direct naar inhoud van Artikel 9 Maatschappelijk
Plan: Oosterzee - Buren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0082.000400-0002

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Maatschappelijk ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding cultuurhistorische waarden (rijksmonumenten) voor het behoud, de versterking en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden;

met daarbijbehorende gebouwen - niet zijnde bedrijfswoningen - bouwwerken, geen gebouw zijnde, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op voor ' Maatschappelijk ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding cultuurhistorische waarden, dient de hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan te worden gehandhaafd, met dien verstande dat een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% is toegestaan, waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast.
9.2.2 Bijgebouwen

Voor bijgebouwen ten behoeve van beheer in aanvulling op of in afwijking van het bepaalde in lid 9.2.1 gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen per bestemmingsvlak niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
  • b. de goothoogte van een bijgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • c. de dakhelling van een bijgebouw niet minder dan 25o en niet meer dan 60° mag bedragen.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag, indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht, niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ter bescherming van de cultuurhistorische waarden als genoemd in lid 9.1 onder b nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

9.4 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in artikel 20.2 vermelde voorbereidingsprocedure.