direct naar inhoud van 2.2 Nationaal beleid
Plan: Kanaalmond 2011
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0082.001200-0003

2.2 Nationaal beleid

2.2.1 Nota Ruimte

In de Nota Ruimte zijn op nationaal niveau de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2020 vastgelegd. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol speelt. De nota heeft vier algemene doelen: versterking van de economie, krachtige steden en een vitaal platteland, waarborging van waardevolle groengebieden en veiligheid.

Het plangebied ligt buiten de nationale RHS. Buiten de RHS stelt het rijk zich terughoudend en selectief op. Voor deze gebieden wordt een basiskwaliteit nagestreefd. Tot de basiskwaliteit rekent het rijk onder meer de aandacht voor "ruimtelijke kwaliteit", de "watertoets" en wettelijke vereisten op het vlak van geluid, veiligheid, natuur, milieu en dergelijke.

Voor het gebied richt het beleid zich op behoud en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit en van bijzondere ook internationaal erkende, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Tevens is borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit van groot belang.

Het gebied ligt in het Nationaal Landschap "Zuidwest-Friesland" (Zuidwest-Fryslân). De kernkwaliteiten van dit gebied zijn:

  • schaalcontrast van zeer open naar besloten;
  • middeleeuwse verkaveling, waterlopen en meren;
  • reliëf in de vorm van stuwwallen en terpen.

De grote schaalverschillen van het hoger liggende besloten stuwwallandschap van Gaasterland met de vlakke openheid van het veenweidelandschap geven Zuidwest-Friesland een bijzonder karakter. Het lage, zeer open landschap wordt gekenmerkt door meren en verspreide bebouwing, waarvan een deel op terpen. De verkaveling en waterlopen in het veengebied zijn ontstaan in de middeleeuwen en zijn internationaal zeldzaam.

In het bestemmingsplan moeten de basiskwaliteiten uit de nota worden nagestreefd. Voor het bestemmingsplan betekent de ligging in het nationaal landschap dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of versterkt.

2.2.2 Integrale visie IJsselmeergebied 2030

De visie bevat een heldere koers op hoofdlijnen met als doel een duurzame ontwikkeling van het IJsselmeergebied (qua beleid, inrichting en beheer) voor de periode tot 2030, waarbij een afweging plaatsvindt die rekening houdt met de aanwezige kernkwaliteiten van het gebied.

Het IJsselmeergebied vormt één samenhangend watersysteem van internationale en nationale betekenis met een multifunctioneel gebruik, waarin een aantal essentiële en unieke kwaliteiten is te onderscheiden, die onlosmakelijk met het IJsselmeergebied zijn verbonden en daardoor het karakter van het gebied bepalen. Dit zijn de kernkwaliteiten van het gebied, namelijk:

  • horizon (openheid, leegte, rust, ruimte, duisternis);
  • van nature aanwezige rijkdommen (waterecosysteem, water, wind, natuurlijk substraat);
  • cultuur (Zuiderzeehistorie, handelsvaart, visserij, inpolderingshistorie, dijken).

Door de combinatie van deze kernkwaliteiten is het IJsselmeergebied het waardevolle gebied geworden dat het nu is en zijn in het gebied vele functies aanwezig. In het licht van verwachte ontwikkelingen en aanwezige potenties is, voor de periode tot 2030, een koers voor het gebied opgesteld. Bij het opstellen van deze koers is afgewogen of de ontwikkelingen tot een versterking of meerwaarde van de kernkwaliteiten leiden, dan wel tot een afbreuk of kwaliteitsverlies. Door voorwaarden te stellen aan de ontwikkelingen is rekening gehouden met de aanwezige kernkwaliteiten van het gebied.

Het plangebied ligt op de rand van het gebied waarop de integrale visie betrekking heeft. Het plangebied is aangemerkt als "voorkeursgebied intensivering recreatie" en "venster op de open ruimte". Het noordelijk deel van het IJsselmeer vormt een uitgestrekte open ruimte waar het open landschap, rust, nachtelijke duisternis en natuur samengaan met extensieve vormen van recreatie. Er is aandacht voor natuurlijke overgangen tussen land en water en tussen zoet en zout. De ruimte voor nieuwe economische impulsen is beperkt.

In het bestemmingsplan moet bij eventuele ontwikkelingen rekening worden gehouden met de aanwezige kernkwaliteiten van het gebied. Recreatieve ontwikkelingen zijn in bepaalde gevallen mogelijk. Wel dient de openheid van het gebied te worden behouden.