direct naar inhoud van 2.6 Natuur, landschap en archeologie
Plan: Koopmanweg 28-30
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0082.000900-0003

2.6 Natuur, landschap en archeologie

Natuur - De Flora- en faunawet (2002) richt zich op de bescherming van in het wild levende planten en dieren. Op basis van deze wet is het onder meer verplicht om bij het opstellen van bestemmingsplannen na te gaan of er mogelijk nadelige consequenties zijn voor beschermde inheemse soorten. In dit kader en in het kader van geldende regelgeving op basis van de Natuurbeschermingswet 1998, is door EcoGroen Advies BV een quickscan natuurtoets uitgevoerd, neergelegd in het rapport "Quickscan natuurtoets Echtenerpolder Hoeve BV te Echtenerbrug". De quickscan natuurtoets is in onderhavig bestemmingsplan opgenomen als Bijlage 9 Quickscan natuurtoets. Hierna wordt volstaan met de conclusies uit het onderzoek.

Gebiedsgericht natuurbeleid - Op basis van de ligging en aard van de ruimtelijke ingrepen kan geconcludeerd worden dat zij geen negatieve effecten hebben op de in de omgeving aanwezige habitatrichtlijngebieden, vogelrichtlijngebieden, Beschermde natuurmonumenten, EHS (ecologische hoofdstructuur) of specifieke waarden buiten de EHS.

Door het toepassen van luchtwassers zal de totale uitstoot van ammoniak afnemen. Dit heeft gunstige effecten op de ammoniakbelasting van nabijgelegen ammoniakgevoelige natuurgebieden. Overigens zal in een zone van circa 200 meter rond de locatie de ammoniakdepositie licht toenemen. Binnen deze zone ligt geen ammoniakgevoelig aangeduide EHS.

Aangetroffen en te verwachten soorten - Uit de natuurtoets (een eenmalig veldbezoek en een inventarisatie van bekende verspreidingsgegevens) komen de volgende zaken naar voren:

  • In het plangebied zijn geen beschermde planten of planten van de Rode Lijst aangetroffen of te verwachten.
  • Vaste verblijfplaatsen van vleermuizen ontbreken binnen het plangebied. het plangebied is mogelijk geschikt als beperkt foerageergebied voor enkele vleermuissoorten. Er worden geen lijnvormige elementen verwijderd die een onmisbare vliegroute van vleermuizen vormen.
  • Met name langs de randen van het plangebied zijn vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende, laag beschermde zoogdiersoorten te verwachten.
  • In de singel zijn Houtduif, Vink, Merel, Roodborst, Winterkoning en Heggenmus broedend te verwachten. Mogelijk komt ook Kievit, Scholekster, Graspieper (Rode Lijst 4 = categorie 'gevoelig') tot broeden in het plangebied. Ontheffingsplichtige broedvogels als uilen, spechten en roofvogels zijn niet aangetroffen en worden ook niet verwacht.
  • In de sloot is alleen de niet beschermde Tiendoornige stekelbaars aangetroffen. Ondanks intensief onderzoek zijn geen beschermde vissoorten aangetroffen. Beschermde vissoorten worden dan ook niet verwacht.
  • Laag beschermde amfibieënsoorten als Bruine kikker, Gewone pad, Kleine watersalamander, Meerkikker en Bastaardkikker zijn beperkt voortplantend en overwinterend te verwachten.
  • Er zijn geen beschermde ongewervelden of reptielen aangetoond of te verwachten.

Ontheffing en compenserende en mitigerende maatregelen:

  • Het aanvragen van ontheffing annex artikel 75 van de Flora- en faunawet is niet aan de orde.
  • Verstoring van broedvogels dient te allen tijde voorkomen te worden. Zekerheidshalve raden we het daarom aan om op deze locatie te starten met de werkzaamheden buiten de periode van 15 maart tot 15 juli. Overigens wordt voor het broedseizoen geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Als blijkt dat geen broedvogels binnen de invloedsfeer van de plannen aanwezig zijn, kunnen de werkzaamheden ook binnen deze periode worden gestart.
  • Voor de in het plangebied voorkomende laag beschermde zoogdieren en amfibieën geldt automatisch vrijstelling en is geen ontheffing nodig. Om schade aan zoogdieren en amfibieën te minimaliseren is het wenselijk - indien de planning van activiteiten dit toelaat - het bouwrijp maken van het plangebied uit te voeren in de maanden september en oktober. In deze periode zijn beide soortgroepen relatief weinig kwetsbaar.

Met de hiervoor genoemde compenserende/mitigerende maatregelen zal tijdens de uitvoering van het plan rekening worden gehouden.

Landschap - Het plangebied ligt in de Veenpolder van Echten. Kenmerkend is de openheid en de opstrekkende verkaveling. Er is sprake van een wijdmazig wegen- en waterlopenpatroon, met verspreide bebouwing langs de wegen en waterlopen. De stallen op het perceel Koopmanweg 30 zijn 'achter elkaar' gebouwd. De nokrichting van de stallen staat haaks op de verkavelingsstructuur van de Veenpolder van Echten, die noord-zuid is gericht. De nieuwe stal wordt aan de oostkant van de bebouwing gerealiseerd, daar waar op dit moment sprake is van een graslandperceel. De nokrichting van de nieuwe stal, die 85 bij 53 meter wordt, wordt noord-zuid gericht. Rondom de nieuwe stal zullen bomen en struiken worden geplant. In voorliggend bestemmingsplan is in de planregels vastgelegd dat gronden met de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" mede bestemd zijn voor "het behoud en de versterking van de landschappelijke waarden, tot uitdrukking komend in de instandhouding en aanleg van boomsingels en andere hoogopgaande beplanting". Daarnaast is tussen de gemeente en de varkenshouder een anterieure overeenkomst afgesloten teneinde de landschappelijke inpassing van de nieuw te bouwen stal vast te leggen. Op deze manier wordt de uitvoering van de groeninrichting gegarandeerd. De anterieure overeenkomst is opgenomen als Bijlage 10 Anterieure overeenkomst.

Archeologie - Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. In dit kader is de FAMKE (de Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra) geraadpleegd. Op de advieskaart steentijd-bronstijd is het plangebied aangeduid als 'karterend onderzoek 3 (steentijd)'. Op de advieskaart ijzertijd-middeleeuwen geldt voor een strook langs de Koopmanweg de aanduiding 'karterend onderzoek 3 (middeleeuwen)'. Voor het overige deel van het plangebied geldt 'geen onderzoek noodzakelijk'. Het plangebied maakt (dus) geen onderdeel uit van een archeologisch waardevol terrein.

Gelet op het feit dat:

  • a. het hier een agrarisch bouwperceel betreft,
  • b. de nieuwe stal wordt gebouwd binnen het oorspronkelijke agrarisch bouwperceel, en
  • c. het aantal vierkante meters aan bebouwing ten behoeve van intensieve veehouderij in het voorliggende plan is vastgelegd (zie ook paragraaf 3.3 Planopzet),

mag geconcludeerd worden dat in het kader van deze bestemmingsplanherziening een nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.