direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Appelscha - Vaart Zuidzijde - Smidslaantje
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0085.BPAppVaartZZ41-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op de hoek van de Vaart Zuidzijde en het Smidslaantje in Appelscha staat de supermarkt van Poiesz. De supermarkt verhuist naar een nieuw te bouwen pand op circa 50 meter afstand van het plangebied, eveneens aan de Vaart Zuidzijde. Daar sluit deze beter aan op het daar aanwezige winkelplein met parkeerterrein. Voor de nieuwe supermarkt is in februari 2020 een omgevingsvergunning verleend. Daarmee komt de huidige locatie op korte termijn vrij. Een lokale ontwikkelaar is voornemens deze plek te herontwikkelen. Het bestaande pand wordt gesloopt en op deze plaats en op de twee aansluitende parkeerterreinen worden nieuwe woningen voorgesteld. Om de ontwikkeling van woningbouw op de locatie mogelijk te maken is dit bestemmingsplan opgesteld. Hiermee komen de mogelijkheden voor een supermarkt op de locatie te vervallen.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in een gemengde zone aan de zuidzijde van de Appelschester Vaort en de daarlangs gelegen hoofdweg Vaart Zuidzijde. Deze zone vormt het centrumgebied van Appelscha. Het plangebied omvat de huidige locatie van Poiesz en twee parkeerterreinen die hierbij horen, aan weerszijden van het Smidslaantje. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPAppVaartZZ41-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in de beheersverordening Appelscha 2014, die is vastgesteld op 20 mei 2014. In deze beheersverordening is het bestaande gebruik vastgelegd. Dit maakt het ontwikkelen van het gebied ten behoeve van andere functies dan de bestaande niet onmogelijk. Voor het lint langs de Vaart Zuidzijde, waaronder het pand van Poiesz en het parkeerterrein aan de overzijde van het Smidslaantje gelden aanvullende gebruiksmogelijkheden. Het gaat dan om uitwisseling van centrumfuncties, waaronder wonen. De regeling is gericht op hergebruik van bestaande hoofdgebouwen. Er wordt niet voorzien in de voorgenomen herontwikkeling.

1.4 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de milieuaspecten volgt. Wanneer deze van toepassing zijn, worden daarbij de uitgangspunten voor het bestemmingsplan genoemd. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Het laatste hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het terrein behorende bij de Poiesz supermarkt in Appelscha. Deze is gelegen aan de Vaart Zuidzijde, gelegen langs de Appelschester Vaort. Dit is de historische hoofdweg door Appelscha. Het lint vormt ter plaatse het gemengde centrumgebied van het dorp, met daarin winkel, dienstverlenende bedrijven en horecagelegenheden. De supermarkt staat op de hoek van de Vaart Zuidzijde en het Smidslaantje. Dit is voornamelijk een woonstraat waaraan vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen staan. De supermarkt is gevestigd in een pand uit de jaren '80, dat geen bijzondere waarde vertegenwoordigd. Rondom het pand zijn verschillende parkeerterreinen aanwezig, waaronder een aan de overzijde van het Smidslaantje dat ook bij Poiesz hoort. Een luchtfoto van het plangebied en de directe omgeving is weergeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPAppVaartZZ41-VG01_0002.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied

2.2 Voorgestelde ontwikkeling

De supermarkt gaat verhuizen naar het parkeerterrein ten oosten van het plangebied, waarmee Poiesz gaat aansluiten op het huidige winkelcentrum. Hiervoor is reeds een omgevingsvergunning verleend. Voor de huidige locatie, dus het plangebied van dit bestemmingsplan, worden mogelijkheden geboden voor herontwikkeling ten behoeve van woningbouw. Via uitruil met een programma elders is een programma van 12 woningen mogelijk. Er is voor de locatie een concrete invulling gemaakt door een lokale aannemer. Dit is tot stand gekomen binnen de volgende kaders:

Typologie

Op het parkeerterrein aan de westzijde van het Smidslaantje kan één vrijstaande woning worden gebouwd. Op het terrein aan de oostzijde, het terrein waarop nu de supermarkt staat en het parkeerterrein ten zuiden hiervan, is een differentiatie van vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen mogelijk. Ter plaatse van de huidige supermarkt kan ook gestapelde woningbouw (woongebouw) gerealiseerd worden. Rijwoningen zijn in dit gebied niet passend.


Rooilijnen

Rooilijnen worden afgestemd op de bestaande gebouwen. Aan de oostzijde van het Smidslaantje wordt de rooilijn van de bestaande woningen aanhouden, totdat deze achter de lijn ligt van het huidige winkelgebouw, waarna de lijn van de huidige bebouwing als uitgangspunt geldt. Aan de overzijde van het Smidslaantje wordt de rooilijn drie meter achter de gevellijn van nummer 4 geplaatst. De gevel komt evenwijdig aan de woning op nummer 4. Aan de Vaart Zuidzijde komen de gevels niet vóór het huidige pand van de supermarkt.

Bouwhoogtes

Aan het Smidslaantje, tot aan de vaart, wordt uitgegaan van 2 bouwlagen met kap: 5,5 meter goothoogte en dakhelling tussen 30 en 60 graden. Voor de bebouwing aan de vaart is een ruime eerste bouwlaag met kap passend. Voor een woongebouw kan hiervan worden afgeweken. Voorwaarde is een stedenbouwkundige aanvaardbaar bouwplan (dat wordt ingediend en beoordeeld bij de aanvraag tot afwijking). De bouwhoogte mag niet meer dan ongeveer 10 meter worden.

Uitgewerkt bouwplan

De ontwikkelaar heeft binnen de gemeentelijke stedenbouwkundige kaders een plan uitgewerkt dat uitgaat van twee aaneengebouwde woningen en een appartementengebouw. Een impressie van deze bouwplannen is weergegeven in figuur 2.2 en een situatietekening van de voorgestelde bebouwing is weergegeven in figuur 2.3. Voor de woning aan de noordoostzijde van het Smidslaantje zijn vooralsnog geen concrete plannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPAppVaartZZ41-VG01_0003.png"

Figuur 2.2 Indicatieve impressie nieuwbouw

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPAppVaartZZ41-VG01_0004.png"

Figuur 2.2 Visualisatie voorgestelde/mogelijke bebouwing binnen plangebied

De bouwmogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt zijn afgestemd op de stedenbouwkundige randvoorwaarden in combinatie met het concrete bouwplan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zette het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen. Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in het Barro.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in ruimtelijke plannen moeten worden opgenomen. Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in het Barro.

Duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd. Deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden. Deze regeling houdt in dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het ruimtelijk plan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Dit plan maakt een herontwikkeling van bestaand stedelijk gebied mogelijk, waarbij een voormalig winkelpand gesaneerd wordt en wordt vervangen door woningen. In paragraaf 3.3 is omschreven hoe ook de ontwikkeling van de woningen past binnen de woningbehoefte die binnen de gemeente Ooststellingwerf geldt. Hiermee is aangetoond dat er behoefte is aan deze woningen binnen bestaand stedelijk gebied. Er is daarmee sprake van duurzame verstedelijking.

De herstructurering vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied. De locatie voorziet in een functiewijziging van een winkel naar een woonfunctie. Daarbij wordt de bestaande bebouwing gesloopt. Hierdoor is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik en is het niet noodzakelijk om nieuwe uitbreidingslocaties uit te geven.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit van de romte', dat is vastgesteld op 13 december 2006.

De provincie zet in op het versterking van stedelijke gebieden, onder andere door het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en een duurzaam ruimtegebruik. De herontwikkeling van een supermarktlocatie tot een passend woongebied past binnen deze ambitie.

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Indien dit niet mogelijk is, kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. Volgens de verordening valt de locatie binnen het bestaand stedelijk gebied. Hier kunnen stedelijke functies, zoals wonen, toegevoegd worden.

In artikel 3 is bepaald dat een ruimtelijk plan voor woningbouw in overeenstemming moet zijn met een woonplan, dat de schriftelijk instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Voor de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid die de verordening biedt om een woningbouwproject mogelijk te maken dat niet past in het woonplan, maar wordt ingepast in het regionale woningbouwprogramma, via uitwisseling van woningbouwcapaciteit op gemeentelijk niveau (artikel 3.1.2). Er worden 12 appartementen in het winkelcentrum niet gebouwd en dit woningbouwvolume wordt ingezet voor dit bestemmingsplan.

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Verordening Romte Fryslân 2014.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 2010-2020-2030 (de grenzeloze toekomst)

Voor de dorpen noemt de structuurvisie dat deze vitaal en leefbaar moeten blijven. In de kernen moet ruimte blijven voor bestaande en nieuwe (naar aard en schaal passende) bedrijven en staat het behoud en het versterken van het vrij complete pakket aan basisvoorzieningen voorop. De in de structuurvisie genoemde woningbouwmogelijkheden worden voornamelijk ingezet voor herstructurering, strategische projecten en bijzondere doelgroepen. Het verbeteren van de kwaliteit van woningen en de woonomgeving staat hierbij voorop.

Het onderhavige woningbouwproject is niet opgenomen in de structuurvisie, maar sluit wel aan bij de uitgangspunten hiervan. Het koppelen van de supermarkt aan de bestaande winkelcentrum en het realiseren van een passend woningbouwproject aansluitend op bestaande woningen is een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en kwaliteit van de woonomgeving.

Woonvisie Ooststellingwerf 2017 – 2022

Voor de realisering van de nieuwe woning is het gemeentelijk woningbouwbeleid van belang. Voorheen was dit neergelegd in het Woonplan gemeente Ooststellingwerf 2011 – 2020. Sinds deze visie is de woningmarkt ingrijpend gewijzigd. Daardoor ontstond er een andere visie op wonen en is een nieuwe woonvisie opgesteld. Dit is de Woonvisie Ooststellingwerf 2017 – 2022. De woonvisie is gebaseerd op een woningmarktanalyse en geeft helderheid over de opgaven op het gebied van wonen en de benodigde beleidskaders.

In de woonvisie wordt Oosterwolde omschreven als een dorp waar, gezien de woonwensen, voornamelijk woningbouw zal plaatsvinden. Het betreft een dorp die beschikt over de meeste basisvoorzieningen. Bij woningbouw focust de gemeente zich op inbreiding in plaats van uitbreiding. De gemeente bevordert dat er woningen worden toegevoegd die toekomstbestendig zijn, qua woonkwaliteit, duurzaamheid en levensloopbestendigheid. Daarbij kan het qua woningtype bijvoorbeeld gaan om geschikte woningen voor groeiende doelgroepen, zoals één- en tweepersoonshuishoudens. Zowel ouderen als jongeren behoren hiertoe. Omdat de woningbehoefte beperkt is, kiest de gemeente voor flexibiliteit in programma en locaties. Zo is de gemeente flexibel en kunnen ze via maatwerk optimaal inspelen op de concrete vraag. Tevens zet de gemeente in op snellere procedures bij vergunningverlening voor nieuwbouw.

In de regionale woningbouwafspraak is met de provincie overeengekomen dat er ruimte is om 381 woningen te bouwen. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma zijn hiervoor locaties opgenomen in Appelscha waaronder Vaart Zuidzijde 48-50. Gezien de verhuizing van de supermarkt van het plangebied naar de locatie naast Vaart Zuidzijde 48-50 is hier geen mogelijkheid meer om de woningen die opgenomen zijn in het uitvoeringsprogramma te realiseren. Met de grondeigenaar van de Vaart Zuidzijde 48-50 zijn afspraken vastgelegd waarmee woningbouw op deze locatie niet meer uitgevoerd wordt. Geheel conform de regionale afspraak met de provincie kan uitval van projecten worden benut voor nieuwe woningbouwprojecten. Hierop zal het uitvoeringsprogramma worden aangepast.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Mer-beoordeling

Bij het doorlopen van een ruimtelijke procedure moet rekening worden gehouden met mogelijke verplichtingen op grond van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de bijlage bij het Besluit m.e.r. is vastgelegd wanneer een milieueffectrapportage (onderdeel C) of een m.e.r.-beoordeling (onderdeel D) moet plaatsvinden. Hierbij gelden drempelwaarden. In onderdeel D (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Qua oppervlakte ligt de drempelwaarde op 100 hectare. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen.

Dit plan blijft ruim onder deze drempelwaarden en is dus niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig. In het Besluit m.e.r. is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een vormvrije mer-beoordeling.

In een vormvrije m.e.r.-beoordelingsnotitie is op basis van de kenmerken en de plaats van het project en de kenmerken van het potentiële effect geconcludeerd dat belangrijke negatieve milieugevolgen zijn uitgesloten. Voorafgaand aan de formele bestemmingsplanprocedure besluit het college dat geen MER-procedure nodig.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Beoordelingskader

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Waardering omgeving

Voor het beoordelen van de mate van hinder die aanvaardbaar is ter plaatse van hindergevoelige functies wordt onderscheid gemaakt tussen een 'rustige woonomgeving' en een 'gemengd gebied'. Voor woningen in een rustige woonomgeving geldt een strengere norm voor de beoordeling van een goed woon- en leefklimaat dan in een gemengde omgeving.

Het plangebied ligt in een overgangsgebied van een gemengd gebied langs de Vaart Zuidzijde naar een rustig woongebied aan het Smidslaantje. Voor de woningen wordt daarom in beginsel uitgegaan van een woonklimaat in een gemengd gebied.

Beoordeling

De functies rondom het plangebied zijn passend in een gemengd gebied. Het gaat om kleinschalige bedrijven en voorzieningen die in milieucategorie 1 en 2 vallen. Dergelijk bedrijven zijn in principe inpasbaar direct naast woningen in een gemengde omgeving. Er hoeft geen richtafstand te worden aangehouden (de richtafstand bedraagt 0 meter), waarmee in principe aan het beoordelingskader uit de VNG-brochure wordt voldaan. Aanvullend kan rekening worden gehouden met geluid als gevolg van het laden en lossen en van vrachtwagens (bevoorrading), het parkeren van personenwagens en het rijden van winkelwagens op het parkeerterrein. In algemene zin geldt voor een parkeerterrein een richtafstand van 10 meter (milieucategorie 2). De woningen komen op meer dan 10 meter vanaf het parkeerterrein waar activiteiten van winkels zullen plaatsvinden.

Nutsgebouwen

Nabij het plangebied zijn twee nutsgebouwen aanwezig. Achter het huidige parkeerterrein aan de noordoostzijde van het Smidslaantje staat een elektriciteitshuisje en ten zuiden van de huidige supermarkt staat een gebouw van KPN. Uit deze nutsgebouwtjes kan geluid komen van elektronische apparatuur.

Voor telecommunicatiebedrijven geldt geen richtafstand (milieucategorie 1) tot woningen in een gemengde omgeving en voor voor kleine elektriciteitsdistributiebedrijven tot 10 MVA is dit 10 meter. Voor het elektriciteitshuisje geldt dat dit al in een omgeving staat met diverse woningen binnen een afstand van 10 meter. Het is daarom geen bezwaar om een woning in deze omgeving toe te voegen.

KPN heeft in haar overlegreactie gevraagd aandacht te besteden aan de milieuzonering rondom het nutsgebouw van KPN. Aangezien de woningen op minimaal 20 meter vanaf dit gebouw zijn geprojecteerd en voor telecommunicatie een richtafstand van 10 meter tot woningen in een rustige woonomgeving, is sprake van een verantwoorde milieuzonering. Ter plaatse van de woning is onevenredige hinder als gevolg van geluid van elektronische apparatuur in redelijkheid uitgesloten.

Conclusie

Er is in de nieuwe situatie sprake van een verantwoorde milieuzonering. Een goed woon- en leefklimaat in een gemengde woonomgeving is voldoende gewaarborgd.

4.3 Geluidzonering Wet geluidhinder

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidzones van toepassing. Als er geluidgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

Alle wegen rondom het plangebied vallen in een 30 km/uur zone. De woningen worden niet in de geluidszone van wegen gebouwd. Omdat de Vaart Zuidzijde een relatief drukke weg is, is vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening wel een akoestisch onderzoek uitgevoerd om te beoordelen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat en of er nog aanvullende maatregelen aan gevels nodig zijn om te voldoen aan een acceptabel binnenniveau. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 1.

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting vanwege de omliggende wegen op de voorgevels gericht naar de Vaart Zuidzijde ten hoogste 65 dB bedraagt. Daarmee is sprake van een relatief hoge geluidsbelasting. De Wet geluidhinder is hier niet van toepassing, maar als de situatie werd beoordeeld vanuit deze wet, is wel sprake van aanvaardbare situatie. Inclusief 5 dB aftrek artikel 110g Wgh is de geluidsbelasting minder dan de maximale ontheffingswaarde van 63 dB.

Of deze geluidsbelasting van uit de goed woon- en leefklimaat aanvaardbaar is, hangt af van de mogelijkheid voor geluidsluwe plekken. Aangezien de geluidsbelasting van één kant komt, zijn er aan de andere zijde geluidsluwe buitenruimten en ook gevels met een lage geluidsbelasting. Zodoende kan geventileerd worden zonder binnenshuis veel overlast van autoverkeer te hebben.

Door toepassing van (ten opzichte van de standaardeisen uit het bouwbesluit) aanvullende gevelmaatregelen, kan een aanvaardbaar binnenniveau van 33 dB worden bereikt. De karakteristieke gevelwering moet aan de zijde van de Vaart Zuidzijde minimaal 32 dB bedragen. Aan het Smidslaantje is 23 dB voldoende. Met extra geluidswerende ramen en geluidsdempende ventilatieroosters kan een dergelijke gevelwering worden gehaald. Daarmee is te spreken van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dergelijke maatregelen brengen de uitvoerbaarheid van het plan niet in gevaar.

4.4 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het plan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het project is aangemeld bij het Wetterskip via de digitale watertoets. Het toetsresultaat is opgenomen in Bijlage 2. In deze paragraaf wordt aangegeven hoe de waterbelangen in het plan zijn geborgd. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Veilig

Het plangebied ligt vrij voor de boezem. In of nabij het plangebied liggen geen waterkeringen waarmee bij de uitvoering van de plannen rekening gehouden moet worden. Wel moet rekening worden gehouden met mogelijk hoge grondwaterstanden. Voor het plangebied zelf geldt dat deze als geheel op voldoende hoogte ligt. Bij ingrepen in het plangebied wordt hiermee rekening gehouden.

Voldoende

Klimaatadaptie: In het kader van klimaatadaptie adviseert het waterschap om bij de inrichting van het plangebied te anticiperen op hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en mogelijk overstroming door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Uit de Klimaatatlas Friesland blijkt wel dat er in het plangebied geen sprake is van wateroverlast. Door de transformatie van het plangebied van een volledig verhard terrein van een supermarkt naar een woongebied wordt het gebied potentieel groener ingericht. Schoon hemelwater kan direct afwateren op de vaart. Dit is boezemwater met voldoende capaciteit voor de waterafvoer vanuit het gebied.

Drooglegging: Er moet rekening gehouden worden met de droogleggingsnormen.

Toename verharding: Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat bij een toename van meer dan 200 m2 aan verhard oppervlak in een gebied binnen de bebouwde kom, een deel van deze toename wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Dit plan heeft geen negatief effect op de waterhuishouding. Er wordt namelijk per saldo meer verharding weggenomen dan wordt aangebracht.

Hoofdwatergang: Het plan ligt voor een klein deel in de beschermingszone van de hoofdwatergang, de Appelschester Vaort. Binnen 5 meter van deze watergang worden geen relevante werkzaamheden uitgevoerd. Indien vereist zal daartoe een watervergunning worden aangevraagd.

Schoon

Afvalwater en regenwatersysteem: Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval wordt afvalwater afgevoerd op de bestaande rioleringsaansluiting. Hemelwater wordt afgekoppeld op het boezemwater.

Waterkwaliteit: De aanlegwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. Er dient aangelegd te worden met milieuvriendelijk en duurzaam materiaal.

Vervolg

Waterwet: Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure: Bij de uitvoering wordt rekening gehouden met de uitgangspunten van het wateradvies.

4.5 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Uit informatie van het bodemloket blijkt dat in het plangebied geen verdachte activiteiten hebben plaatsgevonden. Er zijn geen aanleidingen om het plangebied aan te merken als verdachte locatie voor bodemverontreiniging. Er mag daarom aangenomen worden dat de bodemgesteldheid de bouw van woningen in het plangebied niet in de weg staat. Voorafgaand aan het verlenen van vergunningen voor de woningen zal een onderzoek volgens NEN-richtlijnen worden uitgevoerd, om aan te tonen dat er geen risico's voor de volksgezondheid ontstaan. De uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is gelet op het huidige gebruik en het gebruik in het verleden niet in het geding.

4.6 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2022 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De gemeente heeft op de Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, behorende bij de Nota Archeologie, voor het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde opgenomen. Hoewel er een oude bewoningsgeschiedenis bekend is, is de kans op het aantreffen van intacte archeologische resten in het gebied klein door verstoring als gevolg van eerdere bouwactiviteiten. Het is daarom in het kader van dit bestemmingsplan niet nodig om een archeologisch onderzoek uit te voeren. Wanneer bij de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt een meldingsplicht bij het bevoegd gezag, in dit geval gemeente Ooststellingwerf.

4.7 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Uit de Cultuurhistorische kaart Fryslân blijkt dat in het plangebied geen cultuurhistorische waarden voorkomen. De Vaart Zuidzijde is wel aangewezen als historische route. Vanuit de cultuurhistorische waarden volgen geen belemmeringen voor het ontwikkelen van de transformatiegebied. Wel zijn er kansen de historische routes langs en door het plangebied weer beter herkenbaar en beleefbaar te maken.

4.8 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De bescherming van gebieden en de bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb).

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in een beschermd natuurgebied. Ook is het plangebied geen onderdeel van het NNN. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied bedraagt ruim een kilometer. Het kan op voorhand worden uitgesloten dat een kleinschalige herontwikkeling in de bebouwde kom directe effecten (zoals verstoring, versnippering of verontreiniging) heeft op soorten of habitattypen waarvoor deze gebieden is aangewezen.

Wel ligt Appelscha tussen twee Natura 2000-gebieden met stikstofgevoelige habitatten. Het gaat om het Drents-Friese Wold & Leggelderveld en het Fochteloërveen. In Nederland staan veel Natura 2000-gebieden onder druk door een overbelasting van stikstofdepositie. Voor ontwikkelingen moet worden beoordeeld of deze significante effecten heeft voor de stikstofdepositie binnen daarvoor gevoelige Natura 2000-gebieden. Met het programma AERIUS Calculator wordt een berekening uitgevoerd om de gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wet natuurbescherming.

De dichtstbijzijnde gevoelige habitatten liggen op circa 1,7 kilometer afstand. Hier geldt dat de kritische depositiewaarde (KDW) is overschreden is. Wegens het ontbreken van een duidelijk beleidskader of een norm op dit gebied, wordt uitgegaan van een grenswaarde van 0,00 mol/ha/jaar op deze gebieden. Om aan te tonen dat deze grenswaarde niet wordt overschreden is voor zowel de gebruiksfase als de aanlegfase een stikstofdepositieberekening uitgevoerd. Hiermee is aangetoond dat de totale ontwikkeling van het gebied niet leidt tot een toename van stikstofdepositie op de daarvoor gevoelige gebieden. De berekening is opgenomen in Bijlage 3.

Soortenbescherming

Om de ecologische potenties van het plangebied, inclusief het huidige pand van Poiesz, in beeld te brengen is een quickscan beschermde soorten uitgevoerd. De rapportage hiervan is opgenomen in Bijlage 4. Hiervoor heeft een ecoloog een bezoek gebracht aan het plangebied. Gedurende dit bezoek is dit gebied en de directe omgeving beoordeeld op het mogelijk voorkomen van beschermde planten- en diersoorten. Dit vond plaats aan de hand van aanwezige ecotopen en sporen.

Op basis van de quickscan worden de volgende conclusies getrokken: In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het noodzakelijk om het plangebied bouwrijp te maken buiten het broedseizoen of op een manier te werken dat de vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken). Op deze manier kan worden voorkomen dat verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden overtreden.


Het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen en broedvogels met vaste rust- en verblijfplaatsen wordt uitgesloten. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Er zijn daarnaast mogelijk algemene nationaal beschermde zoogdieren aanwezig. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in de Provincie Friesland. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten.

Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten. De ruimtelijke ontwikkeling aan de Vaart Zuidzijde 41 te Appelscha is niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

4.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden. Uit de risicokaart blijkt dat nabij het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn die invloed hebben op het plangebied. Het plangebied ligt ook niet in het invloedgebied van risicobronnen die op grotere afstand liggen. Er zijn met dit bestemmingsplan dan ook geen externe risico's aan de orde.

4.10 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

De huidige luchtkwaliteit langs wegen is bepaald aan de hand van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland van het RIVM. Er is sprake van een NO2 concentratie van 7 ug/m3 en een PM10 van 15 ug/m3. De normen voor beide stoffen liggen op 40 ug/m3. Hieruit blijkt dat er sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.

Voor veel initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De voorgestelde woningbouw valt hier ook onder. Gezien de zeer goed huidige luchtkwaliteit en de zeer beperkte bijdrage van het plan aan de verslechtering daarvan, wordt geconcludeerd dat vanuit de luchtkwaliteit geen belemmeringen voor het plan bestaan.

4.11 Kabels leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen planologisch relevante kabels of leidingen.

4.12 Verkeer

Voor parkeren geldt als uitgangspunt dat een plan geen onevenredige parkeerdruk op de omgeving mag veroorzaken. Daarom is het van belang dat voor de nieuwe functies in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Daarnaast is het van belang om te beoordelen of de ontsluitende wegen voldoende capaciteit hebben voor de verkeersgeneratie van de nieuwe functies. Om de parkeerbehoefte te bepalen en om het effect van het plan op de verkeersituatie te beoordelen wordt gebruik gemaakt van de kencijfers parkeren en verkeersgeneratie van het CROW (publicatie 381).

Parkeren

Voor het plangebied geldt als uitgangspunt dat voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen erf. Voor een niet stedelijke gemeente geldt voor een schil van het centrum een norm van gemiddeld 2 per woning. Voor appartementen ligt de norm op 1,7 parkeerplaatsen per woning. In het plangebied is voldoende ruimte om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Bij de uitwerking van het plan wordt hiermee rekening gehouden. Hierbij geldt dat de parkeerbepaling regelt dat een bouwplan voor een bepaalde functie slechts kan worden gerealiseerd wanneer er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Daarmee is ook voor de toekomst een adequaat parkeeraanbod gewaarborgd en leidt dit plan niet tot een ongewenste parkeersituatie.

Verkeersgeneratie

De verkeersgeneratie van de woningen ligt tussen 6 (appartementen) en 8 (vrijstaande woningen) motorvoertuigen per etmaal. Uitgaande van een gemiddelde norm van 7 per woning en 12 woningen, heeft het plan een verkeersgeneratie van 84 mvt/etmaal. Dit is worst-case, aangezien de huidige supermarkt een hogere verkeersgeneratie heeft, maar aangezien deze is verplaatst naar een locatie nabij het plangebied kan deze niet in mindering worden gebracht.

De 84 verkeersbewegingen gaan direct op de Vaart Zuidzijde op in het heersende verkeersbeeld. Deze hoofdweg heeft ruim voldoende capaciteit voor de afwikkeling van het verkeer vanuit het plangebied.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Deze zijn opgesteld conform de landelijke standaard SVBP2012.


Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

Dit bestemmingsplan wordt opgezet ten behoeve van een woningbouwproject in Appelscha. De beoogde nieuwbouw bestaat uit twee bouwlagen met een kap. Er is gekozen voor een bestemmingsplan op maat, waarbij het voornemen past binnen de juridisch-planologische kaders.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

De nieuwe woningen zijn geregeld in de bestemming 'Woongebied'. Deze bestemming is afgestemd op de gehanteerde systematiek in de beheersverordeningen en bestemmingsplannen van de gemeente Ooststellingwerf. Binnen de bestemming is wonen toegestaan, eventueel met een beroep of bedrijf aan huis, mantelzorg en/of onder voorwaarden een Bêd & Brochje.

De hoofdgebouwen moeten binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd. Dit mag zowel vrijstaand als twee-aaneen. Op de hoek van het Smidslaantje en de Vaart Zuidzijde is tevens gestapelde bouw mogelijk. Op de kavel aan de westzijde van het Smidslaantje is een maximum aantal woningen van 1 opgenomen. In totaal kunnen er in het plangebied 12 woningen worden gebouwd.

De regeling voor bijbehorende bouwwerken is in overeenstemming met andere woningen in de omgeving.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt een uitgebreide procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun mening op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.

Voorbereidingsfase

Voor dit plan geldt dat dit kenbaar wordt gemaakt bij direct omwonenden. Gezien de geringe schaal en beperkte impact van dit plan op de omgeving, wordt afgezien van een mogelijkheid voor inspraak. Wel is het wettelijk vooroverleg gevoerd met de overlegpartners Provincie en het Wetterskip. Van provinsje Fryslân, Brandweer Fryslân, Liander en KPN is een schriftelijke reactie ontvangen. De inkomen reacties zijn opgenomen in Bijlage 5. De reacties worden hierna beantwoord:

Provinsje Fryslân

De provincie heeft één opmerkingen ten aanzien van woningbouw. In de toelichting wordt aangegeven dat het aantal woningen uit het uitvoeringsprogramma wonen wordt uitgewisseld met woningen elders, maar er wordt niet aangegeven dat het om éénzelfde aantal woningen gaat.

Reactie: Er worden 12 appartementen in het winkelcentrum niet gebouwd en dit woningbouwvolume wordt ingezet voor dit bestemmingsplan. Er wordt dus éénzelfde aantal woningen uitgewisseld met dit plan. Paragraaf 3.2 is hierop aangevuld.

Het uitvoeringsprogramma wordt hierop aangepast, maar dat zal mogelijk wat langer duren dan de procedure van dit bestemmingsplan, omdat bij de aanpassing van het uitvoeringsprogramma ook de inzet van resterende woningbouwvolume en beleidsmatige kaders weer aan de raad worden voorgelegd. Het aangepaste uitvoeringsprogramma en naar de provincie gestuurd zodra het gereed is. Dit vindt plaats na de vaststelling van dit bestemmingsplan. Omdat de 12 appartementen waarmee wordt uitgeruild niet in harde plancapaciteit is opgenomen, kan dit niet worden gerealiseerd zonder de provincie daarbij te betrekking in het vooroverleg. Daarmee is geborgd dat er geen programma dubbel wordt ingezet.

Brandweer Fryslân

De brandweer adviseert over externe veiligheid en risico's ten aanzien van brandweerzorg.

Reactie: De adviezen van de brandweer hebben geen direct invloed op dit bestemmingsplan, maar worden bij de uitvoering in acht genomen.

Liander

Liander laat weten de stukken te hebben bekeken en hierop geen opmerkingen te hebben.

KPN

Er zijn enkele zaken omtrent de ontwikkelingen waarvan KPN graag ziet dat er rekening mee wordt gehouden bij het definitieve ontwerpbestemmingsplan:

  • 1. In het KPN-pand aan het Smidslaantje zijn geluidbronnen aanwezig. In het bestemmingsplan is onvoldoende rekening gehouden met de afstemming tussen de nieuwe woningen en deze geluidsbronnen;
  • 2. In het KPN-pand is trillingsgevoelige apparatuur aanwezig. Wanneer er nabij het pand woningen worden gebouwd, dient bij werkzaamheden rekening te worden gehouden met deze apparatuur;
  • 3. Het KPN-pand moet tijdens en na de bouw bereikbaar blijven.

Reactie: In paragraaf 4.2 is een nadere motivering van de afstemming tussen de geluidsbronnen in het KPN-gebouw en de nieuwe woningen opgenomen. Trillingen tijdens de bouw zijn te voorkomen. Dit is een aspect dat tijdens de uitvoering aan de orde komt. De ontwikkelaar wordt van de reactie van KPN en de daarbij gevoegde trillings- en uitvoeringseisen op de hoogte gesteld en houdt hier bij de uitvoering rekening mee. Dit geldt ook voor de bereikbaarheid van het KPN-pand tijdens de bouw. Het pad van KPN wordt in de plannen behouden.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan heeft daarom gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen. Er is één zienswijze ingediend. Deze is door de gemeente beantwoord en meegewogen bij de vaststelling. De indiener is hiervan op de hoogte gesteld.

Vaststellingsfase
Het bestemmingsplan is vervolgens door de gemeenteraad vastgesteld. Tot slot is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De kosten voor de uitvoering van dit bouwplan worden gedragen door de aanvrager. Het plan is door de aanvrager doorgerekend, de haalbaarheid is getoetst en de aanvrager beschikt over de benodigde financiële middelen. Hiermee is de financiële haalbaarheid van dit bestemmingsplan in voldoende mate aangetoond.

Kostenverhaal

In de Wet ruimtelijk ordening (Wro) is een grondexploitatieregeling opgenomen, met als doel het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen op welke categorieën bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is. Onderhavig plan betreft een woningbouwplan, wat een aangewezen bouwplan betreft waarop de grondexploitatieregeling van toepassing is. Dat houdt in dat een exploitatieplan moet worden opgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Anderszins verzekeren kan bijvoorbeeld door het ondertekenen van een anterieure overeenkomst.

In dit geval worden afspraken tussen de gemeente en de initiatiefnemer vastgelegd in een anterieure overeenkomst. In deze overeenkomst worden afspraken vastgelegd over onder andere het verhaal van de kosten, randvoorwaarden voor het voorgenomen bouwplan en de afhandeling van mogelijke planschadeverzoeken.