direct naar inhoud van 4.3 Externe veiligheid
Plan: Bûtengebiet en doarpen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0081.04BP0002-VA02

4.3 Externe veiligheid

4.3.1 Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Algemeen

Het bureau Externe Veiligheid Fryslân heeft een advies externe veiligheid opgesteld. Het advies is opgenomen in Bijlage 4 Advies externe veiligheid bij deze toelichting. In deze paragraaf is een samenvatting gegeven van het advies en aangegeven hoe dit is vertaald in dit bestemmingsplan.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Door het plangebied loopt de provinciale weg N357. Deze weg is mogelijk relevant in verband met transport van gevaarlijke stoffen.

Toetsingskader bij beoordeling van risico's van vervoer van gevaarlijke stoffen bij ruimtelijke ordeningsbesluiten is de Circulaire Risiconormering vervoer gevaar stoffen (cRNVGS). In de cRNVGS is aangegeven dat berekeningen uitgevoerd dienen te worden overeenkomstig de conceptversie van de Handleiding Risicoanalyse Transport (hierna: HART). In HART staat uitvoerig beschreven op welke wijze de risicoberekening uitgevoerd moet worden. Daarbij wordt ook aangegeven welke gegevens (vervoer en populatie) daarbij ingevoerd moeten worden. In de cRNVGS is aangegeven dat in sommige gevallen de berekening van het PR en het GR achterwege kan blijven. Hiervoor zijn vuistregels in de vorm van drempelwaarden voor vervoersaantallen opgesteld die de gebruiker een indicatie geven wanneer een risicoberekening zinvol is.

Volgens HART heeft een weg buiten de bebouwde kom geen 10-6 contour wanneer het aantal GF3 transporten per jaar lager is dan 500. In casu zijn 176 transporten per jaar geteld. Er is geen sprake van een 10-6 contour.

Wanneer de vervoersstroom gevaarlijke stoffen in tankwagens stoffen bevat uit de categorieën LT3, GT4 of GT5, dan zal een RBM-II berekening uitgevoerd moeten worden. Hiervan is geen sprake. Wanneer GF3 minder is dan 10 maal de drempelwaarde in tabel 5 van HART wordt de oriëntatiewaarde van het GR niet overschreden. Het aantal GF3 transporten bedraagt 176. De minimale afstand is 15 meter, de maximale dichtheid is 40 p/ha. Aflezen van tabel 5 geeft 2400 transporten GF3 om 10% van de oriëntatiewaarde te overschrijden en 24000 om de oriëntatiewaarde te overschrijden. Het GF3 transporten is minder dan de drempelwaarde in tabel 5 van HART. De 10% van de oriëntatiewaarde wordt niet overschreden.

Geconcludeerd kan worden dat het transport van gevaarlijke stoffen over de N357 geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan.

Buisleidingen

In het plangebied lopen meerdere hogedruk aardgasbuisleidingen. In onderstaande tabel zijn de bij de verschillende leidingen behorende diameters, werkdruk en veiligheidsafstanden weergegeven.

Leidingnaam   Diameter (mm)   Druk (bar)   Invloedsgebied GR (m)   PR 10-6 contour  
N-502-39   108   40   45   nee  
N-502-42   108   40   45   nee  
N-502-49   219,1   40   95   nee  
N-503-70   168,3   40   70   nee  
N-505-30   212   40   95   nee  
N-502-41   108   40   45   nee  
N-505-28   457   40   200   nee  
N-502-50   108   40   45   nee  

Figuur 15: Overzicht leidingen binnen het plangebied.

De leidingen en de belemmeringenstrook ten behoeve van onderhoud hebben de dubbelbestemming “Leiding - Gas”. Op deze manier wordt de leiding beschermd.

In het gedeelte van het plangebied dat binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleidingen valt, bevinden zich objecten waar mensen verblijven. Omdat met dit plan (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan (in casu de huidige bebouwing) dient een GR berekening te worden uitgevoerd. Deze berekening is weergegeven in het advies externe veiligheid dat is opgenomen in Bijlage 4 Advies externe veiligheid bij deze toelichting. Uit de FN-curven kan worden opgemaakt dat voor leiding N-505-30 een GR aandachtspunt binnen het invloedsgebied is waar te nemen. Voor de overige leidingen is geen GR geconstateerd. Ondanks het feit dat sprake is van een GR binnen het invloedsgebied van de transportleiding is het GR onder de oriëntatiewaarde gelegen. In casu gaat het om een conserverend bestemmingsplan, waar planologisch geen nieuwe ontwikkelingen te verwachten zijn. Het aantal personen binnen het invloedsgebied van de transportleidingen neemt conform dit bestemmingsplan niet toe. Ten opzichte van de berekende huidige situatie treedt geen wijziging op. Bij toepassing van wijzigingsbevoegdheden zal afzonderlijk gekeken worden naar het aspect externe veiligheid. De verwachting is dat de wijzigingsbevoegdheden uitvoerbaar zijn.

Geconcludeerd kan worden dat de hogedruk aardgastransportleidingen geen belemmeringen vormen voor het GR van onderhavig plan

Risicovolle inrichtingen

In het plangebied komen de volgende risicovolle inrichtingen voor of liggen de risicocontouren over het plangebied:

  • 1. LPG- tankstation aan de Bredyk 19 in Jelsum;
  • 2. Propaangastank aan de Mieddyk in Hijum;
  • 3. Biogasinstallatie aan de Harnsterdyk 7 in Stiens;
  • 4. Biogasinstallatie aan de Haskedyk 2 in Jelsum.

Ad. 1. LPG- tankstation aan de Bredyk 19 in Jelsum

Het tankstation ligt niet in het plangebied, maar de risicocontouren van het afleverpunt, het ondergrondse reservoir en het vulpunt vallen wel over het plangebied. Binnen deze zone zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten gelegen. Geconcludeerd kan worden dat het LPG-station geen belemmering vormt voor het PR van dit bestemmingsplan. Om te voorkomen dat er wel (beperkt) kwetsbare objecten gerealiseerd kunnen worden, zijn de risicocontouren aangeduid als veiligheidszone - lpg. Dit is toegelicht in paragraaf 5.36.10 veiligheidszone - lpg.

Het invloedsgebied bedraagt 150 meter. Binnen deze afstand zijn (beperkt) kwetsbare objecten gelegen. Het GR ligt lager dan de oriëntatiewaarde. Door het toepassen van de in het convenant “LPG autogas” genoemde maatregelen, zoals een verbeterde vulslang en het aanbrengen van een hittewerende bekleding op de tankauto's, neemt het GR verder af. Deze maatregelen zijn eind 2010 doorgevoerd. Door het treffen van deze maatregelen neemt het GR af tot waarden die onder de oriëntatiewaarde liggen. Het aantal personen binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation neemt conform dit bestemmingsplan niet toe. De toekomstige situatie is daarmee gelijk aan de huidige situatie. Geconcludeerd kan worden dat het LPG tankstation aan de Bredyk 19 geen belemmering vormt voor het GR van onderhavig plan.

Ad. 2. Propaangastank aan de Mieddyk in Hijum

Aan de Mieddyk 2 in Hijum wordt propaangas opgeslagen in een bovengrondse tank. De inhoud van de propaangastank is 3 m3. De inrichting valt niet onder het Bevi. Hierdoor zijn geen grens- en richtwaarden van toepassing in het kader van externe veiligheid. Wel is de opslag van propaan in reservoirs van 3 m3 en groter "Risicokaart relevant". Bij de opslag van propaan dient bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met een PR 10-6 contour van 10 meter. De PR 10-6 contour valt deels buiten de inrichting. Binnen deze contour is weiland (een sloot) gelegen. Er is geen sprake van een (beperkt) kwetsbaar object. Theoretisch gezien kan er, alleen via een wijzigingsbevoegdheid, een (beperkt) kwetsbaar object gerealiseerd worden, maar dit is niet waarschijnlijk.


Het invloedsgebied valt deels buiten de inrichting. Binnen het invloedsgebied van de inrichting is de Mieddyk en weiland gelegen. Er bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de contour. Er kunnen alleen met een wijzigingsbevoegdheid (beperkt) kwetsbare objecten gerealiseerd worden. Eén van de toetsingscriteria bij de wijzigingsbevoegdheden is de milieusituatie. Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zal daarom onder meer beoordeeld worden of het groepsrisico verantwoord is. De verwachting is dat het groepsrisico verantwoord wordt geacht gezien de beperkte aanwezigheid van (kwetsbare) objecten binnen het invloedsgebied in de huidige situatie.


Geconcludeerd kan worden dat de propaangastank geen belemmering vormt voor onderhavig plan.


Ad. 3. Biogasinstallatie Stiens

Aan de Harnsterdyk 7 in Stiens wordt biogas opgeslagen. De inhoud van de biogastank is 275 m3. De inrichting valt niet onder het Bevi. Hierdoor zijn geen grens- en richtwaarden van toepassing in het kader van externe veiligheid. Wel is de opslag van biogas “Risicokaart relevant”. Volgens het RIVM rapport “Effect- en risicoafstanden bij de opslag van biogas” d.d. 3 maart 2008 dient bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met een PR 10-6 contour van 25 meter. De PR 10-6 contour valt voor een klein gedeelte buiten de inrichting. Binnen deze contour is de Harnsterdyk gelegen. Er is geen sprake van een (beperkt) kwetsbaar object. Theoretisch gezien kan er, alleen via een wijzigingsbevoegdheid, een (beperkt) kwetsbaar object gerealiseerd worden, maar dit is niet waarschijnlijk.

Het invloedsgebied valt deels buiten de inrichting. Binnen het invloedsgebied van de biogasopslag is de Harnsterdyk en weiland gelegen. Er bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de contour. Er kunnen alleen met een wijzigingsbevoegdheid (beperkt) kwetsbare objecten gerealiseerd worden. Eén van de toetsingscriteria bij de wijzigingsbevoegdheden is de milieusituatie. Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zal daarom onder meer beoordeeld worden of het groepsrisico verantwoord is. De verwachting is dat het groepsrisico verantwoord wordt geacht gezien de beperkte aanwezigheid van (kwetsbare) objecten binnen het invloedsgebied in de huidige situatie.

Geconcludeerd kan worden dat de biogasinstallatie geen belemmering vormt voor onderhavig plan.

Ad. 4. Biogasinstallatie Jelsum

Aan de Haskedyk 2 in Jelsum wordt biogas opgeslagen. De inhoud van de biogastank is 275 m3. De inrichting valt niet onder het Bevi. Hierdoor zijn geen grens- en richtwaarden van toepassing in het kader van externe veiligheid. Wel is de opslag van biogas “Risicokaart relevant”. Volgens het RIVM rapport “Effect- en risicoafstanden bij de opslag van biogas” d.d. 3 maart 2008 dient bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met een PR 10-6 contour van 25 meter.

De PR 10-6 contour valt binnen de erfgrens van de inrichting. Het invloedsgebied (GR) valt voor een heel klein gedeelte buiten de inrichting. Binnen het invloedsgebied van de biogasopslag is water en een klein stukje bos gelegen. Dit groen is specifiek bestemd als waardevolle beplanting en daarmee kunnen hier geen (beperkt) kwetsbare objecten gerealiseerd worden.

Geconcludeerd kan worden dat de biogasinstallatie geen belemmering vormt voor onderhavig plan.

Vliegbasis Leeuwarden

Op de Vliegbasis Leeuwarden en bij Beetgumermolen wordt munitie opgeslagen. Rond deze munitieopslagplaatsen liggen drie veiligheidszones. Dit zijn respectievelijke de A-zone, de B-zone en de C-zone. Binnen de A-zone mogen geen bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk maken, of de aanleg van autowegen, autosnelwegen, spoorwegen of druk bevaren waterwegen, parkeerterreinen of recreatieve voorzieningen toestaan. Ook mogen geen agrarische bestemmingen worden opgenomen die niet kunnen worden gerealiseerd zonder een meer dan incidentele aanwezigheid van enkele personen. Binnen de B-zone mogen geen bestemmingen opgenomen worden die het oprichten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toestaan. Tot slot mogen binnen de C-zone geen bestemmingen opgenomen worden die het oprichten van bouwwerken mogelijk maken met vlies- of gordijngevelconstructies of grote glasoppervlakten en waarbinnen zich doorgaans een groot aantal personen bevindt.

In het plangebied ligt alleen een gedeelte van de C-zone rond de opslagplaatsen. Aan de gronden die in deze zone liggen, is een aanduiding gekoppeld. Aan de aanduiding zijn regels gekoppeld, die voorkomen dat er te grote concentraties mensen binnen de zone aanwezig kunnen zijn. Ook is het binnen deze aanduiding niet mogelijk gebouwen te realiseren met grote glasoppervlakken en vlies- of gordijngevelconstructies.

Advies Brandweer Fryslân

De Brandweer Fryslân heeft zich in haar vooroverlegreactie uitgelaten over de aspecten bestrijding en beperking van rampen, bereikbaarheid en zelfredzaamheid van personen, zodat vervolgens een volledige verantwoording van het GR kon plaatsvinden. De Brandweer geeft aan dat maatregelen ten aanzien van het effectgebied en bij de risicobron niet worden voorgesteld op basis van de huidige beschikbare gegevens. Wel wordt in overweging gegeven om bij het tankstation venstertijden in te stellen zodat er niet meer bevoorraad wordt ten tijde van een drukke bezetting van het naastgelegen restaurant.

Conclusie

Ondanks maatregelen ter verhoging van de veiligheid kunnen risico's nooit voor 100% worden weggenomen. Ook na het nemen van veiligheidsverhogende maatregelen zal een restrisico blijven bestaan.

Op basis van bovenstaande en het advies van de Brandweer Fryslân, wordt het restrisico aanvaardbaar geacht.

Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid (vooralsnog) geen belemmering vormt voor de haalbaarheid van voorliggend plan.

4.3.2 Normstelling en beleid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de GR-contour moet een bestuurlijke verantwoording plaatsvinden. De verantwoording bevat de volgende elementen:

1. de personendichtheid;

2. de hoogte van het groepsrisico;

3. maatregelen ter beperking van het groepsrisico;

4. de voor- en nadelen van alternatieve locaties;

5. de mogelijkheden voor bestrijding van calamiteiten;

6. de mogelijkheden tot zelfredzaamheid binnen het invloedsgebied.

Voorafgaand aan de vaststelling stelt het bevoegd gezag het bestuur van de veiligheidsregio waarin de risicobronnen liggen in de gelegenheid om in verband met het groepsrisico advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting.