' vergroten, wijzigen of verplaatsen, in die zin dat de grens van de aanduiding wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat, mits:

  • a. in het wijzigingsplan de nieuwe geluidzone wordt vastgelegd middels de gebiedsaanduiding Geluidzone - industrie; en
  • b. middels een akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat de geluidsbeslasting op de gevels van de geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde.

Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsverbinding

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:

4.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. een bovengrondse hoogspanningsleiding (110 kV);

met de daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
  • b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • c. Hoogspanningsmasten mogen een bouwhoogte van maximaal 65,00 meter hebben.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2 sub a en b in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemmingen genoemde gebouwen worden gebouwd, mits uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerder is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat;
  • b. lid 4.2 sub a in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerder is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is toegestaan tot een diepte van 4m onder peil en op die plaatsen waar bovengronds gebouwd mag worden. De gegeven bestemmingsomschrijving blijft onverminderd van kracht.

6.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen met bijbehorende voorzieningen, moet, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, zijn verzekerd dat hier op eigen terrein in voldoende mate in wordt voorzien.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met dit bestemmingsplan, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Geluidzone - industrie
8.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte van het onderstation.

8.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gebouwd.

8.1.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.1.2 en de bouw van nieuwe geluidgevoelige objecten worden toegestaan, mits de bestemmingsregels dit toelaten en de geluidsbeslasting op de gevels van de geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde.

8.1.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van bouwwerken voor een doelmatige akoestische afscherming ten behoeve van de bescherming van de beschikbare geluidsruimte.

8.1.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat de locatie en afmetingen van de aanduiding 'geluidzone - industrie' worden aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat, mits de geluidsbeslasting op de gevels van geluidgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

  • a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
    • 1. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    • 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
    • 3. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 25 m mag bedragen;
    • 4. het gebruik van bouwwerken en bouwpercelen ten behoeve van zonne-energie, mits het op te stellen vermogen is gericht op de energiebehoefte die samenhangt met de bestaande functie van dat perceel.
  • b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan:
    • 1. het milieu;
    • 2. de kwaliteit van de bodem en het grond- en oppervlaktewater;
    • 3. de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 5. het bebouwingsbeeld;
    • 6. de verkeersveiligheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

Regels deel uitmakend van het bestemmingsplan Onderstation Nanningaweg 47 Oosterwolde van de gemeente Ooststellingwerf.