direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Kanaalmond 2011
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0082.001200-0003

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. het behoud van de landschappelijke waarden, tot uitdrukking komend in de openheid van het landschap of kleinere natuurelementen;
  • c. sloten en voorzieningen voor het keren en beheersen van water;
  • d. infrastructurele voorzieningen, zoals deze bestonden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • e. voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik zoals voet-, fiets- en/of ruiterpaden;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en voorzieningen, met dien verstande dat kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestopslagvoorzieningen en paardenbakken niet zijn toegestaan.

3.2 Bouwregels

Op voor ' Agrarisch ' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming.

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2,50 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een verantwoorde landschappelijke inpassing of de milieusituatie.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regel in:

  • a. 3.1 onder a ten behoeve van het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen anders dan in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  • b. 3.1 onder a ten behoeve van het gebruik als tuin of erf bij een nabijgelegen woning, met dien verstande dat:
    • 1. de gronden feitelijk niet meer in gebruik zijn ten behoeve van een agrarisch bedrijf;
    • 2. de totale oppervlakte van woning, erf en tuin aaneengesloten ligt en niet groter is dan 1.500 m2;
  • c. 3.1 ten behoeve van het gebruik van gronden voor paardenbakken, mits:
    • 1. de afstand tussen de paardenbak en de bestaande bebouwing ten behoeve waarvan de gronden als paardenbak worden gebruikt niet meer bedraagt dan 25 m;
    • 2. de afstand tussen de paardenbak en woningen van derden niet minder bedraagt dan 70 m;
    • 3. de paardenbak een oppervlakte heeft van niet meer dan 1.300 m2.
3.4.2 Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de afwijking vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de waarden en functies van de gronden die het plan beoogt te beschermen door de afwijking worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aangrenzende gronden en/of nabijgelegen agrarische bedrijven door de afwijking worden geschaad;
  • c. de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de aanvaardbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, ecologie, archeologie en waterhuishouding;
  • d. de landschappelijke inpassing.
3.4.3 Geen afwijking

Indien de waarden, functies en/of belangen als genoemd in 3.4.2 onevenredig worden geschaad dan wel de uitvoerbaarheid en inpassing niet zijn aangetoond, vinden de in 3.4.1 genoemde afwijkingsbevoegdheden geen toepassing.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het planten van bomen en/of struiken;
  • b. het kappen/rooien van bomen en/of struiken;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse kabels of leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening of de datacommunicatiewoning en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;
  • d. het verharden van bestaande infrastructurele voorzieningen, met uitzondering van:
    • 1. het verharden van wegen ter directe ontsluiting van agrarische bouwpercelen en woningen;
    • 2. het aanleggen en/of verharden van koe- en kavelpaden;
  • e. het aanleggen of verharden van voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik.
3.5.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.5.3 Afwegingskader

De uitvoering van de in 3.5.1 genoemde werken en werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden als bedoeld in 3.1 onder b, voor zover van toepassing, onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden onevenredig (kunnen) worden verkleind.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ' Agrarisch 'wijzigen:

  • a. in de bestemming 'Natuur' met dien verstande dat:
    • 1. natuurontwikkeling uitsluitend plaatsvindt ter uitvoering van het provinciaal natuurbeleid;
    • 2. het ruimtelijke en hydrologische afgeronde (natuur)eenheden betreft;
  • b. ten behoeve van opvaarten door het toevoegen van de aanduiding 'waterweg'.
3.6.2 Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de waarden en functies van de gronden die het plan beoogt te beschermen door de wijziging worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aangrenzende gronden en/of nabijgelegen agrarische bedrijven door de wijziging worden geschaad;
  • c. de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de aanvaardbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, ecologie, archeologie en waterhuishouding;
  • d. de landschappelijke inpassing.
3.6.3 Geen wijziging

Indien de waarden, functies en/of belangen als genoemd in 3.6.2 onevenredig worden geschaad dan wel de uitvoerbaarheid en inpassing niet zijn aangetoond, vinden de in 3.6.1 genoemde wijzigingsbevoegdheden geen toepassing.