direct naar inhoud van 2.2 Nationaal beleid
Plan: Brug Stroomkanaal
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0082.002300-VG01

2.2 Nationaal beleid

2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid.

De SVIR vervangt verschillende nota’s, zoals:

  • de Nota Ruimte;
  • de Structuurvisie Randstad 2040;
  • de Nota Mobiliteit;
  • de MobiliteitsAanpak;
  • de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.

Verder vervallen met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken uit de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

Doelen Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

  • 1. de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • 2. de bereikbaarheid verbeteren;
  • 3. zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Rol provincies en gemeenten bij ruimte en mobiliteit

De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.

Cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten

Landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten geven identiteit aan een gebied. Bovendien zijn culturele voorzieningen en cultureel erfgoed van belang voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat en daarmee voor de concurrentiekracht van Nederland. Het Rijk is verantwoordelijk voor het cultureel en natuurlijk UNESCO-werelderfgoed (inclusief de voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en cultuurhistorische waarden in of op de zeebodem.
In de SVIR staat als Nationaal belang beschreven de ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.

In hoofdstuk 4 van de SIVR worden de Nationale belangen en opgaven gebiedsgericht beschreven.Voor Noord Nederland is aangegeven dat de combinatie van een landelijk gebied rondom de aanwezige steden met een diversiteit aan landschappen en meren bijdraagt aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Bij dat vestigingsklimaat hoort ook de instandhouding van erfgoederen op de lijst Werelderfgoed, waaronder het ir. Woudagemaal.

Het beleidskader is erop gericht om de waarden van de objecten van het werelderfgoed en de ensembles te beschermen. In paragraaf 3.2 wordt hier nader op ingegaan.

Relatie Nationaal beleid - Ir. D.F. Woudagemaal

In het kader van de ontwikkeling van de brug wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld als onderdeel van het ontwerp van de brug. In de voorbereiding van dit beeldkwaliteitsplan zijn naast de gemeente Lemsterland diverse partijen betrokken zoals de provincie en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed betrokken. Het beeldkwaliteitsplan borgt een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe brug in relatie tot het nabijgelegen werelderfgoed Ir. D.F. Woudagemaal.