direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Oosterzee - Gietersebrug
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0082.000500-0004

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf'op de volgende adressen:
    • 1. Herenweg 16/16a/18: tevens een metaalbewerkingsbedrijf is toegestaan;
    • 2. Herenweg 24a: tevens een landbouwmechanisatiebedrijf is toegestaan;
    • 3. Herenweg 28-30: een autoherstelinrichting is toegestaan;
  • b. bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht niet zijn toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' voor niet meer dan 4 recreatiewoningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' uitsluitend voor de opslag van goederen, waaronder niet begrepen gevaarlijke stoffen of de stalling van vrachtwagens.
4.2 Bouwregels

Op voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen de volgende regels gelden:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduidingen 'maximale goothoogte (m)' en 'maximale bouwhoogte (m)' mogen de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de plankaart in het bouwvlak is aangegeven;
  • c. de dakhelling niet minder dan 150 en niet meer dan 600 mag bedragen.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. in afwijking van het bepaalde in 4.2.1 onder a mogen bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning ook buiten het bouwvlak worden gebouwd met inachtneming van een afstand van 10 m tot een aan een verkeersbestemming grenzende bestemmingsgrens;
  • b. de afstand tot de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan mag niet minder dan 4 m bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde in 4.2.1 onder b mag de goothoogte van bijhorende bouwwerken niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde in 4.2.1 onder c mag de dakhelling niet minder dan 30o en niet meer dan 600 bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing', zijn bijbehorende gebouwen niet toegestaan met uitzondering van bebouwing binnen het bouwvlak bedoeld voor een berging met een maximale bouwhoogte van 4 m.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen die tussen de weg en het gebouw dat het dichtst bij de weg is gelegen of het verlengde daarvan worden gebouwd, mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2,50 m bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing', zijn bouwwerken, geen gebouw zijnde niet toegestaan.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 4.2.1 onder c en in 4.2.2 onder e en toestaan dat de dakhelling van de hoofdgebouwen wordt verlaagd, respectievelijk de hoofdgebouwen geheel of gedeeltelijk van een platte afdekking worden voorzien, uitsluitend indien dit noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. 4.2.2 onder a en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning niet meer dan 75 m2 mag bedragen.
4.3.2 Afwegingskader

De in 4.3.1 genoemde omgevingsvergunningen worden slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en gebouwen voor detailhandel die niet is toegestaan op grond van 4.1 ;
  • b. het gebruik van de gronden voor het stallen van vrachtwagens;
  • c. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen.