direct naar inhoud van 6.1 Algemeen
Plan: Buitengebied 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0082.000300-0004

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels voor zover nodig van een nadere toelichting voorzien.

De regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal bepalingen zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is.

De bij dit plan behorende regels zijn conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • Inleidende regels;
  • Bestemmingsregels;
  • Algemene regels;
  • Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Als begrippen niet zijn opgenomen kan worden aangesloten bij Van Dale en het spraakgebruik.

Onder het begrip detailhandel valt bedrijfsmatige internetverkoop vanuit een woning, voor zover de goederen in de woning zijn uitgestald en daar kunnen worden afgehaald. Als de goederen ter plaatse niet zijn uitgestald en ze bijvoorbeeld uitsluitend via de post worden geleverd, valt het niet onder detailhandel.

Daarnaast wordt in dit hoofdstuk aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Hoofdstuk 2 bevat bestemmingsregels. Conform de SVBP kunnen de bestemmingsregels bestaan uit:

  • 1. een bestemmingsomschrijving;
  • 2. bouwregels;
  • 3. de bevoegdheid om nadere eisen te stellen;
  • 4. de bevoegdheid om af te wijken van de bouwregels;
  • 5. specifieke gebruiksregels;
  • 6. de bevoegdheid om af te wijken van de gebruiksregels;
  • 7. een stelsel van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 8. een wijzigingsbevoegdheid.

ad 1, 5 en 6 (bestemmingsomschrijving, specifieke gebruiksregels, afwijking)

De bestemmingsomschrijving is van groot belang om vast te stellen waartoe de gronden mogen worden gebruikt. Zie ook de algemene gebruiksregels in het hoofdstuk Algemene regels. Soms is in de specifieke gebruiksregels een nadere invulling gegeven van de bestemmingsomschrijving. De reden daarvoor kan verschillend zijn.

In sommige gevallen is de specifieke gebruiksregel opgenomen om duidelijk aan te geven welk gebruik in strijd met de bestemming moet worden geacht. Zo'n bepaling mag niet a contrario worden uitgelegd. De omschrijving van hetgeen in elk geval als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt is niet limitatief. Er kunnen dus geen conclusies worden getrokken ten aanzien van het gebruik dat niet in het gebruiksvoorschrift is opgenomen; dat dient steeds te worden getoetst aan de bestemmingsomschrijving.

In andere gevallen is de specifieke gebruiksregel opgenomen om de afwijkingsbevoegdheid helder te kunnen formuleren.

De mogelijkheid om af te wijken van de gebruiksregels, opgenomen in hetzij de bestemmingsomschrijving hetzij de specifieke gebruiksregels, is opgenomen om bij bepaald gebruik een afweging te kunnen maken ten aanzien van de locatie.

In het kader van de handhaving van het bestemmingsplan zijn de bestemmingsomschrijving en de specifieke gebruiksregels van groot belang.

ad 2 en 4 (bouwregels, afwijking)

De bouwregels geven de bouwmogelijkheden aan. Omdat steeds is opgenomen dat alleen mag worden gebouwd ten dienste van de bestemming zijn de bouwmogelijkheden niet los te zien van de bestemmingsomschrijving.

Ondergronds bouwen is toegestaan zolang maar wordt gebouwd ten dienste van de bestemming en met inachtneming van de bouwregels.

ad 3 (nadere eisen)

De bevoegdheid om nadere eisen te stellen is opgenomen om bepaalde belangen te kunnen behartigen. Een aantal voorbeelden.

  • Bij de bestemming "Wonen" is de plaats van de woning niet vastgelegd. Dat betekent dat de woning in beginsel overal in het bestemmingsvlak kan worden herbouwd met inachtneming van de algemene bouwregels. Als de woning wordt herbouwd dichter bij een naastgelegen agrarisch bedrijf bestaat de kans dat het agrarisch bedrijf daardoor wordt beperkt in zijn mogelijkheden. Om dat te voorkomen kan ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden (in dit geval het naast gelegen agrarische bedrijf) een nadere eis worden gesteld aan de plaats van de woning, zodat de woning niet te dicht bij het agrarisch bedrijf wordt gesitueerd.
  • Een agrariĆ«r wil een sleufsilo plaatsen in de nabijheid van een woning. Vanuit milieuoogpunt is dat ongewenst. Ten behoeve van de milieusituatie kunnen burgemeester en wethouders een nadere eis stellen aan de plaats van een sleufsilo. Dat betekent dat de sleufsilo niet te dicht bij de woning mag worden gebouwd.
  • Een agrariĆ«r wil uitbreiden. De kwaliteit van het landelijk gebied wordt in belangrijke mate bepaald door de inrichting van het boerenerf. De plaats van de bebouwing, de boomsingels en de hoogopgaande beplanting spelen daarbij een belangrijke rol. Om ruimte te geven aan houtsingels kan een nadere eis worden gesteld aan de plaats van de uitbreiding.

ad 7 (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

Alle activiteiten die niet zijn aan te merken als bouwen vallen onder gebruik, dus ook het uitvoeren van werken en werkzaamheden (die geen bouwwerkzaamheden zijn). Het is de bestemmingsomschrijving die bepaalt of een bepaald gebruik al dan niet toelaatbaar is. Voorafgaand aan de vraag of een omgevingsvergunning nodig is dient dus steeds eerst de vraag te worden beantwoord of de activiteit in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving. Zo ja, dan komt men toe aan de vraag of voor die activiteit een omgevingsvergunning nodig is en zo ja, of die kan worden verleend. Bij de vraag of de omgevingsvergunning kan worden verleend worden de waarden afgewogen die in de bestemmingsomschrijving zijn vermeld. Doorgaans gaat het om de landschappelijke, natuurlijke en de cultuurhistorische waarden.

ad 8 (wijziging)

De wijzigingsbepaling maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming of een wijziging in de aanduidingen op de plankaart mogelijk. De uitvoeringsbevoegdheid is - evenals bij de afwijkingsbevoegdheid - gelegd bij burgemeester en wethouders. Op basis van artikel 3.9a Wro worden belanghebbenden conform afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid gesteld hun zienswijze omtrent de wijziging naar voren te brengen.

Hoofdstuk 3 bevat algemene regels die in beginsel voor het gehele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen. Uit praktische overwegingen zijn ze conform de SVBP in een afzonderlijk hoofdstuk ondergebracht.

Hoofdstuk 4 bevat het op grond van het Besluit ruimtelijke ordening voorgeschreven overgangsrecht.