direct naar inhoud van Planregels
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening recreatiegebied Appelscha Hoog
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0085.BPAschaHoog2013-A001

Planregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening recreatiegebied Appelscha Hoog met identificatienummer NL.IMRO.0085.BPAschaHoog2013-A001 van de gemeente Ooststellingwerf;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanlegfase:

fase waarin de activiteiten met betrekking tot de aanleg van een werk uitgevoerd worden;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 attractiepark:

een gecentraliseerd en immobiel amusementsoord waar grote attracties zijn opgesteld;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.11 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.13 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.14 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.15 dagrecreatie:

recreatief gebruik niet zijnde verblijfsrecreatie, dat in de openlucht plaatsvindt en geschiedt tussen zonsopgang en zonsondergang, in de vorm van verwijlen, wandelen, fietsen, skaten, zwemmen, kanoën, elektrisch waterskiën, sportvissen, schaatsen, natuureducatie en paardrijden;

1.16 dienstverlening:

het bedrijfsmatig/beroepsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten, met uitzondering van een garagebedrijf en seksinrichting;

1.17 evenement:

een georganiseerde, grootschalige gebeurtenis, gericht op het bereiken van publiek voor commerciële, informerende, educatieve, culturele, sportieve, levensbeschouwelijke of daarmee gelijk te stellen doeleinden, daaronder festivals en muziekvoorstellingen begrepen;

1.18 extensief recreatief medegebruik:

vormen van dagrecreatief medegebruik van gronden die nauwelijks druk uitoefenen op de omgeving en die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, kanoën, natuureducatie en sportvissen;

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 gemotoriseerde sport:

sportactiviteiten die alleen met behulp van voertuigen of installaties met verbrandingsmotoren kunnen worden uitgeoefend, daaronder waterskiën niet begrepen;

1.21 golfbaan:

terrein voor golfen, pitch and putt en shortgolf;

1.22 horeca:

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodaties;

1.23 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.24 milieusituatie:

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkomen, dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

1.25 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.26 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.27 (openbare) nutsvoorziening:

een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation;

1.28 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang tot het perceel direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang tot het perceel niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterniveau gedurende een jaar ten opzichte van NAP;
1.29 recreatie:

alle activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben;

1.30 verblijfsrecreatie:

recreatie in de vorm van nachtverblijf;

1.31 verkeersveiligheid:

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer, die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.32 Wabo:

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden;

1.33 weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten;

1.34 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.35 woonsituatie:

de waarde van een gebied voor de woonfunctie, die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing. Bij de bepaling van de waarde wordt in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkomen of beperken van hinder;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatste van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - dagrecreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Recreatie - dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een dagrecreatietererein ten behoeve van dagrecreatieve activiteiten zoals zwemmen, pitch and putt, shortgolf en golf, waaronder begrepen een recreatieplas van maximaal 10,5 ha (inclusief oevers) met dien verstande dat:
    • 1. het watergedeelte van de waterplas maximaal 7,5 ha (zomerpeil) bedraagt en wordt gerealiseerd ter plaatse van de functie ''specifieke vorm van recreatie – waterplas'';
    • 2. de waterskibaan met bijbehorende voorzieningen maximaal 7 ha bedraagt en wordt gerealiseerd ter plaatse van de functie ''specifieke vorm van recreatie – waterskibaan'';
    • 3. zwemwater maximaal 1 ha bedraagt;
    • 4. het strand maximaal 1,5 ha m2 bedraagt;
    • 5. de maximale diepte van het watergedeelte niet meer bedraagt dan 6m-mv, met dien verstande dat de maximale diepte voor een oppervlakte van 2 ha niet meer dan 8m-mv bedraagt;
  • b. horeca in de categorieën 1a en 1b van de Horecalijst, die als Bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, ter plaats van de functie ''horeca'', met dien verstande dat de maximale bedrijfsoppervlakte niet meer dan 250 m2 bedraagt;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. voet-, fiets- en ruiterpaden;
  • e. water en waterpartijen;
  • f. strand, lig- en speelweiden;
  • g. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke, ecologische en landschappelijke waarden;

met bijbehorende:

  • h. gebouwen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • j. tijdelijke bouwwerken ten dienste van de aanleg van de recreatieplas;
  • k. (ontsluitings)wegen;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. speelvoorzieningen;
  • n. parkeervoorzieningen;
  • o. bermen, taluds en sloten;
  • p. (openbare) nutsvoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • q. gemotoriseerde sporten niet zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels

Op de voor 'Recreatie - dagrecreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat:

  • a. gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer dan 600 m2 mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen maximaal 8 m mag bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de waterskibaan niet meer dan 13 m mag bedragen boven het peil;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag binnen het bouwvlak niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag buiten het bouwvlak niet meer dan 1 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 m bedragen met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van klimmen die maximaal 15 m mogen bedragen.
3.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van het bebouwings- en landschapsbeeld, een goede woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, en de terreininrichting.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.1 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen wordt vergroot tot maximaal 800 m2.
3.4.2 Afwegingskader

De in lid 3.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het bebouwings- en landschapsbeeld (met name van karakteristieke gebouwen en bomen en de open doorzichten vanaf de weg naar het landelijk gebied);
  • b. de terreininrichting;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen en attractieparken;
  • c. het gebruik en laten gebruiken van gronden en bouwwerken ter plaatse van functies ''specifieke vorm van recreatie – waterskibaan'' en ''horeca'' door meer dan 30.000 bezoekers per jaar;
  • d. het gebruik en laten gebruiken van gronden en bouwwerken niet ter plaatse van de functies ''specifieke vorm van recreatie – waterskibaan en ''horeca'' door meer dan 30.000 bezoekers per jaar;
  • e. het gebruik en laten gebruiken van gronden en bouwwerken ter plaatse van de functies ''specifieke vorm van recreatie – waterskibaan en ''horeca'' buiten de (openings-)tijden van 9:00 – 22:00.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Algemeen

Het is verboden op of in de gronden waarop deze bestemming betrekking heeft zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, afgraven of egaliseren van gronden;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0.30 m;
  • c. het graven of dempen van sloten en andere watergangen;
  • d. het graven, verbreden of dempen van watergangen en
  • e. het aanbrengen van drainage;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
  • g. het verharden van wegen en paden;
  • h. het aanbrengen van lijnvormige houtopstanden;
  • i. het vellen of rooien van lijnvormige houtopstanden of delen daarvan
3.6.2 Toetsingskader

De in lid 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden;
  • b. de waterbeheerder aangaande de invloed op de waterhuishoudkundige aspecten een positief advies heeft gegeven;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.

3.6.3 Uitzondering

Het in lid 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. nodig zijn voor de aanleg van de recreatieplas;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, de bestemming “Recreatie-dagrecreatie' wijzigen in de bestemming “Recreatie-golfbaan”, met dien verstande dat::

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding “wetgevingzone – wijzigingsgebied”;
  • b. wordt voorzien in een golfbaan;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. er dient een goede landschappelijke overgang naar het aangrenzende gebied te worden gerealiseerd;
  • e. geen bebouwing wordt gerealiseerd.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke, ecologische en landschappelijke waarden ten behoeve van de migratie van flora en fauna;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. voet-, fiets- en ruiterpaden;
  • d. water en oevers.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 meter mag bedragen.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Algemeen

Het is verboden op of in de gronden waarop deze bestemming betrekking heeft zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, afgraven of egaliseren van gronden;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0.30 m;
  • c. het graven of dempen van sloten en andere watergangen;
  • d. het graven, verbreden of dempen van watergangen en
  • e. het aanbrengen van drainage;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
  • g. het verharden van wegen en paden.
4.3.2 Uitzondering

Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen en op werken en werkzaamheden ten behoeve van natuurbeheer;
  • b. nodig zijn voor de aanleg van een ecologische verbindingszone;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
4.3.3 Voorwaarden

De in lid 4.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. de in lid 1 omschreven waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • b. de mogelijkheid voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Bouwen binnen bouwvlak
  • a. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
  • b. Indien in een bestemmingsvlak geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende bestemmingsregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. het gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte en het maximumoppervlak, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten;
  • b. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in artikel 3.2.1 sub a mits:
    • 1. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan twee meter en het de bouw betreft van erkers, luifels, veranda's, balkons, keldergaten (koekoeken) of galerijen;
    • 2. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:
      • een diepte van 6 meter niet wordt overschreden;
      • het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
      • geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;
      • de bestemmingsgrens niet wordt overschreden.
8.2 Afwegingskader

De in lid 8.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het bebouwings- en landschapsbeeld (met name van karakteristieke gebouwen en bomen en de open doorzichten vanaf de weg naar het landelijk gebied);
  • b. de terreininrichting,
  • c. de woonsituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
9.1.1 Overgangsbepaling

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
9.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van sublid 9.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het 9.1.1 met maximaal 10%.

9.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in lid 9.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik
9.2.1 Overgangsbepaling

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

9.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

9.2.3 Verbod hervatten strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 9.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in lid 9.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening recreatiegebied Appelscha Hoog'