direct naar inhoud van 4.2 Nadere toelichting op de regels
Plan: Kanaalmond 2011
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0082.001200-0003

4.2 Nadere toelichting op de regels

Bestemming "Agrarisch" (artikel 3)

De bestemming "Agrarisch" is toegekend aan de gronden waar het agrarisch gebruik primair is. De gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarische bedrijf. Omdat in deze bestemming geen gebouwen mogen worden gebouwd, ziet de uitoefening van het agrarische bedrijf binnen deze bestemming op het bedrijfsmatig weiden van vee en/of het telen van gewassen. Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het weiden van vee en/of het telen van gewassen anders dan in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf. In de praktijk zal het vooral om particulieren gaan. Het afwegingskader beoogt (onder meer) het landschappelijke karakter van de grond te beschermen. Deze afweging is niet zinloos. Zo mag gebruik van de afwijkingsmogelijkheid bijvoorbeeld niet leiden tot bebouwde volkstuincomplexen.

De gronden zijn tevens bestemd voor het behoud van de landschappelijke waarden, tot uitdrukking komend in de openheid van het landschap of kleinere natuurelementen. Het gaat hierbij om de waarden die aanwezig waren ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan. Dus waar op dat moment sprake was van openheid is de waarde de openheid en waar op dat moment sprake was van kleinere natuurelementen bestaat de waarde uit de kleinere natuurelementen.

Van de in de bestemmingsomschrijving opgenomen gebruiksregels kan worden afgeweken ten behoeve van het gebruik van de grond als tuin bij een woning of ten behoeve van een paardenbak, een en ander onder voorwaarden.

De bestemming "Agrarisch" mag door middel van een wijzigingsbevoegdheid worden gewijzigd in de bestemming "Natuur", maar alleen ter uitvoering van het provinciale natuurbeleid, zodat agrariërs niet voor verrassingen komen te staan.

Bestemming "Bedrijf - Nutsbedrijf" (artikel 4)

Aan het terrein dat hoort bij het Woudagemaal is de bestemming "Bedrijf - Nutsbedrijf" toegekend. Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor bedrijven ten behoeve van openbaar nut, zoals (in dit geval) water(huishoudings)bedrijven. Tevens is in deze bestemming een regeling opgenomen voor het bijbehorende bezoekerscentrum door middel van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - bezoekerscentrum".

Bestemming "Water" (artikel 8)

Het Prinses Margrietkanaal (met uitzondering van de sluis), het Stroomkanaal (Afwateringskanaal) en het IJsselmeer zijn bestemd tot "Water". Voor deze bestemming is geen vergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden. Werken en werkzaamheden ten dienste van de bestemming kunnen gewoon worden uitgevoerd. Daaronder worden begrepen werkzaamheden aan keringen/objecten, onderhoudsbaggerwerk. Mogelijk is voor deze werkzaamheden wel een vergunning vereist op grond van de Natuurbeschermingswet 1998.

Bestemming "Water - Waterkering" (artikel 9)

De verschillende dijken en kaden zijn voor de gemeente van belang als waterkering. Onderscheid kan worden gemaakt in primaire waterkeringen (de Iselmarkering), secundaire waterkeringen en boezemkaden. De keur geldt ook voor waterkeringen. In het bestemmingsplan is alleen de primaire waterkering positief bestemd als "Water - Waterkering" (inclusief de sluis in het Prinses Margrietkanaal), met uitzondering van de gronden die horen bij het gemaal, want die hebben de bestemming "Bedrijf - Nutsbedrijf". De overige waterkeringen zijn meegenomen in de bestemmingsomschrijving van de bestemming, waarbinnen ze liggen.

Voor de bestemming Water - Waterkering geldt een vergunningstelsel voor het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden. Het normale onderhoud en de normale exploitatie zijn niet vergunningplichtig. Bij normaal onderhoud kan in elk geval gedacht worden aan onderhoud aan de waterkering en andere reguliere handelingen van water(kering)beheerders.

Bestemming "Wonen" (artikel 10)

De als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in woonhuizen. Een woonhuis moet in een bouwvlak worden gebouwd. Per bouwvlak mag niet meer dan 1 woonhuis worden gebouwd. Het woonhuis is het hoofdgebouw. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2, tenzij een grotere oppervlakte aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt. Bij voormalige boerderijen mag het aangebouwde, voormalige bedrijfsgedeelte bij de woning worden betrokken. Hierbij is gedacht aan inpandige stallen bij traditionele boerderijen, niet aan andere stallen die toevallig zijn aangebouwd aan een modern woonhuis.

Voor het woonhuis geldt een minimale breedte, een minimale en maximale goothoogte, een maximale bouwhoogte, een minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens en een minimale en maximale dakhelling. Bepaald is dat als op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan een andere maatvoering aanwezig is, dat die dan als maximum respectievelijk minimum mag worden gehanteerd. Dat betekent dus dat als het woonhuis op dat tijdstip breder is dan 5 meter, het bij herbouw weer opnieuw breder mag zijn dan 5 meter en dat als het woonhuis een dakhelling had van minder dan 30°, de dakhelling bij herbouw ook minder mag zijn dan 30°.

Het plan maakt een duidelijk onderscheid tussen hoofdgebouwen enerzijds en bijgebouwen en aanbouwen en uitbouwen anderzijds. Voor aanbouwen/uitbouwen/bijgebouwen gelden aparte bouwregels. Ook hiervoor geldt dat als er op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een afwijkende maatvoering aanwezig is, dat die maatvoering als maximum/minimum mag worden gehanteerd. Een uitzondering geldt voor de oppervlakte: als er nu een bijgebouw van meer dan 200 m² is, dan mag het bijgebouw bij herbouw maximaal 200 m² zijn. Stel: er worden twee bijgebouwen gesloopt; 1 van 500 m² en 1 van 600 m². Er mag dan 2 x 200 m² worden herbouwd. Deze gebouwen hoeven niet op dezelfde plaats te worden herbouwd, maar de oppervlaktes mogen niet worden samengevoegd tot 1 gebouw van 400 m². In zoverre geldt een ontmoedigingsbeleid voor herbouw van grote bijgebouwen. Voor het samenvoegen van bijgebouwen tot een bijgebouw met een oppervlakte van meer dan 75 m² is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen, die overigens ook is begrensd op 200 m². Stel: er worden twee bijgebouwen gesloopt van elk 50 m². Dan mag je twee bijgebouwen herbouwen van 50 m², maar je mag ze ook samenvoegen tot één bijgebouw van 87,5 m². Ander voorbeeld: er wordt één bijgebouw gesloopt van 150 m² en één van 80 m². Ieder afzonderlijk mogen ze worden herbouwd. Na afwijking mogen ze worden samengevoegd tot één bijgebouw van 152,50 m², namelijk 75 m2 + (de helft van (230 - 75 m2) =) 77,5 m2 = 152,50 m2.

De plaats van een gebouw wordt bepaald door de volgende regels:

  • Het beginsel van bebouwingsconcentratie. De gebouwen mogen niet verspreid over het bestemmingsvlak worden gebouwd, maar moeten enigszins bij elkaar worden gebouwd. Het oordeel van burgemeester en wethouders is bepalend bij de vraag of wordt voldaan aan het beginsel van bebouwingsconcentratie.
  • De algemene bouwregels. Er moet een afstand in acht worden genomen tot de as van de weg (deze bepaling heeft een stedenbouwkundige achtergrond; zowel voor de beleving vanaf de weg als vanuit de woning is het prettig als enige afstand tot de weg in acht wordt genomen; een grotere weg vraagt om een grotere afstand). Voorts mag alleen worden gebouwd met inachtneming van de Wet geluidhinder.
  • De nadere eisen. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van een gebouw, bijvoorbeeld ten behoeve van een samenhangend bebouwingsbeeld. Dat betekent dat als een bouwplan wordt ingediend, burgemeester en wethouders kunnen zeggen dat ze alleen bouwvergunning verlenen als een gebouw anders gesitueerd wordt. Zie ook hetgeen hiervoor onder de algemene toelichting is opgenomen.
  • Voor bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen: de regel dat de afstand tot de naar de weg gekeerde gevels van het woonhuis en het verlengde daarvan niet meer dan 4 m mag bedragen.

Bed & brochje mag alleen worden gehouden in het woonhuis. Het aantal kamers dat daarvoor mag worden aangewend is beperkt tot 3 en de oppervlakte per kamer mag niet meer dan 25 m2 bedragen.

In de bestemmingsomschrijving zijn opgenomen aan-huis-verbonden-beroepen. Deze doeleinden veronderstellen de woonfunctie aanwezig. Hetzelfde geldt voor het hobbymatig houden van vee, dat kan worden afgezet tegen het beroepsmatig houden van vee. Dat betekent dat een hoeveelheid vee, die niet genoeg is voor een agrarische bestemming, hobbymatig mag worden gehouden. Hierop is uiteraard wel de milieuwetgeving van toepassing.

De grond is ook bestemd voor het behoud en de versterking van de landschappelijke waarden, tot uitdrukking komend in de instandhouding en aanleg van boomsingels en andere hoogopgaande beplanting. De kwaliteit van het landelijke gebied wordt in hoge mate bepaald door de aanwezigheid van houtopstanden rond gebouwen. Het is van belang dat de aanwezige houtsingels in stand blijven en worden verbeterd. Waar ze niet aanwezig zijn, mogen ze worden toegevoegd. Het is mogelijk dat een nadere eis wordt gesteld aan de plaats van een gebouw om ruimte te laten voor houtsingels.

Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor een kleinschalig kampeerterrein. Het gemeentelijke beleid is gericht op de aanwezigheid van maximaal 15 kleinschalige kampeerterreinen.

Dubbelbestemming "Waarde - Natuur en landschap" (artikel 11)

De gebieden die een belangrijke functie voor de natuur vervullen - zoals het Natura 2000-gebied en de Ecologische Hoofdstructuur - is de dubbelbestemming "Waarde - Natuur en landschap" toegekend.

Anti-dubbeltelregel (artikel 12)

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te kunnen voorkomen. Dit kan zich met name voordoen indien een deel van het bouwperceel, dat reeds eerder bij de berekening van een bepaalde afstand was betrokken wederom - nu ten behoeve van een ander bouwperceel - wordt betrokken. De regel is verplicht op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4).

Algemene gebruiksregels (artikel 13)

Van een aantal activiteiten is expliciet aangegeven of zij als strijdig met de bestemming dan wel als niet strijdig met de bestemming worden aangemerkt.

Algemene aanduidingsregel (artikel 14)

Dit artikel bevat regels voor de "geluidzone - industrie", welke geluidzone daar ligt vanwege het bedrijventerrein Lemsterhoek.

Algemene afwijkingsregel (artikel 15)

Deze regel bevat enkele algemene afwijkingsregels.

Algemene procedureregel (artikel 17)

De procedure voor wijzigingen is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (artikel 3.9a) en de procdure voor afwijken van het bestemmingsplan in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 3.9). Voor het stellen van nadere eisen is de procedure opgenomen in het bestemmingsplan (op basis van artikel 3.6 lid 4 van de Wet ruimtelijke ordening).

Overgangsrecht (artikel 19)

Bebouwing die niet voldoet aan de regels van dit bestemmingsplan op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan, dan wel bebouwing waarvoor bouwvergunning voor dit tijdstip moet worden verleend, is onder het overgangsrecht gebracht, uitgezonderd illegale bebouwing. Een geringe uitbreiding van de bebouwing kan mogelijk worden gemaakt. Indien de onder het overgangsrecht gebrachte bebouwing door een calamiteit verloren gaat, is volledige herbouw toegestaan. Daarnaast maakt de regeling het mogelijk om de onder het overgangsrecht gebrachte bebouwing gedeeltelijk te vernieuwen of te veranderen.

Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van het van rechtskracht worden daarvan, mag worden voortgezet, tenzij dat gebruik reeds voor dat moment strijdig met de bestemming was.