direct naar inhoud van Artikel 19 Wonen
Plan: Stiens
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0081.02BP0001-VA01

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woonhuizen;
  • b. aan huis verbonden beroep, mits de activiteiten uitsluitend worden uitgeoefend binnen de woning en/of in aangebouwde bijbehorende bouwwerken, waarbij tevens de volgende regels in acht moeten worden genomen:
    • 1. het bebouwingspercentage ten behoeve van het aan huis verbonden beroepmag niet meer dan 30% bedragen van het totaal op het bouwperceel toegestane bebouwde oppervlak;
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook het beroep uitoefent;
    • 3. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;

met daarbijbehorende:

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • f. tuinen;
  • g. erven;
  • h. water;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen.
19.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

19.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw, zijnde woonhuizen, gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan het aangegeven aantal;
  • c. de breedte van een woonhuis mag niet minder dan 5 m bedragen;
  • d. de afstand van een vrijstaand woonhuis en van de vrijstaande zijde van een aaneengebouwd woonhuis tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • g. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
19.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag per woonhuis niet meer dan 60 m² bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd;
  • b. de afstand tot de voorgevel moet minimaal 3 m zijn;
  • c. indien het zij- of achtererf grenst aan de weg of een openbaar pad dient de afstand tot de weg of het pad minimaal 1 m te zijn;
  • d. bij toepassing van platte afdekking mag de bouwhoogte maximaal 3 m bedragen;
  • e. bij toepassing van een (zadel)kap mag de goothoogte maximaal 3 m bedragen en de bouwhoogte maximaal 5 m;
  • f. bij toepassing van een lessenaarsdak mag de goothoogte maximaal 3 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 4 m en de dakhelling maximaal 15°;
  • g. afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp, mogen worden gehandhaafd.
19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
19.3 Nadere eisen
19.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de woonsituatie;
  • e. de sociale en externe veiligheid.
19.3.2 Procedure

Voor het stellen van een nadere eis geldt de in 31.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

19.4 Afwijken van de bouwregels
19.4.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 19.1 ten behoeve van de realisering van mantelzorg in bestaande bijbehorende bouwwerken en een nieuw te bouwen bijbehorend bouwwerk bij de woning, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot maximaal 100 m2 enmet dien verstande dat deze omgevingsvergunning wordt verleend in combinatie met de omgevingsvergunning, als genoemd in 19.6.1 onder b;
  • b. 19.2.2 onder a en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot niet meer dan 100 m2 ten behoeve van de woonfunctie of een aan huis verbonden beroep;
  • c. 19.2.2 onder d, e en f met het oog op het verhogen van de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot ten hoogste 1 m beneden de bouwhoogte van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 8 m.
19.4.2 Afwegingskader

Een in 19.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
19.5 Specifieke gebruiksregels
19.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  • a. voor niet permanente bewoning;
  • b. van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf;
  • d. het gebruik van de gronden en opstallen voor detailhandel.
19.6 Afwijken van de gebruiksregels
19.6.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde:

  • a. in 19.1 ten behoeve van de realisering van een bed & breakfast adres, mits de activiteiten uitsluitend worden uitgeoefend binnen de woning en/of in aangebouwde bijbehorende bouwwerken waarbij tevens de volgende regels in acht moeten worden genomen:
    • 1. het bebouwingspercentage ten behoeve van het bed & breakfastadres mag niet meer dan 30% bedragen van het totaal op het bouwperceel toegestane bebouwde oppervlak;
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de bed & breakfast bedrijfsmatig exploiteert;
    • 3. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • b. in 19.1 ten behoeve van de realisering van een mantelzorg in bestaande bijbehorende bouwwerken en een nieuw te bouwen bijbehorend bouwwerk bij de woning, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot maximaal 100 m2 enmet dien verstande dat deze omgevingsvergunning wordt verleend in combinatie met de omgevingsvergunning, als genoemd in 19.4.1 onder a;
  • c. in 19.1 en toestaan dat na beëindiging van de functie ten behoeve van mantelzorg, de vrijgekomen ruimte voor verhuur beschikbaar wordt gesteld, mits:
    • 1. het bebouwingspercentage ten behoeve van de verhuur niet meer dan 30% mag bedragen van het totaal op het bouwperceel toegestane bebouwde oppervlak;
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de verhuur van een gedeelte van de woning bedrijfsmatig exploiteert;
    • 3. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • d. in 19.1 juncto 19.5.1 onder d ten behoeve van internetdetailhandel, mits:
    • 1. de voor internetdetailhandel gebruikte vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m2;
    • 2. er geen sprake is van een showroomfunctie;
    • 3. er geen sprake is van een baliefunctie;
    • 4. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de internetdetailhandel verricht;
    • 5. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt.
19.6.2 Afwegingskader

Een in 19.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de woonsituatie.