direct naar inhoud van REGELS
Plan: Stiens - Pyter Jurjensstrjitte 8-10
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0081.02WP0006-VA01

REGELS

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen


In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het wijzigingsplan Stiens - Pyter Jurjensstrjitte 8-10 met identificatienummer NL.IMRO.0081.02WP0006-VA01 van de gemeente Leeuwarderadeel.


De begrippen, voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het bestemmingsplan Stiens (vastgesteld 12 juni 2012) zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2 Wijze van meten

De wijze van meten, voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het bestemmingsplan Stiens (vastgesteld 12 juni 2012) zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daarbijbehorende:

  • i. gebouwen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • k. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • l. tuinen;
  • m. erven;
  • n. terreinen;
  • o. wegen en paden;
  • p. openbare nutsvoorzieningen;
  • q. parkeervoorzieningen;
  • r. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • s. groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op de voor 'Centrum' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • c. afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, mogen worden gehandhaafd.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 100 m² bedragen;
  • b. de afstand tot de voorgevel moet minimaal 3 m zijn;
  • c. indien het zij- of achtererf grenst aan de weg of een openbaar pad dient de afstand tot de weg of het pad minimaal 1 m te zijn;
  • d. bij toepassing van platte afdekking mag de bouwhoogte maximaal 3 m bedragen;
  • e. bij toepassing van een (zadel)kap mag de goothoogte maximaal 3 m bedragen en de bouwhoogte maximaal 5 m;
  • f. bij toepassing van een lessenaarsdak mag de goothoogte maximaal 3 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 4 m en de dakhelling maximaal 15°.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de woonsituatie;
  • e. de sociale en externe veiligheid.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

3.2.2 onder a voor het vergroten van de oppervlakte tot een maximum van 150 m²

3.4.2 Afwegingskader

Een in 3.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. stedenbouwkundige karakteristieke gebouwen.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gebouwen ten behoeve van een kantoor met vloeroppervlakte van meer dan 600 m2.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 onder a en de vestiging toestaan van een bedrijf niet genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging of die volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging van een hogere categorie is, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorieën, met dien verstande dat:

  • a. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • b. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
3.6.2 Afwegingskader

Een in 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. milieusituatie.

Artikel 4 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1

De regels van de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1' van het bestemmingsplan Stiens (vastgesteld 12 juni 2012) zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

De algemene regels, voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het bestemmingsplan Stiens (vastgesteld 12 juni 2012) zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 5 Overgangsrecht

5.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gedaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 5.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergoten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 5.1 onder a met maximaal 10%.
  • c. 5.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
5.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 5.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in 5.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. 5.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 6 Slotregel


Deze regels worden aangehaald als:


Regels van het wijzigingsplan  Stiens - Pyter Jurjensstrjitte 8-10 

van de gemeente Leeuwarderadeel .


Behorende bij het besluit van 26 mei 2015.