Plan: | Lemsterpark, fase 2 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0082.000600-0004 |
De watertoets is het proces van vroegtijdig adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader voor de Watertoets is het vigerend beleid, zoals de vierde Nota Waterhuishouding en Waterbeleid 21e eeuw de "Europese Kaderrichtlijn". Het Wetterskip Fryslân heeft het gewenste waterbeheer vastgelegd in haar Integraal Waterbeheerplan (lWBP).
In het kader van de watertoets is het plan om uit te breiden in Lemmer op de locatie "Lemsterpark, fase 2" enkele keren besproken met het Wetterskip Fryslân. Het waterschap heeft de volgende aandachtspunten en richtlijnen voor het ontwerp van het watersysteem aangegeven.
De bovengenoemde uitgangspunten zijn in de uitvoering van het stedenbouwkundig plan en het waterbeheerplan meegenomen.
Waterstructuurplan
Binnen de bovengenoemde randvoorwaarden zal in overleg met de gemeente en Wetterskip Fryslân een waterhuishouding- en rioleringsplan worden opgesteld, waarbij een duurzame en klimaat bestendige invulling het uitgangspunt vormt.
Voor de afvoer van het regenwater wordt hierbij zoveel mogelijk aangesloten op de tritsen Vasthouden-Bergen-Afvoeren en Schoonhouden-Scheiden-Zuiveren, zoals geformuleerd in het Waterbeleid 21e eeuw. Het toekomstig watersysteem wordt opgedeeld in een tweetal gebieden:
Door deze indeling te kiezen wordt zoveel mogelijk aangesloten op de bestaande situatie en op de omliggende poldersystemen.
Het huidige hoogwatercircuit met vast peil NAP -1,65 meter zal worden gehandhaafd. De watergang langs de Straatweg zal worden doorkruist met dammen naar de woningen en de ontsluitingsweg naar het bedrijventerrein. De dammen zullen worden voorzien van duikers om de doorstroming te garanderen.
Van belang is dat het plangebied is gelegen in het watersysteem De Lemsterpolders. Dit watersysteem wordt bemalen door een gemaal aan de A6. Het peilbeheer in het watersysteem is afgestemd op het landbouwkundig gebruik van de grond. De drooglegging in het watersysteem is gemiddeld 0,80 meter. Het plangebied staat in open verbinding met de rest van het watersysteem via een hoofdwatergang aan de oostzijde van zone III en een open waterberging aan de noord- en oostzijde van het plangebied. De watergangen in het plangebied zullen worden gedempt.
Er zijn geen peilregulerende kunstwerken geplaatst, zodat het peil in het plangebied het regiem van het polderpeil volgt. Indien de gewenste drooglegging in het plangebied niet gehaald wordt, zal lokaal grondophoging worden toegepast.
Door de toename van het verharde oppervlak in het plangebied is er verminderde infiltratie van regenwater naar het grondwater. Het regenwater dat op het verharde oppervlak valt zal deels via afvoergreppels en deels via de riolering afgevoerd worden naar het oppervlaktewater in het plangebied. Door verminderde infiltratie vindt er een versnelde afvoer plaats van regenwater naar het oppervlaktewater. Om wateroverlast en afwenteling te voorkomen is in het plangebied de open waterberging vergroot, met name in de strook langs de A6 en de noordzijde. In het plangebied zal minimaal 10% van het verharde oppervlakte (dak en bestrating) als open water ten behoeve van berging uitgevoerd worden. Voor de afvoer van het regenwater zullen milieuvriendelijke (emmissievrije) materialen worden gebruikt.
De riolering in het plangebied is een verbeterd gescheiden stelsel. Voor het dwa-stelsel zijn geen overloopvoorzieningen benodigd.
Om onderhoud aan watergangen te kunnen uitvoeren wordt een eenzijdige onderhoudsstrook van minimaal 5 meter langs de hoofdwatergang vrijgehouden van obstakels. Het onderhoud aan de hoofdwatergang zal door het waterschap uitgevoerd worden. De overige wateren vallen onder de schouwplicht, waarbij over het algemeen de jaarlijkse onderhoudsplicht aan de aanliggende eigenaren is aangewezen.
De oevers van de waterberging aan de oost- en noordzijde wordt natuurvriendelijk ingericht. Door de natuurvriendelijke inrichting wordt de belevingswaarde van het gebied versterkt en wordt tevens bijgedragen aan de ecologische waarden van het plangebied.